De gedachte leeft dat met het moederschap de autonomie verloren gaat. Ik hoorde een beleidsmaker voor een enorme zaal vol mensen ooit iets zeggen in de trant van: “Mensen stoppen soms met borstvoeding omdat ze hun autonomie terug willen, maar ja, die was met de bevalling toch al verdwenen.” Ik vind dit een zo volslagen respectloze benadering van het moederschap, dat ik het nauwelijks kan geloven als mensen op invloedrijke posities zulke uitspraken doen. Als er nog zo wordt gedacht, dan zijn we nog maar nauwelijks verder dan in de Middeleeuwen.
Je eigen leven vormgeven kan betekenen dat je voor een kind kiest. Dat het kind vervolgens van jou als ouder verzorging nodig heeft, is een gegeven. Dat je de verantwoordelijkheid hebt om die zorg te bieden, is een gevolg van je eigen, autonome keuze voor het krijgen van dat kind.
You can’t have it both ways: én altijd je eigen gang gaan én de leuke kanten van een kind aan je leven toevoegen zonder dat het verplichtingen geeft. Een kind is zo’n weerloos wezen; brein en fysiologie zijn voor hun ontwikkeling zo afhankelijk van wat er in de eerste jaren gebeurt. Het potentieel is enorm en dus is er ook een enorm potentieel dat kan worden verpest of kan ‘atrofiëren’ als het niet wordt aangeboord. “Use it or loose it” geldt zeker ook voor de hersenen en voor de daaraan gekoppelde fysiologie en de fijngevoelige interactie tussen die twee.
Steeds duidelijker wordt dat dat proces al in de baarmoeder begint. Vrouwen en hun partners doen er goed aan de harmonie te bevorderen en te bewaren, want je bent er niet met een genotype alleen. Het zijn al die omgevingsomstandigheden en invloeden die uiteindelijk het phenotype bepalen: de vorm waarin het organisme tot uiting komt. Het heeft werkelijk geen zin (en heeft vaak zelfs een averechts effect) om het moederschap te denigreren tot een hoedanigheid waarin je aan de nukken en grillen van een baby bent overgeleverd. Daarmee doen we kind én moeder (en partner) tekort, net als de prachtige gevolgen van een sensitief afgestemde wisselwerking.
Hoe komt het, dat we als samenleving zo ver zijn weggedreven van de neiging om ons kind (letterlijk) aan de borst te drukken? Wat is daarvan de diepere, onderliggende oorzaak?
Hoe komt het, dat vrouwen zoveel moeite hebben om in dankbaarheid de rijkdom te aanvaarden die hun lichaam hun kind kan bieden? En wat moeten we ervan denken als een beleidsmaker daarover schamper doet?
De belangen van baby’s en hun moeders op de voorgrond plaatsen zie ik als mijn missie. In veel discussies zie ik die belangen veel te ver naar de achtergrond schuiven.
Baby’s zijn de menselijke toekomst. Hun fysieke en psychische gezondheid is mede bepalend voor hoe de mensheid zich ontwikkelt. De kansen op een stabiele ontwikkeling nemen toe, als de maatschappij het belang van moederlijke, ouderlijke nabijheid erkent en faciliteert.
Borstvoeding als ‘encompassing behaviour’ (dus allesomvattend en niet slechts als voedingsmethode) is van gebalanceerd opgroeien een wezenlijk en bezielend onderdeel.
dinsdag 4 oktober 2011
donderdag 15 september 2011
Tiet zat!
Afgelopen week kwam de film ‘Tiet zat’ uit, een woordspeling van ‘genoeg tijd’ en ‘meer dan voldoende borst beschikbaar’. De titel daagt het grote publiek uit. Dat vindt het soms een moeilijke gedachte dat borsten voor borstvoeding zijn bedoeld. Alle andere functies zijn extra, erbij bedacht, additioneel, commercieel, whatever.
Borstvoeding krijgen betekent je met heel je lijf en leden geaccepteerd en gekoesterd weten door de ander, je moeder. Je eigen lichaam(pje) voelt goed aan en dat van je moeder ook; ze worden beide omringd door positieve associaties. Alle walgelijke gevallen van kinderporno en misbruik en verkrachting gaan over non-acceptatie, over onbevredigde behoeften, over macht(smisbruik). In een liefdevolle borstvoedingsrelatie is daarvan geen sprake. Een kind leert aan de borst dat lichaamscontact prettig is. Tot rust komen bij een ander, omarmd worden, het voelen van een warme huid... allemaal aanleiding tot verhoogde oxytocinespiegels.
