Onlangs heb ik een nieuw begrip geleerd: ‘allostatic load’, een fascinerend begrip, met grote consequenties voor de zorg voor baby’s en jonge kinderen.
Decennialang hebben we gedacht dat morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte) voor het grootste deel door ons genetisch materiaal konden worden verklaard. Natuurlijk, roken was niet erg gezond, maar ja, iedereen kende wel een opa of een buurman die dat zijn hele leven had gedaan en desondanks de leeftijd van honderd jaar al behoorlijk dicht was genaderd.
Roken is inderdaad geen daad van zelfbehoud, eerder van zelfdestructie, en door onderzoek weten we dat er nog veel meer dingen zijn die je omwille van je gezondheid beter achterwege kunt laten. Toch is er nog veel waarvan we pas langzaam een beter beeld krijgen. Het hele gebied van de neurologische ontwikkeling en dus van de hersenontwikkeling is nog maar ‘pas’ ontgonnen; ‘pas’ betekent in deze context ‘sinds een jaar of vijftien’. In wetenschappelijke termen is dat uiterst recent. Het heeft geleid tot de epigenetica, een heel nieuw vakgebied dat laat zien dat allerlei omgevingsinvloeden een enorme impact kunnen hebben op hoe een organisme zich ontwikkelt en gedraagt.
Dit is wat Wikipedia zegt over het begrip epigenetica: “Epigenetica is het vakgebied binnen de genetica dat de invloed bestudeert van de omkeerbare erfelijke veranderingen in de genfunctie die optreden zonder wijzigingen in de sequentie (volgorde van de basenparen) van het DNA in de celkern. Het bestudeert ook de processen die de zich ontplooiende ontwikkeling van een organisme beïnvloeden. In beide gevallen wordt bestudeerd hoe gen-regulerende informatie die niet in DNA-sequenties wordt uitgedrukt toch van de ene generatie (cellen of organismen) op de andere wordt overgedragen.”
Inmiddels is bekend dat cortisol een hormoon is dat op het proces van hersenontwikkeling een grote invloed heeft. Cortisol komt vrij bij zowel lichamelijke als psychologische stress en verandert de wijze waarop de genetische informatie tot uitdrukking komt. Het verandert ook de wijze waarop het brein zich ontwikkelt en daarmee heeft het dus ook effect op de ontwikkeling van de persoonlijkheid en op de gezondheid.
Nu komen we terug bij hoe dit alles betrekking heeft op de zorg voor baby’s in de beginfase van hun leven. Diep in het menselijk brein ligt verankerd dat een kind bij zijn moeder hoort te zijn, omdat zij degene is die hem warm houdt, beschermt en voedt. Gescheiden zijn van de moeder geeft bij een baby grote lichamelijke en psychische stress. Die pleegt een aanslag op het lichaam; we zeggen dan dat de homeostase, het (eigen, interne) lichamelijk evenwicht, verstoord is. Iedere keer dat er stress is, moet het lichaam alle zeilen bij zetten om die stress te compenseren. Dat kost veel energie, die vervolgens niet voor groei en ontwikkeling kan worden ingezet. Er zijn dan twee strategieën denkbaar: het organisme accepteert die verminderde groei en ontwikkeling of het organisme wil tóch groeien en zich ontwikkelen en besluit om de lichaamsfuncties standaard op een hoger niveau te laten draaien. Dat is, zegt Nils Bergman, zoiets als voortdurend 100 kilometer per uur rijden terwijl je systeem in de tweede of derde versnelling staat. Het is niet moeilijk te begrijpen wat dat op de lange termijn voor de motor betekent: ernstige slijtage (morbiditeit) en uiteindelijk stilstand (mortaliteit).
Het gaat niet meteen mis; je kunt het best een poosje volhouden in die versnelling waarbij je hogere toeren moet maken, maar je bouwt een belasting (allostatische belasting) op die je de kop gaat kosten (allostatische overbelasting). In de woorden van Nils: “The first knock makes you susceptible, the second or third knock hits you over.”
Baby’s die veel stress te verduren hebben, bijvoorbeeld doordat ze hun moeder missen of doordat hun darmstelsel de verkeerde voeding te verwerken krijgt en zo geen goede immuniteit kan ontwikkelen, bouwen dus een allostatische overbelasting op. Ze worden vatbaar voor ziekte, want de cortisol tast hun hele systeem aan. De organen moeten te hard werken (gaan in de ‘overdrive’), cellen raken beschadigd en ziekte ligt op de loer, misschien niet nu meteen, maar op de lange termijn wel.
Dit soort slaaptrainingsprogramma’s zijn dan ook taboe en ook met het toedienen van kunstmatige zuigelingenvoeding zou veel terughoudender moeten worden omgesprongen, net als met het uit elkaar halen van moeder en kind in de prille levensfase.
Werk genoeg, dus, de komende jaren, om dat allemaal te bewerkstelligen! :-)
donderdag 20 december 2012
woensdag 12 december 2012
Vrede op aarde
Een triest geval van een gebrek aan mededogen met en inleving in de medemens vond afgelopen week plaats met de mishandeling en het daaropvolgende overlijden van een lijnrechter in het amateurvoetbal. Hoe komt een kind (de daders zijn pas 15 en 16 jaar oud…) zo onwaarschijnlijk gewelddadig? Hoe kom je zo ver verwijderd van vredelievendheid of desnoods enkel maar zelfbeheersing?
Het goed onder controle houden van al je lichaamsfuncties en jezelf kunnen kalmeren als ze dreigen te ontsporen en biologisch ongezonde waarden aannemen… dat noemen we zelf-regulatie. Een kind kan dat niet bij de geboorte; hij moet dat leren van zijn ouders en in de prille fase primair van zijn moeder. Na negen maanden in haar lijf moet hij nog geruime tijd op of in ieder geval heel dicht in de buurt van haar lijf blijven om haar co-regulerende invloed te ondergaan. Zij biedt hem troost als hij verdrietig is; zij biedt hem bescherming als hij zich onveilig voelt; zij biedt hem voeding als hij honger heeft. De behoeftebevrediging die zij realiseert, geeft het kind het vertrouwen dat de wereld in orde is, dat je er niet alleen voor staat als het moeilijk is.
Fysiologisch leidt dat vertrouwen in het babybrein tot een staat waarin oxytocine en dopamine de overhand hebben. Borstvoeding levert daaraan uiteraard een zeer belangrijke bijdrage, omdat het proces aan de borst enorm veel positieve zintuiglijke prikkels geeft: aanraking, geur, smaak, mama’s huid, gezonde spijsvertering, gezichtsmimiek. Al die ervaringen veroorzaken een boost aan neurologische signalen en leiden tot de aanleg van synapsen, de hersenverbindingen die ervoor zorgen dat we snel en adequaat op van alles en nog wat om ons heen kunnen reageren. Daar worden we als mens ‘groot en sterk’ van, in bredere zin dan alleen maar de ontwikkeling van een krachtig lichaam. We worden er stabiel van; we schieten niet voortdurend in de stress en ervaren niet aan de lopende band bedreigingen in de omgeving. In die koesterende aandacht voelen we ons gezien en gehoord en dus hoeven we niet in een latere fase opgejut en opjuttend op jacht naar behoeftebevrediging. We hoeven ons ook niet steeds gepasseerd en geschoffeerd te voelen, wat vervolgens gemakkelijk in agressieve verdediging ontaardt.
Cruijf zei deze week dat het aan de opvoeding ligt, dat het op dat voetbalveld zo uit de hand liep. Minister Schippers was het daarmee eens, maar trok naar mijn smaak een heel foute conclusie: “Die kinderen moet gewoon luisteren! Gezag, dat is wat ze moeten leren!” Echt, is dat de oplossing?
De geboorte van een baby is de start van een nieuw leven, een mensje in je bestaan aan wie je als ouders veel kunt geven. Een kind dat veel liefde ontvangt, ontwikkelt zich aantoonbaar anders dan een kind dat emotioneel wordt verwaarloosd. En wie zich sterk en ondersteund voelt, treedt het leven anders tegemoet dan wie het gevoel heeft er alleen voor te staan.
Maakt een ander een fout? Dat betekent niet dat hij jouw bestaan ontkent en daarvoor moet worden mishandeld en vermoord. Hij heeft zich misschien gewoon vergist of had een slechte dag. Het is moediger die ander daarvoor te verontschuldigen dan hem in elkaar te slaan.
Deze week las ik: “Het karakter waarmee je geboren bent en dat in je genen zit, maakt meestal de dienst uit. Moed of roekeloosheid of angst, ze zitten in de genen zit en daar kun je niks aan doen.”
Dat zou betekenen dat lafaards en criminelen zo worden geboren, de ultieme vorm van determinisme: “Alles ligt vast, het maakt niets uit met wie je omgaat en welke informatie je tot je neemt, want je kunt nergens aan ontsnappen.” Ik heb dat nooit geloofd en ben zeer verheugd dat onderzoek tegenwoordig aantoont dat de hersenontwikkeling en het karakter daadwerkelijk door de omgeving worden beïnvloed. Het maakt dus wel degelijk uit hoe we onze kinderen bejegenen.
Laten we er dus zijn voor ze. Dat nabijheid en koestering in de prille levensfase ‘verwennen’ zouden zijn, is zoiets als zeggen dat de aarde plat is; het is achterhaalde wetenschap. Wanneer we onze kinderen vasthouden als ze klein zijn, kunnen we ze bij het groter worden in vertrouwen loslaten en hun ontdekkingsdrang de ruimte geven. Wanneer we hen respectvol benaderen, zullen zij ons en de wereld respectvol tegemoet treden. Dat is waar ‘vrede op aarde’ begint!
Het goed onder controle houden van al je lichaamsfuncties en jezelf kunnen kalmeren als ze dreigen te ontsporen en biologisch ongezonde waarden aannemen… dat noemen we zelf-regulatie. Een kind kan dat niet bij de geboorte; hij moet dat leren van zijn ouders en in de prille fase primair van zijn moeder. Na negen maanden in haar lijf moet hij nog geruime tijd op of in ieder geval heel dicht in de buurt van haar lijf blijven om haar co-regulerende invloed te ondergaan. Zij biedt hem troost als hij verdrietig is; zij biedt hem bescherming als hij zich onveilig voelt; zij biedt hem voeding als hij honger heeft. De behoeftebevrediging die zij realiseert, geeft het kind het vertrouwen dat de wereld in orde is, dat je er niet alleen voor staat als het moeilijk is.
Fysiologisch leidt dat vertrouwen in het babybrein tot een staat waarin oxytocine en dopamine de overhand hebben. Borstvoeding levert daaraan uiteraard een zeer belangrijke bijdrage, omdat het proces aan de borst enorm veel positieve zintuiglijke prikkels geeft: aanraking, geur, smaak, mama’s huid, gezonde spijsvertering, gezichtsmimiek. Al die ervaringen veroorzaken een boost aan neurologische signalen en leiden tot de aanleg van synapsen, de hersenverbindingen die ervoor zorgen dat we snel en adequaat op van alles en nog wat om ons heen kunnen reageren. Daar worden we als mens ‘groot en sterk’ van, in bredere zin dan alleen maar de ontwikkeling van een krachtig lichaam. We worden er stabiel van; we schieten niet voortdurend in de stress en ervaren niet aan de lopende band bedreigingen in de omgeving. In die koesterende aandacht voelen we ons gezien en gehoord en dus hoeven we niet in een latere fase opgejut en opjuttend op jacht naar behoeftebevrediging. We hoeven ons ook niet steeds gepasseerd en geschoffeerd te voelen, wat vervolgens gemakkelijk in agressieve verdediging ontaardt.
Cruijf zei deze week dat het aan de opvoeding ligt, dat het op dat voetbalveld zo uit de hand liep. Minister Schippers was het daarmee eens, maar trok naar mijn smaak een heel foute conclusie: “Die kinderen moet gewoon luisteren! Gezag, dat is wat ze moeten leren!” Echt, is dat de oplossing?
De geboorte van een baby is de start van een nieuw leven, een mensje in je bestaan aan wie je als ouders veel kunt geven. Een kind dat veel liefde ontvangt, ontwikkelt zich aantoonbaar anders dan een kind dat emotioneel wordt verwaarloosd. En wie zich sterk en ondersteund voelt, treedt het leven anders tegemoet dan wie het gevoel heeft er alleen voor te staan.
Maakt een ander een fout? Dat betekent niet dat hij jouw bestaan ontkent en daarvoor moet worden mishandeld en vermoord. Hij heeft zich misschien gewoon vergist of had een slechte dag. Het is moediger die ander daarvoor te verontschuldigen dan hem in elkaar te slaan.
Deze week las ik: “Het karakter waarmee je geboren bent en dat in je genen zit, maakt meestal de dienst uit. Moed of roekeloosheid of angst, ze zitten in de genen zit en daar kun je niks aan doen.”
Dat zou betekenen dat lafaards en criminelen zo worden geboren, de ultieme vorm van determinisme: “Alles ligt vast, het maakt niets uit met wie je omgaat en welke informatie je tot je neemt, want je kunt nergens aan ontsnappen.” Ik heb dat nooit geloofd en ben zeer verheugd dat onderzoek tegenwoordig aantoont dat de hersenontwikkeling en het karakter daadwerkelijk door de omgeving worden beïnvloed. Het maakt dus wel degelijk uit hoe we onze kinderen bejegenen.
Laten we er dus zijn voor ze. Dat nabijheid en koestering in de prille levensfase ‘verwennen’ zouden zijn, is zoiets als zeggen dat de aarde plat is; het is achterhaalde wetenschap. Wanneer we onze kinderen vasthouden als ze klein zijn, kunnen we ze bij het groter worden in vertrouwen loslaten en hun ontdekkingsdrang de ruimte geven. Wanneer we hen respectvol benaderen, zullen zij ons en de wereld respectvol tegemoet treden. Dat is waar ‘vrede op aarde’ begint!
Labels:
aandacht,
behoeftebevrediging,
mededogen,
mishandeling,
veilig
woensdag 5 december 2012
Zero separation!
De trein maakte snelheid en raasde weg uit België. Ik liet Brussel achter me en kan terugkijken op twee prachtige dagen, waarin Nils Bergman en zijn werk centraal stonden en dus ook ‘Koester je kleintje’. ‘Koester je kleintje’ wordt de titel van de Nederlandse vertaling van ‘Hold Your Prem’, het boek dat Jill Bergman samen met Nils schreef en oh, wat zou ik willen dat dat boek al af was… De boodschap van Nils moet de wereld in! Het is niet genoeg dat er hier en daar een paar mensen zijn die erover horen en die ademloos luisteren naar zijn revolutionaire betoog. De essentie van wat hij zegt, verdient, omwille van de gezondheid van onze kinderen en onszelf, een breed maatschappelijk draagvlak!
De Belgische vroedvrouwen (waarvan vele ook lactatiekundige zijn) hadden gisteren een studiedag over borstvoeding en het grootste deel van de dag was Nils aan het woord. Wie hem al eens heeft horen spreken, weet wat dat betekent: powerpoints met een stortvloed aan beelden en woorden en schema’s en overzichten en onderzoeksreferenties en stroomdiagrammen en herhalingen, met grote gele letters op een blauwe ondergrond. Veel dia’s gaan sneller voorbij dan je ze kunt lezen, laat staan dat je al die mooie kreten netjes op papier kunt krijgen. Werkt zo’n presentatie wel…? Ja, die werkt, want hij herhaalt de kern van zijn verhaal vaak genoeg om die in ieder geval mee te krijgen. Die kern is simpel en betreft de zorg die een pasgeboren baby nodig heeft.
De moeder, zegt Nils, is de cruciale factor in die zorg. “Nothing makes sense except in the light of the mother’s body, where the needed neural processes take place with the buffering protection of adult support.” (Niets klopt en alles is onbegrijpelijk, tenzij de baby zich op het moederlichaam bevindt, waar de benodigde neurologische processen plaatsvinden met de schokdempende bescherming van volwassen ondersteuning.) Waar moeten we dus voor zorgen? ZERO SEPARATION! (Nul scheiding!) En of we hem dat allemaal maar geregeld wilden nazeggen! :-) Het moederlichaam zorgt zo voor stabiliteit en helpt het babylijfje met die functies die hij in zijn eentje nog niet kan aansturen: coregulatie.
De amygdala, een heel oud deel van het brein, moet verwerken wat er aan zintuiglijke indrukken binnenkomt en moet dat allemaal ordenen in de verschillende delen van de neocortex, evolutionair gezien het nieuwst deel van onze hersenen. Dat ordenen (de geheugenvorming) vindt plaats tijdens de slaap en voor goede slaapcycli is een veilige omgeving nodig, één zonder dreiging, zonder stress, zonder de angst dat we worden opgegeten, aangevallen, alleen gelaten.
Voor een baby die zijn moeder niet voelt, is het leven één grote bedreiging. Dat geldt voor een op tijd geboren baby en in versterkte mate voor een (extreem) prematuur geboren baby. Een baby stemt op die angstervaring zijn hele systeem af, zowel in zijn gedrag als in zijn lichaamsfuncties. Alles gaat ‘op de hobbel’: hartslag, ademhaling, zuurstofgehalte, slaappatroon, groei en sociaal gedrag. De baby betaalt daarvoor een hoge prijs, met een levenslange impact: de hersenontwikkeling loopt schade op. De stress gaat namelijk gepaard met de afgifte van cortisol en cortisol is giftig voor het brein. Broodnodige hersenverbindingen tussen de zenuwcellen worden niet aangelegd en de hersenen functioneren op een lager niveau. Dat heeft consequenties voor de sociale en emotionele intelligentie, net als voor de cognitieve prestaties later in het leven. De gemiste coregulatie in het begin bemoeilijkt de zelfregulatie later en dus worden we ziek en vallen we om.
Hoe voorkomen we al deze ellende? Nils benadrukt de noodzaak van een verandering in ons denken, een paradigmawisseling: ZERO SEPARATION! Een baby is er niet op gemaakt om alleen te zijn in de vroege levensfase. Hij heeft de warmte, de voeding en de bescherming nodig die het moederlichaam biedt. Er is waanzinnig veel te zeggen over het belang van die veilige start en ik word behalve gretig van zoveel fascinerende inzichten, ook treurig over de mate waarin ze niet worden toegepast. Het wordt hoog tijd dat al het wetenschappelijke bewijs voor de stellingname dat de moeder voor de baby onmisbaar is, serieus wordt genomen, zowel op ‘medisch’ als op sociaal-maatschappelijk niveau. Men is tegenwoordig toch zo dol op ‘Evidence Based Medicine’? Vooruit dan, met die wetenschappelijke geit, en laten we beginnen bij het begin, bij de eerste uren, dagen en weken: ZERO SEPARATION!”
