woensdag 30 oktober 2013

Richtlijn excessief huilen, deel 8

Na een aantal intensieve en inspirerende dagen retraite/studieverlof heb ik de werkdraad weer opgepakt en schrijf ik het volgende deel over  de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’, te beginnen bij Hoofdstuk 13, getiteld ‘Optimale samenwerking’.

Uiteraard is er een groot aantal zorgverleners dat te maken heeft met de zorg voor overmatig huilende baby’s. In veel gevallen zal de JGZ, via het eerste huisbezoek of via het eerste bezoek van de ouders aan het consultatiebureau, een prominente plaats innemen. Toch heb ik op grond van alle verhalen die we terughoren van moeders, zorgen bij de zin op pagina 87: De JGZ biedt, naast universele preventie, de volgende zorg rondom excessief huilen bij baby’s: signalering en voorlichting, en (bij een goed groeiend, gezond kind) aanpak in de vorm van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie, video interactie begeleiding, babymassage, e.a. specifieke programma’s. Mijn zorgen zitten met name in de woorden ‘bij een goed groeiend, gezond kind’. Hoe definiëren we ‘een gezond kind’? Als een kind zich zodanig oncomfortabel voelt dat het overmatig huilt en niet te troosten is… kunnen we dan wel spreken van een gezond kind? Anders gezegd: is de term ‘een gezond, overmatig huilend kind’ niet een contradictio in terminis? Kunnen die twee dingen, gezond zijn en zo verdrietig zijn, wel samengaan? Pak een willekeurige volwassene bij de kop die een groot deel van de dag huilt… dan noemen we die zeker niet gezond. Ik wil graag verwijzen naar deel 5 van deze serie, waarin ik een situatie schets over een huilende buurvrouw. Ik zou iedereen willen uitnodigen zo’n situatie voor ogen te nemen en je dan af te vragen of een vastgestelde aanpak ethisch verantwoord is. Emotionele levensmomenten vereisen een aanpak die is afgestemd op de noden van degene die verdriet heeft. Dat is heel wat meer dan het inzetten van een protocol.

Uit de beschrijving van de mogelijke ziekenhuisopname (pagina 87) wordt niet duidelijk hoe het de baby tijdens deze 5 à 10 dagen vergaat. Huilt een kind dan veel? Hoe wordt daarmee omgegaan? Wie troost de baby? Wat wordt er ondernomen om te zorgen dat de baby zich niet alleen voelt? Dat zijn allemaal essentiële vragen en ik maak me zorgen om de antwoorden. Ik zal zeker niet beweren dat het altijd eenvoudig is, maar de psychische nood die ontstaat bij een baby die wordt losgerukt van zijn vaste verzorgers… dat is wel iets om heel goed bij stil te staan.

Het stroomdiagram op pagina 90 bevat weer de term medische oorzaak. Zoals al eerder aangegeven, blijft dit een rare definitie. Geestelijke gezondheid behoort net zo goed tot het medische vakgebied en is van grote invloed op het algehele welbevinden. We lopen volstrekt achter de feiten aan wanneer we doen alsof lichaam en geest in twee afzonderlijke delen op te splitsen zijn. Die visie is totaal achterhaald. Lichaam en geest beïnvloeden elkaar over en weer in sterke mate.
Een ander manco van het schema is dat er voorafgaand aan de diagnose excessief huilen alleen maar door de huisarts naar het kind wordt gekeken. De ‘verwijzing op maat’ komt pas in een later stadium, terwijl er heel veel zaken denkbaar zijn die door de huisarts niet kunnen worden onderkend (omdat die nu eenmaal niet op ieder terrein specialist is), maar wel degelijk de oorzaak van het huilen kunnen vormen. Het is dan ook een slechte zaak dat de diagnose al in een zo vroeg stadium wordt gesteld. De verwijzing op maat (bijvoorbeeld naar een lactatiekundige, om maar even op mijn eigen vakgebied te blijven) zou moeten plaatsvinden vóórdat het label op het kind wordt geplakt.
Onderaan de pagina komen we overigens weer de vreemde urineweginfectie tegen; als daarvan sprake is, moet die toch in het vroege stadium worden vastgesteld? Waarom staat die apart genoemd, terwijl er allerlei infecties denkbaar zijn die tot overmatig huilen kunnen leiden?

Op pagina 91 lezen we bij de randvoorwaarden voor goede zorg onder andere dit: Zorgverleners dienen onder meer deskundig te zijn op het gebied van normaal gedrag van baby’s en op het gebied van gedrags- en ontwikkelingsproblemen en deskundig in het gebruik van 24-uurs dagboeken en

signaleringsinstrumenten.
Dit blog is deel 8 in een serie en de voorgaande delen hebben duidelijk gemaakt dat er in de richtlijn heel veel aannames zitten die voorbijgaan aan wat normaal gedrag van baby’s is. Het blijft een ernstig manco dat dit document aan dat normale gedrag geen prominentere rol heeft toegekend. Er is meer dan genoeg materiaal beschikbaar dat er wat over kan zeggen. Als zorgverleners uit deze richtlijn moeten halen hoe normaal gedrag eruit ziet, dan komen ze bedrogen uit. De praktijk leert helaas dat normaal, fysiologisch zoogdiergedrag bepaald geen grote bekende is van veel zorgverleners. Hoe gaan we met z’n allen dit manco verhelpen?

Op bladzijde 99 begint Bijlage 4 met een buitenproportioneel lang verhaal over inbakeren, terwijl onderaan de pagina te lezen valt: Zoals eerder beschreven, was het verschil in effect tussen inbakeren en niet inbakeren op het huilen klein en werd dat alleen gevonden bij baby’s tussen 2 weken en 7 weken oud. Waarom is er dan in vredesnaam zo’n lang stuk aan gewijd?
Er worden in de richtlijn allerlei methodes genoemd die, met mitsen en maren omgeven, min of meer of expliciet worden afgeraden. Desondanks krijgt dit inbaker-onderwerp een flinke lap tekst toegemeten, terwijl ook hier heel veel voorzorgen in acht moeten worden genomen om te zorgen dat het veilig is en geen schade veroorzaakt. Hier lijkt weer sprake van de al eerder gesignaleerde bias.

