Posts tonen met het label hersenontwikkeling. Alle posts tonen
Posts tonen met het label hersenontwikkeling. Alle posts tonen

zaterdag 12 juni 2021

'Veilig slapen met je baby' - het nieuwe boek van James McKenna

Toen ik gisteren, vrijdagavond, rond 20.30 uur thuiskwam, zag ik dat ik een bezorger had gemist. Gelukkig weten die rondom ons huis een aantal plekken waar ze dingen kunnen achterlaten en zo haalde ik een pakketje tevoorschijn waarvan het adreslabel de afzender verraadde… Uitgeverij Samsara! Het boek! Na de digitale versie was nu de echte, mooie papieren editie van mijn vertaling van James McKenna’s ‘Safe Infant Sleep’ aangekomen! Ik griste een mesje uit de keukenlade en sneed het plakband door dat stevig om het karton heen zat: ‘Veilig slapen met je baby – Deskundige antwoorden op al je vragen over coslapen’! Twee exemplaren met glanzende rode letters keken me aan. Dit was het fraaie eindresultaat van weer een fascinerend vertaalproces. Wat een mirakel is dat toch altijd, beginnen aan een creatieve reis, zonder al precies te weten waar je uitkomt, maar er zeker van te zijn dat je inspanning de moeite waard is omdat je van het onderwerp houdt, omdat je op een positieve impact vertrouwt voor de doelgroep, en omdat je diep ontzag en warme waardering hebt voor degene die zijn levenslange carrière heeft gewijd aan onderzoek voor precies die doelgroep: baby’s en jonge kinderen en hun ouders, die aan het begin staan van hun leven samen.

 

James McKenna heeft met dit boek alles bij elkaar willen brengen wat hij gedurende zijn werkzame leven als onderzoeker heeft verzameld over coslapen, bedsharing, borstvoeding en breastsleeping. Dat is niet niks, zeker als je bedenkt dat hij jarenlang een geluid liet horen waar velen liever niet naar luisterden, waartegen ze zich soms zelfs met hand en tand verzetten. McKenna had hier heel persoonlijk mee te maken: ‘Men was niet langer geïnteresseerd in mijn onderzoek of in de perspectieven van wie dan ook die tegengas gaf aan hun [AAP’s] gezichtspunt’ (p. 79). Hij liet zich echter niet weerhouden van het doen van gedegen onderzoek en van het bepleiten van zijn visie. Daarbij bleef het onderwerp controversieel. De negatieve oordelen over samen slapen gingen soms zelfs zo ver dat ouders voor de rechter werden gedaagd omdat ze schuldig werden geacht aan de dood van hun kind. Het is pijnlijk om te lezen dat er dan een getuigenis van een uitzonderlijk goed onderlegde wetenschapper aan te pas moet komen om ouders vrij te pleiten.

Toch laten deze verhalen vooral ook zien hoe moedig James McKenna met zijn onderwerp is omgegaan. Ze tonen het diepe vertrouwen dat hij heeft in de evolutionaire erfenis, in de kracht van de ouder-kindrelatie en in de vaardigheid van ouders om te begrijpen hoe ze voor hun kind een veilige slaapomgeving kunnen organiseren. Door uit te leggen wat een baby of jong kind nodig heeft, kunnen ouders leren de signalen van hun kind te herkennen en goed te duiden. Ze ervaren daardoor hoe waardevol hun aanwezigheid is voor hun baby. Wanneer ze weten hoe onrijp hun kind is bij de geboorte, dan is het eenvoudiger om de intense behoefte aan contact te snappen. Wanneer ouders weten hoe afhankelijk hun kind is van ouderlijke zorg, dan is het logisch dat hun baby pas tot rust komt als dat warme moederlijf weer dichtbij is. Met zoveel meer inzicht in wat een baby werkelijk nodig heeft, kun je als ouders het bieden van nabijheid zien voor wat het is: een investering voor de toekomst, een fundament onder de levenslange gezondheid, de basis voor krachtige hersenontwikkeling en stressregulatie. Het verlangen van het kind naar de ouder(s) verdwijnt immers niet op het moment dat de westerse visie op kinderbedtijd voorschrijft dat er geslapen moet worden.