De Belgische vroedvrouwen (waarvan vele ook lactatiekundige zijn) hadden gisteren een studiedag over borstvoeding en het grootste deel van de dag was Nils aan het woord. Wie hem al eens heeft horen spreken, weet wat dat betekent: powerpoints met een stortvloed aan beelden en woorden en schema’s en overzichten en onderzoeksreferenties en stroomdiagrammen en herhalingen, met grote gele letters op een blauwe ondergrond. Veel dia’s gaan sneller voorbij dan je ze kunt lezen, laat staan dat je al die mooie kreten netjes op papier kunt krijgen. Werkt zo’n presentatie wel…? Ja, die werkt, want hij herhaalt de kern van zijn verhaal vaak genoeg om die in ieder geval mee te krijgen. Die kern is simpel en betreft de zorg die een pasgeboren baby nodig heeft.
De moeder, zegt Nils, is de cruciale factor in die zorg. “Nothing makes sense except in the light of the mother’s body, where the needed neural processes take place with the buffering protection of adult support.” (Niets klopt en alles is onbegrijpelijk, tenzij de baby zich op het moederlichaam bevindt, waar de benodigde neurologische processen plaatsvinden met de schokdempende bescherming van volwassen ondersteuning.) Waar moeten we dus voor zorgen? ZERO SEPARATION! (Nul scheiding!) En of we hem dat allemaal maar geregeld wilden nazeggen! :-) Het moederlichaam zorgt zo voor stabiliteit en helpt het babylijfje met die functies die hij in zijn eentje nog niet kan aansturen: coregulatie.
De amygdala, een heel oud deel van het brein, moet verwerken wat er aan zintuiglijke indrukken binnenkomt en moet dat allemaal ordenen in de verschillende delen van de neocortex, evolutionair gezien het nieuwst deel van onze hersenen. Dat ordenen (de geheugenvorming) vindt plaats tijdens de slaap en voor goede slaapcycli is een veilige omgeving nodig, één zonder dreiging, zonder stress, zonder de angst dat we worden opgegeten, aangevallen, alleen gelaten.
Voor een baby die zijn moeder niet voelt, is het leven één grote bedreiging. Dat geldt voor een op tijd geboren baby en in versterkte mate voor een (extreem) prematuur geboren baby. Een baby stemt op die angstervaring zijn hele systeem af, zowel in zijn gedrag als in zijn lichaamsfuncties. Alles gaat ‘op de hobbel’: hartslag, ademhaling, zuurstofgehalte, slaappatroon, groei en sociaal gedrag. De baby betaalt daarvoor een hoge prijs, met een levenslange impact: de hersenontwikkeling loopt schade op. De stress gaat namelijk gepaard met de afgifte van cortisol en cortisol is giftig voor het brein. Broodnodige hersenverbindingen tussen de zenuwcellen worden niet aangelegd en de hersenen functioneren op een lager niveau. Dat heeft consequenties voor de sociale en emotionele intelligentie, net als voor de cognitieve prestaties later in het leven. De gemiste coregulatie in het begin bemoeilijkt de zelfregulatie later en dus worden we ziek en vallen we om.
Hoe voorkomen we al deze ellende? Nils benadrukt de noodzaak van een verandering in ons denken, een paradigmawisseling: ZERO SEPARATION! Een baby is er niet op gemaakt om alleen te zijn in de vroege levensfase. Hij heeft de warmte, de voeding en de bescherming nodig die het moederlichaam biedt. Er is waanzinnig veel te zeggen over het belang van die veilige start en ik word behalve gretig van zoveel fascinerende inzichten, ook treurig over de mate waarin ze niet worden toegepast. Het wordt hoog tijd dat al het wetenschappelijke bewijs voor de stellingname dat de moeder voor de baby onmisbaar is, serieus wordt genomen, zowel op ‘medisch’ als op sociaal-maatschappelijk niveau. Men is tegenwoordig toch zo dol op ‘Evidence Based Medicine’? Vooruit dan, met die wetenschappelijke geit, en laten we beginnen bij het begin, bij de eerste uren, dagen en weken: ZERO SEPARATION!”
woensdag 28 november 2012
Schuldig of verdrietig?
Wanneer het gespreksonderwerp ‘borstvoeding’ aan de orde is, is er één begrip dat geregeld opduikt en de sfeer bederft: schuldgevoel. Ik wil het eens nader onder de loep nemen.
Het digitale woordenboek vanDale zegt er dit over: “het besef schuld te hebben”. Een andere veel geraadpleegde bron op internet is Wikipedia. Daar wordt het als volgt omschreven: “Een schuldgevoel is een gemoedstoestand waarbij het geweten een mens plaagt met een onaangenaam gevoel over een bepaalde gedane of juist niet gedane actie. Het wordt vaak gevolgd door gevoelens van berouw of spijt. Schuldgevoel is een gemoedstoestand die men zichzelf oplegt.”
Dat laatste is interessant. Dikwijls wordt immers de suggestie gewekt dat de ander ervoor zorgt dat we ons schuldig voelen. Het benoemen van de heilzame effecten van een goed verlopende borstvoedingsrelatie zou bij degenen die daarmee geen ervaring hebben (gehad) tot schuldgevoelens leiden. Ook wordt dikwijls in twijfel getrokken dat kunstmatige zuigelingenvoeding belangrijke bestanddelen mist in zowel het proces (voeden uit een fles) als het product (de poedermelk). Is dat niet vreemd?
Als je ervan overtuigd bent dat kunstmatige zuigelingenvoeding niet inferieur is, is een schuldgevoel overbodig.
Als je je er daarentegen van bewust bent dat je jezelf en je kind dingen onthoudt door geen borstvoeding te geven en je kiest daar weloverwogen voor, dan zal schuldgevoel ontbreken.
Als niemand je vertelt wat je samen misloopt als je niet aan de borst voedt, dan is schuldgevoel onterecht. Dan is er hooguit sprake van verdriet, rouw om wat je niet kon ervaren met elkaar. Dat geldt ook als je graag wilde, maar het voeden om wat voor reden dan ook niet is gelukt.
Stel, dat iemand tegen je zegt: “Ik geef mijn kind dagelijks patat, want dat is lekker snel klaar en ik zet hem voor de tv, want dan heb ik geen last van hem.” Voel je je dan schuldig omdat jij dat niet doet…?
Of: “Ik laat mijn baby huilen als hij niet kan slapen. Hij wordt vanzelf stil; ik hoef niet al zijn behoeften meteen te vervullen.” Voel je je dan schuldig?
Of: “Ik geef mijn kind gewoon een mep als hij niet luistert. We zullen wel eens zien wie hier in huis de baas is.” Schuldig?
Anders gezegd: als iemand een volledig andere handelwijze kiest en niks ziet in jouw aanpak of het er niet mee eens is en jij bent oprecht overtuigd van de juistheid van de keuzes die je zelf maakt… voel je je dan schuldig?
Wat is er in de bovenstaande drie situaties zo anders dan wanneer je zegt: “Ik geef borstvoeding, want dat is de natuurlijke voeding voor mijn baby, afgestemd op zijn groei en ontwikkeling, en het biedt ons veel liefdevolle momenten.” Waarom zou een moeder die kunstmatige zuigelingenvoeding geeft zich daardoor schuldig voelen?
“Schuldgevoel is een gemoedstoestand die men zichzelf oplegt”, zegt Wikipedia. Waarom? Omdat het geweten blijkbaar goed functioneert. Wanneer je je schuldig voelt over iets, is dat omdat je weet dat je beter had gekund en misschien had gemoeten, maar dat niet hebt gedaan. Het Engelse woord voor ‘geweten’ is ‘conscience’, afkomstig van het Latijnse ‘conscientia’, wat zoveel betekent als dat je bij jezelf weet hoe het zit. Niet de ander legt je iets op; je weet het zelf en dat voelt soms verdraaid rottig. Schuldgevoel, over wat dan ook, heeft zo een leereffect: “Volgende keer anders doen, want dit voelt ellendig.”
Wanneer iemand je echter zonder routekaart of GPS het bos in stuurt en je verdwaalt… voel je je dan schuldig? Of voel je je eenzaam en verdrietig, omdat je bang bent en zo graag op de plaats van bestemming had willen aankomen?
Diep van binnen willen veel moeders aankomen op die plaats van bestemming die ‘borstvoeding’ heet. Waarom beginnen ze er anders aan? Het is maffioos om ze zonder ‘routekaart’ op pad te sturen, om ze goede zorg te onthouden, om ze de kans te ontnemen met hun kind het leerproces van coregulatie te doorlopen. Het is pedagogisch en maatschappelijk schadelijk om een situatie te creëren waarin ze niet de voldoening van kracht en trots op hun lijf kunnen ervaren. Die eeuwige mantra van ‘je hoeft je niet schuldig te voelen’ is vaak niet meer dan een armzalige ‘coping strategy’. Het is een manier om de pijn van de niet uitgekomen wens op afstand te houden. Het is een probleem van onze samenleving, met consequenties op micro- en macroniveau, voor de korte én de lange termijn.
Een eerste stap naar een oplossing…? Erkennen dat boosheid en frustratie dikwijls verdriet herbergen. En wat schuldgevoel lijkt, is vaak rouw, pijn om wat verloren ging. Dat onder ogen zien, vraagt kwetsbaarheid en een veilige sociale omgeving. Dat lukt beter als er sprake is van veilige hechting, als je behoeften worden gezien en vervuld. En zo is dan het kringetje weer rond.
Het digitale woordenboek vanDale zegt er dit over: “het besef schuld te hebben”. Een andere veel geraadpleegde bron op internet is Wikipedia. Daar wordt het als volgt omschreven: “Een schuldgevoel is een gemoedstoestand waarbij het geweten een mens plaagt met een onaangenaam gevoel over een bepaalde gedane of juist niet gedane actie. Het wordt vaak gevolgd door gevoelens van berouw of spijt. Schuldgevoel is een gemoedstoestand die men zichzelf oplegt.”
Dat laatste is interessant. Dikwijls wordt immers de suggestie gewekt dat de ander ervoor zorgt dat we ons schuldig voelen. Het benoemen van de heilzame effecten van een goed verlopende borstvoedingsrelatie zou bij degenen die daarmee geen ervaring hebben (gehad) tot schuldgevoelens leiden. Ook wordt dikwijls in twijfel getrokken dat kunstmatige zuigelingenvoeding belangrijke bestanddelen mist in zowel het proces (voeden uit een fles) als het product (de poedermelk). Is dat niet vreemd?
Als je ervan overtuigd bent dat kunstmatige zuigelingenvoeding niet inferieur is, is een schuldgevoel overbodig.
Als je je er daarentegen van bewust bent dat je jezelf en je kind dingen onthoudt door geen borstvoeding te geven en je kiest daar weloverwogen voor, dan zal schuldgevoel ontbreken.
Als niemand je vertelt wat je samen misloopt als je niet aan de borst voedt, dan is schuldgevoel onterecht. Dan is er hooguit sprake van verdriet, rouw om wat je niet kon ervaren met elkaar. Dat geldt ook als je graag wilde, maar het voeden om wat voor reden dan ook niet is gelukt.
Stel, dat iemand tegen je zegt: “Ik geef mijn kind dagelijks patat, want dat is lekker snel klaar en ik zet hem voor de tv, want dan heb ik geen last van hem.” Voel je je dan schuldig omdat jij dat niet doet…?
Of: “Ik laat mijn baby huilen als hij niet kan slapen. Hij wordt vanzelf stil; ik hoef niet al zijn behoeften meteen te vervullen.” Voel je je dan schuldig?
Of: “Ik geef mijn kind gewoon een mep als hij niet luistert. We zullen wel eens zien wie hier in huis de baas is.” Schuldig?
Anders gezegd: als iemand een volledig andere handelwijze kiest en niks ziet in jouw aanpak of het er niet mee eens is en jij bent oprecht overtuigd van de juistheid van de keuzes die je zelf maakt… voel je je dan schuldig?
Wat is er in de bovenstaande drie situaties zo anders dan wanneer je zegt: “Ik geef borstvoeding, want dat is de natuurlijke voeding voor mijn baby, afgestemd op zijn groei en ontwikkeling, en het biedt ons veel liefdevolle momenten.” Waarom zou een moeder die kunstmatige zuigelingenvoeding geeft zich daardoor schuldig voelen?
“Schuldgevoel is een gemoedstoestand die men zichzelf oplegt”, zegt Wikipedia. Waarom? Omdat het geweten blijkbaar goed functioneert. Wanneer je je schuldig voelt over iets, is dat omdat je weet dat je beter had gekund en misschien had gemoeten, maar dat niet hebt gedaan. Het Engelse woord voor ‘geweten’ is ‘conscience’, afkomstig van het Latijnse ‘conscientia’, wat zoveel betekent als dat je bij jezelf weet hoe het zit. Niet de ander legt je iets op; je weet het zelf en dat voelt soms verdraaid rottig. Schuldgevoel, over wat dan ook, heeft zo een leereffect: “Volgende keer anders doen, want dit voelt ellendig.”
Wanneer iemand je echter zonder routekaart of GPS het bos in stuurt en je verdwaalt… voel je je dan schuldig? Of voel je je eenzaam en verdrietig, omdat je bang bent en zo graag op de plaats van bestemming had willen aankomen?
Diep van binnen willen veel moeders aankomen op die plaats van bestemming die ‘borstvoeding’ heet. Waarom beginnen ze er anders aan? Het is maffioos om ze zonder ‘routekaart’ op pad te sturen, om ze goede zorg te onthouden, om ze de kans te ontnemen met hun kind het leerproces van coregulatie te doorlopen. Het is pedagogisch en maatschappelijk schadelijk om een situatie te creëren waarin ze niet de voldoening van kracht en trots op hun lijf kunnen ervaren. Die eeuwige mantra van ‘je hoeft je niet schuldig te voelen’ is vaak niet meer dan een armzalige ‘coping strategy’. Het is een manier om de pijn van de niet uitgekomen wens op afstand te houden. Het is een probleem van onze samenleving, met consequenties op micro- en macroniveau, voor de korte én de lange termijn.
Een eerste stap naar een oplossing…? Erkennen dat boosheid en frustratie dikwijls verdriet herbergen. En wat schuldgevoel lijkt, is vaak rouw, pijn om wat verloren ging. Dat onder ogen zien, vraagt kwetsbaarheid en een veilige sociale omgeving. Dat lukt beter als er sprake is van veilige hechting, als je behoeften worden gezien en vervuld. En zo is dan het kringetje weer rond.
zaterdag 24 november 2012
Voedend ouderschap
Afgelopen week zat ik met een paar collega’s aan de keukentafel te praten na een heerlijke maaltijd en een lekker glas wijn. We kwamen op het artikel van Asha ten Broeke en Annemiek Verbeek in Trouw dat de ene collega en ik al hadden gelezen, maar waar de andere collega nog geen blik op had geworpen. Het stuk lag nog onder handbereik en eindigt met de vraag: “Op welke barricade staat u: die van de fles of van de borst? Stuur uw reactie naar tijdpost@trouw.nl”
Wonderlijke afsluiting van een tekst die begint te zeggen dat het tijd is voor vrede en die beweert een witte vlag aan te reiken. Van die missie is, als je het mij vraagt, niets terechtgekomen. Het stuk is doorspekt met al dan niet ingehouden frustraties en suggestieve formuleringen.
“Wij willen vrede stichten, en wel tussen het ‘flesvoedingskamp’ en de ‘borstvoedingsmaffia’.”
Dat impliceert dat er oorlog is, dat flesvoeders een homogene groep vormen en dat borstvoeders tot een geheime criminele organisatie behoren. Dit is niet het geval.
“Asha vertelde hoe ze als nieuwbakken moeder haar draai niet kon vinden met de borstvoeding. Van een autonoom leven was nauwelijks meer sprake.”
Uitgaande van de Griekse oorsprong van het woord verwijst autonomie naar de capaciteit van een individu om eigen verantwoorde beslissingen te nemen. Die capaciteit is cruciaal in de zorg voor een baby. Je zou wensen dat volwassen vrouwen zich, anders dan Asha, vóór ze zwanger worden op autonome wijze een realistisch beeld vormen van de behoeften van een pasgeboren mensenbaby.
Bovendien wordt de suggestie gewekt dat het geven van borstvoeding ervoor zorgt dat het leven er na de geboorte van een kind ineens heel anders uitziet dan daarvoor. Ook dit klopt niet.
“De medische voordelen van borstvoeding worden schromelijk overdreven.” Nog een misverstand: borstvoeding heeft geen voordelen. Borstvoeding, of melk van de eigen moeder, gedronken uit haar borst, is normgedrag en normvoeding voor zoogdierjongen en dus ook voor de mens. Daar zitten geen voordelen aan; dat is normaal. Tekort schietende alternatieven kennen nadelen.
“Moeders (…) worden ook vrijwel exclusief verantwoordelijk gehouden voor het welzijn van hun kinderen (…).” Tsja… is dat een raar idee, dat moeders, of liever ouders, de primair verantwoordelijken zijn voor het welzijn van hun kind en dat gezonde voeding daarvan een belangrijk onderdeel is?
“(…) de verloskundige kon geen advies geven over het type voeding dat ik moest kopen.” Een geruststelling: het maakt allemaal weinig uit. Koop gewoon geregeld een ander soort kunstmatige zuigelingenvoeding, als dat is wat je wilt geven, zodat je de eenzijdigheid nog een beetje binnen de perken houdt.
“Haar wereld ging weer open: tijd voor zichzelf, tijd om met de baby te spelen, tijd om ongestoord te werken.” Arme baby… tijd die aan de verzorging van het kind wordt besteed, wordt blijkbaar niet beschouwd als ‘eigen’ tijd. Hoort de baby niet bij het ‘eigen’, zelfgekozen leven? Is de baby een gadget, een speeltje dat het werken op hinderlijke wijze verstoort met alle behoeften die in zijn biologische blauwdruk besloten liggen?
“Annemiek is juist dolblij dat ze (…) heeft doorgezet met de borst.” Je zou denken dat borstvoeding alleen maar haalbaar is als je je koppig door alle aanvangsellende heen ploetert. Alweer een onjuistheid.
“Dat is juist het mooie van moeder zijn in onze tijd: dat we de vrijheid hebben om te kiezen.” En hoe zit het met de baby… heeft die nog wat te kiezen? Of is die overgeleverd aan de grillen van de ouders?
Gelukkig is er ook nog een punt waarmee ook ik van harte kan instemmen: “Asha is (…) tegen medische misinformatie.” Dat lijkt me een unanieme gedachte, want daar is niemand voorstander van, denk ik zo. Spijtig, dat die misinformatie nog zo alomtegenwoordig is, zowel waar het gaat om het verdoezelen van de risico’s van kunstmatige zuigelingenvoeding als waar het de goede begeleiding bij borstvoeding betreft.
Het begrip ‘schuldgevoel’ dat in het artikel al in de tweede alinea opduikt… dat is een verhaal op zich. Daarover volgende week meer!
Wonderlijke afsluiting van een tekst die begint te zeggen dat het tijd is voor vrede en die beweert een witte vlag aan te reiken. Van die missie is, als je het mij vraagt, niets terechtgekomen. Het stuk is doorspekt met al dan niet ingehouden frustraties en suggestieve formuleringen.
“Wij willen vrede stichten, en wel tussen het ‘flesvoedingskamp’ en de ‘borstvoedingsmaffia’.”
Dat impliceert dat er oorlog is, dat flesvoeders een homogene groep vormen en dat borstvoeders tot een geheime criminele organisatie behoren. Dit is niet het geval.
“Asha vertelde hoe ze als nieuwbakken moeder haar draai niet kon vinden met de borstvoeding. Van een autonoom leven was nauwelijks meer sprake.”
Uitgaande van de Griekse oorsprong van het woord verwijst autonomie naar de capaciteit van een individu om eigen verantwoorde beslissingen te nemen. Die capaciteit is cruciaal in de zorg voor een baby. Je zou wensen dat volwassen vrouwen zich, anders dan Asha, vóór ze zwanger worden op autonome wijze een realistisch beeld vormen van de behoeften van een pasgeboren mensenbaby.
Bovendien wordt de suggestie gewekt dat het geven van borstvoeding ervoor zorgt dat het leven er na de geboorte van een kind ineens heel anders uitziet dan daarvoor. Ook dit klopt niet.
“De medische voordelen van borstvoeding worden schromelijk overdreven.” Nog een misverstand: borstvoeding heeft geen voordelen. Borstvoeding, of melk van de eigen moeder, gedronken uit haar borst, is normgedrag en normvoeding voor zoogdierjongen en dus ook voor de mens. Daar zitten geen voordelen aan; dat is normaal. Tekort schietende alternatieven kennen nadelen.
“Moeders (…) worden ook vrijwel exclusief verantwoordelijk gehouden voor het welzijn van hun kinderen (…).” Tsja… is dat een raar idee, dat moeders, of liever ouders, de primair verantwoordelijken zijn voor het welzijn van hun kind en dat gezonde voeding daarvan een belangrijk onderdeel is?
“(…) de verloskundige kon geen advies geven over het type voeding dat ik moest kopen.” Een geruststelling: het maakt allemaal weinig uit. Koop gewoon geregeld een ander soort kunstmatige zuigelingenvoeding, als dat is wat je wilt geven, zodat je de eenzijdigheid nog een beetje binnen de perken houdt.
“Haar wereld ging weer open: tijd voor zichzelf, tijd om met de baby te spelen, tijd om ongestoord te werken.” Arme baby… tijd die aan de verzorging van het kind wordt besteed, wordt blijkbaar niet beschouwd als ‘eigen’ tijd. Hoort de baby niet bij het ‘eigen’, zelfgekozen leven? Is de baby een gadget, een speeltje dat het werken op hinderlijke wijze verstoort met alle behoeften die in zijn biologische blauwdruk besloten liggen?
“Annemiek is juist dolblij dat ze (…) heeft doorgezet met de borst.” Je zou denken dat borstvoeding alleen maar haalbaar is als je je koppig door alle aanvangsellende heen ploetert. Alweer een onjuistheid.
“Dat is juist het mooie van moeder zijn in onze tijd: dat we de vrijheid hebben om te kiezen.” En hoe zit het met de baby… heeft die nog wat te kiezen? Of is die overgeleverd aan de grillen van de ouders?
Gelukkig is er ook nog een punt waarmee ook ik van harte kan instemmen: “Asha is (…) tegen medische misinformatie.” Dat lijkt me een unanieme gedachte, want daar is niemand voorstander van, denk ik zo. Spijtig, dat die misinformatie nog zo alomtegenwoordig is, zowel waar het gaat om het verdoezelen van de risico’s van kunstmatige zuigelingenvoeding als waar het de goede begeleiding bij borstvoeding betreft.
Het begrip ‘schuldgevoel’ dat in het artikel al in de tweede alinea opduikt… dat is een verhaal op zich. Daarover volgende week meer!
vrijdag 16 november 2012
Intensieve zorgen
Deze week was ik twee dagen ondergedompeld in het ritme van een neonatologische intensive care-afdeling. Ik was daar eerder al eens één dag, maar twee dagen achter elkaar, zoals nu, dat was nog weer een heel andere ervaring. Na twee dagen is mijn hoofd nog steeds vol van de beelden op mijn netvlies.
Het is moeilijk te beschrijven wat de vroeggeboorte van een kindje met zich meebrengt. In de eerste plaats is het voor de ouders natuurlijk een diep ingrijpende levensgebeurtenis. Alle verwachtingen die ze hadden voor de zwangerschap en de geboorte worden met donder en geweld op de kop gezet. Er is geen tijd om bij te komen, want hun kleine zoon of dochter vraagt meteen om hun nabijheid en hun betrokkenheid bij de dagelijkse verzorging.
Ook voor de sociale kring om de ouders heen (eventuele grotere kinderen en de (groot)ouders) is de situatie indringend. Zoals de ouders liefst dicht bij hun baby willen zijn, zo willen ook de grootouders graag hun kinderen omarmen en koesteren. Wanneer de ouders bijna niet van de zijde van hun kindje wijken, is er echter weinig gelegenheid voor de grootouders om de ouders te zien, terwijl ze natuurlijk bezorgd zijn en hun liefde voor hun grote en kleine kroost voelbaar willen maken. Het belang van de baby staat nu echter voorop. Die heeft de aanwezigheid van de ouders zo vreselijk hard nodig. Een pasgeboren baby, of die nu op tijd of te vroeg is, maakt maar één afweging:
“Voel ik me veilig of onveilig?”
Dat vertaalt zich in gedrag:
“Toenadering zoeken of afstand houden?”
Al dan niet gevoelde veiligheid bepaalt latere keuzes:
“Me verbinden met de ander of me verdedigen?”
De voorbije dagen op neonatologie zag ik die veiligheid voor mijn ogen gestalte krijgen. Piepkleine mensjes nestelden zich tevreden bij mama of papa op de borst: ontspannen gezichtjes, glimlachjes, uitgestrekte en weer opgekrulde armen en benen, en slapende, heerlijk slapende lijfjes. De ouders kijken al buidelend naar hun kind, maar met een schuin oog af en toe toch ook naar grafieken die een beeld geven van hoe het met hun baby gaat. Die eerste dagen en weken zijn het begin van een lange weg die ouders en kind samen afleggen. Het zal nog lang duren voordat ze een gevoel van ontspannen vertrouwen in de toekomst ervaren, want er zijn niet alleen stappen vooruit. Er zijn ook geregeld stappen achteruit; sommige ouders hebben al een groot verlies geleden en andere zijn er nog niet zeker van dat zo’n verlies niet alsnog hun pad zal kruisen. Dat betekent dat elke dag voor hen een uitdaging is, een kans om kostbare tijd te delen met hun kind.
Jill en Nils Bergman bepleiten in ‘Koester je kleintje’ met liefde, passie en overgave deze vorm van zorg: zo veel mogelijk huid-op-huidcontact, opdat er een hechte, veilige band ontstaat tussen de ouders en hun prematuur geboren baby en opdat de baby een goede basis voor de toekomst legt.
Op Youtube is een aantal prachtige filmpjes te vinden waarin Nils Bergman uitlegt hoe groot het belang is van dat nauwe contact. Hij vertelt over de emotionele ontwikkeling, over hoe de eerste indrukken bepalend zijn voor later, en over huid-op-huidcontact.
Toen ik vanochtend deze beelden bekeek, was ik ontroerd door het kader dat Nils schetst, een kader dat zeker niet alleen voor de hele kleine baby’s geldt, maar in feite voor ieder kind dat wordt geboren. “De baby is een klein menselijk wezen, met al zijn zintuigen open, ontwikkeld en ontvankelijk. Baby’s verwachten een relatie met de mensen om hen heen. De vaardigheid om lief te hebben is een wederzijds gevoel van vertrouwen dat zich opbouwt tussen twee mensen. Er ontstaat een innerlijk gevoel van zekerheid dat is gebaseerd op de relatie met de ander.”
Ik wil jullie van harte uitnodigen de drie filmpjes te bekijken en je erdoor te laten inspireren in je werk met ouders en baby's... en natuurlijk ook in de relatie met je eigen kinderen!
Het is moeilijk te beschrijven wat de vroeggeboorte van een kindje met zich meebrengt. In de eerste plaats is het voor de ouders natuurlijk een diep ingrijpende levensgebeurtenis. Alle verwachtingen die ze hadden voor de zwangerschap en de geboorte worden met donder en geweld op de kop gezet. Er is geen tijd om bij te komen, want hun kleine zoon of dochter vraagt meteen om hun nabijheid en hun betrokkenheid bij de dagelijkse verzorging.
Ook voor de sociale kring om de ouders heen (eventuele grotere kinderen en de (groot)ouders) is de situatie indringend. Zoals de ouders liefst dicht bij hun baby willen zijn, zo willen ook de grootouders graag hun kinderen omarmen en koesteren. Wanneer de ouders bijna niet van de zijde van hun kindje wijken, is er echter weinig gelegenheid voor de grootouders om de ouders te zien, terwijl ze natuurlijk bezorgd zijn en hun liefde voor hun grote en kleine kroost voelbaar willen maken. Het belang van de baby staat nu echter voorop. Die heeft de aanwezigheid van de ouders zo vreselijk hard nodig. Een pasgeboren baby, of die nu op tijd of te vroeg is, maakt maar één afweging:
“Voel ik me veilig of onveilig?”
Dat vertaalt zich in gedrag:
“Toenadering zoeken of afstand houden?”
Al dan niet gevoelde veiligheid bepaalt latere keuzes:
“Me verbinden met de ander of me verdedigen?”
De voorbije dagen op neonatologie zag ik die veiligheid voor mijn ogen gestalte krijgen. Piepkleine mensjes nestelden zich tevreden bij mama of papa op de borst: ontspannen gezichtjes, glimlachjes, uitgestrekte en weer opgekrulde armen en benen, en slapende, heerlijk slapende lijfjes. De ouders kijken al buidelend naar hun kind, maar met een schuin oog af en toe toch ook naar grafieken die een beeld geven van hoe het met hun baby gaat. Die eerste dagen en weken zijn het begin van een lange weg die ouders en kind samen afleggen. Het zal nog lang duren voordat ze een gevoel van ontspannen vertrouwen in de toekomst ervaren, want er zijn niet alleen stappen vooruit. Er zijn ook geregeld stappen achteruit; sommige ouders hebben al een groot verlies geleden en andere zijn er nog niet zeker van dat zo’n verlies niet alsnog hun pad zal kruisen. Dat betekent dat elke dag voor hen een uitdaging is, een kans om kostbare tijd te delen met hun kind.
Jill en Nils Bergman bepleiten in ‘Koester je kleintje’ met liefde, passie en overgave deze vorm van zorg: zo veel mogelijk huid-op-huidcontact, opdat er een hechte, veilige band ontstaat tussen de ouders en hun prematuur geboren baby en opdat de baby een goede basis voor de toekomst legt.
Op Youtube is een aantal prachtige filmpjes te vinden waarin Nils Bergman uitlegt hoe groot het belang is van dat nauwe contact. Hij vertelt over de emotionele ontwikkeling, over hoe de eerste indrukken bepalend zijn voor later, en over huid-op-huidcontact.
Toen ik vanochtend deze beelden bekeek, was ik ontroerd door het kader dat Nils schetst, een kader dat zeker niet alleen voor de hele kleine baby’s geldt, maar in feite voor ieder kind dat wordt geboren. “De baby is een klein menselijk wezen, met al zijn zintuigen open, ontwikkeld en ontvankelijk. Baby’s verwachten een relatie met de mensen om hen heen. De vaardigheid om lief te hebben is een wederzijds gevoel van vertrouwen dat zich opbouwt tussen twee mensen. Er ontstaat een innerlijk gevoel van zekerheid dat is gebaseerd op de relatie met de ander.”
Ik wil jullie van harte uitnodigen de drie filmpjes te bekijken en je erdoor te laten inspireren in je werk met ouders en baby's... en natuurlijk ook in de relatie met je eigen kinderen!
Labels:
grootouders,
huid-op-huidcontact,
neonatologie,
toekomst,
veilig,
verlies,
vertrouwen
vrijdag 9 november 2012
Een serieus verzoek
Gisteren werkte ik de post weg die op mijn bureau lag. Daar was onder andere een brief bij van de firma Medela. De brief ging over de 3FMSeriousRequest-actie van dit jaar, gericht op het voorkomen van babysterfte, op zichzelf een onderwerp dat ik een warm hart toedraag. Wel heb ik dikwijls bedenkingen bij de wijze waarop allerlei organisaties verwachten dat doel te bereiken. Ten onrechte speelt het beschermen, bevorderen en ondersteunen van borstvoeding namelijk vaak een ondergeschikte rol. Dat is treurig, want borstvoeding is één van de meest effectieve manieren om ziekte, sterfte en ondervoeding te bestrijden. De WHO besteedt er op diverse manieren aandacht aan en ook op de website van IBFAN is er informatie over te vinden.
Bij het bestrijden van morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte) onder jonge kinderen is een cruciale rol weggelegd voor de moeder. Wanneer zij een half jaar uitsluitend borstvoeding geeft (wat iets anders is dan moedermelkvoeding!) en daarna haar kind tot de tweede verjaardag aan de borst houdt, legt ze een fantastische basis. Het geven van kunstmatige zuigelingenvoeding, het gebruik van flessen én het aanbieden van fopspenen zijn dingen die een langdurige borstvoedingsrelatie drastisch in de weg kunnen staan. Laat nou een fopspeen het logo zijn van 3FMSeriousRequest…! Dan vraag ik me toch ernstig af wie ze hebben geraadpleegd in de voorbereiding. Er kan toch wel een sprankelender symbool worden gekozen dan een voorwerp dat het gemis van de moeder moet goedmaken? Zeker Het Nederlandse Rode Kruis, dat aan deze actie meedoet, zou beter moeten weten. Voor medewerkers van een noodhulporganisatie moet de rol van borstvoeding in noodsituaties basiskennis zijn. De WHO en de internationale beroepsorganisatie van lactatiekundigen ILCA hebben er belangrijke stukken over op hun website.
En dat zijn dan weer bronnen waar Medela zich wat van zou moeten aantrekken. In de brief staat echter: “Medela is wereldwijd marktleider op het gebied van borstvoedingsproducten en staat bekend om haar borstkolven. Daarom gaan wij gebruikte borstkolven inzamelen om babysterfte te bestrijden.” Fronsen jullie met mij mee…? Hoe kan het inzamelen van kolven babysterfte bestrijden? Medela zal aan Serious Request (SR) € 5,00 doneren voor iedere ingeleverde gebruikte kolf. Die kolven gaan ze dan laten vernietigen, zo hoorden collega’s die bij Medela om opheldering hebben gevraagd. Het doorsturen van de kolven zou helemaal te dol zijn geweest, want Medela raadt in Nederland het gebruik van een tweedehands kolf met klem af…
Medela heeft dus niet direct baat bij de geretourneerde kolven. Waarom willen ze dan toch dat ze worden ingeleverd? Als het voorkomen van babysterfte ze zo na aan het hart ligt, dan kunnen ze toch sowieso geld doneren aan SR? Ze kunnen voor elke in 2012 verkochte kolf € 5,00 schenken. Ze zijn marktleider, zeggen ze, dus dat kan een mooi bedrag worden.
Moeders kunnen hun oude kolven inleveren bij een bepaalde babyzaak in Nederland. Zorgverleners en bedrijven kunnen oude spullen opsturen naar Medela. Levert een bedrijf meer dan drie kolven in, dan wordt het “in een exclusieve vermelding genoemd op onze Facebook pagina”, aldus Medela.
Ik krijg van zulke aanbiedingen een vreemd gevoel in mijn lijf. “Wat is hier de onderliggende motivatie, zowel van Medela als van de bedrijven die op die Facebook-pagina willen?”, zo zoemt het door mijn hoofd. En ook: “Als die inleverende moeders ooit weer een kolf nodig hebben, waar moet die volgens Medela dan worden aangeschaft?” en: “Waarom denkt Medela dat het gebruik van kolven elders in de wereld bijdraagt aan het verbeteren van de gezondheid en dus de overleving van baby’s?” In de gebieden waar de babysterfte hoog is, is vaak sprake van slechte hygiënische omstandigheden en scheiding van moeder en kind. Dan moet er niet worden gekolfd, maar live gevoed! Daarom een serieus verzoek van mijn kant: wil iedereen die zegt borstvoeding te willen beschermen, alsjeblieft de moeder en haar baby centraal stellen? Verwacht het heil niet van gadgets, maar zet in op goede informatie en vakkundige begeleiding van het borstvoedingsproces. En oh ja… denk niet in termen van ‘marktleiderschap’, maar in termen van ‘veilige hechting’ en ‘zelfvoorzienendheid’!
Bij het bestrijden van morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte) onder jonge kinderen is een cruciale rol weggelegd voor de moeder. Wanneer zij een half jaar uitsluitend borstvoeding geeft (wat iets anders is dan moedermelkvoeding!) en daarna haar kind tot de tweede verjaardag aan de borst houdt, legt ze een fantastische basis. Het geven van kunstmatige zuigelingenvoeding, het gebruik van flessen én het aanbieden van fopspenen zijn dingen die een langdurige borstvoedingsrelatie drastisch in de weg kunnen staan. Laat nou een fopspeen het logo zijn van 3FMSeriousRequest…! Dan vraag ik me toch ernstig af wie ze hebben geraadpleegd in de voorbereiding. Er kan toch wel een sprankelender symbool worden gekozen dan een voorwerp dat het gemis van de moeder moet goedmaken? Zeker Het Nederlandse Rode Kruis, dat aan deze actie meedoet, zou beter moeten weten. Voor medewerkers van een noodhulporganisatie moet de rol van borstvoeding in noodsituaties basiskennis zijn. De WHO en de internationale beroepsorganisatie van lactatiekundigen ILCA hebben er belangrijke stukken over op hun website.
En dat zijn dan weer bronnen waar Medela zich wat van zou moeten aantrekken. In de brief staat echter: “Medela is wereldwijd marktleider op het gebied van borstvoedingsproducten en staat bekend om haar borstkolven. Daarom gaan wij gebruikte borstkolven inzamelen om babysterfte te bestrijden.” Fronsen jullie met mij mee…? Hoe kan het inzamelen van kolven babysterfte bestrijden? Medela zal aan Serious Request (SR) € 5,00 doneren voor iedere ingeleverde gebruikte kolf. Die kolven gaan ze dan laten vernietigen, zo hoorden collega’s die bij Medela om opheldering hebben gevraagd. Het doorsturen van de kolven zou helemaal te dol zijn geweest, want Medela raadt in Nederland het gebruik van een tweedehands kolf met klem af…
Medela heeft dus niet direct baat bij de geretourneerde kolven. Waarom willen ze dan toch dat ze worden ingeleverd? Als het voorkomen van babysterfte ze zo na aan het hart ligt, dan kunnen ze toch sowieso geld doneren aan SR? Ze kunnen voor elke in 2012 verkochte kolf € 5,00 schenken. Ze zijn marktleider, zeggen ze, dus dat kan een mooi bedrag worden.
Moeders kunnen hun oude kolven inleveren bij een bepaalde babyzaak in Nederland. Zorgverleners en bedrijven kunnen oude spullen opsturen naar Medela. Levert een bedrijf meer dan drie kolven in, dan wordt het “in een exclusieve vermelding genoemd op onze Facebook pagina”, aldus Medela.