Op pagina 100 wordt het inbakeren beschreven als een tijdelijk hulpmiddel om op eigen kracht te leren inslapen en doorslapen. Het blijft een wonderlijk iets, dat er wordt gedacht dat je iemand kunt leren inslapen. Dat doet toch iedereen altijd zelf?! Je kunt toch niet voor een ander in slaap vallen? De vraag zou moeten zijn: “Hoe komt het dat bij jonge, pasgeboren kinderen een zo primaire functie als slapen zodanig kan worden verstoord dat het moet worden aangeleerd op de één of andere manier?” Ieder dier valt in slaap als alles in orde is en het dier is moe. Alleen als er gevaar dreigt, blijft een dier wakker en alert. De opdracht lijkt dan ook heel simpel: zorg dat het kind zich veilig voelt; dan komt de slaap vanzelf.
Voorwaarde is natuurlijk dat ouders hun kind goed observeren en kennen en daarvoor is tijd nodig.
Op pagina 101 lezen we: Tijdens de kraamtijd wordt niet ingebakerd. Ouders moeten de kans krijgen hun kind goed te observeren en te leren kennen. Dat bevordert de interactie tussen ouder en kind. Vooral in de eerste weken is het van belang dat ouders de signalen van honger leren herkennen bij hun kind. Op grond van deze en andere zinsneden in de tekst, wordt de indruk gewekt dat dat leerproces na een week is voltooid. Dan is immers de kraamtijd voorbij en volgens de richtlijn kan het inbakeren worden gestart na week 1. Ik denk dat we gerust kunnen stellen dat ouders na een week nog volop bezig zijn hun kind te leren kennen en dat dat nog een heel aantal weken voortduurt. De vraag lijkt dan ook gerechtvaardigd: waarom zou je zo snel al met inbakeren beginnen?
De redactie verwijst naar het boek van Ria Blom, ‘Inbakeren brengt rust’, uit 2011. Volgende week wil ik, tot slot van deze serie, graag nog wat zeggen over dat boek. Mijn mening is dat de redactie een onaanvaardbaar grote verantwoordelijkheid op zich heeft genomen met deze verwijzing. Het boek wordt daarmee een soort integraal onderdeel van de richtlijn en dat is zorgelijk.

dinsdag 22 oktober 2013

Richtlijn excessief huilen, deel 7

Traditiegetrouw verblijf ik ook deze herfstvakantie weer een kleine week in mijn eentje op een mij zeer dierbaar geworden adres in het Loreley-gebied in Duitsland. Ik rouwde er om het verlies van mijn ouders in 2004 en 2006 en bracht er stille, contemplatieve dagen door. Ik las en studeerde er, wandelde uren door heuvels, dalen en bossen en realiseerde me hoe indringend alleen-zijn kan voelen. Bewust gekozen momenten in je eentje kunnen heilzaam zijn en uitnodigen tot reflectie; ze kunnen je dankbaar stemmen over alle dierbaren in je dagelijks bestaan. Opgedrongen of noodgedwongen eenzaamheid voelt daarentegen voor de meeste mensen als pijnlijk. Je mist het contact met de ander, loopt met je ziel onder de arm en raakt uit balans. In essentie is dat waarover deze blogserie gaat, het diepe gevoel van verward en verlaten zijn als je signalen niet worden opgevangen en je aanwezigheid er niet toe lijkt te doen.
Gelukkig kies ik mijn retraitedagen zelf en ik kijk uit naar de glooiende hellingen, de zon op het herfstlandschap, de intense kleuren en geuren van het platteland… en de wetenschap dat er een liefdevol thuis is dat mij bij terugkeer verwelkomt.  Ik vertrek aan het begin van de avond en post daarom dit blog een dag eerder dan de gewoonlijke woensdag.

Op pagina 69 van de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’ begint Hoofdstuk 9, getiteld ‘Beleid bij kwetsbare ouders en kinderen’. De inleiding bevat een aantal belangrijke aspecten:
Kwetsbare ouders krijgen het meestal niet gemakkelijker wanneer er een baby wordt geboren. Onder kwetsbare ouders wordt hier verstaan: ouders met psychische problemen/aandoeningen, ouders met een verstandelijke beperking, asielzoekers, tienermoeders, multi-probleem gezinnen, etc. Bestaande problemen verdwijnen niet door de geboorte en het is mogelijk dat, mede door moeheid kort na de bevalling, er problemen bijkomen.

Uiteraard zijn er gradaties te onderscheiden in de mate waarin ouders kwetsbaar zijn en sociale of persoonlijke problemen hebben. De ernstige situaties verdienen ook absoluut krachtige ondersteuning. Dat neemt niet weg dat bijna alle ouders in hun nieuwe rol kwetsbaar zijn en geacht worden vaardigheden te hebben en aan te wenden waarvoor ze niet specifiek zijn opgeleid. Veel beleid gaat uit van de vraag wat de ouders willen en nodig hebben om goed te functioneren. Wat ik over de hele linie mis, is de vraag: “Wat heeft de baby nodig en hoe kunnen we daar als ouders en verdere sociale omgeving zo goed mogelijk aan tegemoet komen?”

Zoals ik in mijn vorig blog heb aangegeven, is het ouderschap een totaal andere fase dan de kindertijd. Het ouderschap brengt, of we het nu leuk vinden of niet, vooral veel verantwoordelijkheden en taken met zich mee. Als ouder heb je ten opzichte van je kind meer plichten dan rechten. Ook het idee van ‘een eigen leven’ en ‘iets voor jezelf doen’ draagt een problematische aanname in zich. Het impliceert dat de zorg voor je kinderen niet tot je ‘eigen leven’ behoort en niet ‘iets voor jezelf’ is. Vanzelfsprekend kunnen de taken je soms zwaar vallen, ben je geregeld vermoeider dan je ooit dacht te kunnen zijn en lijkt er geen einde te komen aan het beroep dat op je wordt gedaan. In mijn beleving heb je dan echter niet zozeer ‘recht’ op ontspanning, maar de ‘verantwoordelijkheid’ om te zoeken naar steun en dingen waarmee je je energie kunt opladen, zodat je er weer kunt zijn voor je kind. Je kind heeft jou nodig om te leren op eigen benen te staan. Die keuze maakte je toen je besloot om een kind in je leven te laten komen en het is één van de weinig keuzes waarop je niet kunt terugkomen. Geen bonnetje… geen ruiling mogelijk!