Dat is dan ook precies waarop McKenna door het hele boek heen hamert: mensen zijn ‘wired for connection’ – ze zijn prosociaal, actief op zoek naar verbinding met anderen. Als we ons realiseren hoe diep de menselijke behoefte is aan betekenisvol contact met dierbare anderen, zowel lichamelijk als emotioneel en sociaal, dan kunnen we voorspellen dat een samenslaapverbod niet werkt. Die behoefte aan verbinding is ook waarom een seksverbod voor pubers niet werkt: de aangeboren drang naar intiem contact met een ander mens is daarvoor te groot en dus leggen we uit hoe het veilig kan. Nabijheid en contact zijn de biologische norm voor de mens; zo hebben we ons door de millennia heen ontwikkeld. Dat is dan ook de reden dat ik, met toestemming, het boek zó heb vertaald dat borstvoeding en samen slapen ook taalkundig de norm zijn. Borstvoeding is niet beter; geen borstvoeding is minder goed. Bedsharing heeft geen voordelen, maar gunstige eigenschappen. En breastsleeping zorgt niet voor minder stress, maar voor een gezonde stressregulatie.


 

Ik hoop oprecht dat het boek een gesprek tussen ouders onderling en tussen ouders en zorgverleners op gang kan helpen brengen. McKenna moedigt ouders aan om dapper te zijn en het gesprek erover niet uit de weg te gaan en niet te liegen over de slaapgewoontes in hun gezin: ‘Als het niet lukt je zorgverlener nieuwe informatie aan te reiken, breng je met openheid in ieder geval het gesprek op gang’ (p. 61). ‘Misschien moet je een korte preek aanhoren van je zorgverlener, maar door erover te vertellen kun je helpen breastsleeping normaal te maken voor jezelf en andere ouders die ook graag op die manier willen slapen met hun kind’, zo luidt zijn advies (idem). Ook zorgverleners steekt hij een hart onder de riem: ‘Hun baan zou niet in gevaar moeten komen als ze precies datgene doen waarvoor ze zijn opgeleid: moeders en baby’s veiligheid bieden via het ondersteunen van borstvoeding en veilige manieren van slapen’ (p. 81). Hij eindigt met een ferme stellingname: ‘Vooral artsen moeten weten hoe belangrijk het voor je is en hoe gewoon en veelvoorkomend breastsleeping werkelijk is. Het is niet langer aanvaardbaar dat je je stilhoudt, terwijl individuen die niets weten over jouw gezin nog steeds een eenzijdige, negatieve, ‘gezaghebbende’ visie verkondigen. Die visie botst namelijk volledig met de inzichten van andere onderzoekers en met het vertrouwen dat zij in ouders hebben. Bovendien laat zo’n visie heel veel ouders in de steek. Dat is ongepast, want ouders hebben waardevolle kennis over de unieke behoeften van hun eigen kind; zij weten hoe ze daaraan het beste kunnen beantwoorden. Geniet van je baby. Vier de liefde die jullie als gezinsleden met elkaar delen; het is een voorrecht die liefde samen te mogen ervaren. En bovenal: voel je op je gemak met de wetenschap dat jij altijd het beste in staat zult zijn om te beoordelen wat wel of niet goed is voor jullie allemaal’ (p. 226).

