woensdag 26 september 2012

Veerkracht

Gisteren, dinsdag, bezocht ik in Ede het tweejaarlijkse Nederlandse borstvoedingcongres, georganiseerd door de SBO, de Samenwerkende BorstvoedingOrganisaties. Maandagmiddag vertrok ik al, naar een lieve collega en vriendin die ook in Ede woont. Zij is één van de proeflezers voor ‘Koester je kleintje’, mijn Nederlandse vertaling van ‘Hold Your Prem’, het prachtige boek van Jill en Nils Bergman. De middag voorafgaand aan het congres besteedden we aan een proefleessessie, waarbij nog een collega aanschoof. Altijd fijn, samen aan het werk vanuit een gedeelde visie.

Dinsdag was volledig gevuld met het congres, waar onder andere Nils Bergman sprak. Wat een boost gaven zijn voordrachten aan het werk voor de boekvertaling! De passie spat hem uit de ogen als hij eenmaal aan het praten raakt over zijn onderwerp, Kangaroo Mother Care. Als je alles wat hij zegt, goed op je laat inwerken, realiseer je je dat hij een revolutie bepleit, een grootschalige verandering in de manier waarop we kijken naar wat kinderen nodig hebben in de eerste fase van hun leven. Hij sprak over de ‘buffering protection of adult support’ en bedoelde daarmee het effect op het jonge kind van de nabijheid van de ouders. Een baby, en zeker een prematuur geboren baby, is voor heel veel lichaamsfuncties nog niet tot zelfregulatie in staat. Voor een gezonde afstemming van allerlei systemen is daarom coregulatie nodig. Het lichaam van moeder of vader zorgt daarvoor: de nabijheid voorkomt stress en als er nauwelijks adrenaline door het bloed raast, maar het kind gedrenkt wordt in een royale hoeveelheid oxytocine, zal het in sociale zin toenaderingsgedrag laten zien.

Het alleen zijn, gescheiden van moeder of vader, veroorzaakt daarentegen dat het kind zich in sociaal opzicht terugtrekt. Op hormonaal niveau raakt het lichaam dan in een chaotische toestand. Bij dit soort processen is vaak sprake van een cascade-effect: het één lokt het ander uit en de situatie wordt alsmaar penibeler. Een heftig rijtje: scheiding veroorzaakt stress. Door stress gaan de hormonen op de hobbel. Als dit vaak gebeurt, kost dit veel energie. Om het energieverlies te beperken, verandert het lichaam de basisniveaus van allerlei functies. Hoe meer die functies veranderen, hoe ontvankelijker een mens wordt voor allerlei ziektes en ook voor een voortijdige dood. Nils noemt dat de ‘allostatic load’, de bagage die je met je meesleept en die je uitput. En de ellende is… we geven als ouders die patronen vaak door aan onze kinderen! Dat begint al vóór de geboorte: een ontspannen moeder geeft andere chemische boodschappen aan haar baby dan de moeder die zich zorgen maakt of eenzaam is of lichamelijk of geestelijk klappen moet incasseren. Na de geboorte kijken onze kinderen van ons af hoe ze met stress kunnen omgaan. Zijn we dichtbij, als onze kinderen van slag zijn, of negeren we hun emotionele pijn en moedigen we ze aan om zich te vermannen?













Ik moest bij alle verhalen van Nils Bergman denken aan Robin Grille, die het verschil tussen ‘resilience’ (veerkracht) en ‘adaptation’ (aanpassing) beschrijft. Er wordt vaak gezegd dat kinderen veerkrachtig zijn; dat impliceert dat ze als een bamboeplant terugbuigen naar hoe ze stonden voor ze een wilde storm ondergingen. Dat is een ander proces dan aanpassing. Aanpassen houdt in dat er dingen veranderen, dat je weliswaar de storm overleeft, maar dat je er anders uitkomt dan daarvoor. Dat ‘anders’, dat zijn vaak de dingen die het ons later in het leven moeilijk maken, die voor scheefgroei zorgen. Een kind kan dus toch maar beter zoveel stabiliteit en gezondheid opbouwen dat er daadwerkelijk sprake is van veerkracht. De beste start daarvoor…? Huid-op-huidcontact voor de pasgeboren baby en gevoelig afgestemde ouders die zeker de eerste drie jaren dichtbij zijn!

woensdag 19 september 2012

Jong geleerd

Onlangs ging ik op een donderdagmiddag naar de supermarkt. Ik liep langs een drietal kinderen met alle drie een wat boze, ontevreden blik in de ogen. Ik bespeurde een wolk van negatieve energie om ze heen, terwijl ik zelf goedgemutst was binnengekomen.
Toen ik vlak langs het middelste kind liep (een geschat leeftijdstrapje van ongeveer 5, 7 en 9), haalde hij uit naar de jongste, een meisje. Ik schrok en zei intuïtief: “Hé, dat doen we niet, hè!” Hij keek me heel boos aan: “Nou, maar zij doet vervelend.” Ik probeerde met zijn ogen in contact te blijven: “En dan ga je slaan?” “Nou, het is mijn zusje, hoor!”, was zijn verbolgen en uitdagende reactie. Blijkbaar vond hij dat feit voldoende rechtvaardiging voor zijn handelwijze. Je broertjes en zusjes mag je gerust slaan, geen probleem. Ik overlegde razendsnel bij mezelf: “En omdat ze je zusje is, mag je haar slaan?” “Ja, want zij heeft een flesje water en zij wil niks aan mij geven!” Hij ging met mij in gesprek; dat vond ik positief. Ik realiseerde me echter dat ik geen gelegenheid zou hebben om de zaak uitgebreid te bespreken en de visie van het zusje en het oudere broertje ook nog aan te horen. “Tsja, maar slaan is bijna nooit een goede oplossing voor een probleem”, antwoordde ik. Ik had de indruk dat hij echt hoorde wat ik zei, maar niet wist hoe het anders zou moeten.
Er verstreek nog een seconde, toen de vader, klaar met afrekenen, eraan kwam lopen. “Zo”, zei hij tegen zijn middelste zoon, “jij slaat je zusje? Kom maar mee.” Hij greep het ventje bij de arm en kneep er flink in. Het joch begon te huilen en ik kreeg een beeld voor ogen van hoe dit thuis of mogelijkerwijs al in de parkeergarage zou worden afgehandeld. Dat beeld werd sterker toen de moeder in hun kielzog volgde en de andere twee kinderen beetpakte en voor zich uit duwde. “Zo, is het weer raak?! Het is ook altijd hetzelfde gedonder met jullie! Hup, doorlopen!”















Moest ik achter de vader aan… zeggen dat knijpen net zo min als slaan een oplossing is? Het was druk in de winkel en een scène zou ook de kinderen geen goed doen, nog los van het feit dat ik er niet zeker van was of ik er zelf zonder klappen af zou komen. Wat was wijsheid?
Ik keek het gezin na, schudde mijn hoofd, verdrietig voor de kinderen (omdat het zo overduidelijk was waarom het jongetje zijn probleem met slaan probeerde op te lossen), machteloos (omdat ik iets zag waaraan ik op dat moment niets kon veranderen) en ook in twijfel (omdat ook mijn eigen belang hier had gesproken).
In welke fase was het misgegaan in dit gezin? Vermoedelijk al ver voor de geboorte van de drie kinderen; de ouders hadden als kind zelf waarschijnlijk ook geen luisterend oor en aandacht voor hun vragen.
Met onze kinderen in gesprek blijven, vanaf hun geboorte, en hun signalen serieus nemen lijkt de enige manier om dit soort ellende te voorkomen. Niet laten huilen, dus, dat piepkleine grut, maar hun vertrouwen voeden dat ze gezien, gehoord en gerespecteerd worden. Dan wordt agressie als communicatiemiddel overbodig en zal de wereld er telkens opnieuw een beetje vriendelijker uitzien!

woensdag 12 september 2012

Kiezen en delen

Eerder vandaag maakte ik gebruik van mijn burgerrecht om aan te geven welke partij en welke politicus ik het liefst in de Tweede Kamer zie verschijnen. Toen ik het stembureau uit liep, werd ik overvallen door een onverwachte ontroering. Een stuk papier, een rood potlood, een vakje inkleuren, papier dichtvouwen en in de daarvoor bestemde, afgesloten bus deponeren: democratie! Het lijkt zo eenvoudig, maar het is het resultaat van het afleggen van een lang traject.
Daaraan werd ik krachtig herinnerd toen ik gisteravond, na een lange uitzending met politiek debat, verzeild raakte in een documentaire over Harry Belafonte en zijn rol in de strijd voor gelijke rechten.
Ik realiseerde me hoe heel veel van de dingen die we nu normaal vinden, ooit letterlijk met bloed, zweet en tranen tot stand zijn gebracht, hoe mensen hun leven verloren voor het ideaal dat ze voor ogen stond. Mensen als Belafonte, Martin Luther King en Nelson Mandela hielden hun doelen scherp in het vizier en maakten daaraan hun eigen, persoonlijke belang ondergeschikt. Het ging om het grotere idee, om groepen groter dan de eigen sociale gemeenschap, niet om de kleine, eigen leef- en denkwereld. De dromen konden niet altijd op de korte termijn worden verwezenlijkt, maar vroegen tijd; zonder meteen resultaat te zien, werd er met geduld en vastberadenheid doorgewerkt.
Toen ik gisteren naar bed ging, in mijn hoofd de beelden van zowel debatterende als demonstrerende mannen, vroeg ik me dan ook af: “Wat ga ik morgen stemmen? Stem ik strategisch, omdat ik hoop daarmee een bepaalde coalitie meer kans te bieden? Stem ik pragmatisch? Of kijk ik naar mijn ideële uitgangspunten?”