Ik krijg van zulke aanbiedingen een vreemd gevoel in mijn lijf. “Wat is hier de onderliggende motivatie, zowel van Medela als van de bedrijven die op die Facebook-pagina willen?”, zo zoemt het door mijn hoofd. En ook: “Als die inleverende moeders ooit weer een kolf nodig hebben, waar moet die volgens Medela dan worden aangeschaft?” en: “Waarom denkt Medela dat het gebruik van kolven elders in de wereld bijdraagt aan het verbeteren van de gezondheid en dus de overleving van baby’s?” In de gebieden waar de babysterfte hoog is, is vaak sprake van slechte hygiënische omstandigheden en scheiding van moeder en kind. Dan moet er niet worden gekolfd, maar live gevoed! Daarom een serieus verzoek van mijn kant: wil iedereen die zegt borstvoeding te willen beschermen, alsjeblieft de moeder en haar baby centraal stellen? Verwacht het heil niet van gadgets, maar zet in op goede informatie en vakkundige begeleiding van het borstvoedingsproces. En oh ja… denk niet in termen van ‘marktleiderschap’, maar in termen van ‘veilige hechting’ en ‘zelfvoorzienendheid’!
Labels:
fopspeen,
hechting,
kolven,
kunstmatige zuigelingenvoeding,
noodsituaties,
sterfte
donderdag 1 november 2012
Een goed gesprek
Wat een mooie kindjes zag ik eergisteren tijdens twee consulten!
Een mannetje van vier maanden flirtte er lustig op los, met mama, met mij en met de hulp toen ze binnenkwam. Hij lachte aan één stuk door, babbelde dat het een lieve lust was en zocht voortdurend de ogen van degenen met wie hij ‘in gesprek’ was. Het was overduidelijk dat zijn sociale ontwikkeling sinds zijn geboorte een enorme vlucht had genomen en dat hij veilig gehecht was.
Toen ik binnenkwam, was hij net wakker en moest hij aanvankelijk even niet al te veel van me weten. Als altijd groette ik niet alleen de moeder, maar ook haar kind, niet wetende dat hij net ontwaakt was bij mama in de doek. Ik dacht weer aan wat een lieve kinderarts me ooit vertelde over de communicatie met baby’s en jonge kinderen: “Als ze je nog niet kennen, is dat diepe oogcontact al gauw te veel voor ze, want ze kunnen zich er niet zo goed voor afsluiten, dus dat moet jij als volwassene doen, in het kader van de coregulatie.” Dat geeft een heel mooie uitwisseling: doorpraten met mama, af en toe een vluchtige blik op baby’s gezicht, maar niet rechtstreeks in de ogen, contact houden, maar niet opdringen, rust geven, maar niet loslaten. Het is wonderbaarlijk om te zien hoe goed dat werkt, hoezeer de baby dan voelt dat je zijn privacy respecteert en niet over zijn grenzen heen gaat door zijn persoonlijke, binnenste cirkel ongevraagd en onwelkom binnen te dringen. Het is min of meer een kiekeboe-spelletje, maar zonder doek en zonder het actieve spelelement. Het is een beetje zoekend en tastend om elkaar heen draaien en wachten tot ook je jonge gesprekspartner eraan toe is om met jou als ‘vreemde’ (want naast mama en papa is in het begin vrijwel iedereen een vreemde) een persoonlijke uitwisseling tot stand te brengen. Dat gebeurde later tijdens het consult namelijk overvloedig, met lachen en kraaien en vraag en antwoord over en weer. Prachtig, prachtig!
’s Middags was er een mama met een meisje in de praktijk; ze was acht weken oud en begon nu ook meer te kletsen tijdens haar rustig alerte momenten, zo vertelde haar moeder. Moeder had heel wat te stellen met overproductie en haar dochter evenzeer. Toen ze aan de borst lag, dronk ze eerst met de ogen dicht; je zag hoe ze met haar hele lijfje in de weer was om zogen, slikken en ademhalen goed op elkaar af te stemmen. Toen de melkflow wat afnam, deed ze de ogen open en keek ze mama in het gezicht. De visuele prikkel van het oogcontact met mama zou haar aandacht voor een belangrijk deel hebben opgeëist, als ze dat tijdens het drinken had gedaan. Dat zou haar concentratie hebben verstoord en het drinken heel moeilijk hebben gemaakt. Nu de ergste honger was gestild, was er ruimte in haar hoofd voor extra zintuiglijke input: interactie met haar moeder. Het kleine, gave gezichtje was heel expressief en speurde de omgeving af naar nieuwe elementen. Allemaal waardevolle leerervaringen!
En toen ik vanochtend opstond, zag ik nóg meer moois waardoor baby’s communicatief worden: Wendy Haisma in het Dagblad van het Noorden, paginabreed met drie fraaie foto’s van haar met haar zoontje in de draagdoek. Een pluim voor het dagblad, voor de uitgebreide aandacht voor dit onderwerp!
Het was een bijzonder begin van de dag, in een week die toch al bol staat van de inspirerende gesprekken en ontmoetingen. Ik word er blij en ontroerd van, al die moeders die zo met hart en ziel met hun kindjes bezig zijn en zo een generatie grootbrengen die krachtig en empathisch in het leven staat, bereid tot een goed gesprek met de ander. Daar wordt de wereld beter van!
Een mannetje van vier maanden flirtte er lustig op los, met mama, met mij en met de hulp toen ze binnenkwam. Hij lachte aan één stuk door, babbelde dat het een lieve lust was en zocht voortdurend de ogen van degenen met wie hij ‘in gesprek’ was. Het was overduidelijk dat zijn sociale ontwikkeling sinds zijn geboorte een enorme vlucht had genomen en dat hij veilig gehecht was.
Toen ik binnenkwam, was hij net wakker en moest hij aanvankelijk even niet al te veel van me weten. Als altijd groette ik niet alleen de moeder, maar ook haar kind, niet wetende dat hij net ontwaakt was bij mama in de doek. Ik dacht weer aan wat een lieve kinderarts me ooit vertelde over de communicatie met baby’s en jonge kinderen: “Als ze je nog niet kennen, is dat diepe oogcontact al gauw te veel voor ze, want ze kunnen zich er niet zo goed voor afsluiten, dus dat moet jij als volwassene doen, in het kader van de coregulatie.” Dat geeft een heel mooie uitwisseling: doorpraten met mama, af en toe een vluchtige blik op baby’s gezicht, maar niet rechtstreeks in de ogen, contact houden, maar niet opdringen, rust geven, maar niet loslaten. Het is wonderbaarlijk om te zien hoe goed dat werkt, hoezeer de baby dan voelt dat je zijn privacy respecteert en niet over zijn grenzen heen gaat door zijn persoonlijke, binnenste cirkel ongevraagd en onwelkom binnen te dringen. Het is min of meer een kiekeboe-spelletje, maar zonder doek en zonder het actieve spelelement. Het is een beetje zoekend en tastend om elkaar heen draaien en wachten tot ook je jonge gesprekspartner eraan toe is om met jou als ‘vreemde’ (want naast mama en papa is in het begin vrijwel iedereen een vreemde) een persoonlijke uitwisseling tot stand te brengen. Dat gebeurde later tijdens het consult namelijk overvloedig, met lachen en kraaien en vraag en antwoord over en weer. Prachtig, prachtig!
’s Middags was er een mama met een meisje in de praktijk; ze was acht weken oud en begon nu ook meer te kletsen tijdens haar rustig alerte momenten, zo vertelde haar moeder. Moeder had heel wat te stellen met overproductie en haar dochter evenzeer. Toen ze aan de borst lag, dronk ze eerst met de ogen dicht; je zag hoe ze met haar hele lijfje in de weer was om zogen, slikken en ademhalen goed op elkaar af te stemmen. Toen de melkflow wat afnam, deed ze de ogen open en keek ze mama in het gezicht. De visuele prikkel van het oogcontact met mama zou haar aandacht voor een belangrijk deel hebben opgeëist, als ze dat tijdens het drinken had gedaan. Dat zou haar concentratie hebben verstoord en het drinken heel moeilijk hebben gemaakt. Nu de ergste honger was gestild, was er ruimte in haar hoofd voor extra zintuiglijke input: interactie met haar moeder. Het kleine, gave gezichtje was heel expressief en speurde de omgeving af naar nieuwe elementen. Allemaal waardevolle leerervaringen!
En toen ik vanochtend opstond, zag ik nóg meer moois waardoor baby’s communicatief worden: Wendy Haisma in het Dagblad van het Noorden, paginabreed met drie fraaie foto’s van haar met haar zoontje in de draagdoek. Een pluim voor het dagblad, voor de uitgebreide aandacht voor dit onderwerp!
Het was een bijzonder begin van de dag, in een week die toch al bol staat van de inspirerende gesprekken en ontmoetingen. Ik word er blij en ontroerd van, al die moeders die zo met hart en ziel met hun kindjes bezig zijn en zo een generatie grootbrengen die krachtig en empathisch in het leven staat, bereid tot een goed gesprek met de ander. Daar wordt de wereld beter van!
Labels:
communicatie,
coregulatie,
draagdoek,
empathisch,
kiekeboe,
oogcontact,
privacy,
veilig gehecht,
zintuiglijk
dinsdag 23 oktober 2012
Geuren en kleuren
Afgelopen zondag wandelden mijn man en ik in de buurt van Gasselte. Tijdens de eerste levensjaren van mijn zusje en mij hadden mijn ouders een seizoenplaats met de bungalowtent op een camping in dit dorp. Het was alweer lang geleden dat ik er was en ik wilde ik graag het terrein even bezoeken. Bij aankomst zag ik in gedachten langs de bosrand de tere grasklokjes die er tegenwoordig in het voorjaar weer zijn, maar die door drastisch bermonderhoud jarenlang zeldzaam waren.
Ik was er vrij zeker van dat ik zó naar ons plekje kon lopen. We liepen de camping op, het lange pad af, tussen de bomen door, rechts de kleine zandvlakte, links de grote, nog een klein stukje verder… en daar was het voor mij belangrijkste herkenningspunt: een jeneverbesstruik op een kleine verhoging. Jeneverbessen kunnen heel oud worden en ook decennia later kun je ze goed herkennen. Het viel me op dat hij zo langzamerhand wel wat uit elkaar was gevallen. Het paadje tussen de hoofdstammen was nu een stuk breder dan destijds, maar hij stond er nog steeds. Ik herinnerde me hoe ik in het binnenste van de grote struik met mijn pop speelde en hoe de wortels met het zand ertussen een soort commode vormden waarop mijn pop kon liggen. Die commode leek veel lager geworden, maar ja… met driejarige beentjes lijkt alles natuurlijk een stuk hoger.
Ik zag dat de zandgrond meer begroeid was geraakt op de plek waar mijn vader ruim veertig jaar geleden een zandkuil voor mij groef en met de schep zorgvuldig een tafel en een bankje erin vormde.
Ik zag bijna tastbaar mijn oom weer lopen, met zijn toilettas in de hand en zijn handdoek om de nek, als hij fris geschoren terugkwam van het toiletgebouw, een guitige blik op zijn gezicht.
Het meest indringende was echter de geur. Het bos op de camping is een gemengd bos, met eikenbomen en naaldbomen, en de bodem bestaat uit zand, gras en heide. Waar ter wereld ik ook loop… als ik die mengeling van natuurlijke begroeiing ruik, ben ik op deze plek. Zo diep heeft die geur zich in mijn geheugen gevestigd en zo zeer is die verbonden met de herinnering aan een zorgeloze tijd, dat er geen andere geur tegenop kan.
Er gebeurde veel in de jaren erna en ik kan deze kostbare terugblik niet meer delen met mijn ouders en mijn zusje, omdat ze er niet meer zijn. Toch is de herinnering onuitwisbaar, want als kind neem je de dingen diep in je emotionele brein op. Daar raken geuren en kleuren verbonden met die ene afweging: veilig of niet veilig. Dat is de keuze die onze baby’s maken: veilig of niet veilig, toenadering zoeken of afstand bewaren, verbinden of verdedigen. Als ouders en als zorgverleners hebben we dus een heel belangrijke rol voor onze jongsten: hoe meer van die krachtige, veilige herinneringen we ze kunnen geven, hoe stabieler ze in het leven staan, hoe opener ze de wereld tegemoet treden en hoe gezonder ze zijn!
Vanavond reis ik af naar een nieuwe plek in mijn leven die verbonden is met geuren en kleuren. Sinds 2004 kom ik er bijna elke herfst en bouw ik zorgvuldig aan positieve associaties. De glooiende heuvels, de herfstige bomen, de houtstapels die wachten op de winter, de kerkklok die beiert over het dal en altijd dezelfde geurige thee… Het is een plek voor bezinning, voor dagelijkse wandelingen, voor stilte en nadenken. Het is ook een plek waar ik hard aan diverse projecten heb gewerkt en waar nu ‘Koester je kleintje’ in de schijnwerpers zal staan, opdat ook de aller-, allerkleinste kindjes in ons midden omringd worden met wat ze het allergrootste gevoel van veiligheid geeft: mama’s geurige, lieve lijf.
Ik was er vrij zeker van dat ik zó naar ons plekje kon lopen. We liepen de camping op, het lange pad af, tussen de bomen door, rechts de kleine zandvlakte, links de grote, nog een klein stukje verder… en daar was het voor mij belangrijkste herkenningspunt: een jeneverbesstruik op een kleine verhoging. Jeneverbessen kunnen heel oud worden en ook decennia later kun je ze goed herkennen. Het viel me op dat hij zo langzamerhand wel wat uit elkaar was gevallen. Het paadje tussen de hoofdstammen was nu een stuk breder dan destijds, maar hij stond er nog steeds. Ik herinnerde me hoe ik in het binnenste van de grote struik met mijn pop speelde en hoe de wortels met het zand ertussen een soort commode vormden waarop mijn pop kon liggen. Die commode leek veel lager geworden, maar ja… met driejarige beentjes lijkt alles natuurlijk een stuk hoger.
Ik zag dat de zandgrond meer begroeid was geraakt op de plek waar mijn vader ruim veertig jaar geleden een zandkuil voor mij groef en met de schep zorgvuldig een tafel en een bankje erin vormde.
Ik zag bijna tastbaar mijn oom weer lopen, met zijn toilettas in de hand en zijn handdoek om de nek, als hij fris geschoren terugkwam van het toiletgebouw, een guitige blik op zijn gezicht.
Het meest indringende was echter de geur. Het bos op de camping is een gemengd bos, met eikenbomen en naaldbomen, en de bodem bestaat uit zand, gras en heide. Waar ter wereld ik ook loop… als ik die mengeling van natuurlijke begroeiing ruik, ben ik op deze plek. Zo diep heeft die geur zich in mijn geheugen gevestigd en zo zeer is die verbonden met de herinnering aan een zorgeloze tijd, dat er geen andere geur tegenop kan.
Er gebeurde veel in de jaren erna en ik kan deze kostbare terugblik niet meer delen met mijn ouders en mijn zusje, omdat ze er niet meer zijn. Toch is de herinnering onuitwisbaar, want als kind neem je de dingen diep in je emotionele brein op. Daar raken geuren en kleuren verbonden met die ene afweging: veilig of niet veilig. Dat is de keuze die onze baby’s maken: veilig of niet veilig, toenadering zoeken of afstand bewaren, verbinden of verdedigen. Als ouders en als zorgverleners hebben we dus een heel belangrijke rol voor onze jongsten: hoe meer van die krachtige, veilige herinneringen we ze kunnen geven, hoe stabieler ze in het leven staan, hoe opener ze de wereld tegemoet treden en hoe gezonder ze zijn!
Vanavond reis ik af naar een nieuwe plek in mijn leven die verbonden is met geuren en kleuren. Sinds 2004 kom ik er bijna elke herfst en bouw ik zorgvuldig aan positieve associaties. De glooiende heuvels, de herfstige bomen, de houtstapels die wachten op de winter, de kerkklok die beiert over het dal en altijd dezelfde geurige thee… Het is een plek voor bezinning, voor dagelijkse wandelingen, voor stilte en nadenken. Het is ook een plek waar ik hard aan diverse projecten heb gewerkt en waar nu ‘Koester je kleintje’ in de schijnwerpers zal staan, opdat ook de aller-, allerkleinste kindjes in ons midden omringd worden met wat ze het allergrootste gevoel van veiligheid geeft: mama’s geurige, lieve lijf.
Labels:
Gasselte,
geur,
herinnering,
kleur,
pop,
stabiel,
toenadering,
veilig
woensdag 17 oktober 2012
Media... sociaal?
Twee weken geleden bracht ik een bezoek aan de snackbar, omdat ik geen zin had om te koken. Diverse mensen waren in afwachting van hun bestelling en zoals dat gaat, riep de jongen achter de toonbank na het verzamelen van de gefrituurde producten de inhoud van de tasjes op. Bij één bestelling riep hij wel zo’n zeven of acht onderdelen op, maar niemand reageerde, totdat een andere medewerker riep: “Hé, René!” René keek op van zijn smartphone, nam het tasje in ontvangst en verliet het etablissement. Zo geabsorbeerd kunnen mensen dus zijn in hun sociale media, dat de honger naar de achtergrond verdwijnt.
Dit was een redelijk onschuldige situatie, maar onlangs hoorden we als collega’s ook een heel ander, zeer triest verhaal. Een moeder die net was bevallen, lag met haar baby in bed en was zo druk met haar telefoon, dat ze geen aandacht meer voor haar pasgeboren baby had. De zorgverlener die de ruimte binnenkwam, zag een bleek, grauw kindje, pakte het op en wist het weer aan het ademen te krijgen. Was ze een paar minuten later binnengekomen of minder alert geweest, dan was deze moeder haar baby verloren.
Een andere collega vertelde over een baby die, vier uur na de geboorte, al de hoofdrol speelde in een zorgvuldig geregisseerde fotoshoot, compleet met schapenvacht en professionele fotograaf, in plaats van lekker dicht tegen mama aan te liggen, haar te horen, te ruiken, te proeven en te voelen. Grote kans, dat dit kleine mensje even later al zijn entree maakte op het wereldwijde gezichtenboek.
De vraag doemt op… hoe sociaal zijn de media die we ‘social media’ noemen? De oorsprong van het woord ‘sociaal’ draagt de betekenis van ‘verbinden’, ‘verbonden zijn’. Dat is inderdaad het streven van de vele media die er zijn. Maar wat hebben we aan de verbinding met mensen verder weg, als dat ertoe leidt dat de basisbehoeften van onze kinderen niet meer goed kunnen worden vervuld? Veilige hechting is immers de primaire vorm van je verbinden met de ander.
Ouders zijn (in de meeste gevallen) volwassen mensen en het is niet aan de zorgverlener om ze de wet voor te schrijven. Wat wel de taak van de zorgverlener is, is aangeven wat de baby nodig heeft en hoe de moeder en de ouders samen ervoor kunnen zorgen dat ze in de beginfase goed met hun kindje leren communiceren.
Hoe kunnen we omgaan met de oprukkende invloed van altijd bereikbaar zijn?