Al deze behoefte aan zorg van een jonge baby geldt nog sterker als het kind te vroeg is geboren. Dat prematuur geboren baby’s meer huilen, is dus niet alleen maar een kwestie van een verlate huilpiek (pagina 66), maar is met name een signaal van grotere behoefte aan nabijheid en zorg. Pagina 69 geeft daarvoor een aantal goede aanbevelingen en ook pagina 74 geeft een prachtige beschrijving van waarom het gaat:
In de infant mental health wordt er nadrukkelijk van uit gegaan dat een baby nooit op zichzelf geobserveerd, gediagnosticeerd, behandeld of bestudeerd kan worden. Dit moet altijd gebeuren vanuit de relatie van de baby met de ouder/verzorger die met hem bezig is. Men spreekt dan van een two-and-three-person-psychology in plaats van een one-person-psychology (Weatherston, 2000; Rexwinkel and others, 2011). Men denkt dan ook minder in termen van “zorg voor de baby” maar over het aangaan van een relatie met de baby. De meeste gedachtes over de baby zijn niet uitsluitend gebaseerd op gedragingen of cognities, maar worden bezien vanuit het perspectief van het (meer of minder) kunnen mentaliseren door de ouder: denken en voelen over het denken en voelen van de baby en het eigen denken en voelen. Een term die daarbij o.a. veel gebruikt wordt is: “keeping the baby in mind” (Weahterston, 2000; Rexwinkel and others, 2011).

Hoofdstuk 12 op pagina 79 behandelt de volgende vraag: Welke anticiperende voorlichting tijdens zwangerschap en kraambed is van invloed op de preventie en behandeling van excessief huilen?
Het zou mooi zijn als we in zo’n kort tijdsbestek alle problemen konden voorkomen. Ik vrees dat het niet zo eenvoudig is. Wat we normaal vinden in kindgedrag en wat we verwachten dat we als ouders moeten doen om een goed begin te waarborgen… dat moeten we van onze ouders en buren en ooms en tantes en docenten voorgeleefd krijgen. ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’ en kinderen doen niet wat je zegt, maar wat je doet. Van harte aanbevolen: het werk van Alfie Kohn en Thomas Gordon aangaande respectievelijk de destructieve effecten van straffen en belonen en de positieve effecten van actief luisteren.
Wanneer je hun werk leest, blijft er in essentie maar één conclusie over: de periode waarin je het huilen kunt voorkomen, begint veel eerder dan in de zwangerschap of de kraamtijd. Die begint in je eigen jeugd. Nog een goede literatuurtip voor enorm veel meer achtergrondinformatie over dit onderwerp: ‘Evolution, Early Experience and Human Development’ waarvan Darcia Narvaez, Jaak Panksepp en Allan Schore de redacteuren zijn. Saillant citaat: Asserts that human development is being misshaped by government policies, social practices, and public beliefs that fail to consider basic human needs (...!)


Pagina 81 van de richtlijn noemt twee belangrijke dingen:
- Goed geïnformeerde ouders hebben meer kans om reële verwachtingen te ontwikkelen.

- Het kan ouders helpen als zij het huilen van hun baby kunnen interpreteren en accepteren als een uiting van ongenoegen of stress. Troosten hoeft dan niet gericht te zijn op het stoppen van het huilen, maar op de behoefte van het kind.

Dat is de essentie: het huilen is een uiting van ongenoegen of stress en de onderliggende behoefte moet inderdaad het uitgangspunt zijn als er voor een bepaalde aanpak wordt gekozen.
Opdat men mij niet verkeerd begrijpt, wil ik nogmaals benadrukken dat ik me er dondersgoed van bewust ben dat dit allemaal niet eenvoudig is! Ouderschap is immers niet iets voor watjes, zoals dit artikel in Kiind Magazine zo treffend beschrijft.
Welke zorgverlener de ouders daarbij als ondersteunend ervaren, is uiteindelijk aan hen zelf om te bepalen. De richtlijn noemt dat ook op pagina 63, dus in die zin is de aanbeveling op pagina 89 de coördinatie in handen te geven van één professional (bv vanuit de JGZ of het Centrum voor Jeugd en Gezin), om ‘shoppen’ en langs elkaar heen werken te voorkomen wat merkwaardig.

Tot slot voor vandaag een opmerking over deze aanbeveling: Het verdient aanbeveling de JGZ-richtlijn ‘Aanpak van excessief huilen bij zuigelingen’ te vervangen door deze richtlijn.
Mag ik een hartstochtelijk pleidooi houden voor onmiddellijke, krachtige afschaffing en verwijdering van deze oude versie uit de dagelijkse praktijk van de JGZ? Die versie brengt veel te veel schade toe aan de relatie tussen ouders en kinderen, zoals mijn blog van zaterdag 19 oktober en de vele reacties erop duidelijk mogen maken.

maandag 21 oktober 2013

Richtlijn excessief huilen, een bloemlezing van reacties

Zaterdag plaatste ik als onderdeel van de serie blogs over de huilrichtlijn een heftige, persoonlijke ervaring van een moeder. Dit blog heeft heel veel losgemaakt en gaat in hoog tempo over het internet (nu, iets meer dan twee dagen later, is het meer dan 2000 keer gelezen). Als gevolg daarvan zijn er boeiende gesprekken op diverse Facebookpagina’s gevoerd. Graag wil ik een bloemlezing geven van een aantal bespiegelingen van mij op reacties van diverse mensen. Het staat mij uiteraard niet vrij hun opmerkingen zomaar in een blog op te nemen (ik heb van één dame overigens toestemming gevraagd en gekregen; dank!). Mijn eigen visie kan ik echter ruimhartig delen. Ik kaart hieronder meerdere kernpunten aan en ik hoop dat die door beleidsmakers meer op de voorgrond worden geplaatst.