Het strikt persoonlijke belang ondergeschikt maken aan een groter doel en met toewijding investeren in de lange termijn… dat heeft veel weg van het ouderschap en de zorg voor het jonge kind. Overigens is het natuurlijk de vraag of het optimaal gedijen van het nageslacht niet ook persoonlijk belang is, maar dit nu even terzijde.
De zorg voor een opgroeiende baby is een veeleisende taak die van ouders geduld en inlevingsvermogen vraagt. Hoe belangrijk die twee vaardigheden zijn en hoe groot hun invloed op de ontwikkeling van het kind, wordt niet altijd voldoende beseft. Er zijn eveneens ouders die door hun eigen levensgeschiedenis die vaardigheden onvoldoende beheersen en zich daarvan juist pijnlijk bewust zijn.
Hoe het ouderschap er ook uitziet, wanneer we onze kinderen koesteren en ze voeden met ons verhaal, wanneer we over pijn heen durven stappen en moedig en optimistisch idealen blijven nastreven, dan stappen ze dapper de wereld in. Dan zullen ook zij vanuit hun hart beslissingen nemen. Immers… ‘wie goed doet, goed ontmoet’ en ‘gedeelde vreugd is dubbele vreugd’.
Pragmatisme is leuk, maar wezenlijke veranderingen met blijvende verbeteringen voor grote groepen mensen komen voort uit idealisme, uit het vertrouwen dat het beter kan en dat onrechtvaardigheid bestreden moet worden. Laten we ons dus gelukkig prijzen in een land waar we met een rood potlood onze stem kunnen laten horen. Eerst kiezen en dan samen delen!

dinsdag 4 september 2012

Dicht bij elkaar

Afgelopen donderdag was ik op consult bij een moeder met een zoontje van twee weken. Ze waren samen al vanaf het begin aan het ploeteren en nu had moeder zozeer last van pijnlijke tepels dat ze mijn hulp inriep. Ze deed dat telefonisch, maar na een paar zinnen had ik al in de gaten dat ik haar zo niet goed op weg zou kunnen helpen. Er was te veel dat om observatie vroeg en dus spraken we af dat ik de volgende ochtend langs zou komen.

Toen haar zoontje wakker werd, ging ze lekker met hem op de bank zitten om te proberen hem aan de borst te krijgen. Hij deed erg zijn best, maar kreeg het niet voor elkaar om de borst goed aan te happen. Dat was ook wat mama aangaf: ze zag frustratie bij haar kind. Dat is sneu voor zo’n kleine hummel en het maakt het voor een moeder natuurlijk ook moeilijk om rustig te blijven en vertrouwen in het proces te houden.

Terwijl haar zoontje bozig protesteerde en daarbij huilend zijn mondje opende, keek ik wat er binnenin gebeurde met de tong. Dat gaf al wat richting aan mijn vermoedens.
Ik vroeg of ik het mannetje even mocht vasthouden en ik nam hem recht voor me op schoot. We maakten een praatje en hij lachte me vriendelijk toe terwijl ik tegen hem babbelde, mijn tong uitstak en een wijd open mond aan hem liet zien. Hij had er echt plezier in en hij probeerde verwoed om die gekke bekken van mij te imiteren. Dat viel nog niet mee en hoewel hij zijn mondje wat ronder maakte, kwam zijn tong niet naar buiten.


*Het Chinese karakter voor 'goed' (het tweede symbool) wordt gevormd door een gestyleerde moeder met kind.*



Mama legde hem nog eens aan en opnieuw lukte het hem niet om een mooi vacuüm te maken en krachtig door te drinken. Als hij huilde, zo zag ik, kwam de achterkant van de tong weliswaar omhoog, maar de voorkant niet. De tong leek bijna vierkant en het midden werd een fractie naar binnen getrokken. Een vinger eronderdoor halend voelde ik een erg strak riempje en ik legde uit wat mijn idee was. Hoezeer hij ook zijn best zou doen aan de borst… de beperkte bewegingsvrijheid van de tong zou het blijvend moeilijk maken. Dé oplossing… het knippen van de tongriem! Dat is voor ouders vaak een schrikmoment: “Knippen?! In dat kleine kindje van ons? Moet dat…?” Keer op keer kunnen ze achteraf bevestigen wat ik vertel, namelijk dat het niks voorstelt, dat het zo voorbij is en dat veel kinderen daarna al meteen een verbetering laten zien aan de borst.

’s Middags belde ik een verloskundige in de regio die tongriempjes knipt en hoera, ze had een paar uur later al tijd om het gezin te zien en het riempje te knippen.
Inmiddels zijn we vier dagen verder en gaat het geweldig met moeder en kind. Haar baby moet nog wat oefenen, samen moeten ze nog handig worden en de productie (door kolven uit balans geraakt) moet nog weer in evenwicht komen, maar dat komt zeker goed.
Wanneer dit probleem in een vroeg stadium wordt gesignaleerd, kunnen zaken als kunstmatige zuigelingenvoeding, kolven en voeden uit een fles worden voorkomen. Dat is heel wat waard, want dan kunnen moeder en kind als een ondeelbare eenheid dicht bij elkaar blijven, zoals het hoort!