Vrijen met de telefoon in de hand? Samen aan tafel eten terwijl de ene ringtone na de andere het binnenkomen van weer een bericht verraadt? Naar een dansvoorstelling kijken terwijl je scherp je scherm in de gaten houdt? Velen zullen deze drie combinaties niet zo’n goed idee vinden.
Het voeden van je baby, zeker in de eerste dagen, is echter het opbouwen van een liefdesrelatie voor het leven. Het is voor je kind de manier om een gevoel van verzadiging te bereiken na een intens genoten maaltijd. En bovenal is het proces aan de borst een ‘mother-baby dance’, zoals soms zo mooi wordt gezegd. Je draait om elkaar heen, je kijkt naar elkaar, je voelt elkaar aan en de ene partner in de twee-eenheid reageert op de andere. Het is coregulatie; het is leren je op een heel dierbare naaste af te stemmen. Dat hoogontwikkelde en hoogst sociale gedrag wordt aangestuurd door de rechter hersenhelft, die gericht is op relatievorming. Daar vormen die media een onwelkome spammer!
Dit was een redelijk onschuldige situatie, maar onlangs hoorden we als collega’s ook een heel ander, zeer triest verhaal. Een moeder die net was bevallen, lag met haar baby in bed en was zo druk met haar telefoon, dat ze geen aandacht meer voor haar pasgeboren baby had. De zorgverlener die de ruimte binnenkwam, zag een bleek, grauw kindje, pakte het op en wist het weer aan het ademen te krijgen. Was ze een paar minuten later binnengekomen of minder alert geweest, dan was deze moeder haar baby verloren.
Een andere collega vertelde over een baby die, vier uur na de geboorte, al de hoofdrol speelde in een zorgvuldig geregisseerde fotoshoot, compleet met schapenvacht en professionele fotograaf, in plaats van lekker dicht tegen mama aan te liggen, haar te horen, te ruiken, te proeven en te voelen. Grote kans, dat dit kleine mensje even later al zijn entree maakte op het wereldwijde gezichtenboek.
De vraag doemt op… hoe sociaal zijn de media die we ‘social media’ noemen? De oorsprong van het woord ‘sociaal’ draagt de betekenis van ‘verbinden’, ‘verbonden zijn’. Dat is inderdaad het streven van de vele media die er zijn. Maar wat hebben we aan de verbinding met mensen verder weg, als dat ertoe leidt dat de basisbehoeften van onze kinderen niet meer goed kunnen worden vervuld? Veilige hechting is immers de primaire vorm van je verbinden met de ander.
Ouders zijn (in de meeste gevallen) volwassen mensen en het is niet aan de zorgverlener om ze de wet voor te schrijven. Wat wel de taak van de zorgverlener is, is aangeven wat de baby nodig heeft en hoe de moeder en de ouders samen ervoor kunnen zorgen dat ze in de beginfase goed met hun kindje leren communiceren.
Hoe kunnen we omgaan met de oprukkende invloed van altijd bereikbaar zijn?
Vrijen met de telefoon in de hand? Samen aan tafel eten terwijl de ene ringtone na de andere het binnenkomen van weer een bericht verraadt? Naar een dansvoorstelling kijken terwijl je scherp je scherm in de gaten houdt? Velen zullen deze drie combinaties niet zo’n goed idee vinden.
Het voeden van je baby, zeker in de eerste dagen, is echter het opbouwen van een liefdesrelatie voor het leven. Het is voor je kind de manier om een gevoel van verzadiging te bereiken na een intens genoten maaltijd. En bovenal is het proces aan de borst een ‘mother-baby dance’, zoals soms zo mooi wordt gezegd. Je draait om elkaar heen, je kijkt naar elkaar, je voelt elkaar aan en de ene partner in de twee-eenheid reageert op de andere. Het is coregulatie; het is leren je op een heel dierbare naaste af te stemmen. Dat hoogontwikkelde en hoogst sociale gedrag wordt aangestuurd door de rechter hersenhelft, die gericht is op relatievorming. Daar vormen die media een onwelkome spammer!
Labels:
hechting,
lichamelijke behoeften,
sociaal,
social media,
telefoon,
zorgverlener
donderdag 11 oktober 2012
Handjes thuis
Afgelopen week spraken we met een aantal collega’s weer eens over het begrip ‘interventie’. Het hele proces van dragen, baren en zogen is in de loop der tijd alsmaar meer onderhevig geraakt aan interventies van al dan niet medische aard. Terwijl we erover discussieerden, bleek dat niet iedereen dezelfde definitie van ‘interventie’ hanteerde en dat kan gemakkelijk tot een Babylonische spraakverwarring leiden. Helder definiëren is een voorwaarde om tot steekhoudende conclusies te komen. Een gebied waarvoor dat meer dan voor welk ander gebied geldt, is dat van het wetenschappelijk onderzoek. Het begrip ‘evidence based’ is iets waarmee we tegenwoordig te pas en te onpas om de oren worden geslagen. Yvo Smulders, hoogleraar Interne Geneeskunde in het VU Medisch Centrum in Amsterdam, heeft er op Youtube een prachtige presentatie over, die ik van harte kan aanbevelen. Hij spreekt over het ‘evidence beest’, wat een vondst! Hij zet zijn publiek aan tot nadenken over de vraag wat je eigenlijk meet, wat je vervolgens denkt te weten en hoe je daarop je beleid kunt baseren.
Laten we eens kijken naar het woord ‘interventie’. Dit is afkomstig van het Latijnse woord ‘intervenire’, wat ‘komen tussen’ betekent. Bij een interventie is er dus sprake van een ‘tussenkomst’. Vaak wordt het gebruikt in de betekenis van ‘ingreep’, ‘bemiddeling’, ‘oplossing van een probleem’. In de context van de politiek betekent het bemoeienis met interne aangelegenheden, meestal op grond van internationaal recht of humanitaire overwegingen. Degene die intervenieert, is dus meestal iemand die tussenbeide komt, die zich inmengt in wat er tussen twee partijen gebeurt, vanuit de gedachte dat hij het als interveniërende partij beter weet dan degenen op wie hij zijn actie richt.
Goede borstvoedingszorg begint er daarentegen mee interventies te voorkomen, zodat er geen problemen ontstáán (en dan hoef je ze vanzelfsprekend ook niet op te lossen). Als moeder en kind wel uit elkaar zijn gehaald of op afstand van elkaar verkeren, begint een goed consult met het weer bij elkaar brengen van de partners in de dyade, de twee-eenheid. In de woorden van de Engelse kinderarts en psycholoog Donald Winnicott: “There is no such thing as a baby; there is always a baby and someone.” Dat weten we ergens ook wel, want een baby kan zich in z’n eentje immers niet redden. Mama’s lijf, mama’s armen… die vormen zijn habitat, zijn veilige leefomgeving in de beginfase van zijn leven. Daar hoort hij thuis. En als je je het daarmee eens bent, is huid-op-huidcontact dan een interventie? Of was in essentie de scheiding die eraan voorafging de ingreep, de tussenkomst, de inmenging?
Goed wetenschappelijk onderzoek is erop gericht een interventie te bestuderen en die te vergelijken met de situatie waarin er niet wordt ingegrepen. Als dat nou eens wat beter zou worden begrepen! Dan zouden we heel andere onderzoeksstudies (en krantenkoppent!) krijgen. Dan zou het worden: ‘Kunstmatige zuigelingenvoeding en het risico op obesitas’ (in plaats van ‘Borstvoeding en de bescherming tegen obesitas’) of ‘Scheiding van de moeder en hartritmestoornissen bij de baby’ (in plaats van ‘Verminderde hartritmestoornissen bij huid-op-huidcontact’). Het normale, de situatie waarin er niet wordt geïntervenieerd, dat is je referentiepunt en daarmee vergelijk je de gevolgen van het ingrijpen.
Vroeger zei ik soms tegen de kinderen: “Kijken met de ogen, niet met de handen.” Dat is ook in de zorg voor borstvoedende moeders een goed uitgangspunt. Eerst maar eens de boel stevig bij elkaar houden, goed observeren en niet tussenbeide komen, dus … hands off!
Laten we eens kijken naar het woord ‘interventie’. Dit is afkomstig van het Latijnse woord ‘intervenire’, wat ‘komen tussen’ betekent. Bij een interventie is er dus sprake van een ‘tussenkomst’. Vaak wordt het gebruikt in de betekenis van ‘ingreep’, ‘bemiddeling’, ‘oplossing van een probleem’. In de context van de politiek betekent het bemoeienis met interne aangelegenheden, meestal op grond van internationaal recht of humanitaire overwegingen. Degene die intervenieert, is dus meestal iemand die tussenbeide komt, die zich inmengt in wat er tussen twee partijen gebeurt, vanuit de gedachte dat hij het als interveniërende partij beter weet dan degenen op wie hij zijn actie richt.
Goede borstvoedingszorg begint er daarentegen mee interventies te voorkomen, zodat er geen problemen ontstáán (en dan hoef je ze vanzelfsprekend ook niet op te lossen). Als moeder en kind wel uit elkaar zijn gehaald of op afstand van elkaar verkeren, begint een goed consult met het weer bij elkaar brengen van de partners in de dyade, de twee-eenheid. In de woorden van de Engelse kinderarts en psycholoog Donald Winnicott: “There is no such thing as a baby; there is always a baby and someone.” Dat weten we ergens ook wel, want een baby kan zich in z’n eentje immers niet redden. Mama’s lijf, mama’s armen… die vormen zijn habitat, zijn veilige leefomgeving in de beginfase van zijn leven. Daar hoort hij thuis. En als je je het daarmee eens bent, is huid-op-huidcontact dan een interventie? Of was in essentie de scheiding die eraan voorafging de ingreep, de tussenkomst, de inmenging?
Goed wetenschappelijk onderzoek is erop gericht een interventie te bestuderen en die te vergelijken met de situatie waarin er niet wordt ingegrepen. Als dat nou eens wat beter zou worden begrepen! Dan zouden we heel andere onderzoeksstudies (en krantenkoppent!) krijgen. Dan zou het worden: ‘Kunstmatige zuigelingenvoeding en het risico op obesitas’ (in plaats van ‘Borstvoeding en de bescherming tegen obesitas’) of ‘Scheiding van de moeder en hartritmestoornissen bij de baby’ (in plaats van ‘Verminderde hartritmestoornissen bij huid-op-huidcontact’). Het normale, de situatie waarin er niet wordt geïntervenieerd, dat is je referentiepunt en daarmee vergelijk je de gevolgen van het ingrijpen.
Vroeger zei ik soms tegen de kinderen: “Kijken met de ogen, niet met de handen.” Dat is ook in de zorg voor borstvoedende moeders een goed uitgangspunt. Eerst maar eens de boel stevig bij elkaar houden, goed observeren en niet tussenbeide komen, dus … hands off!
Labels:
baby,
borstvoeding,
habitat,
huid-op-huidcontact,
interventie,
moeder,
onderzoek,
wetenschappelijk
woensdag 3 oktober 2012
Om te huilen...
Sinds 2007 ben ik betrokken bij wat in de wandelgangen ‘de huilrichtlijn’ wordt genoemd. De officiële titel is Multidisciplinaire Richtlijn Preventie, signalering, diagnostiek en behandeling van excessief huilen bij baby’s. Toen ik de voorloper van dat document voor de eerste keer onder ogen kreeg, was ik geschokt over diverse adviezen die erin stonden. Eén van de kwalijkste punten was wat mij betreft dit: “Gedurende de eerste twee dagen kan de kookwekker gebruikt worden voor het objectief tijdsbewustzijn van het in slaap huilen. Vijf minuten huilen kunnen immers voor de betrokken ouder al een half uur lijken. De wekker kan in overleg tussen de verpleegkundige en ouders worden gezet op 15 of 20 minuten en uiterlijk 30 minuten. Het gebruikt van de kookwekker betekent niet dat een ouder die tijd niet mag gaan kijken; wel is het beter ongezien te blijven. Ziet het kind de ouder wel dan wordt daarmee bij het kind de verwachting gewekt dat het opgepakt zal worden en als dat niet gebeurt, begint het huilen met hernieuwde kracht. Dan zal het zelf in slaap leren vallen langer duren (meerdere slaapjes bestrijken) en dus met meer huilen gepaard gaan. De verpleegkundige bespreekt dit uitgebreid met de ouders.”
Er kwam een dvd in omloop, waarin dit aspect verder werd uitgewerkt, aangevuld met inbakeren en een strikt programma van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie. Eén van de moeders in die dvd heeft spijt als haren op haar hoofd, dat ze zich in haar labiele toestand heeft geleend voor de opnames. De aanpak leidde tot een ernstig verstoorde hechting tussen haar en haar dochter. Ze plengde heel wat tranen omdat ze niet wist hoe het weer goed moest komen.
De mensen die zich bij het RIVM en later bij TNO bezig hielden met het opstellen van dit document, hadden tevens een samenwerkingsverband met een fabrikant van kunstmatige zuigelingenvoeding. Zoals vrijwel alle fabrikanten op dit gebied, was ook deze een overtreder van de internationale WHO-code. De richtlijnopstellers toerden jaren door het land met hun promotiecircus en één van de mensen die zich met verve van haar taak kweet, was Ria Blom. Samen met een VBN-collega was ik in 2007 aanwezig bij een bijeenkomst waar zij haar rust-en-regelmaat-en-kookwekker-verhaal vertelde. We waren verbijsterd. Die avond was het begin van een jarenlang traject, waaraan langzaam een einde lijkt te komen, nu men de accorderingsfase is ingegaan. Beroepsorganisaties en professionals mochten tot afgelopen maandag, 1 oktober, nog een keer hun zegje doen over het laatste concept. Niet alle betrokkenen zijn door de jaren heen echter goed op de hoogte gehouden. Ik ben volgens het document lid van de adviesgroep, maar bij herhaling ben ik ‘uit de verzendlijst gevallen’. Ook deze keer hoorde ik via een omweg van de mogelijkheid tot het leveren van input. Ik heb zondag en maandag gedurende 16 uur de meer dan 100 pagina’s doorgenomen en van mijn commentaar voorzien (mail me, als je het wilt lezen).
Dat commentaar was in grote lijnen hetzelfde als in de nazomer van 2011, want veel knelpunten zijn nog steeds niet weggenomen. Er zijn weliswaar nuanceringen aangebracht in de loop der jaren en de verfoeide kookwekker is eruit, maar het blijft een document waarin de nadruk ligt op de last die het huilende kind de ouders bezorgt. Dat de huilende baby het moeilijk heeft en gebaat is bij heel veel lichamelijk contact, dat de stress van de ouders net zo goed huilen veroorzaakt als dat het er het resultaat van is, die aspecten blijven zwaar onderbelicht. En als klap op de vuurpijl las ik afgelopen maandag deze zinsnede: “Er wordt aangenomen dat jonge kinderen fysieke scheiding van hun moeders herkennen, wat leidt tot huilen, dat stopt bij hereniging. De ‘separation distress call’ dient tot nabijheid van de moeder.” Euhm… het is slechts een aanname dat kinderen het merken dat ze niet bij hun moeder zijn…?! Een document met uitgangspunten als dit (er is nog veel meer over te zeggen, maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte) vormt straks in de jeugdgezondheidszorg de basis voor het begeleiden van baby’s die veel huilen (en hun ouders).
Wees dus op je hoede, mensen. Laat je niet in de luren leggen. Je kind heeft jou hard nodig om vertrouwen in de wereld te krijgen. Mocht je om wat voor reden dan ook niet in staat zijn je baby de troost te bieden die ze nodig heeft, zoek dan hulp. Het is dapper om te erkennen dat je je vertilt aan de bagage in je eigen rugzak. Veel mensen zijn als kind behandeld zoals deze nog niet gepubliceerde, maar nu deels al achterhaalde richtlijn bepleit. Het is moeilijk je kind te geven wat je zelf niet kreeg. Je kon daar toen niks aan doen, maar nu wel. Doe dat, zodat je de droevige kanten van de geschiedenis niet herhaalt, maar samen een nieuw begin maakt. Je kind zal je er eeuwig dankbaar voor zijn.
Er kwam een dvd in omloop, waarin dit aspect verder werd uitgewerkt, aangevuld met inbakeren en een strikt programma van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie. Eén van de moeders in die dvd heeft spijt als haren op haar hoofd, dat ze zich in haar labiele toestand heeft geleend voor de opnames. De aanpak leidde tot een ernstig verstoorde hechting tussen haar en haar dochter. Ze plengde heel wat tranen omdat ze niet wist hoe het weer goed moest komen.
De mensen die zich bij het RIVM en later bij TNO bezig hielden met het opstellen van dit document, hadden tevens een samenwerkingsverband met een fabrikant van kunstmatige zuigelingenvoeding. Zoals vrijwel alle fabrikanten op dit gebied, was ook deze een overtreder van de internationale WHO-code. De richtlijnopstellers toerden jaren door het land met hun promotiecircus en één van de mensen die zich met verve van haar taak kweet, was Ria Blom. Samen met een VBN-collega was ik in 2007 aanwezig bij een bijeenkomst waar zij haar rust-en-regelmaat-en-kookwekker-verhaal vertelde. We waren verbijsterd. Die avond was het begin van een jarenlang traject, waaraan langzaam een einde lijkt te komen, nu men de accorderingsfase is ingegaan. Beroepsorganisaties en professionals mochten tot afgelopen maandag, 1 oktober, nog een keer hun zegje doen over het laatste concept. Niet alle betrokkenen zijn door de jaren heen echter goed op de hoogte gehouden. Ik ben volgens het document lid van de adviesgroep, maar bij herhaling ben ik ‘uit de verzendlijst gevallen’. Ook deze keer hoorde ik via een omweg van de mogelijkheid tot het leveren van input. Ik heb zondag en maandag gedurende 16 uur de meer dan 100 pagina’s doorgenomen en van mijn commentaar voorzien (mail me, als je het wilt lezen).
Dat commentaar was in grote lijnen hetzelfde als in de nazomer van 2011, want veel knelpunten zijn nog steeds niet weggenomen. Er zijn weliswaar nuanceringen aangebracht in de loop der jaren en de verfoeide kookwekker is eruit, maar het blijft een document waarin de nadruk ligt op de last die het huilende kind de ouders bezorgt. Dat de huilende baby het moeilijk heeft en gebaat is bij heel veel lichamelijk contact, dat de stress van de ouders net zo goed huilen veroorzaakt als dat het er het resultaat van is, die aspecten blijven zwaar onderbelicht. En als klap op de vuurpijl las ik afgelopen maandag deze zinsnede: “Er wordt aangenomen dat jonge kinderen fysieke scheiding van hun moeders herkennen, wat leidt tot huilen, dat stopt bij hereniging. De ‘separation distress call’ dient tot nabijheid van de moeder.” Euhm… het is slechts een aanname dat kinderen het merken dat ze niet bij hun moeder zijn…?! Een document met uitgangspunten als dit (er is nog veel meer over te zeggen, maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte) vormt straks in de jeugdgezondheidszorg de basis voor het begeleiden van baby’s die veel huilen (en hun ouders).