Rest mij tot slot niet veel meer dan een oprecht ‘dankjewel’ uit te spreken richting de vier prachtige professionals die vanuit hun eigen achtergrond een mooi Nederlands tintje aan het boek hebben gegeven en gezamenlijk het eerste en het laatste woord hebben: Roseriet Beijers PhD (universitair docent en onderzoekerRadboud Universiteit), Elke Slagt-Tichelman PhD (verloskundige en docent aan de Verloskundige Academie Amsterdam-Groningen), drs. Marilene de Zeeuw (klinisch psycholoog/psychotherapeut en IMH-specialist) en ir. Rachel Verweij (hechtingscoach, draagconsulent en wetenschapsjournalist). Dank, lieve vrouwen; jullie weten als professional én als moeder hoe cruciaal die eerste jaren van onze kleintjes zijn!

woensdag 3 december 2014

Verwaarlozing, deel 2

Afgelopen week maakte ik een begin met het bespreken van een folder over opname in het ziekenhuis van baby’s die veel huilen, in de wandelgangen vaak ‘huilbaby’s’ genoemd, een label waar ik geen voorstander van ben.
Er bleek meer te bespreken dan ik aanvankelijk dacht en één blog was niet toereikend. Daarom pak ik vandaag de draad op waar ik die vorige week heb laten liggen, onderaan pagina 3. Wie wil meelezen… dit is de link naar de folder.

Pagina 3, onderaan: Het dagprogramma wordt aangepast aan de leeftijd en ontwikkeling van uw kind en de activiteiten binnen uw gezin. Zo kunt u dit dagprogramma ook thuis voortzetten.

Ik vind het moeilijk me hierbij een voorstelling te maken. Over welke leeftijdsgroep hebben we het, als we spreken over baby’s die vanwege ‘overmatig huilen’ worden opgenomen in het ziekenhuis… ergens tussen vier of vijf weken en misschien een week of acht, negen…? Daarna neemt bij de meeste baby’s het huilen immers sowieso af. Baby’s van drie maanden worden vaak niet meer opgenomen met deze klachten, maar zelfs dan: wat voor ‘programma’ heeft een baby van twee, tweeënhalve maand? Gaat het dan niet vooral om voeden, knuffelen wat spelen met mama en papa en weer slapen, alles afgestemd op wat de betreffende baby nodig heeft en aankan? Baby’s hebben op deze leeftijd vaak nog niet een heel duidelijk voedingsritme, soms wel, maar heel vaak ook niet en dat is fysiologisch en qua ontwikkeling helemaal normaal. Voeden op verzoek (inclusief troosten en in slaap helpen aan de borst!) is de biologische norm en past bij wat dat kleine lijfje vraagt.
Dit is NIET mijn aanbeveling! Ik vond deze volgorde op de website van een ziekenhuis.

Pagina 4: Daarnaast is er op de kinderafdeling regelmatig een kinderarts aanwezig die ervaring heeft in het begeleiden van “huilbaby’s” en hun ouders.

Ik voel hier een ongemakkelijke contradictie: enerzijds heeft de kinderarts volgens de folder ervaring, anderzijds besluit de kinderarts het kind op te nemen en het daarmee van de ouders te scheiden. Dat is het stressvolste wat een kind kan overkomen, gescheiden worden van de ouders en dus ook van mama’s zachte, warme, voedende borsten. Om wat voor professionele ervaring gaat het dan, waar de ouders mee kunnen worden begeleid? Worden ze wijzer omtrent de indringende behoeften van hun kind, over de grote afhankelijkheid van een mensenbaby in de vroege levensfase en hoe belangrijk dan de ouderlijke nabijheid is voor de hersenontwikkeling, de stressregulatie en de veilige hechting? Ik ben er niet gerust op, zeker niet gezien de tekst die nog volgt…

Pagina 4, eerste punt van de opsomming: hier worden fysiotherapie voor de zich ‘overstrekkende’ baby genoemd, plaatsing in een ‘nestje’ en ook inbakeren. Voor dit laatste wil ik graag (weer eens) verwijzen naar wat collega Gonneke van Veldhuizen hierover ooit schreef .

Pagina 4, tweede punt van de opsomming: De film “Bob” bekijken: dit is een film over een “huilbaby”, Bob. Veel ouders herkennen zich hierin.

