donderdag 11 oktober 2012

Handjes thuis

Afgelopen week spraken we met een aantal collega’s weer eens over het begrip ‘interventie’. Het hele proces van dragen, baren en zogen is in de loop der tijd alsmaar meer onderhevig geraakt aan interventies van al dan niet medische aard. Terwijl we erover discussieerden, bleek dat niet iedereen dezelfde definitie van ‘interventie’ hanteerde en dat kan gemakkelijk tot een Babylonische spraakverwarring leiden. Helder definiëren is een voorwaarde om tot steekhoudende conclusies te komen. Een gebied waarvoor dat meer dan voor welk ander gebied geldt, is dat van het wetenschappelijk onderzoek. Het begrip ‘evidence based’ is iets waarmee we tegenwoordig te pas en te onpas om de oren worden geslagen. Yvo Smulders, hoogleraar Interne Geneeskunde in het VU Medisch Centrum in Amsterdam, heeft er op Youtube een prachtige presentatie over, die ik van harte kan aanbevelen. Hij spreekt over het ‘evidence beest’, wat een vondst! Hij zet zijn publiek aan tot nadenken over de vraag wat je eigenlijk meet, wat je vervolgens denkt te weten en hoe je daarop je beleid kunt baseren.












Laten we eens kijken naar het woord ‘interventie’. Dit is afkomstig van het Latijnse woord ‘intervenire’, wat ‘komen tussen’ betekent. Bij een interventie is er dus sprake van een ‘tussenkomst’. Vaak wordt het gebruikt in de betekenis van ‘ingreep’, ‘bemiddeling’, ‘oplossing van een probleem’. In de context van de politiek betekent het bemoeienis met interne aangelegenheden, meestal op grond van internationaal recht of humanitaire overwegingen. Degene die intervenieert, is dus meestal iemand die tussenbeide komt, die zich inmengt in wat er tussen twee partijen gebeurt, vanuit de gedachte dat hij het als interveniërende partij beter weet dan degenen op wie hij zijn actie richt.

Goede borstvoedingszorg begint er daarentegen mee interventies te voorkomen, zodat er geen problemen ontstáán (en dan hoef je ze vanzelfsprekend ook niet op te lossen). Als moeder en kind wel uit elkaar zijn gehaald of op afstand van elkaar verkeren, begint een goed consult met het weer bij elkaar brengen van de partners in de dyade, de twee-eenheid. In de woorden van de Engelse kinderarts en psycholoog Donald Winnicott: “There is no such thing as a baby; there is always a baby and someone.” Dat weten we ergens ook wel, want een baby kan zich in z’n eentje immers niet redden. Mama’s lijf, mama’s armen… die vormen zijn habitat, zijn veilige leefomgeving in de beginfase van zijn leven. Daar hoort hij thuis. En als je je het daarmee eens bent, is huid-op-huidcontact dan een interventie? Of was in essentie de scheiding die eraan voorafging de ingreep, de tussenkomst, de inmenging?
















Goed wetenschappelijk onderzoek is erop gericht een interventie te bestuderen en die te vergelijken met de situatie waarin er niet wordt ingegrepen. Als dat nou eens wat beter zou worden begrepen! Dan zouden we heel andere onderzoeksstudies (en krantenkoppent!) krijgen. Dan zou het worden: ‘Kunstmatige zuigelingenvoeding en het risico op obesitas’ (in plaats van ‘Borstvoeding en de bescherming tegen obesitas’) of ‘Scheiding van de moeder en hartritmestoornissen bij de baby’ (in plaats van ‘Verminderde hartritmestoornissen bij huid-op-huidcontact’). Het normale, de situatie waarin er niet wordt geïntervenieerd, dat is je referentiepunt en daarmee vergelijk je de gevolgen van het ingrijpen.

Vroeger zei ik soms tegen de kinderen: “Kijken met de ogen, niet met de handen.” Dat is ook in de zorg voor borstvoedende moeders een goed uitgangspunt. Eerst maar eens de boel stevig bij elkaar houden, goed observeren en niet tussenbeide komen, dus … hands off!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten