dinsdag 23 oktober 2012

Geuren en kleuren

Afgelopen zondag wandelden mijn man en ik in de buurt van Gasselte. Tijdens de eerste levensjaren van mijn zusje en mij hadden mijn ouders een seizoenplaats met de bungalowtent op een camping in dit dorp. Het was alweer lang geleden dat ik er was en ik wilde ik graag het terrein even bezoeken. Bij aankomst zag ik in gedachten langs de bosrand de tere grasklokjes die er tegenwoordig in het voorjaar weer zijn, maar die door drastisch bermonderhoud jarenlang zeldzaam waren.
Ik was er vrij zeker van dat ik zó naar ons plekje kon lopen. We liepen de camping op, het lange pad af, tussen de bomen door, rechts de kleine zandvlakte, links de grote, nog een klein stukje verder… en daar was het voor mij belangrijkste herkenningspunt: een jeneverbesstruik op een kleine verhoging. Jeneverbessen kunnen heel oud worden en ook decennia later kun je ze goed herkennen. Het viel me op dat hij zo langzamerhand wel wat uit elkaar was gevallen. Het paadje tussen de hoofdstammen was nu een stuk breder dan destijds, maar hij stond er nog steeds. Ik herinnerde me hoe ik in het binnenste van de grote struik met mijn pop speelde en hoe de wortels met het zand ertussen een soort commode vormden waarop mijn pop kon liggen. Die commode leek veel lager geworden, maar ja… met driejarige beentjes lijkt alles natuurlijk een stuk hoger.
Ik zag dat de zandgrond meer begroeid was geraakt op de plek waar mijn vader ruim veertig jaar geleden een zandkuil voor mij groef en met de schep zorgvuldig een tafel en een bankje erin vormde.
Ik zag bijna tastbaar mijn oom weer lopen, met zijn toilettas in de hand en zijn handdoek om de nek, als hij fris geschoren terugkwam van het toiletgebouw, een guitige blik op zijn gezicht.














Het meest indringende was echter de geur. Het bos op de camping is een gemengd bos, met eikenbomen en naaldbomen, en de bodem bestaat uit zand, gras en heide. Waar ter wereld ik ook loop… als ik die mengeling van natuurlijke begroeiing ruik, ben ik op deze plek. Zo diep heeft die geur zich in mijn geheugen gevestigd en zo zeer is die verbonden met de herinnering aan een zorgeloze tijd, dat er geen andere geur tegenop kan.
Er gebeurde veel in de jaren erna en ik kan deze kostbare terugblik niet meer delen met mijn ouders en mijn zusje, omdat ze er niet meer zijn. Toch is de herinnering onuitwisbaar, want als kind neem je de dingen diep in je emotionele brein op. Daar raken geuren en kleuren verbonden met die ene afweging: veilig of niet veilig. Dat is de keuze die onze baby’s maken: veilig of niet veilig, toenadering zoeken of afstand bewaren, verbinden of verdedigen. Als ouders en als zorgverleners hebben we dus een heel belangrijke rol voor onze jongsten: hoe meer van die krachtige, veilige herinneringen we ze kunnen geven, hoe stabieler ze in het leven staan, hoe opener ze de wereld tegemoet treden en hoe gezonder ze zijn!

Vanavond reis ik af naar een nieuwe plek in mijn leven die verbonden is met geuren en kleuren. Sinds 2004 kom ik er bijna elke herfst en bouw ik zorgvuldig aan positieve associaties. De glooiende heuvels, de herfstige bomen, de houtstapels die wachten op de winter, de kerkklok die beiert over het dal en altijd dezelfde geurige thee… Het is een plek voor bezinning, voor dagelijkse wandelingen, voor stilte en nadenken. Het is ook een plek waar ik hard aan diverse projecten heb gewerkt en waar nu ‘Koester je kleintje’ in de schijnwerpers zal staan, opdat ook de aller-, allerkleinste kindjes in ons midden omringd worden met wat ze het allergrootste gevoel van veiligheid geeft: mama’s geurige, lieve lijf.

woensdag 17 oktober 2012

Media... sociaal?