In reactie op een opmerking over het belang je kind aan te moedigen in je armen te huilen: 
J., ik ben het met je eens dat als een kind al moet huilen, dat dan in de armen van een volwassene, primaire hechtingsfiguur moet gebeuren. Ik heb alleen wel moeite met de theorie die je aanhaalt. Ik ken die benadering, maar mijn uitgangspunt is: laten we nu eindelijk eens gaan begrijpen wat jonge kinderen nodig hebben. Dan hoeven ze niet met zoveel trauma op te groeien en hoeven ze later als moeder of vader niet samen met hun kind te huilen en trauma's te verwerken. Trauma verwerken is inderdaad belangrijk, maar trauma voorkomen is verreweg te verkiezen, lijkt me.
Ik ging ervan uit dat je naar Aletha Solter verwees, maar ik kan het mis hebben. Wat ik mis in het idee dat kinderen hun trauma nu eenmaal van zich af moeten huilen, is dat er niet wordt gepraat over waar dat trauma in een nog maar zo klein mensje dan vandaan komt. Hoe groter het trauma, hoe meer er gehuild zal worden, neem ik dan aan. Het lijkt me dat we met z'n allen moeten achterhalen waar dat trauma vandaan komt en hoe we dat kunnen minimaliseren. Anders blijft het symptoombestrijding in plaats van probleemoplossing. Ik denk dan aan een goede baring (we zitten hier tenslotte op de GB-pagina ;o)) en aan een maatschappelijk gezien grotere waardering voor zorgarbeid en voor vrouwelijke kracht.

De reactie van J. hierop:
Dankjewel, Marianne; met deze reactie van jou kan ik wel in de uitwisseling blijven. Klopt dat ik enerzijds verwees naar Aletha Solter, en anderzijds gaf ik aan dat traumaverwerking van de moeder de basis is. Mijn ervaring is dat traumaverwerking door aankomende moeder (nog voor ze zwanger wordt) nodig is om tot een fysiek en emotioneel lichtere baring te komen. In veel gevallen is het zelfs noodzakelijk om blokkades (veroorzaakt door trauma's) in de voormoederlijn en soms zelfs in andere delen van de familiegeschiedenis op te lossen. Om werkelijk harmonie te kunnen schenken aan onze kinderen, zullen we ALLE aspecten die van invloed zijn moeten helen. En dat zijn er vele, zowel persoonlijke als collectieve. De collectieve invloed ervaren we als groot, machtig en verstorend. Erover klagen leidt tot niets. Het onder ogen zien wel, maar om ons af te vragen wat we zelf kunnen veranderen. Wanneer we het collectieve systeem willen veranderen lopen we al gauw vast, want het is te groot en machtig: het bestaat uiteindelijk uit de inbreng van ons allemaal. Omdat het zo groot is, ervaren we al gauw een gevoel van onmacht wanneer we ons erop richten het collectieve systeem te veranderen. Of we moeten er met geweld tegenaan. Echter revolutie leidt zelden tot ontspanning en harmonie. Integendeel: vaak ontstaan nieuwe trauma's. Ik heb daarom meer vertrouwen in het persoonlijke systeem zo goed mogelijk innerlijk bevrijden. We zullen nieuwe oplossingen vinden en realiseren, dan zal ook het collectieve vanzelf veranderen. De uitwisseling bij de GB speelt hierin een fantastische rol en jouw inbreng hier, Marianne, helpt ieder voor zich ons hoger potentieel, de nieuwe mogelijkheden van onszelf en daarmee voor onze kinderen te vinden.

In reactie op een opmerking van iemand die in haar werk de ouders erop wijst dat het hun baby is en die sensitief ouderschap bepleit:
Dankjewel,G.! Jij pakt in mijn beleving de essentie bij de kop, hartstikke goed! Altijd fijn om te weten dat er mensen zijn die het snappen en die hun kennis doorgeven aan jonge ouders. Ik vrees alleen dat je nog steeds niet bij de 'mainstream' hoort, of denk je zelf van wel...? In meerderheid lijken zorgverleners toch geregeld te vergeten dat de baby van de ouders is en dat *de ouders* autonoom zijn in hun keuzes voor de zorg voor hun baby. Dat vind ik echt de kern in je verhaal en dat aspect wordt naar mijn mening veel te weinig benadrukt. Misschien moeten we daarover een maatschappelijke discussie in gang zetten...?

In reactie op een opmerking dat het belangrijk is te vragen wat de ouders willen en hen op één lijn te krijgen in de zorg voor hun baby:
G., mag ik nog een suggestie doen...? Wat moeders en vaders willen, is interessant, maar waar *iedereen* in het zorgteam op gefocust zou moeten zijn, is dit: wat heeft de baby nodig? Als je dát als uitgangspunt neemt, komt alles in een ander licht te staan. Wat de ouder *wil*, is haast een beetje een kinderachtige iets, als je het vanuit de fysiologie bekijkt. Als je snapt hoe afhankelijk een baby is en als we ervan uitgaan dat ouders het beste willen voor hun kind, is er alleen maar die ene vraag: wat heeft de baby nodig en hoe kunnen we daaraan zo goed mogelijk tegemoet komen? Bij alles wat ik bepleit, leg ik daar de nadruk op. Wensen van de ouders komen bij mij op de tweede plaats. ;o) (En ja, ook dat is bepaald niet mainstream! hahaha)

In reactie op een opmerking dat het niet meevalt eigen visie en dat wat protocollen voorschrijven, te verenigen in de zorg voor kraamgezinnen:
E., ik denk dat het tijd wordt voor een totale omslag in het denken in de kraamzorg en de jeugdzorg (cb's). Men moet daar weer gaan begrijpen dat men *dienstverlener* is, niet iemand die op basis van protocollen dingen kan *voorschrijven*. Protocollen zouden de cliënt/ouders moeten helpen, niet het allemaal juist moeilijker voor ze maken om de eigen vorm te vinden. Verder wil iedereen zo graag evidence based werken: er is werkelijk een overweldigende hoeveelheid evidence die laat zien wat de gevolgen zijn (psychisch, fysiek, emotioneel, sociaal, immunologisch) van onbevredigde behoeften in de vroege levensfase. Ik ben van mening dat het tijd wordt dat men die evidence gaat toepassen en zich wat bescheidener opstelt in het bepalen wat ouders zouden moeten doen. Naar mijn idee zou elke zorgverlener een bron van informatie moeten zijn, niet van advies. Die informatie moet dan breed zijn en in ieder geval zichtbaar maken wat normaal babygedrag is. Veel ouders hebben daar geen idee van en het is belangrijk dat ze daar zicht op krijgen. Dan is het niet meer van belang hoe de zorgverlener er zelf over denkt (of wat de eigen ervaringen zijn van de zorgverlener! ook een diepe valkuil...) of wat het protocol zegt; dan gaat het erom welke kennis er is en hoe ouders kunnen worden ondersteund om die kennis in hun eigen gezin in te zetten. Nog een mooie titel, in aanvulling op T.’s fraaie rijtje titels: 'Parenting for a Peaceful World' en 'Heart to Heart Parenting' van Robin Grille. Nog één: 'Touch, the Human Significance of the Skin' van Ashley Montagu; en een moeilijk, maar razend interessant en belangrijk boek: 'Evolution, Early Experience and Human Development'. Allemaal prachtig materiaal en daarvan zou er veel meer door zorgverleners moeten worden gelezen. Als je wilt lenen... welkom! hahaha


In reactie op iemand die aangeeft te worstelen met de hechting van haar dochter:
F., mijn ervaring is dat het allemaal veel beter te begrijpen valt als je weet hoe het werkt. Ik heb heel wat boektitels die mij daarbij hebben geholpen en die ik van harte kan aanbevelen. Misschien moet ik maar eens een blog schrijven waarin ik er een heel aantal noem, met een korte beschrijving erbij. Het boek dat ik in ieder geval altijd noem, omdat het een soort samenvatting is van heel veel ander materiaal, is 'Waarom liefde zo belangrijk is' van Sue Gerhardt. Een absolute aanrader, verplichte kost voor de hele wereld! Als je dat eenmaal hebt gelezen, kun je je eigen belangstellingsgebied langzaam uitbreiden. Wat ook heel erg goed helpt: kennis van de fysiologie. Hoe werkt ons lichaam? Wat gebeurt er bij stress? Wat gebeurt er bij ontspanning? Hoe beïnvloedt dat de hersenontwikkeling? Zoveel vragen! Als je daar meer antwoorden op hebt, vallen veel dingen op hun plaats. Dan heb je materiaal om mee te werken en dan is het ook eenvoudiger om met je kinderen aan dingen te werken. Soms moeten we, via zelfreflectie, eerst door een rouwproces heen, omdat je moet erkennen wat je anders had willen doen... en een stap verder terug... omdat je moet erkennen wat er in je *eigen* baby- en kindertijd anders had moeten gaan. Als je jezelf beter begrijpt, kun je ook je kind beter begrijpen. Als je weet wat je zelf hebt gemist, lukt het beter om je met hart en ziel ervoor in te zetten dat je de cirkel doorbreekt en dat je kind wél krijgt (van jou, van jullie) wat je zelf hebt moeten missen. Dat is niet eenvoudig, maar dát is volgens mij waarom het gaat. Dat is ook wat ik erg mis in de strekking van de richtlijn: we komen er niet met symptoombestrijding. We moeten het probleem aanpakken, liefst via voorkomen, maar zo nodig via oplossen! Mail me gerust (zie website voor mailadres) voor meer info of het lenen van een boek. Dan kunnen we daar afspraken over maken!

In reactie op iemand die de rol van Ria Blom hekelt in de totstandkoming van de dvd over huilen:

Ik ben het er direct mee eens dat daarop uitzonderlijk veel aan te merken valt. Ik wil echter graag benadrukken dat Ria Blom zonder de support van een paar leden van de *kernredactie* van de huilrichtlijn nóóit zoveel macht had kunnen krijgen! Ria heeft geen academische titels voor haar naam staan, terwijl de twee drijvende krachten achter de richtlijn beide gepromoveerde mensen zijn. Dat vind ik het ergste van het geheel! Die twee zouden beter moeten weten. Ik denk dat ik daaraan ook nog maar wat aandacht ga besteden in een volgend blog. Zij blijven nu buiten schot en strijken een fraai salaris op, terwijl zij de macht en de mogelijkheden hadden (en hebben!) om het anders te doen. Dat hebben ze nagelaten en dat is een ernstige zaak.


Morgen volgt deel 7 in de serie over de tekst van de richtlijn, een dagje vroeger dan normaal, omdat ik morgenavond voor een paar dagen studieverlof/retraite naar Duitsland vertrek.



zaterdag 19 oktober 2013

Richtlijn excessief huilen, een heftige persoonlijke ervaring


De afgelopen weken heb ik uitgebreid geanalyseerd wat er naar mijn idee schort aan de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessiefhuilen bij baby’s’. Er volgen nog een paar delen, totdat ik de tekst volledig heb doorlopen.

Door de jaren heen heb ik veel droevige verhalen gehoord over hoe ouders van het consultatiebureau te horen kregen dat ze hun baby ‘moesten’ laten huilen en hoezeer dat hun pijn deed. Ze waren wanhopig door de onrust van hun baby, maar ergens diep weg vertelde hun intuïtie nog wel dat het laten huilen niet de goede oplossing was. Nog steeds wordt er naar de boeken en methoden van Ria Blom verwezen, zowel in de richtlijn als door cb-medewerkers. Ook wordt er hier en daar verwezen naar een video waarop het allemaal wordt uitgelegd. De titel hiervan is ‘Huilbaby? Rust en Regelmaat!’ Op de cover zien we één van de leden van de kernredactie met haar baby.