Kent iemand deze film en kan ik die ergens bekijken? Ik heb wat gegoogled en ontdekt dat ‘ie van de Stichting Lichaamstaal is. Ik ben heel benieuwd wat ouders te zien krijgen. De film die ik destijds zag, gemaakt met medewerking van onder andere Ria Blom, Bregje van Sleuwen en Monique L’Hoir, vond ik pijnlijk om te aanschouwen. De diverse uitspraken, de schreeuwende, hese baby, de verdwaasde moeder onder aan de trap… Vooral dat laatste beeld staat me nog helder voor ogen, zeker omdat later dus ook haar verhaal erbij helder werd.

Pagina 4, derde punt van de opsomming: [De ouderbegeleider] bespreekt met u hoe de zwangerschap, geboorte en eerste maanden met uw kind zijn verlopen. Zij kan u uitleg geven over mogelijkheden voor zorg en ondersteuning.

Een analyse van de situatie lijkt me heel nuttig en zorg en ondersteuning kunnen dat uiteraard ook zijn. Wel is natuurlijk belangrijk waaruit die zorg en ondersteuning bestaan. Zijn ze gericht op kennis over normaal babygedrag en op hoe ouders daarmee kunnen (leren) omgaan? Gaan ze over stress in het leven van de ouders zelf en hoe die zijn weerslag kan hebben op de sensitieve baby? Of gaan ze over hoe de baby zo kan worden geconditioneerd dat het gedrag aansluit op het dagprogramma en de verwachtingspatronen van de ouders?

Pagina 5, eerste punt van de opsomming: hier wordt de mogelijkheid van VIB besproken, video-interactiebegeleiding. Dit schijnt een zeer nuttig instrument te zijn, waaruit ouders veel over zichzelf en hun baby kunnen leren.

Pagina 5, tweede punt van de opsomming: Logopedie: als uw kind moeite heeft met drinken, wordt de logopediste ingeschakeld. Zij kan bekijken wat de mogelijke oorzaak van het slechte drinken is.

Is er een goede reden dat de lactatiekundige niet in het rijtje is opgenomen? Als er problemen zijn met huilen en drinken, ligt het voor de hand de ouders eerst naar een lactatiekundige te verwijzen. Het is haar specialisme om alles rondom het voeden samen met de ouders in kaart te brengen. Huilen kan zonder meer voedingsgerelateerd zijn en dit belangrijke proces, dat de voorloper is van onder andere de voedingsgewoontes later in het leven, verdient zorgvuldige aandacht.

Pagina 5, laatste kop: Aanwezigheid ouders Uiteraard bent u altijd welkom bij uw kind. De verschillende hulpverleners maken met u afspraken wanneer u in ieder geval in het ziekenhuis aanwezig moet zijn voor gesprekken, uitleg etc. Daarnaast is het voor u ook belangrijk om zelf tot rust te komen en uw eigen ritme weer op te pakken. We raden u daarom aan om niet de hele dag bij uw kind te zijn. Het is het verstandigst om thuis te slapen en wat tijd te maken om leuke dingen te ondernemen. Hierdoor krijgt u weer nieuwe energie om verder te gaan.

Mensen, mensen… wat moeten we hiermee? Al die termen… ‘tot rust komen’, ‘eigen ritme’, ‘niet bij uw kind zijn’, ‘verstandigst’, ‘leuke dingen ondernemen’… De situatie is dus als volgt: je bent net moeder/vader geworden, je kind is volledig op jou aangewezen, je brengt het naar het ziekenhuis, laat het daar achter, gaat er niet te veel heen, maar gaat ‘leuke dingen’ doen, want je hebt er verder geen last van dat je van je kind gescheiden bent en je krijgt helemaal nieuwe energie, zo lekker met z’n tweeën…? Wat moeten we hiervan denken als het gaat over visie op ouderschap en babybehoeften? Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hier een heel groot stuk kennis ontbreekt… en eerlijk gezegd ook empathie met de zwakste partij: de baby.



Pagina 6: Als uw baby tot rust gekomen is, een goed dag- en nachtritme heeft en u verwacht de adviezen en het dagprogramma thuis te kunnen voortzetten, mag uw kind het ziekenhuis verlaten.

Dus… het kind is inmiddels min of meer van het ziekenhuis en de ouders moeten aan voorwaarden voldoen om het kind mee naar huis te ‘mogen’ nemen…? Dat kan toch niet waar zijn… Ouders mogen hun kind ALTIJD mee naar huis nemen, als ze dat willen. Dat hoort bij de autonomie van gezonde, niet-ontoerekeningsvatbaar verklaarde ouders. En wie is überhaupt de ‘deskundige’ die kan bepalen wat een ‘goed’ dag- en nachtritme is? Is dat ritme niet in ieder gezin verschillend en hangt het niet af van de op pagina 3 genoemde ‘activiteiten binnen uw gezin’?

Al met al word ik heel verdrietig van dit soort folders. Ik houd mijn hart vast voor die arme baby’s die zo wreed van het middelpunt van hun wereld, van hun fysiologische en emotionele habitat worden gescheiden: hun moeder. Het lijkt me dat we op welke manier dan ook moeten zorgen dat zorgverleners en ouders beter geïnformeerd raken over het belang van het bij elkaar houden van ouder(s) en kind. Zoals we naar aanleiding van de film ‘A Two-Year Old Goes to the Hospital’ in de jaren vijftig zijn afgestapt van het verbod op de aanwezigheid van ouders bij al wat oudere kinderen die wegens een operatie of een ingreep in het ziekenhuis liggen, zo moeten we zeker baby’s beschermen tegen deze schokkende ervaring, die trouwens ook voor ouders ingrijpend is en bovendien hun broodnodige vaardigheden niet vergroot.

donderdag 20 december 2012

Zwaar belast... overbelast!

Onlangs heb ik een nieuw begrip geleerd: ‘allostatic load’, een fascinerend begrip, met grote consequenties voor de zorg voor baby’s en jonge kinderen.
Decennialang hebben we gedacht dat morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte) voor het grootste deel door ons genetisch materiaal konden worden verklaard. Natuurlijk, roken was niet erg gezond, maar ja, iedereen kende wel een opa of een buurman die dat zijn hele leven had gedaan en desondanks de leeftijd van honderd jaar al behoorlijk dicht was genaderd.

Roken is inderdaad geen daad van zelfbehoud, eerder van zelfdestructie, en door onderzoek weten we dat er nog veel meer dingen zijn die je omwille van je gezondheid beter achterwege kunt laten. Toch is er nog veel waarvan we pas langzaam een beter beeld krijgen. Het hele gebied van de neurologische ontwikkeling en dus van de hersenontwikkeling is nog maar ‘pas’ ontgonnen; ‘pas’ betekent in deze context ‘sinds een jaar of vijftien’. In wetenschappelijke termen is dat uiterst recent. Het heeft geleid tot de epigenetica, een heel nieuw vakgebied dat laat zien dat allerlei omgevingsinvloeden een enorme impact kunnen hebben op hoe een organisme zich ontwikkelt en gedraagt.

Dit is wat Wikipedia zegt over het begrip epigenetica: “Epigenetica is het vakgebied binnen de genetica dat de invloed bestudeert van de omkeerbare erfelijke veranderingen in de genfunctie die optreden zonder wijzigingen in de sequentie (volgorde van de basenparen) van het DNA in de celkern. Het bestudeert ook de processen die de zich ontplooiende ontwikkeling van een organisme beïnvloeden. In beide gevallen wordt bestudeerd hoe gen-regulerende informatie die niet in DNA-sequenties wordt uitgedrukt toch van de ene generatie (cellen of organismen) op de andere wordt overgedragen.”