Twee weken geleden bracht ik een bezoek aan de snackbar, omdat ik geen zin had om te koken. Diverse mensen waren in afwachting van hun bestelling en zoals dat gaat, riep de jongen achter de toonbank na het verzamelen van de gefrituurde producten de inhoud van de tasjes op. Bij één bestelling riep hij wel zo’n zeven of acht onderdelen op, maar niemand reageerde, totdat een andere medewerker riep: “Hé, René!” René keek op van zijn smartphone, nam het tasje in ontvangst en verliet het etablissement. Zo geabsorbeerd kunnen mensen dus zijn in hun sociale media, dat de honger naar de achtergrond verdwijnt.
Dit was een redelijk onschuldige situatie, maar onlangs hoorden we als collega’s ook een heel ander, zeer triest verhaal. Een moeder die net was bevallen, lag met haar baby in bed en was zo druk met haar telefoon, dat ze geen aandacht meer voor haar pasgeboren baby had. De zorgverlener die de ruimte binnenkwam, zag een bleek, grauw kindje, pakte het op en wist het weer aan het ademen te krijgen. Was ze een paar minuten later binnengekomen of minder alert geweest, dan was deze moeder haar baby verloren.

Een andere collega vertelde over een baby die, vier uur na de geboorte, al de hoofdrol speelde in een zorgvuldig geregisseerde fotoshoot, compleet met schapenvacht en professionele fotograaf, in plaats van lekker dicht tegen mama aan te liggen, haar te horen, te ruiken, te proeven en te voelen. Grote kans, dat dit kleine mensje even later al zijn entree maakte op het wereldwijde gezichtenboek.
De vraag doemt op… hoe sociaal zijn de media die we ‘social media’ noemen? De oorsprong van het woord ‘sociaal’ draagt de betekenis van ‘verbinden’, ‘verbonden zijn’. Dat is inderdaad het streven van de vele media die er zijn. Maar wat hebben we aan de verbinding met mensen verder weg, als dat ertoe leidt dat de basisbehoeften van onze kinderen niet meer goed kunnen worden vervuld? Veilige hechting is immers de primaire vorm van je verbinden met de ander.
Ouders zijn (in de meeste gevallen) volwassen mensen en het is niet aan de zorgverlener om ze de wet voor te schrijven. Wat wel de taak van de zorgverlener is, is aangeven wat de baby nodig heeft en hoe de moeder en de ouders samen ervoor kunnen zorgen dat ze in de beginfase goed met hun kindje leren communiceren.













Hoe kunnen we omgaan met de oprukkende invloed van altijd bereikbaar zijn?
Vrijen met de telefoon in de hand? Samen aan tafel eten terwijl de ene ringtone na de andere het binnenkomen van weer een bericht verraadt? Naar een dansvoorstelling kijken terwijl je scherp je scherm in de gaten houdt? Velen zullen deze drie combinaties niet zo’n goed idee vinden.
Het voeden van je baby, zeker in de eerste dagen, is echter het opbouwen van een liefdesrelatie voor het leven. Het is voor je kind de manier om een gevoel van verzadiging te bereiken na een intens genoten maaltijd. En bovenal is het proces aan de borst een ‘mother-baby dance’, zoals soms zo mooi wordt gezegd. Je draait om elkaar heen, je kijkt naar elkaar, je voelt elkaar aan en de ene partner in de twee-eenheid reageert op de andere. Het is coregulatie; het is leren je op een heel dierbare naaste af te stemmen. Dat hoogontwikkelde en hoogst sociale gedrag wordt aangestuurd door de rechter hersenhelft, die gericht is op relatievorming. Daar vormen die media een onwelkome spammer!

donderdag 11 oktober 2012

Handjes thuis

Afgelopen week spraken we met een aantal collega’s weer eens over het begrip ‘interventie’. Het hele proces van dragen, baren en zogen is in de loop der tijd alsmaar meer onderhevig geraakt aan interventies van al dan niet medische aard. Terwijl we erover discussieerden, bleek dat niet iedereen dezelfde definitie van ‘interventie’ hanteerde en dat kan gemakkelijk tot een Babylonische spraakverwarring leiden. Helder definiëren is een voorwaarde om tot steekhoudende conclusies te komen. Een gebied waarvoor dat meer dan voor welk ander gebied geldt, is dat van het wetenschappelijk onderzoek. Het begrip ‘evidence based’ is iets waarmee we tegenwoordig te pas en te onpas om de oren worden geslagen. Yvo Smulders, hoogleraar Interne Geneeskunde in het VU Medisch Centrum in Amsterdam, heeft er op Youtube een prachtige presentatie over, die ik van harte kan aanbevelen. Hij spreekt over het ‘evidence beest’, wat een vondst! Hij zet zijn publiek aan tot nadenken over de vraag wat je eigenlijk meet, wat je vervolgens denkt te weten en hoe je daarop je beleid kunt baseren.