Aan de hand van het onderstaande wil ik de lezer een inkijkje geven in het verhaal achter de totstandkoming van deze instructiefilm. Het is een lang en heftig verhaal en het wordt hier uiteraard met volledige instemming van de moeder in kwestie geplaatst. Zij hoopt er daarmee aan bij te dragen dat er een einde komt aan de adviezen om jonge baby’s te laten huilen en dat doel heeft mijn hartstochtelijke instemming. Ik heb groot respect voor haar moed en ben haar dankbaar voor het delen van dit indringende relaas.
De moeder heeft in dit blog het laatste woord; ik meld mij volgende week weer, met deel 7 over de richtlijntekst.

(Het onderstaande bericht is van september 2009; de baby was toen een paar jaar oud en de gebeurtenissen hadden plaatsgevonden toen haar zoontje ruim twee maanden was. De moeder heeft jarenlang getobd met de onveilige hechting van haar zoontje en nog altijd zijn de sporen van die begintijd niet volledig uitgewist, zoals blijkt in de laatste alinea's. Deze bevatten haar woorden van vandaag en ik kreeg er tranen van in de ogen. Zoveel pijn en verdriet, zoveel worsteling bij ouders en kind om de eenzaamheid van het begin kwijt te raken… Het is niet te geloven; het moet echt afgelopen zijn met die achterlijke adviezen.)


Hoi Marianne,

Eerst even dit: “Poeh! Wat is het allemaal groot...!”
Het is heel heftig voor me, maar ik wil graag mijn verhaal doen, zodat ik anderen misschien kan helpen. Ik zal het geheel even wat uitgebreider aan je vertellen.

Zwanger van ons eerste kindje was ik helemaal dolgelukkig. Ik ben eigenwijs van aard, volg mijn eigen ideeën en dus las ik niet over Ria Blom en dergelijke. Ik las over AP (attachment parenting, MVK) en keek zelfs al op sites van de Vrije School. Ik kreeg van een vriendin een draagdoek als kraamcadeau en ze inspireerde me ook om lang te voeden. Het leek mij allemaal niet meer dan logisch.

Uit onzekerheid over mijn eigen lichaam had ik als eerste streven één jaar borstvoeding te geven. Dat zou en moest ik halen! Na een heel zware zwangerschap met bekkeninstabiliteit en een inleiding werd na twee knippen onze zoon geboren met de vacuümpomp. Vanwege zijn gewicht van vijf kilo moesten wij in het ziekenhuis blijven. In mijn hoofd had ik het idee lekker samen te knuffelen en het voeden op zijn beloop te laten; gordijnen om mijn bed dicht, allebei half bloot… heerlijk! Ineens kwam er een zuster binnen: “Wat doe jij nou?? Je kunt niet zomaar zelf je kind aanleggen! Je moet dat nog leren!” Ze zette ons rechtop in bed en bepaalde hoe ons kind moest liggen. Ze pakte mijn borst in de ‘hamburgergreep’. Dat deed zeer! Na veel gestuntel dronk hij bij me voor de tweede keer. Nog geen tien minuten later boog ze zich over ons heen.“Zo, nu is het genoeg; nu nog tien minuten aan de andere kant en dan zit hij vol.” Ik vroeg hoe ze dat wist: “Dat weet ik gewoon.”

Toen begon alle ellende; ik voelde dat mijn manneke zich niet goed voelde van de bevalling en hij had honger. Ik had gelezen dat kinderen juist op verzoek moeten worden gevoed, zeker vlak na de bevalling, want de navelstreng biedt ook constant voeding. En nu ineens waren er schema’s van tien minuten per kant? Ik begreep er niks van. De communicatie met de verpleging was beroerd. Wat ik zei, werd van tafel geveegd: “Meid, je bent nog zo jong en op internet schrijven ze ook echt van alles.” Ik zei dat ik dacht dat hij nog honger had en hoofdpijn, maar dat kon niet, zo was de conclusie.
Toen ze weg was, heb ik hem gepakt en toch aangelegd, maar ik werd betrapt! Dit mocht niet; hij moest gewoon wennen, hij had geen honger, hij wilde vast een schone luier, en hup, daar vloog hij van mij naar de verkleedtafel waar ik hem niet kon zien. Ik was moe, dommelde in slaap en werd wakker van een slapende baby die bij mij werd gelegd. “Kijk, hij is helemaal tevreden; hij heeft een schone luier en toen ik zag dat jij sliep, heeft hij een klein cupje kunstvoeding gekregen. Dan kun jij lekker rusten.” Wat?! Ik wilde borstvoeding geven! Ik kon wel janken en ik heb me zelden zo in de war gevoeld. De nacht verliep ellendig, met geregeld bijvoeding. Toen begon ook het huilen; hij huilde en huilde en ik stak mijn pink maar in zijn mondje. Ik durfde hem niet weer aan te leggen, want ik was bang betrapt te worden.
De volgende ochtend werd hij nagekeken: “Ja, we hebben hem een zetpil gegeven, want hij heeft een hersenschudding van de vacuümpomp. Niets ernstigs, hoor, gebeurt wel eens vaker.” Ik was woest! Steeds had hij bijvoeding gekregen, terwijl ik aldoor al dacht dat hij hoofdpijn had en daarom huilde. We zijn daarop uit het ziekenhuis vertrokken; ik was woedend.

Gelukkig hadden we een fijne kraamverzorgende, maar het huilen hield aan…
Was mijn borstvoeding niet goed op gang gekomen? Die voedingstijden, al die onzekerheid…
De weken gingen voorbij en mijn man moest weer varen, één week weg, één week thuis. Echt uren en uren liep ik met onze zoon te wandelen door huis, op alle tijden van de dag. Hij huilde en huilde maar. Had hij krampen en honger? Ik wist het niet meer; ik was totaal in de war. Ik kreeg adviezen van moeders en ik heb gebeld met het consultatiebureau. Ze kwamen op gesprek en toen kreeg ik het boekje van Ria Blom. Samen hebben we alle stappen doorlopen en kreeg geadviseerd een schrift bij te houden. Ik moest werkelijk alles noteren wat er gebeurde. Mijn leven was een hel! Ik had een huilend kind en voelde me een waardeloze moeder die allemaal tips uitprobeerde die niet werkten!
“Je kind zal nooit langer huilen dan dertig minuten”, las ik toen ergens. Met dat in mijn hoofd heb ik het hele ritueel gevolgd: voeden, knuffelen, in de box en dan in bed. Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik de deur achter me dicht trok. De tijd ging in…