Inmiddels is bekend dat cortisol een hormoon is dat op het proces van hersenontwikkeling een grote invloed heeft. Cortisol komt vrij bij zowel lichamelijke als psychologische stress en verandert de wijze waarop de genetische informatie tot uitdrukking komt. Het verandert ook de wijze waarop het brein zich ontwikkelt en daarmee heeft het dus ook effect op de ontwikkeling van de persoonlijkheid en op de gezondheid.


















Nu komen we terug bij hoe dit alles betrekking heeft op de zorg voor baby’s in de beginfase van hun leven. Diep in het menselijk brein ligt verankerd dat een kind bij zijn moeder hoort te zijn, omdat zij degene is die hem warm houdt, beschermt en voedt. Gescheiden zijn van de moeder geeft bij een baby grote lichamelijke en psychische stress. Die pleegt een aanslag op het lichaam; we zeggen dan dat de homeostase, het (eigen, interne) lichamelijk evenwicht, verstoord is. Iedere keer dat er stress is, moet het lichaam alle zeilen bij zetten om die stress te compenseren. Dat kost veel energie, die vervolgens niet voor groei en ontwikkeling kan worden ingezet. Er zijn dan twee strategieën denkbaar: het organisme accepteert die verminderde groei en ontwikkeling of het organisme wil tóch groeien en zich ontwikkelen en besluit om de lichaamsfuncties standaard op een hoger niveau te laten draaien. Dat is, zegt Nils Bergman, zoiets als voortdurend 100 kilometer per uur rijden terwijl je systeem in de tweede of derde versnelling staat. Het is niet moeilijk te begrijpen wat dat op de lange termijn voor de motor betekent: ernstige slijtage (morbiditeit) en uiteindelijk stilstand (mortaliteit).

Het gaat niet meteen mis; je kunt het best een poosje volhouden in die versnelling waarbij je hogere toeren moet maken, maar je bouwt een belasting (allostatische belasting) op die je de kop gaat kosten (allostatische overbelasting). In de woorden van Nils: “The first knock makes you susceptible, the second or third knock hits you over.”

Baby’s die veel stress te verduren hebben, bijvoorbeeld doordat ze hun moeder missen of doordat hun darmstelsel de verkeerde voeding te verwerken krijgt en zo geen goede immuniteit kan ontwikkelen, bouwen dus een allostatische overbelasting op. Ze worden vatbaar voor ziekte, want de cortisol tast hun hele systeem aan. De organen moeten te hard werken (gaan in de ‘overdrive’), cellen raken beschadigd en ziekte ligt op de loer, misschien niet nu meteen, maar op de lange termijn wel.
Dit soort slaaptrainingsprogramma’s zijn dan ook taboe en ook met het toedienen van kunstmatige zuigelingenvoeding zou veel terughoudender moeten worden omgesprongen, net als met het uit elkaar halen van moeder en kind in de prille levensfase.
Werk genoeg, dus, de komende jaren, om dat allemaal te bewerkstelligen! :-)

woensdag 5 december 2012

Zero separation!

De trein maakte snelheid en raasde weg uit België. Ik liet Brussel achter me en kan terugkijken op twee prachtige dagen, waarin Nils Bergman en zijn werk centraal stonden en dus ook ‘Koester je kleintje’. ‘Koester je kleintje’ wordt de titel van de Nederlandse vertaling van ‘Hold Your Prem’, het boek dat Jill Bergman samen met Nils schreef en oh, wat zou ik willen dat dat boek al af was… De boodschap van Nils moet de wereld in! Het is niet genoeg dat er hier en daar een paar mensen zijn die erover horen en die ademloos luisteren naar zijn revolutionaire betoog. De essentie van wat hij zegt, verdient, omwille van de gezondheid van onze kinderen en onszelf, een breed maatschappelijk draagvlak!

De Belgische vroedvrouwen (waarvan vele ook lactatiekundige zijn) hadden gisteren een studiedag over borstvoeding en het grootste deel van de dag was Nils aan het woord. Wie hem al eens heeft horen spreken, weet wat dat betekent: powerpoints met een stortvloed aan beelden en woorden en schema’s en overzichten en onderzoeksreferenties en stroomdiagrammen en herhalingen, met grote gele letters op een blauwe ondergrond. Veel dia’s gaan sneller voorbij dan je ze kunt lezen, laat staan dat je al die mooie kreten netjes op papier kunt krijgen. Werkt zo’n presentatie wel…? Ja, die werkt, want hij herhaalt de kern van zijn verhaal vaak genoeg om die in ieder geval mee te krijgen. Die kern is simpel en betreft de zorg die een pasgeboren baby nodig heeft.

De moeder, zegt Nils, is de cruciale factor in die zorg. “Nothing makes sense except in the light of the mother’s body, where the needed neural processes take place with the buffering protection of adult support.” (Niets klopt en alles is onbegrijpelijk, tenzij de baby zich op het moederlichaam bevindt, waar de benodigde neurologische processen plaatsvinden met de schokdempende bescherming van volwassen ondersteuning.) Waar moeten we dus voor zorgen? ZERO SEPARATION! (Nul scheiding!) En of we hem dat allemaal maar geregeld wilden nazeggen! :-) Het moederlichaam zorgt zo voor stabiliteit en helpt het babylijfje met die functies die hij in zijn eentje nog niet kan aansturen: coregulatie.













De amygdala, een heel oud deel van het brein, moet verwerken wat er aan zintuiglijke indrukken binnenkomt en moet dat allemaal ordenen in de verschillende delen van de neocortex, evolutionair gezien het nieuwst deel van onze hersenen. Dat ordenen (de geheugenvorming) vindt plaats tijdens de slaap en voor goede slaapcycli is een veilige omgeving nodig, één zonder dreiging, zonder stress, zonder de angst dat we worden opgegeten, aangevallen, alleen gelaten.
Voor een baby die zijn moeder niet voelt, is het leven één grote bedreiging. Dat geldt voor een op tijd geboren baby en in versterkte mate voor een (extreem) prematuur geboren baby. Een baby stemt op die angstervaring zijn hele systeem af, zowel in zijn gedrag als in zijn lichaamsfuncties. Alles gaat ‘op de hobbel’: hartslag, ademhaling, zuurstofgehalte, slaappatroon, groei en sociaal gedrag. De baby betaalt daarvoor een hoge prijs, met een levenslange impact: de hersenontwikkeling loopt schade op. De stress gaat namelijk gepaard met de afgifte van cortisol en cortisol is giftig voor het brein. Broodnodige hersenverbindingen tussen de zenuwcellen worden niet aangelegd en de hersenen functioneren op een lager niveau. Dat heeft consequenties voor de sociale en emotionele intelligentie, net als voor de cognitieve prestaties later in het leven. De gemiste coregulatie in het begin bemoeilijkt de zelfregulatie later en dus worden we ziek en vallen we om.













Hoe voorkomen we al deze ellende? Nils benadrukt de noodzaak van een verandering in ons denken, een paradigmawisseling: ZERO SEPARATION! Een baby is er niet op gemaakt om alleen te zijn in de vroege levensfase. Hij heeft de warmte, de voeding en de bescherming nodig die het moederlichaam biedt. Er is waanzinnig veel te zeggen over het belang van die veilige start en ik word behalve gretig van zoveel fascinerende inzichten, ook treurig over de mate waarin ze niet worden toegepast. Het wordt hoog tijd dat al het wetenschappelijke bewijs voor de stellingname dat de moeder voor de baby onmisbaar is, serieus wordt genomen, zowel op ‘medisch’ als op sociaal-maatschappelijk niveau. Men is tegenwoordig toch zo dol op ‘Evidence Based Medicine’? Vooruit dan, met die wetenschappelijke geit, en laten we beginnen bij het begin, bij de eerste uren, dagen en weken: ZERO SEPARATION!”