Laten we eens kijken naar het woord ‘interventie’. Dit is afkomstig van het Latijnse woord ‘intervenire’, wat ‘komen tussen’ betekent. Bij een interventie is er dus sprake van een ‘tussenkomst’. Vaak wordt het gebruikt in de betekenis van ‘ingreep’, ‘bemiddeling’, ‘oplossing van een probleem’. In de context van de politiek betekent het bemoeienis met interne aangelegenheden, meestal op grond van internationaal recht of humanitaire overwegingen. Degene die intervenieert, is dus meestal iemand die tussenbeide komt, die zich inmengt in wat er tussen twee partijen gebeurt, vanuit de gedachte dat hij het als interveniërende partij beter weet dan degenen op wie hij zijn actie richt.

Goede borstvoedingszorg begint er daarentegen mee interventies te voorkomen, zodat er geen problemen ontstáán (en dan hoef je ze vanzelfsprekend ook niet op te lossen). Als moeder en kind wel uit elkaar zijn gehaald of op afstand van elkaar verkeren, begint een goed consult met het weer bij elkaar brengen van de partners in de dyade, de twee-eenheid. In de woorden van de Engelse kinderarts en psycholoog Donald Winnicott: “There is no such thing as a baby; there is always a baby and someone.” Dat weten we ergens ook wel, want een baby kan zich in z’n eentje immers niet redden. Mama’s lijf, mama’s armen… die vormen zijn habitat, zijn veilige leefomgeving in de beginfase van zijn leven. Daar hoort hij thuis. En als je je het daarmee eens bent, is huid-op-huidcontact dan een interventie? Of was in essentie de scheiding die eraan voorafging de ingreep, de tussenkomst, de inmenging?
















Goed wetenschappelijk onderzoek is erop gericht een interventie te bestuderen en die te vergelijken met de situatie waarin er niet wordt ingegrepen. Als dat nou eens wat beter zou worden begrepen! Dan zouden we heel andere onderzoeksstudies (en krantenkoppent!) krijgen. Dan zou het worden: ‘Kunstmatige zuigelingenvoeding en het risico op obesitas’ (in plaats van ‘Borstvoeding en de bescherming tegen obesitas’) of ‘Scheiding van de moeder en hartritmestoornissen bij de baby’ (in plaats van ‘Verminderde hartritmestoornissen bij huid-op-huidcontact’). Het normale, de situatie waarin er niet wordt geïntervenieerd, dat is je referentiepunt en daarmee vergelijk je de gevolgen van het ingrijpen.

Vroeger zei ik soms tegen de kinderen: “Kijken met de ogen, niet met de handen.” Dat is ook in de zorg voor borstvoedende moeders een goed uitgangspunt. Eerst maar eens de boel stevig bij elkaar houden, goed observeren en niet tussenbeide komen, dus … hands off!

woensdag 3 oktober 2012

Om te huilen...

Sinds 2007 ben ik betrokken bij wat in de wandelgangen ‘de huilrichtlijn’ wordt genoemd. De officiële titel is Multidisciplinaire Richtlijn Preventie, signalering, diagnostiek en behandeling van excessief huilen bij baby’s. Toen ik de voorloper van dat document voor de eerste keer onder ogen kreeg, was ik geschokt over diverse adviezen die erin stonden. Eén van de kwalijkste punten was wat mij betreft dit: “Gedurende de eerste twee dagen kan de kookwekker gebruikt worden voor het objectief tijdsbewustzijn van het in slaap huilen. Vijf minuten huilen kunnen immers voor de betrokken ouder al een half uur lijken. De wekker kan in overleg tussen de verpleegkundige en ouders worden gezet op 15 of 20 minuten en uiterlijk 30 minuten. Het gebruikt van de kookwekker betekent niet dat een ouder die tijd niet mag gaan kijken; wel is het beter ongezien te blijven. Ziet het kind de ouder wel dan wordt daarmee bij het kind de verwachting gewekt dat het opgepakt zal worden en als dat niet gebeurt, begint het huilen met hernieuwde kracht. Dan zal het zelf in slaap leren vallen langer duren (meerdere slaapjes bestrijken) en dus met meer huilen gepaard gaan. De verpleegkundige bespreekt dit uitgebreid met de ouders.