Dertig minuten later huilde hij nog. Ik zocht steun bij moeders op internet, maar iedereen zei: “Volhouden! Uiteindelijk is dit ook het beste voor je kind; dat zeggen ze bij het cb en Ria Blom zegt het zelf toch ook?!”
Het werden zestig minuten, negentig minuten... Ik trok het niet meer. Ik haalde mijn kind uit bed en ging voeden; hij had helemaal een droge mond van het huilen. Spelen, in de box en terug in bed... Ik had hem nog niet ingestopt of hij huilde al en ik liep huilend zijn kamer uit. Dertig minuten, zestig minuten... Huilend zat ik voor zijn slaapkamerdeur. Ik heb het cb gebeld en alles verteld, maar er was maar één reactie: volhouden moest ik!
Na weer negentig minuten huilen weer uit bed; voeden, knuffelen, in de box en terug in bed... en na twintig minuten huilen weer het cb gebeld. “Hij geeft vanzelf op”, zeiden ze!

Ik kon niet meer. Helemaal overstuur heb ik Ria Blom gebeld om te zeggen dat haar boek niet klopte! Ik vertelde alles in één waterval. Ze zei dat het zo niet ging werken en dat hij moest worden ingebakerd. “Haal hem maar uit bed”, zei ze. Ik zuchtte diep: eindelijk was er iemand die zei dat ik hem uit bed moest halen. Hij werd meteen stil en vijf minuten later sliep hij in mijn armen. We zetten het telefoongesprek voort en Ria legde uit waarom hij moest worden ingebakerd; ik moest dan wel echt volhouden. Ze vertelde dat ze een zelfde geval had meegemaakt als het onze en vroeg of ik niet wilde meewerken aan een interview over huilende baby’s voor een dvd die ze aan het maken was. Het overdonderde me volledig. Ze zei dat andere moeders ermee geholpen zouden zijn en dat raakte me. Ik voelde me geroepen om het te doen en ik gaf toestemming.

Toen hij zes weken was, ben ik gestopt met borstvoeding geven. Ik heb overal hulp gezocht, maar het mocht niet baten. Hij bleef huilen en toen ik nog borstvoeding gaf, zei iedereen, inclusief het cb, dat het daaraan lag.
Eén week heb ik hem op advies van de draagdoekvriendin gedragen, met mij blote borsten binnen zijn bereik. Die week was hij stil, die week sliep hij, die week dronk hij.
Bij gebrek aan begeleiding hierbij, heb ik na een pijnlijke draagweek (want hoe knoop je zo’n doek goed, zodat het dragen geen pijn doet?)de doek op zolder gelegd. Ik werd dagelijks voor gek verklaard; ik mocht hem hier niet aan laten wennen, dit dragen was niet goed voor hem en voor mij en nog veel meer. Ik wilde een goede moeder zijn, ik wilde mijn kind geen verkeerde dingen of vreemd gedrag aanleren waarmee hij het later moeilijk zou krijgen. Ik ben toen gestopt met borstvoeding geven en gestopt met dragen. Is het niet vreemd, dat ik daarna nooit te horen heb gekregen van iemand dat hij zo huilde als gevolg van de kunstvoeding?!

Niemand heeft ooit onderzocht of hij een allergie had; daar ben ik zelf achtergekomen. Met elimineren en provoceren werd dat duidelijk en toen kreeg hij een andere kunstvoeding. Als ik nog borstvoeding had gegeven en daar begeleiding bij had gekregen, was alles misschien anders gegaan.

Op een gegeven moment was de dag aangebroken dat Ria Blom bij ons thuis zou komen, samen met iemand voor het interview. Die ochtend ging de telefoon; het was een man die ons huis niet kon vinden kon. Het bleek de interviewer te zijn. Hij vertelde dat hij er rond 10.30 uur zou zijn met zijn collega en rond 14.00 uur zou Ria komen.
Ik was van dit alles helemaal niet op de hoogte en schrok toen er een heuse filmploeg voor de deur stond met heel veel professionele apparatuur, zoals microfoons en lampen en schermen en camera’s. Ik was in de war van alles wat ons overkwam.
Na veel vragen en wat giechelige antwoorden (ik was erg zenuwachtig, nu ik wist hoe groot het allemaal was), kwam eindelijk Ria Blom eraan. We voerden een heel kort gesprekje en we kregen een vluchtige uitleg van wat er ging gebeuren. Ik vroeg of het allemaal nog lang zou duren, want mijn hechtingen deden mij nog erg veel pijn en ik kon niet lang staan of goed zitten. Ik voelde me ook nog duizelig als gevolg van de bevalling. De filmploeg wist dit, want ik had het ze al verteld.
De gesprekken met Ria werden gefilmd en veel scènes moesten telkens opnieuw: anders zitten, die plant weg, dit anders, dat anders... De tijd verstreek en er was nog steeds geen einde in zicht. Echt hulp had ik ook nog niet gekregen; alles draaide om de dvd.