Wees dus op je hoede, mensen. Laat je niet in de luren leggen. Je kind heeft jou hard nodig om vertrouwen in de wereld te krijgen. Mocht je om wat voor reden dan ook niet in staat zijn je baby de troost te bieden die ze nodig heeft, zoek dan hulp. Het is dapper om te erkennen dat je je vertilt aan de bagage in je eigen rugzak. Veel mensen zijn als kind behandeld zoals deze nog niet gepubliceerde, maar nu deels al achterhaalde richtlijn bepleit. Het is moeilijk je kind te geven wat je zelf niet kreeg. Je kon daar toen niks aan doen, maar nu wel. Doe dat, zodat je de droevige kanten van de geschiedenis niet herhaalt, maar samen een nieuw begin maakt. Je kind zal je er eeuwig dankbaar voor zijn.
Labels:
Blom,
hechting,
huilen,
kookwekker,
prikkelreductie,
regelmaat,
richtlijn,
voorspelbaarheid
woensdag 26 september 2012
Veerkracht
Gisteren, dinsdag, bezocht ik in Ede het tweejaarlijkse Nederlandse borstvoedingcongres, georganiseerd door de SBO, de Samenwerkende BorstvoedingOrganisaties. Maandagmiddag vertrok ik al, naar een lieve collega en vriendin die ook in Ede woont. Zij is één van de proeflezers voor ‘Koester je kleintje’, mijn Nederlandse vertaling van ‘Hold Your Prem’, het prachtige boek van Jill en Nils Bergman. De middag voorafgaand aan het congres besteedden we aan een proefleessessie, waarbij nog een collega aanschoof. Altijd fijn, samen aan het werk vanuit een gedeelde visie.
Dinsdag was volledig gevuld met het congres, waar onder andere Nils Bergman sprak. Wat een boost gaven zijn voordrachten aan het werk voor de boekvertaling! De passie spat hem uit de ogen als hij eenmaal aan het praten raakt over zijn onderwerp, Kangaroo Mother Care. Als je alles wat hij zegt, goed op je laat inwerken, realiseer je je dat hij een revolutie bepleit, een grootschalige verandering in de manier waarop we kijken naar wat kinderen nodig hebben in de eerste fase van hun leven. Hij sprak over de ‘buffering protection of adult support’ en bedoelde daarmee het effect op het jonge kind van de nabijheid van de ouders. Een baby, en zeker een prematuur geboren baby, is voor heel veel lichaamsfuncties nog niet tot zelfregulatie in staat. Voor een gezonde afstemming van allerlei systemen is daarom coregulatie nodig. Het lichaam van moeder of vader zorgt daarvoor: de nabijheid voorkomt stress en als er nauwelijks adrenaline door het bloed raast, maar het kind gedrenkt wordt in een royale hoeveelheid oxytocine, zal het in sociale zin toenaderingsgedrag laten zien.
Het alleen zijn, gescheiden van moeder of vader, veroorzaakt daarentegen dat het kind zich in sociaal opzicht terugtrekt. Op hormonaal niveau raakt het lichaam dan in een chaotische toestand. Bij dit soort processen is vaak sprake van een cascade-effect: het één lokt het ander uit en de situatie wordt alsmaar penibeler. Een heftig rijtje: scheiding veroorzaakt stress. Door stress gaan de hormonen op de hobbel. Als dit vaak gebeurt, kost dit veel energie. Om het energieverlies te beperken, verandert het lichaam de basisniveaus van allerlei functies. Hoe meer die functies veranderen, hoe ontvankelijker een mens wordt voor allerlei ziektes en ook voor een voortijdige dood. Nils noemt dat de ‘allostatic load’, de bagage die je met je meesleept en die je uitput. En de ellende is… we geven als ouders die patronen vaak door aan onze kinderen! Dat begint al vóór de geboorte: een ontspannen moeder geeft andere chemische boodschappen aan haar baby dan de moeder die zich zorgen maakt of eenzaam is of lichamelijk of geestelijk klappen moet incasseren. Na de geboorte kijken onze kinderen van ons af hoe ze met stress kunnen omgaan. Zijn we dichtbij, als onze kinderen van slag zijn, of negeren we hun emotionele pijn en moedigen we ze aan om zich te vermannen?
Ik moest bij alle verhalen van Nils Bergman denken aan Robin Grille, die het verschil tussen ‘resilience’ (veerkracht) en ‘adaptation’ (aanpassing) beschrijft. Er wordt vaak gezegd dat kinderen veerkrachtig zijn; dat impliceert dat ze als een bamboeplant terugbuigen naar hoe ze stonden voor ze een wilde storm ondergingen. Dat is een ander proces dan aanpassing. Aanpassen houdt in dat er dingen veranderen, dat je weliswaar de storm overleeft, maar dat je er anders uitkomt dan daarvoor. Dat ‘anders’, dat zijn vaak de dingen die het ons later in het leven moeilijk maken, die voor scheefgroei zorgen. Een kind kan dus toch maar beter zoveel stabiliteit en gezondheid opbouwen dat er daadwerkelijk sprake is van veerkracht. De beste start daarvoor…? Huid-op-huidcontact voor de pasgeboren baby en gevoelig afgestemde ouders die zeker de eerste drie jaren dichtbij zijn!
Dinsdag was volledig gevuld met het congres, waar onder andere Nils Bergman sprak. Wat een boost gaven zijn voordrachten aan het werk voor de boekvertaling! De passie spat hem uit de ogen als hij eenmaal aan het praten raakt over zijn onderwerp, Kangaroo Mother Care. Als je alles wat hij zegt, goed op je laat inwerken, realiseer je je dat hij een revolutie bepleit, een grootschalige verandering in de manier waarop we kijken naar wat kinderen nodig hebben in de eerste fase van hun leven. Hij sprak over de ‘buffering protection of adult support’ en bedoelde daarmee het effect op het jonge kind van de nabijheid van de ouders. Een baby, en zeker een prematuur geboren baby, is voor heel veel lichaamsfuncties nog niet tot zelfregulatie in staat. Voor een gezonde afstemming van allerlei systemen is daarom coregulatie nodig. Het lichaam van moeder of vader zorgt daarvoor: de nabijheid voorkomt stress en als er nauwelijks adrenaline door het bloed raast, maar het kind gedrenkt wordt in een royale hoeveelheid oxytocine, zal het in sociale zin toenaderingsgedrag laten zien.
Het alleen zijn, gescheiden van moeder of vader, veroorzaakt daarentegen dat het kind zich in sociaal opzicht terugtrekt. Op hormonaal niveau raakt het lichaam dan in een chaotische toestand. Bij dit soort processen is vaak sprake van een cascade-effect: het één lokt het ander uit en de situatie wordt alsmaar penibeler. Een heftig rijtje: scheiding veroorzaakt stress. Door stress gaan de hormonen op de hobbel. Als dit vaak gebeurt, kost dit veel energie. Om het energieverlies te beperken, verandert het lichaam de basisniveaus van allerlei functies. Hoe meer die functies veranderen, hoe ontvankelijker een mens wordt voor allerlei ziektes en ook voor een voortijdige dood. Nils noemt dat de ‘allostatic load’, de bagage die je met je meesleept en die je uitput. En de ellende is… we geven als ouders die patronen vaak door aan onze kinderen! Dat begint al vóór de geboorte: een ontspannen moeder geeft andere chemische boodschappen aan haar baby dan de moeder die zich zorgen maakt of eenzaam is of lichamelijk of geestelijk klappen moet incasseren. Na de geboorte kijken onze kinderen van ons af hoe ze met stress kunnen omgaan. Zijn we dichtbij, als onze kinderen van slag zijn, of negeren we hun emotionele pijn en moedigen we ze aan om zich te vermannen?
Ik moest bij alle verhalen van Nils Bergman denken aan Robin Grille, die het verschil tussen ‘resilience’ (veerkracht) en ‘adaptation’ (aanpassing) beschrijft. Er wordt vaak gezegd dat kinderen veerkrachtig zijn; dat impliceert dat ze als een bamboeplant terugbuigen naar hoe ze stonden voor ze een wilde storm ondergingen. Dat is een ander proces dan aanpassing. Aanpassen houdt in dat er dingen veranderen, dat je weliswaar de storm overleeft, maar dat je er anders uitkomt dan daarvoor. Dat ‘anders’, dat zijn vaak de dingen die het ons later in het leven moeilijk maken, die voor scheefgroei zorgen. Een kind kan dus toch maar beter zoveel stabiliteit en gezondheid opbouwen dat er daadwerkelijk sprake is van veerkracht. De beste start daarvoor…? Huid-op-huidcontact voor de pasgeboren baby en gevoelig afgestemde ouders die zeker de eerste drie jaren dichtbij zijn!
woensdag 19 september 2012
Jong geleerd
Onlangs ging ik op een donderdagmiddag naar de supermarkt. Ik liep langs een drietal kinderen met alle drie een wat boze, ontevreden blik in de ogen. Ik bespeurde een wolk van negatieve energie om ze heen, terwijl ik zelf goedgemutst was binnengekomen.
Toen ik vlak langs het middelste kind liep (een geschat leeftijdstrapje van ongeveer 5, 7 en 9), haalde hij uit naar de jongste, een meisje. Ik schrok en zei intuïtief: “Hé, dat doen we niet, hè!” Hij keek me heel boos aan: “Nou, maar zij doet vervelend.” Ik probeerde met zijn ogen in contact te blijven: “En dan ga je slaan?” “Nou, het is mijn zusje, hoor!”, was zijn verbolgen en uitdagende reactie. Blijkbaar vond hij dat feit voldoende rechtvaardiging voor zijn handelwijze. Je broertjes en zusjes mag je gerust slaan, geen probleem. Ik overlegde razendsnel bij mezelf: “En omdat ze je zusje is, mag je haar slaan?” “Ja, want zij heeft een flesje water en zij wil niks aan mij geven!” Hij ging met mij in gesprek; dat vond ik positief. Ik realiseerde me echter dat ik geen gelegenheid zou hebben om de zaak uitgebreid te bespreken en de visie van het zusje en het oudere broertje ook nog aan te horen. “Tsja, maar slaan is bijna nooit een goede oplossing voor een probleem”, antwoordde ik. Ik had de indruk dat hij echt hoorde wat ik zei, maar niet wist hoe het anders zou moeten.
Er verstreek nog een seconde, toen de vader, klaar met afrekenen, eraan kwam lopen. “Zo”, zei hij tegen zijn middelste zoon, “jij slaat je zusje? Kom maar mee.” Hij greep het ventje bij de arm en kneep er flink in. Het joch begon te huilen en ik kreeg een beeld voor ogen van hoe dit thuis of mogelijkerwijs al in de parkeergarage zou worden afgehandeld. Dat beeld werd sterker toen de moeder in hun kielzog volgde en de andere twee kinderen beetpakte en voor zich uit duwde. “Zo, is het weer raak?! Het is ook altijd hetzelfde gedonder met jullie! Hup, doorlopen!”
Moest ik achter de vader aan… zeggen dat knijpen net zo min als slaan een oplossing is? Het was druk in de winkel en een scène zou ook de kinderen geen goed doen, nog los van het feit dat ik er niet zeker van was of ik er zelf zonder klappen af zou komen. Wat was wijsheid?
Ik keek het gezin na, schudde mijn hoofd, verdrietig voor de kinderen (omdat het zo overduidelijk was waarom het jongetje zijn probleem met slaan probeerde op te lossen), machteloos (omdat ik iets zag waaraan ik op dat moment niets kon veranderen) en ook in twijfel (omdat ook mijn eigen belang hier had gesproken).
In welke fase was het misgegaan in dit gezin? Vermoedelijk al ver voor de geboorte van de drie kinderen; de ouders hadden als kind zelf waarschijnlijk ook geen luisterend oor en aandacht voor hun vragen.
Met onze kinderen in gesprek blijven, vanaf hun geboorte, en hun signalen serieus nemen lijkt de enige manier om dit soort ellende te voorkomen. Niet laten huilen, dus, dat piepkleine grut, maar hun vertrouwen voeden dat ze gezien, gehoord en gerespecteerd worden. Dan wordt agressie als communicatiemiddel overbodig en zal de wereld er telkens opnieuw een beetje vriendelijker uitzien!
Toen ik vlak langs het middelste kind liep (een geschat leeftijdstrapje van ongeveer 5, 7 en 9), haalde hij uit naar de jongste, een meisje. Ik schrok en zei intuïtief: “Hé, dat doen we niet, hè!” Hij keek me heel boos aan: “Nou, maar zij doet vervelend.” Ik probeerde met zijn ogen in contact te blijven: “En dan ga je slaan?” “Nou, het is mijn zusje, hoor!”, was zijn verbolgen en uitdagende reactie. Blijkbaar vond hij dat feit voldoende rechtvaardiging voor zijn handelwijze. Je broertjes en zusjes mag je gerust slaan, geen probleem. Ik overlegde razendsnel bij mezelf: “En omdat ze je zusje is, mag je haar slaan?” “Ja, want zij heeft een flesje water en zij wil niks aan mij geven!” Hij ging met mij in gesprek; dat vond ik positief. Ik realiseerde me echter dat ik geen gelegenheid zou hebben om de zaak uitgebreid te bespreken en de visie van het zusje en het oudere broertje ook nog aan te horen. “Tsja, maar slaan is bijna nooit een goede oplossing voor een probleem”, antwoordde ik. Ik had de indruk dat hij echt hoorde wat ik zei, maar niet wist hoe het anders zou moeten.
Er verstreek nog een seconde, toen de vader, klaar met afrekenen, eraan kwam lopen. “Zo”, zei hij tegen zijn middelste zoon, “jij slaat je zusje? Kom maar mee.” Hij greep het ventje bij de arm en kneep er flink in. Het joch begon te huilen en ik kreeg een beeld voor ogen van hoe dit thuis of mogelijkerwijs al in de parkeergarage zou worden afgehandeld. Dat beeld werd sterker toen de moeder in hun kielzog volgde en de andere twee kinderen beetpakte en voor zich uit duwde. “Zo, is het weer raak?! Het is ook altijd hetzelfde gedonder met jullie! Hup, doorlopen!”
Moest ik achter de vader aan… zeggen dat knijpen net zo min als slaan een oplossing is? Het was druk in de winkel en een scène zou ook de kinderen geen goed doen, nog los van het feit dat ik er niet zeker van was of ik er zelf zonder klappen af zou komen. Wat was wijsheid?
Ik keek het gezin na, schudde mijn hoofd, verdrietig voor de kinderen (omdat het zo overduidelijk was waarom het jongetje zijn probleem met slaan probeerde op te lossen), machteloos (omdat ik iets zag waaraan ik op dat moment niets kon veranderen) en ook in twijfel (omdat ook mijn eigen belang hier had gesproken).
In welke fase was het misgegaan in dit gezin? Vermoedelijk al ver voor de geboorte van de drie kinderen; de ouders hadden als kind zelf waarschijnlijk ook geen luisterend oor en aandacht voor hun vragen.
Met onze kinderen in gesprek blijven, vanaf hun geboorte, en hun signalen serieus nemen lijkt de enige manier om dit soort ellende te voorkomen. Niet laten huilen, dus, dat piepkleine grut, maar hun vertrouwen voeden dat ze gezien, gehoord en gerespecteerd worden. Dan wordt agressie als communicatiemiddel overbodig en zal de wereld er telkens opnieuw een beetje vriendelijker uitzien!
Labels:
communicatie,
gezin,
kinderen,
luisteren,
slaan,
vertrouwen
woensdag 12 september 2012
Kiezen en delen
Eerder vandaag maakte ik gebruik van mijn burgerrecht om aan te geven welke partij en welke politicus ik het liefst in de Tweede Kamer zie verschijnen. Toen ik het stembureau uit liep, werd ik overvallen door een onverwachte ontroering. Een stuk papier, een rood potlood, een vakje inkleuren, papier dichtvouwen en in de daarvoor bestemde, afgesloten bus deponeren: democratie! Het lijkt zo eenvoudig, maar het is het resultaat van het afleggen van een lang traject.
Daaraan werd ik krachtig herinnerd toen ik gisteravond, na een lange uitzending met politiek debat, verzeild raakte in een documentaire over Harry Belafonte en zijn rol in de strijd voor gelijke rechten.
Ik realiseerde me hoe heel veel van de dingen die we nu normaal vinden, ooit letterlijk met bloed, zweet en tranen tot stand zijn gebracht, hoe mensen hun leven verloren voor het ideaal dat ze voor ogen stond. Mensen als Belafonte, Martin Luther King en Nelson Mandela hielden hun doelen scherp in het vizier en maakten daaraan hun eigen, persoonlijke belang ondergeschikt. Het ging om het grotere idee, om groepen groter dan de eigen sociale gemeenschap, niet om de kleine, eigen leef- en denkwereld. De dromen konden niet altijd op de korte termijn worden verwezenlijkt, maar vroegen tijd; zonder meteen resultaat te zien, werd er met geduld en vastberadenheid doorgewerkt.
Toen ik gisteren naar bed ging, in mijn hoofd de beelden van zowel debatterende als demonstrerende mannen, vroeg ik me dan ook af: “Wat ga ik morgen stemmen? Stem ik strategisch, omdat ik hoop daarmee een bepaalde coalitie meer kans te bieden? Stem ik pragmatisch? Of kijk ik naar mijn ideële uitgangspunten?”
Het strikt persoonlijke belang ondergeschikt maken aan een groter doel en met toewijding investeren in de lange termijn… dat heeft veel weg van het ouderschap en de zorg voor het jonge kind. Overigens is het natuurlijk de vraag of het optimaal gedijen van het nageslacht niet ook persoonlijk belang is, maar dit nu even terzijde.
De zorg voor een opgroeiende baby is een veeleisende taak die van ouders geduld en inlevingsvermogen vraagt. Hoe belangrijk die twee vaardigheden zijn en hoe groot hun invloed op de ontwikkeling van het kind, wordt niet altijd voldoende beseft. Er zijn eveneens ouders die door hun eigen levensgeschiedenis die vaardigheden onvoldoende beheersen en zich daarvan juist pijnlijk bewust zijn.
Hoe het ouderschap er ook uitziet, wanneer we onze kinderen koesteren en ze voeden met ons verhaal, wanneer we over pijn heen durven stappen en moedig en optimistisch idealen blijven nastreven, dan stappen ze dapper de wereld in. Dan zullen ook zij vanuit hun hart beslissingen nemen. Immers… ‘wie goed doet, goed ontmoet’ en ‘gedeelde vreugd is dubbele vreugd’.
Pragmatisme is leuk, maar wezenlijke veranderingen met blijvende verbeteringen voor grote groepen mensen komen voort uit idealisme, uit het vertrouwen dat het beter kan en dat onrechtvaardigheid bestreden moet worden. Laten we ons dus gelukkig prijzen in een land waar we met een rood potlood onze stem kunnen laten horen. Eerst kiezen en dan samen delen!
Daaraan werd ik krachtig herinnerd toen ik gisteravond, na een lange uitzending met politiek debat, verzeild raakte in een documentaire over Harry Belafonte en zijn rol in de strijd voor gelijke rechten.