Er kwam een dvd in omloop, waarin dit aspect verder werd uitgewerkt, aangevuld met inbakeren en een strikt programma van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie. Eén van de moeders in die dvd heeft spijt als haren op haar hoofd, dat ze zich in haar labiele toestand heeft geleend voor de opnames. De aanpak leidde tot een ernstig verstoorde hechting tussen haar en haar dochter. Ze plengde heel wat tranen omdat ze niet wist hoe het weer goed moest komen.













De mensen die zich bij het RIVM en later bij TNO bezig hielden met het opstellen van dit document, hadden tevens een samenwerkingsverband met een fabrikant van kunstmatige zuigelingenvoeding. Zoals vrijwel alle fabrikanten op dit gebied, was ook deze een overtreder van de internationale WHO-code. De richtlijnopstellers toerden jaren door het land met hun promotiecircus en één van de mensen die zich met verve van haar taak kweet, was Ria Blom. Samen met een VBN-collega was ik in 2007 aanwezig bij een bijeenkomst waar zij haar rust-en-regelmaat-en-kookwekker-verhaal vertelde. We waren verbijsterd. Die avond was het begin van een jarenlang traject, waaraan langzaam een einde lijkt te komen, nu men de accorderingsfase is ingegaan. Beroepsorganisaties en professionals mochten tot afgelopen maandag, 1 oktober, nog een keer hun zegje doen over het laatste concept. Niet alle betrokkenen zijn door de jaren heen echter goed op de hoogte gehouden. Ik ben volgens het document lid van de adviesgroep, maar bij herhaling ben ik ‘uit de verzendlijst gevallen’. Ook deze keer hoorde ik via een omweg van de mogelijkheid tot het leveren van input. Ik heb zondag en maandag gedurende 16 uur de meer dan 100 pagina’s doorgenomen en van mijn commentaar voorzien (mail me, als je het wilt lezen).

Dat commentaar was in grote lijnen hetzelfde als in de nazomer van 2011, want veel knelpunten zijn nog steeds niet weggenomen. Er zijn weliswaar nuanceringen aangebracht in de loop der jaren en de verfoeide kookwekker is eruit, maar het blijft een document waarin de nadruk ligt op de last die het huilende kind de ouders bezorgt. Dat de huilende baby het moeilijk heeft en gebaat is bij heel veel lichamelijk contact, dat de stress van de ouders net zo goed huilen veroorzaakt als dat het er het resultaat van is, die aspecten blijven zwaar onderbelicht. En als klap op de vuurpijl las ik afgelopen maandag deze zinsnede: “Er wordt aangenomen dat jonge kinderen fysieke scheiding van hun moeders herkennen, wat leidt tot huilen, dat stopt bij hereniging. De ‘separation distress call’ dient tot nabijheid van de moeder.” Euhm… het is slechts een aanname dat kinderen het merken dat ze niet bij hun moeder zijn…?! Een document met uitgangspunten als dit (er is nog veel meer over te zeggen, maar daarvoor ontbreekt hier de ruimte) vormt straks in de jeugdgezondheidszorg de basis voor het begeleiden van baby’s die veel huilen (en hun ouders).


















Wees dus op je hoede, mensen. Laat je niet in de luren leggen. Je kind heeft jou hard nodig om vertrouwen in de wereld te krijgen. Mocht je om wat voor reden dan ook niet in staat zijn je baby de troost te bieden die ze nodig heeft, zoek dan hulp. Het is dapper om te erkennen dat je je vertilt aan de bagage in je eigen rugzak. Veel mensen zijn als kind behandeld zoals deze nog niet gepubliceerde, maar nu deels al achterhaalde richtlijn bepleit. Het is moeilijk je kind te geven wat je zelf niet kreeg. Je kon daar toen niks aan doen, maar nu wel. Doe dat, zodat je de droevige kanten van de geschiedenis niet herhaalt, maar samen een nieuw begin maakt. Je kind zal je er eeuwig dankbaar voor zijn.