Na wat oefenen met in- en uitbakeren en zelf proberen brachten we ons mannetje naar bed. De hele ploeg ging mee en dat voelde zo verkeerd! We legden hem weg en ik zei tegen hem dat we vlak bij waren. “Jaaa”, werd er geroepen, “dat was mooi! Willen jullie dat nog een keer doen? Dat zag er mooi uit voor de opnames!” Camera’s aan en toen moesten we het opnieuw doen.. . Ik weet nog dat ik in gedachten “Sorry” zei tegen onze zoon. Wat moest er wel niet allemaal door zijn koppie gaan, zo vroeg ik mij af: een hele filmploeg in zijn slaapkamer, voor het eerst ingebakerd, papa en mama die zich zo nep gedroegen… Ik schaamde me diep tegenover mijn eigen kind voor wat ik hem aandeed, echt heel diep! Dat gevoel is nog niet weg; als ik erover praat, voel ik die schaamte nu nog.
Eenmaal beneden was alles gedaan en kon ik eindelijk zonder camera’s even zitten. Het begon al donker te worden het was me allemaal te veel. Ons kereltje begon weer te huilen. Ik zei zomaar hardop dat ik hoopte dat het niet weer zo lang zou duren. Ria ging daar op in: “Dat kan niet”, zei ze, ouders ervaren het vaak als veel langer dan het in werkelijkheid is. Baby’s moeten hun dag verwerken en dat doen ze nu eenmaal met huilen!” De beneden deur stond open en ze zei ineens: “Kijk, nu was hij even stil. Nu gaan de dertig minuten opnieuw in.” Nu ging me een lichtje branden. Hij was een paar seconden stil geweest; het leek niet meer dan een adempauze. Als je dan opnieuw begint te tellen, dan huilt een kind inderdaad misschien nooit langer dan dertig minuten...
Ik kon mijn draai niet vinden; terwijl mijn huis stukje bij beetje weer mijn eigen huis werd, ontdaan van filmapparatuur, zat ik echt op de bodem. Ik liep naar de gang en ging op de trap zitten. Ik voelde me totaal verscheurd! Ria kwam bij me kijken en legde nog een keer uit dat dit het beste was en dat hij gewoon even moest wennen aan het nieuwe ritme. Weer wees ze me op een adempauze, maar ik kon niet eens meer waarnemen of hij stil was of niet.

De filmman kwam ook even kijken en weer werd er gezegd: “Oh, dit is een goed shot, ik wil dit eigenlijk ook op de dvd hebben.” Camera erbij en de microfoon en daar is de bekende trapscène van mij als wanhopige moeder die voor een mooier effect nog één treetje hoger is gaan staan op die trap, terwijl ik me compleet ellendig voelde. Ria Blom vraagt in die scène aan mij: “Denk je dat je je kunt houden aan wat wij zojuist hebben afgesproken?” Heel slim… Ze zegt namelijk niet letterlijk dat we zojuist hebben afgesproken om bij iedere adempauze de wekker wéér voor dertig minuten te zetten.
Terwijl onze zoon boven huilde (nu al dertig minuten) en ik voor mijn gevoel van oververmoeidheid zo in slaap kon vallen, kwam Ria even bij ons zitten en begon ze over de betaling. Ze had ons geholpen, zo zei ze, en dat telde gewoon als een consult. Daarnaast moesten we de inbakerdoeken betalen die ze had meegenomen, net als haar boek.
We waren stomverbaasd, want we waren van 9.30 tot 17.00 uur bezig geweest met die filmopnames. We hebben, totaal overdonderd, de dag erna de rekening betaald.
Die avond belde Ria nog om te vragen hoe lang hij in totaal had gehuild. Dat waren vijftig minuten. Eén week later was alles hier veranderd: na heel, heel veel ellenlange huilsessie had hij ‘geleerd’ te slapen. Om het behaalde ‘succes’ te filmen, kwam de ploeg drie weken later nog een keer, nu zonder Ria. Tijdens een babbeltje met de cameraman (die de hele methode geloof ik helemaal niet zag zitten), vertelde ik dat we hadden moeten betalen. Hij was hier heel boos over. Hij heeft ervoor gezorgd dat we ons geld terugkregen en ik mocht daarna ook zonder kosten bellen met Ria Blom, al bleef dat altijd ongemakkelijk voelen.

Twee weken nadat het hele gedoe rondom de dvd was afgelopen, hielpen het inbakeren en de regelmaat helemaal niet meer. Hij vocht ertegen en het huilen begon opnieuw. Omdat het zonder doeken nog erger was dan met, bleven we wel inbakeren. Rond de leeftijd van één jaar kwam er zomaar verbetering in de situatie. Hij wordt echter nog steeds geregeld wakker en ik weet nu dat dat natuurlijk gedrag is. Het overkomt mijzelf immers ook!


Update op 19 oktober 2013:

Rond zijn eerste verjaardag kon ik niet langer meer doen wat anderen zeiden. Ik was mezelf verloren, direct na de bevalling al, en ik wilde niet langer leven in afgescheidenheid van mijzelf, van mijn gevoel en mijn intuïtie. Ik hakte de knoop door en stopte met het traject van inbakeren en laten huilen. Dan was ik maar een slechte moeder in de ogen van de mensen om mij heen en in de ogen van het cb. Het kon me niet meer schelen, want dit ging niet langer en het duurde al veel te lang.
Daarna trad er verbetering op, want door onze troost begon hij zich weer veiliger te voelen als het ging om het slapen.

Nu is hij net zeven jaar geworden. Hij is hoogsensitief en ervaart snel stress. In zulke gevallen is het resultaat nog steeds dat hij niet kan slapen. Hij gaat gebukt onder het onderwijs, het schoolsysteem en ook dat resulteert in slaapproblemen. Hij vindt het nog steeds lastig zich te uiten. Er is veel woede bij hem en hij ontploft snel. Als hij echter merkt dat je werkelijk bereid bent te luisteren, zal hij wel praten en delen wat er in hem omgaat. Dan laat hij zichzelf zien en kan hij dingen verwoorden die voor vele volwassenen nog lastig te begrijpen zijn. Als hij pijn had, rende hij als dreumes-peuter-kleuter van ons weg en ging hij in paniek alleen huilen. Hij ging er simpelweg niet vanuit dat iemand hem zou helpen; dat was immers zijn vroege ervaring. Dat is nu gelukkig anders; hij komt naar ons toe of vraagt om hulp. Wel gaat dit meestal met veel hulpgeroep gepaard. Er is in hem nog steeds de angst dat hij anders genegeerd wordt en dat hij alleen blijft met zijn pijn en zijn tranen. Ik weet niet of deze angst nog weg gaat. We doen er in ieder geval alles aan om hem te begeleiden; we steunen hem waar we kunnen! We hebben hem ook na de komst van onze dochter nog in de doek gedragen en dit heeft enorm bijgedragen aan de hechting en aan zijn vertrouwen in ons.
We slapen samen… alle vier! Soms wil hij een poosje op zijn eigen kamer en soms ligt hij weer maanden bij ons. We genieten, we leren, we leven…

Warme groet!