Ik realiseerde me hoe heel veel van de dingen die we nu normaal vinden, ooit letterlijk met bloed, zweet en tranen tot stand zijn gebracht, hoe mensen hun leven verloren voor het ideaal dat ze voor ogen stond. Mensen als Belafonte, Martin Luther King en Nelson Mandela hielden hun doelen scherp in het vizier en maakten daaraan hun eigen, persoonlijke belang ondergeschikt. Het ging om het grotere idee, om groepen groter dan de eigen sociale gemeenschap, niet om de kleine, eigen leef- en denkwereld. De dromen konden niet altijd op de korte termijn worden verwezenlijkt, maar vroegen tijd; zonder meteen resultaat te zien, werd er met geduld en vastberadenheid doorgewerkt.
Toen ik gisteren naar bed ging, in mijn hoofd de beelden van zowel debatterende als demonstrerende mannen, vroeg ik me dan ook af: “Wat ga ik morgen stemmen? Stem ik strategisch, omdat ik hoop daarmee een bepaalde coalitie meer kans te bieden? Stem ik pragmatisch? Of kijk ik naar mijn ideële uitgangspunten?”
Het strikt persoonlijke belang ondergeschikt maken aan een groter doel en met toewijding investeren in de lange termijn… dat heeft veel weg van het ouderschap en de zorg voor het jonge kind. Overigens is het natuurlijk de vraag of het optimaal gedijen van het nageslacht niet ook persoonlijk belang is, maar dit nu even terzijde.
De zorg voor een opgroeiende baby is een veeleisende taak die van ouders geduld en inlevingsvermogen vraagt. Hoe belangrijk die twee vaardigheden zijn en hoe groot hun invloed op de ontwikkeling van het kind, wordt niet altijd voldoende beseft. Er zijn eveneens ouders die door hun eigen levensgeschiedenis die vaardigheden onvoldoende beheersen en zich daarvan juist pijnlijk bewust zijn.
Hoe het ouderschap er ook uitziet, wanneer we onze kinderen koesteren en ze voeden met ons verhaal, wanneer we over pijn heen durven stappen en moedig en optimistisch idealen blijven nastreven, dan stappen ze dapper de wereld in. Dan zullen ook zij vanuit hun hart beslissingen nemen. Immers… ‘wie goed doet, goed ontmoet’ en ‘gedeelde vreugd is dubbele vreugd’.
Pragmatisme is leuk, maar wezenlijke veranderingen met blijvende verbeteringen voor grote groepen mensen komen voort uit idealisme, uit het vertrouwen dat het beter kan en dat onrechtvaardigheid bestreden moet worden. Laten we ons dus gelukkig prijzen in een land waar we met een rood potlood onze stem kunnen laten horen. Eerst kiezen en dan samen delen!
Labels:
idealen,
idealisme,
investeren,
koesteren,
ouderschap,
stem,
vertrouwen
dinsdag 4 september 2012
Dicht bij elkaar
Afgelopen donderdag was ik op consult bij een moeder met een zoontje van twee weken. Ze waren samen al vanaf het begin aan het ploeteren en nu had moeder zozeer last van pijnlijke tepels dat ze mijn hulp inriep. Ze deed dat telefonisch, maar na een paar zinnen had ik al in de gaten dat ik haar zo niet goed op weg zou kunnen helpen. Er was te veel dat om observatie vroeg en dus spraken we af dat ik de volgende ochtend langs zou komen.
Toen haar zoontje wakker werd, ging ze lekker met hem op de bank zitten om te proberen hem aan de borst te krijgen. Hij deed erg zijn best, maar kreeg het niet voor elkaar om de borst goed aan te happen. Dat was ook wat mama aangaf: ze zag frustratie bij haar kind. Dat is sneu voor zo’n kleine hummel en het maakt het voor een moeder natuurlijk ook moeilijk om rustig te blijven en vertrouwen in het proces te houden.
Terwijl haar zoontje bozig protesteerde en daarbij huilend zijn mondje opende, keek ik wat er binnenin gebeurde met de tong. Dat gaf al wat richting aan mijn vermoedens.
Ik vroeg of ik het mannetje even mocht vasthouden en ik nam hem recht voor me op schoot. We maakten een praatje en hij lachte me vriendelijk toe terwijl ik tegen hem babbelde, mijn tong uitstak en een wijd open mond aan hem liet zien. Hij had er echt plezier in en hij probeerde verwoed om die gekke bekken van mij te imiteren. Dat viel nog niet mee en hoewel hij zijn mondje wat ronder maakte, kwam zijn tong niet naar buiten.
*Het Chinese karakter voor 'goed' (het tweede symbool) wordt gevormd door een gestyleerde moeder met kind.*
Mama legde hem nog eens aan en opnieuw lukte het hem niet om een mooi vacuüm te maken en krachtig door te drinken. Als hij huilde, zo zag ik, kwam de achterkant van de tong weliswaar omhoog, maar de voorkant niet. De tong leek bijna vierkant en het midden werd een fractie naar binnen getrokken. Een vinger eronderdoor halend voelde ik een erg strak riempje en ik legde uit wat mijn idee was. Hoezeer hij ook zijn best zou doen aan de borst… de beperkte bewegingsvrijheid van de tong zou het blijvend moeilijk maken. Dé oplossing… het knippen van de tongriem! Dat is voor ouders vaak een schrikmoment: “Knippen?! In dat kleine kindje van ons? Moet dat…?” Keer op keer kunnen ze achteraf bevestigen wat ik vertel, namelijk dat het niks voorstelt, dat het zo voorbij is en dat veel kinderen daarna al meteen een verbetering laten zien aan de borst.
’s Middags belde ik een verloskundige in de regio die tongriempjes knipt en hoera, ze had een paar uur later al tijd om het gezin te zien en het riempje te knippen.
Inmiddels zijn we vier dagen verder en gaat het geweldig met moeder en kind. Haar baby moet nog wat oefenen, samen moeten ze nog handig worden en de productie (door kolven uit balans geraakt) moet nog weer in evenwicht komen, maar dat komt zeker goed.
Wanneer dit probleem in een vroeg stadium wordt gesignaleerd, kunnen zaken als kunstmatige zuigelingenvoeding, kolven en voeden uit een fles worden voorkomen. Dat is heel wat waard, want dan kunnen moeder en kind als een ondeelbare eenheid dicht bij elkaar blijven, zoals het hoort!
Toen haar zoontje wakker werd, ging ze lekker met hem op de bank zitten om te proberen hem aan de borst te krijgen. Hij deed erg zijn best, maar kreeg het niet voor elkaar om de borst goed aan te happen. Dat was ook wat mama aangaf: ze zag frustratie bij haar kind. Dat is sneu voor zo’n kleine hummel en het maakt het voor een moeder natuurlijk ook moeilijk om rustig te blijven en vertrouwen in het proces te houden.
Terwijl haar zoontje bozig protesteerde en daarbij huilend zijn mondje opende, keek ik wat er binnenin gebeurde met de tong. Dat gaf al wat richting aan mijn vermoedens.
Ik vroeg of ik het mannetje even mocht vasthouden en ik nam hem recht voor me op schoot. We maakten een praatje en hij lachte me vriendelijk toe terwijl ik tegen hem babbelde, mijn tong uitstak en een wijd open mond aan hem liet zien. Hij had er echt plezier in en hij probeerde verwoed om die gekke bekken van mij te imiteren. Dat viel nog niet mee en hoewel hij zijn mondje wat ronder maakte, kwam zijn tong niet naar buiten.
*Het Chinese karakter voor 'goed' (het tweede symbool) wordt gevormd door een gestyleerde moeder met kind.*
Mama legde hem nog eens aan en opnieuw lukte het hem niet om een mooi vacuüm te maken en krachtig door te drinken. Als hij huilde, zo zag ik, kwam de achterkant van de tong weliswaar omhoog, maar de voorkant niet. De tong leek bijna vierkant en het midden werd een fractie naar binnen getrokken. Een vinger eronderdoor halend voelde ik een erg strak riempje en ik legde uit wat mijn idee was. Hoezeer hij ook zijn best zou doen aan de borst… de beperkte bewegingsvrijheid van de tong zou het blijvend moeilijk maken. Dé oplossing… het knippen van de tongriem! Dat is voor ouders vaak een schrikmoment: “Knippen?! In dat kleine kindje van ons? Moet dat…?” Keer op keer kunnen ze achteraf bevestigen wat ik vertel, namelijk dat het niks voorstelt, dat het zo voorbij is en dat veel kinderen daarna al meteen een verbetering laten zien aan de borst.
’s Middags belde ik een verloskundige in de regio die tongriempjes knipt en hoera, ze had een paar uur later al tijd om het gezin te zien en het riempje te knippen.
Inmiddels zijn we vier dagen verder en gaat het geweldig met moeder en kind. Haar baby moet nog wat oefenen, samen moeten ze nog handig worden en de productie (door kolven uit balans geraakt) moet nog weer in evenwicht komen, maar dat komt zeker goed.
Wanneer dit probleem in een vroeg stadium wordt gesignaleerd, kunnen zaken als kunstmatige zuigelingenvoeding, kolven en voeden uit een fles worden voorkomen. Dat is heel wat waard, want dan kunnen moeder en kind als een ondeelbare eenheid dicht bij elkaar blijven, zoals het hoort!
Labels:
aanleggen,
knippen,
tong,
tongriem,
verloskundige
donderdag 21 juni 2012
Geboorteviering
Vandaag was onze jongste dochter jarig. Sweet sixteen alweer, maar wat staat me die laatste bevalling nog goed voor ogen. ’s Middags was ik nog met de oudste twee naar de zwemles geweest, rustig aan, met mijn superdikke en prachtige buik. Mijn schoonmoeder had aangeboden het van me over te nemen, maar ik zei: “Nee, dat hoeft niet, hoor, want het gaat nog prima. Als de baby er straks is, heb ik je hulp waarschijnlijk harder nodig dan nu.”
De oudere drie hadden zich allemaal ruim voor de uitgerekende datum aangekondigd: blozende baby’s, blakende borstkinderen, alle drie in ons eigen bed geboren. Onze jongste deed het rustig aan en zat de haar statistisch toebedeelde weken uit. Die avond na de zwemles zat ik rond tien uur lekker op de bank. Ineens ging ik staan, greep naar mijn natte pyjamabroek en zei: “Ho… ho! Nog meer! De vliezen zijn gebroken! Nico, maak het bed maar op, het gaat gebeuren!” Een zeiltje, een molton, een hoeslaken, plastic, een hoeslaken, kraammatrasjes… in een mum van tijd was mijn plekje klaar. We brachten een groot deel van de nacht getweeën door. Zijn vertrouwde handen lokten mijn ademhaling naar diep onderin mijn buik om ons kindje te helpen. Nadat ze rond vijf uur ’s ochtends was geboren en de verloskundige en de kraamverzorgende waren vertrokken, was het stil in huis. Dat lieve kleine meisje lag tussen ons in in bed en we voelden ons gelukzalig, terwijl we afwisselend nog wat sliepen en verwonderd naar haar keken, in afwachting van het moment waarop de andere kinderen wakker zouden worden.
Dat vertelde ik haar gisteravond, toen zowel zij als ik om middernacht nog niet in bed lag, ik mijn armen om haar heen sloeg en haar feliciteerde. Doorgeven, de vreugde van het baren en het koesteren, opdat ook zij vertrouwen heeft in haar vrouwelijke kracht als ze te zijner tijd moeder wordt. Dat vertrouwen zal haar helpen haar kinderen met hulp van haar eigen hormonen op de wereld te zetten.
Ik was bijna klaar met de boodschappen vanmiddag, toen ik een bekende zag. Ze liep me met betraande ogen tegemoet. Haar man, de zeventig royaal gepasseerd, lag met een hersenbloeding in het ziekenhuis en het zag er niet goed uit. Ik dacht aan onze dochter, jarig en in volle bloei. Ik dacht ook aan de kinderen over wie Jill Bergman schrijft in het boek dat ik vertaal, aan die prematuur geboren minimensjes die geregeld hersenbloedingen krijgen omdat het leven buiten de baarmoeder nog te veel voor ze is en ze hun moeder verschrikkelijk missen als ze in de couveuse liggen. Wat een zorgen kunnen er zijn, zowel aan het begin als aan het einde van het leven.
De bekende verliet, vergezeld van haar dochter, de winkel. Ik stond even stil, midden tussen de bloemen, en aarzelde niet meer: geurende witte lelies en witte eustoma voor de grote vaas in de kamer en roodoranje roosjes voor de hal en de schouw, waar de foto’s van mijn overleden ouders staan en een beeldje dat mijn overleden zusje maakte.
We vieren de geboorte van ons lieve kind; wat een zegen!
De oudere drie hadden zich allemaal ruim voor de uitgerekende datum aangekondigd: blozende baby’s, blakende borstkinderen, alle drie in ons eigen bed geboren. Onze jongste deed het rustig aan en zat de haar statistisch toebedeelde weken uit. Die avond na de zwemles zat ik rond tien uur lekker op de bank. Ineens ging ik staan, greep naar mijn natte pyjamabroek en zei: “Ho… ho! Nog meer! De vliezen zijn gebroken! Nico, maak het bed maar op, het gaat gebeuren!” Een zeiltje, een molton, een hoeslaken, plastic, een hoeslaken, kraammatrasjes… in een mum van tijd was mijn plekje klaar. We brachten een groot deel van de nacht getweeën door. Zijn vertrouwde handen lokten mijn ademhaling naar diep onderin mijn buik om ons kindje te helpen. Nadat ze rond vijf uur ’s ochtends was geboren en de verloskundige en de kraamverzorgende waren vertrokken, was het stil in huis. Dat lieve kleine meisje lag tussen ons in in bed en we voelden ons gelukzalig, terwijl we afwisselend nog wat sliepen en verwonderd naar haar keken, in afwachting van het moment waarop de andere kinderen wakker zouden worden.
Dat vertelde ik haar gisteravond, toen zowel zij als ik om middernacht nog niet in bed lag, ik mijn armen om haar heen sloeg en haar feliciteerde. Doorgeven, de vreugde van het baren en het koesteren, opdat ook zij vertrouwen heeft in haar vrouwelijke kracht als ze te zijner tijd moeder wordt. Dat vertrouwen zal haar helpen haar kinderen met hulp van haar eigen hormonen op de wereld te zetten.
Ik was bijna klaar met de boodschappen vanmiddag, toen ik een bekende zag. Ze liep me met betraande ogen tegemoet. Haar man, de zeventig royaal gepasseerd, lag met een hersenbloeding in het ziekenhuis en het zag er niet goed uit. Ik dacht aan onze dochter, jarig en in volle bloei. Ik dacht ook aan de kinderen over wie Jill Bergman schrijft in het boek dat ik vertaal, aan die prematuur geboren minimensjes die geregeld hersenbloedingen krijgen omdat het leven buiten de baarmoeder nog te veel voor ze is en ze hun moeder verschrikkelijk missen als ze in de couveuse liggen. Wat een zorgen kunnen er zijn, zowel aan het begin als aan het einde van het leven.
De bekende verliet, vergezeld van haar dochter, de winkel. Ik stond even stil, midden tussen de bloemen, en aarzelde niet meer: geurende witte lelies en witte eustoma voor de grote vaas in de kamer en roodoranje roosjes voor de hal en de schouw, waar de foto’s van mijn overleden ouders staan en een beeldje dat mijn overleden zusje maakte.
We vieren de geboorte van ons lieve kind; wat een zegen!
dinsdag 5 juni 2012
Koester je kleintje!
Afgelopen vrijdag was ik in het Sophia Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. Samen met een collega had ik de eerste fotoshoot gepland voor mijn derde boekvertaling. Het boek ‘Hold Your Prem’ van Jill en Nils Bergman gaat over de zorg voor prematuur geboren baby’s en over hoe belangrijk het is dat deze minimensjes voelen en ervaren dat hun ouders er voor hen zijn. De lijfelijke nabijheid van mama en papa zorgt voor optimale omstandigheden voor lichamelijke en geestelijke groei. Vooral het brein heeft baat bij knuffelen en voeden aan de borst.
Drie van onze vier kinderen werden zo’n twee weken voor de uitgerekende datum geboren, prachtig op gewicht, helder en alert en vaardig aan de borst. De vierde, onze jongste, nam de tijd die haar statistisch was toegewezen: ze kwam twee dagen na de uitgerekende datum als een flinke achtponder ter wereld.
Een achtponder… dat is een baby die vier keer zo groot is als de kleine hummeltjes waarmee ik vrijdag oog in oog stond! Voorzichtig schuifelde ik naderbij, nadat mijn collega mij bij de moeders had geïntroduceerd. De eerste mama met wie ik sprak, lag heerlijk te buidelen met haar kleine meiske. Twaalf dagen was ze nog maar, en toch hadden ze al heel wat beleefd met elkaar en ongetwijfeld hebben ze nog een lange weg te gaan voordat het meisje vier kilo zwaar in hun armen ligt.
Een andere moeder was er net aan toe om plaats te nemen in de comfortabele stoel en de verpleegkundige hielp haar met het positioneren van haar zoontje. Ze gebruikte daarvoor de Benjamin Kangaroo Sweater, een nieuw hulpmiddel in de zorg voor te vroeg geboren baby’s.
Toen ze eenmaal lekker lag met haar kindje, spraken we samen over wat de vroeggeboorte betekent voor het gezin en voor de wijdere sociale omgeving. Het is een ingrijpende gebeurtenis, niet alleen vanwege de zorgen om de baby, maar ook vanwege de logistiek om alles te organiseren. Papa en mama zijn veel in het ziekenhuis, maar oudere kinderen moeten worden verzorgd en hebben juist ook nu de aandacht van hun ouders nodig. Ze weten dat de baby er is, maar kunnen nog niet of slechts af en toe mee naar hun nieuwe broertje of zusje. Opa’s en oma’s kunnen niet zomaar even langswaaien om hun lieve kleinkind te zien. Alles is ingewikkeld, alles is met gedoe en geregel en vooral ook onzekerheid en bezorgdheid omgeven.
Daarom is alles wat bijdraagt aan een goed verloop van deze intensieve en emotionele periode van groot belang. Een vest dat het buidelen prettig maakt en meer privacy geeft, vergroot de kansen dat de baby vele uren op de huid van de ouders doorbrengt. Een boek dat uitlegt hoe ouders zelf een actieve rol kunnen spelen in de zorg voor hun kleintje, vergroot de kansen voor de baby op een gezond (volwassen) leven. Voor Anne-Marie Hofstede en mij zijn deze twee producten dan ook een reden om gepassioneerd hand in hand te werken in de komende periode!
Drie van onze vier kinderen werden zo’n twee weken voor de uitgerekende datum geboren, prachtig op gewicht, helder en alert en vaardig aan de borst. De vierde, onze jongste, nam de tijd die haar statistisch was toegewezen: ze kwam twee dagen na de uitgerekende datum als een flinke achtponder ter wereld.
Een achtponder… dat is een baby die vier keer zo groot is als de kleine hummeltjes waarmee ik vrijdag oog in oog stond! Voorzichtig schuifelde ik naderbij, nadat mijn collega mij bij de moeders had geïntroduceerd. De eerste mama met wie ik sprak, lag heerlijk te buidelen met haar kleine meiske. Twaalf dagen was ze nog maar, en toch hadden ze al heel wat beleefd met elkaar en ongetwijfeld hebben ze nog een lange weg te gaan voordat het meisje vier kilo zwaar in hun armen ligt.
Een andere moeder was er net aan toe om plaats te nemen in de comfortabele stoel en de verpleegkundige hielp haar met het positioneren van haar zoontje. Ze gebruikte daarvoor de Benjamin Kangaroo Sweater, een nieuw hulpmiddel in de zorg voor te vroeg geboren baby’s.
Toen ze eenmaal lekker lag met haar kindje, spraken we samen over wat de vroeggeboorte betekent voor het gezin en voor de wijdere sociale omgeving. Het is een ingrijpende gebeurtenis, niet alleen vanwege de zorgen om de baby, maar ook vanwege de logistiek om alles te organiseren. Papa en mama zijn veel in het ziekenhuis, maar oudere kinderen moeten worden verzorgd en hebben juist ook nu de aandacht van hun ouders nodig. Ze weten dat de baby er is, maar kunnen nog niet of slechts af en toe mee naar hun nieuwe broertje of zusje. Opa’s en oma’s kunnen niet zomaar even langswaaien om hun lieve kleinkind te zien. Alles is ingewikkeld, alles is met gedoe en geregel en vooral ook onzekerheid en bezorgdheid omgeven.
Daarom is alles wat bijdraagt aan een goed verloop van deze intensieve en emotionele periode van groot belang. Een vest dat het buidelen prettig maakt en meer privacy geeft, vergroot de kansen dat de baby vele uren op de huid van de ouders doorbrengt. Een boek dat uitlegt hoe ouders zelf een actieve rol kunnen spelen in de zorg voor hun kleintje, vergroot de kansen voor de baby op een gezond (volwassen) leven. Voor Anne-Marie Hofstede en mij zijn deze twee producten dan ook een reden om gepassioneerd hand in hand te werken in de komende periode!
Labels:
bezorgd,
brein,
kleintje,
koester,
prematuur,
vroeggeboorte,
ziekenhuis
donderdag 31 mei 2012
Support voor de kraam?
Vandaag had ik een exemplaar van het blad ‘Kraamsupport’ in de brievenbus. Ik was verbaasd, want ik had er deze keer geen bijdrage aan geleverd. De vorige keer stond er wél een stuk van mijn hand in. Ik had namelijk gereageerd op de recensie van de Stichting Wiegedood aangaande ‘Slapen met je baby’. Dat is de Nederlandse vertaling van ‘Sleeping With Your Baby’ die ik vorig jaar heb uitgebracht. Ik zou van dat nummer een presentexemplaar ontvangen, maar dat duurde nogal lang. Bij navraag zegde de redacteur toe me een exemplaar te sturen. Dat deed ze ook, maar intussen kreeg ik tóch al een aan mij geadresseerd exemplaar. In het plastic waarin het blad was verpakt, zat een monster van kunstmatige zuigelingenvoeding…! Was dit hetzelfde blad waarvoor ik een tijd geleden met een paar collega’s een stuk over de internationale WHO-code had geschreven? Was de boodschap niet blijven hangen…? Nee, de boodschap bleek inderdaad niet tot principiële keuzes te hebben geleid: hoofdsponsoren van het blad zijn nog altijd twee grote fabrikanten van kunstmatige zuigelingenvoeding. Een paar dagen later kwam er nóg een presentexemplaar. Dit zat niet in plastic, maar in een handgeschreven enveloppe… zonder monster en met onvoldoende frankering. Nu was de situatie dus als volgt: ik had, na een onzorgvuldig geschreven recensie over een boek dat sommigen liever niet hadden zien verschijnen, een reactie gegeven en nadat ik eerst een monster van kunstvoeding had ontvangen, moest ik nu strafport betalen voor een blad dat wordt gesponsord door agressieve marketing plegende, borstvoeding ondermijnende bedrijven. In het blad wordt biologisch en antropologisch normaal gedrag (baby’s die vlak naast of in het bed van hun ouders slapen) afgekeurd en het blad wordt me opgestuurd door een redactie die wéét dat het meezenden van monsters niet in orde is, want speciaal voor mij wordt dat monster verwijderd.
Vandaag was er een reactie op mijn reactie. Gesteld wordt dat ik niet kan of niet wil inzien dat het helemaal niet meevalt met de risico’s van het coslapen in één bed. De heer Hopmans van de Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte vertelt dat een kwart van de actuele gevallen van wiegendood zich voordoet in het ouderlijk bed.
Even rekenen… dat betekent dat 75% van de gevallen op een andere locatie plaatsvindt! En wat waren de omstandigheden in de ouderlijke bedden bij die 25%? Dáár zou ik graag meer over weten. En hoe kan het dat de sterftecijfers zo zijn gedaald door rugligging? Dat kan alleen als slapen in een wieg al die tijd een gevaarlijke situatie was. Wat ook niet duidelijk wordt, is in hoeverre het nachtelijk alleen slapen door kinderen mede verantwoordelijk is voor allerlei andersoortige problemen. Er komen steeds meer aanwijzingen dat er lichamelijke en psychische schade ontstaat door de ervaren eenzaamheid.
Dit blad heet ‘Kraamsupport’; krijgen kraamverzorgenden echt support, als ze informatie ontvangen die angst bevordert, die nauwelijks ruimte laat voor uiteenlopende visies op responsief en intuïtief ouderschap en die bovendien wordt omlijst door reclame voor een inferieur voedingsproduct? Stof tot nadenken…
Vandaag was er een reactie op mijn reactie. Gesteld wordt dat ik niet kan of niet wil inzien dat het helemaal niet meevalt met de risico’s van het coslapen in één bed. De heer Hopmans van de Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte vertelt dat een kwart van de actuele gevallen van wiegendood zich voordoet in het ouderlijk bed.
Even rekenen… dat betekent dat 75% van de gevallen op een andere locatie plaatsvindt! En wat waren de omstandigheden in de ouderlijke bedden bij die 25%? Dáár zou ik graag meer over weten. En hoe kan het dat de sterftecijfers zo zijn gedaald door rugligging? Dat kan alleen als slapen in een wieg al die tijd een gevaarlijke situatie was. Wat ook niet duidelijk wordt, is in hoeverre het nachtelijk alleen slapen door kinderen mede verantwoordelijk is voor allerlei andersoortige problemen. Er komen steeds meer aanwijzingen dat er lichamelijke en psychische schade ontstaat door de ervaren eenzaamheid.
Dit blad heet ‘Kraamsupport’; krijgen kraamverzorgenden echt support, als ze informatie ontvangen die angst bevordert, die nauwelijks ruimte laat voor uiteenlopende visies op responsief en intuïtief ouderschap en die bovendien wordt omlijst door reclame voor een inferieur voedingsproduct? Stof tot nadenken…
Labels:
bed,
coslapen,
eenzaamheid,
kraam,
ouderschap,
wiegendood
maandag 14 mei 2012
De ontembare vrouw
Vandaag is een bijzondere dag; het is tweeëntwintig jaar geleden dat onze oudste dochter werd geboren. Het is niet alleen de datum, maar ook dezelfde dag van de week, een maandag. Op zondag begonnen de weeën en, onervaren als ik was, besloot ik in bed te kruipen. Niet zo’n goed idee, want dan kan de zwaartekracht niet meer dat broodnodige handje helpen. Nog altijd denk ik dat het daardoor allemaal langer heeft geduurd dan wanneer ik rechtop was gebleven. Toch werd er niet aan me getrokken om dingen anders te doen; ik mocht het zelf beslissen en deed daarmee waardevolle ervaring op voor de volgende keren.
Ons eigen huis, ons eigen vertrouwde bed was de plaats waar onze vier dochters ter wereld kwamen, waar we ze met tranen van ontroering in de oogjes keken en waar ik ze, aanvankelijk onhandig en later bedreven, aan de borst legde, opdat ze met de melk ook mijn moederliefde konden indrinken.
Met de oudste was alles zo nieuw, met de vierde was ik me bewust van hoe kort die eerste periode is waarin ze wezentjes zijn die nog min of meer in een andere wereld verkeren. Ze nemen er ook jou als moeder mee naar toe, als je dat toelaat. Ik weet hoe ik bij de jongste, geboren op de langste dag, uit het slaapkamerraam keek en zag hoe de zonnige wereld haar gang ging. Ik drukte dat lieve kleine slapende meisje nog wat dichter tegen me aan en hoorde beneden het geroezemoes van de andere kinderen met papa aan tafel. Wat een rijkdom, wat een zegen om dat allemaal thuis te mogen beleven, niet als patiënt, maar als vrouw en moeder, in opperste kracht en bloei.
Wat een scherp contrast met dat vredige beeld vormt het pijnlijk misleidende artikel in ‘de Volkskrant’ op 9 mei 2012, waarin de unieke mogelijkheid van de thuisbevalling met de grond gelijk wordt gemaakt als een barbaarse en volledig achterhaalde methode van kinderen baren.
Heeft de schrijfster werkelijk zo weinig meegekregen van alle onderzoeken over de effecten van pijnbestrijding op het ontstaan van de borstvoedings- en de hechtingsrelatie van de moeder met haar pasgeboren baby? Heeft ze niet de geringste kennis over de endocrinologische effecten van oxytocine en endorfinen op de geestelijke toestand van een mens? Heeft ze echt geen idee hoe groot de rol is van de machtsspelletjes en het geldelijke gewin bij het verplaatsen van de gezonde bevalling naar het ziekenhuis? Ennuh… wel eens van epigenetica gehoord?
Fantastisch, om dan de reactie van Beatrijs Smulders te lezen, een doorgewinterde vakvrouw die pal staat voor haar schitterende beroep! Al die vrouwen die er geen behoefte aan hebben zich zonder noodzaak vrijwillig door de dokter te laten imponeren, die vertrouwen hebben in de kracht en vaardigheid van hun lichaam en de verbondenheid met hun ongeboren kind… zijn die een bedreiging voor de hegemonie van de medische wereld? Ja, natuurlijk zijn ze dat, maar ze zijn een zegen voor hun nageslacht. Was het daar niet om begonnen?
Ons eigen huis, ons eigen vertrouwde bed was de plaats waar onze vier dochters ter wereld kwamen, waar we ze met tranen van ontroering in de oogjes keken en waar ik ze, aanvankelijk onhandig en later bedreven, aan de borst legde, opdat ze met de melk ook mijn moederliefde konden indrinken.
Met de oudste was alles zo nieuw, met de vierde was ik me bewust van hoe kort die eerste periode is waarin ze wezentjes zijn die nog min of meer in een andere wereld verkeren. Ze nemen er ook jou als moeder mee naar toe, als je dat toelaat. Ik weet hoe ik bij de jongste, geboren op de langste dag, uit het slaapkamerraam keek en zag hoe de zonnige wereld haar gang ging. Ik drukte dat lieve kleine slapende meisje nog wat dichter tegen me aan en hoorde beneden het geroezemoes van de andere kinderen met papa aan tafel. Wat een rijkdom, wat een zegen om dat allemaal thuis te mogen beleven, niet als patiënt, maar als vrouw en moeder, in opperste kracht en bloei.
Wat een scherp contrast met dat vredige beeld vormt het pijnlijk misleidende artikel in ‘de Volkskrant’ op 9 mei 2012, waarin de unieke mogelijkheid van de thuisbevalling met de grond gelijk wordt gemaakt als een barbaarse en volledig achterhaalde methode van kinderen baren.
Heeft de schrijfster werkelijk zo weinig meegekregen van alle onderzoeken over de effecten van pijnbestrijding op het ontstaan van de borstvoedings- en de hechtingsrelatie van de moeder met haar pasgeboren baby? Heeft ze niet de geringste kennis over de endocrinologische effecten van oxytocine en endorfinen op de geestelijke toestand van een mens? Heeft ze echt geen idee hoe groot de rol is van de machtsspelletjes en het geldelijke gewin bij het verplaatsen van de gezonde bevalling naar het ziekenhuis? Ennuh… wel eens van epigenetica gehoord?
Fantastisch, om dan de reactie van Beatrijs Smulders te lezen, een doorgewinterde vakvrouw die pal staat voor haar schitterende beroep! Al die vrouwen die er geen behoefte aan hebben zich zonder noodzaak vrijwillig door de dokter te laten imponeren, die vertrouwen hebben in de kracht en vaardigheid van hun lichaam en de verbondenheid met hun ongeboren kind… zijn die een bedreiging voor de hegemonie van de medische wereld? Ja, natuurlijk zijn ze dat, maar ze zijn een zegen voor hun nageslacht. Was het daar niet om begonnen?
Labels:
Beatrijs,
borstvoeding,
kracht,
oxytocine,
thuisbevalling,
Volkskrant
woensdag 9 mei 2012
Kunsttepels
Op dinsdag 1 mei stond er op de Wetenschapspagina van ‘de Volkskrant’ een artikel over het gebruik van de fopspeen. Met wat ik inmiddels weet over orale anatomie hebben zulke stukken mijn gretige belangstelling. Tijdens het lezen ervan raakte ik geërgerd: wat weer een opeenstapeling van onjuiste en incomplete informatie! En wat beroerd ook, dat de redactie zo’n verhaal voor waar aanneemt! Zouden ze nog een andere deskundige hebben gevraagd, iemand die verstand heeft van wat er in de babymond gebeurt als je er met grote regelmaat iets anders in stopt dan wat er in thuis hoort om aan te zuigen… de moederborst?
Het leek erop dat er maar één persoon naar een mening was gevraagd. Nog niet zo lang geleden zei de geïnterviewde in een vergadering: “Waarom kunnen we niet gewoon zeggen ‘flesvoeding’? De term ‘kunstmatige zuigelingenvoeding’ is zo lang en het klinkt ook zo… kunstmatig!” Tsja… is dat niet net het hele probleem van het nageaapte product, dat het kunstmatig is? En hoe moeten we in dat verband een fopspeen bekijken? De essentie van de moederborst is dat die vastzit aan moeder, aan haar warme lijf, dat omhullende armen biedt en een hoofd en hart vol liefde voor dat kleine mensje dat de wereld moet leren kennen met een brein dat nog lang niet ‘af’ is.
Dat is allemaal wat veel voor een reactie op de Geachte Redactie-pagina. Daarom schreef ik het onderstaande, maar helaas heeft ‘de Volkskrant’ van plaatsing afgezien. Daarom nu alsnog mijn visie erop!
“Het moet niet gekker worden met de aanbidding van kunsttepels. Op de vraag: “Tot welke leeftijd kun je je kind een speen geven?” (Wetenschap, 1 mei) zegt Monique L’Hoir dat de definitieve grens bij de leeftijd van 1 jaar ligt, want “de mondmotoriek begint zich te ontwikkelen.” Wat een schrijnend gebrek aan kennis wordt hier tentoongespreid. De ontwikkeling van de mondmotoriek begint natuurlijk in de baarmoeder. Het duimzuigen daar is niet alleen een reflex, maar vooral broodnodige oefening voor het kind om na de geboorte effectief te kunnen voeden… aan de borst! Het artikel spreekt over een ‘speen’, maar het beschreven product heet in de volksmond ‘fopspeen’. Terecht: het (zoogdier)kind wordt gefopt met siliconen. Wat het écht zoekt, is de moederborst. Een baby vormt de borst in de mond zodanig dat de mondholte is gevuld. Dit geeft een gelijkmatige druk op kaken en gehemelte en zorgt voor een natuurlijke, gezonde vorming van die mondholte. Tevens leidt drinken aan de borst tot een gezonde ontwikkeling van alle mond-, tong- en aangezichtsspieren. Dat is de beste garantie voor goed leren spreken. Als een kind op de leeftijd van twee jaar (zoals de WHO aanbeveelt) nog geregeld een slok aan de borst drinkt, is dat een prima zaak die geen spraakproblemen geeft. Duimen en fopspenen zijn borstsubstituten. En dat de fopspeen tegen wiegendood zou beschermen… De speen valt uit de mond, zegt L’Hoir zelf en wiegendood vindt doorgaans in de vroege ochtend plaats. Borstvoeding is (evidence based!) de beste bescherming tegen SIDS.”
Het leek erop dat er maar één persoon naar een mening was gevraagd. Nog niet zo lang geleden zei de geïnterviewde in een vergadering: “Waarom kunnen we niet gewoon zeggen ‘flesvoeding’? De term ‘kunstmatige zuigelingenvoeding’ is zo lang en het klinkt ook zo… kunstmatig!” Tsja… is dat niet net het hele probleem van het nageaapte product, dat het kunstmatig is? En hoe moeten we in dat verband een fopspeen bekijken? De essentie van de moederborst is dat die vastzit aan moeder, aan haar warme lijf, dat omhullende armen biedt en een hoofd en hart vol liefde voor dat kleine mensje dat de wereld moet leren kennen met een brein dat nog lang niet ‘af’ is.
Dat is allemaal wat veel voor een reactie op de Geachte Redactie-pagina. Daarom schreef ik het onderstaande, maar helaas heeft ‘de Volkskrant’ van plaatsing afgezien. Daarom nu alsnog mijn visie erop!
“Het moet niet gekker worden met de aanbidding van kunsttepels. Op de vraag: “Tot welke leeftijd kun je je kind een speen geven?” (Wetenschap, 1 mei) zegt Monique L’Hoir dat de definitieve grens bij de leeftijd van 1 jaar ligt, want “de mondmotoriek begint zich te ontwikkelen.” Wat een schrijnend gebrek aan kennis wordt hier tentoongespreid. De ontwikkeling van de mondmotoriek begint natuurlijk in de baarmoeder. Het duimzuigen daar is niet alleen een reflex, maar vooral broodnodige oefening voor het kind om na de geboorte effectief te kunnen voeden… aan de borst! Het artikel spreekt over een ‘speen’, maar het beschreven product heet in de volksmond ‘fopspeen’. Terecht: het (zoogdier)kind wordt gefopt met siliconen. Wat het écht zoekt, is de moederborst. Een baby vormt de borst in de mond zodanig dat de mondholte is gevuld. Dit geeft een gelijkmatige druk op kaken en gehemelte en zorgt voor een natuurlijke, gezonde vorming van die mondholte. Tevens leidt drinken aan de borst tot een gezonde ontwikkeling van alle mond-, tong- en aangezichtsspieren. Dat is de beste garantie voor goed leren spreken. Als een kind op de leeftijd van twee jaar (zoals de WHO aanbeveelt) nog geregeld een slok aan de borst drinkt, is dat een prima zaak die geen spraakproblemen geeft. Duimen en fopspenen zijn borstsubstituten. En dat de fopspeen tegen wiegendood zou beschermen… De speen valt uit de mond, zegt L’Hoir zelf en wiegendood vindt doorgaans in de vroege ochtend plaats. Borstvoeding is (evidence based!) de beste bescherming tegen SIDS.”
Abonneren op:
Posts (Atom)