Oxytocine is het hormoon dat ons gericht maakt op de ander, dat onze stress verlaagt, dat ons vertrouwen geeft in de intermenselijke relatie. Het is overduidelijk dat de wereld een ernstig tekort heeft aan dat oxytocine-effect. Ik vraag me serieus af wat daarbij de rol van de teruggelopen borstvoedingscijfers is. Antropologisch onderzoek laat zien dat de meeste kinderen die vlot stoppen met de borstvoeding, een vorm van sturing ondergaan. Er worden bewust of onbewust pogingen gedaan om de borstvoeding af te bouwen en geen pogingen om die te laten doorgaan. Deze processen worden vaak sterk sociaal-cultureel bepaald.
Borstvoeding is een kwestie van jezelf als moeder geven en voor de baby een kwestie van dankbaar ontvangen wat je wordt gegeven.
Ook dit zijn aspecten die tegenwoordig erg onder druk staan; velen hebben moeite om ruimhartig van zichzelf te geven, maar ook (zonder schuldgevoel) ontvangen is voor sommigen een zware klus. “Ben ik het wel waard om te ontvangen?” “Bouw ik nu een schuld op die ik moet terugbetalen, als ik aanneem wat mij in liefde wordt geschonken?” Prangende persoonlijkheidskwesties...
Wie zelf weinig of niets heeft ontvangen, heeft het vaak moeilijker om te geven. Als aan jou niet in liefde is gegeven (tijd, aandacht, borst), kan er gemakkelijk een onbewust gevoel van ‘ik moet nog krijgen’ ontstaan. Dat creëert een diepe hunkering en een gevoel van gemis en het staat geven in de weg en zo is dan de cirkel rond.
Kortom: borstvoeding is een gecompliceerd psychologisch en sociologisch en fysiologisch en antropologisch en immunologisch verschijnsel.
Ik weet vaak werkelijk niet waar te beginnen om er een ander zicht op mogelijk te maken.
De film ‘Tiet Zat’ zet het in ieder geval weer krachtig op de kaart en dat is winst!
Borstvoeding krijgen betekent je met heel je lijf en leden geaccepteerd en gekoesterd weten door de ander, je moeder. Je eigen lichaam(pje) voelt goed aan en dat van je moeder ook; ze worden beide omringd door positieve associaties. Alle walgelijke gevallen van kinderporno en misbruik en verkrachting gaan over non-acceptatie, over onbevredigde behoeften, over macht(smisbruik). In een liefdevolle borstvoedingsrelatie is daarvan geen sprake. Een kind leert aan de borst dat lichaamscontact prettig is. Tot rust komen bij een ander, omarmd worden, het voelen van een warme huid... allemaal aanleiding tot verhoogde oxytocinespiegels.
Oxytocine is het hormoon dat ons gericht maakt op de ander, dat onze stress verlaagt, dat ons vertrouwen geeft in de intermenselijke relatie. Het is overduidelijk dat de wereld een ernstig tekort heeft aan dat oxytocine-effect. Ik vraag me serieus af wat daarbij de rol van de teruggelopen borstvoedingscijfers is. Antropologisch onderzoek laat zien dat de meeste kinderen die vlot stoppen met de borstvoeding, een vorm van sturing ondergaan. Er worden bewust of onbewust pogingen gedaan om de borstvoeding af te bouwen en geen pogingen om die te laten doorgaan. Deze processen worden vaak sterk sociaal-cultureel bepaald.
Borstvoeding is een kwestie van jezelf als moeder geven en voor de baby een kwestie van dankbaar ontvangen wat je wordt gegeven.
Ook dit zijn aspecten die tegenwoordig erg onder druk staan; velen hebben moeite om ruimhartig van zichzelf te geven, maar ook (zonder schuldgevoel) ontvangen is voor sommigen een zware klus. “Ben ik het wel waard om te ontvangen?” “Bouw ik nu een schuld op die ik moet terugbetalen, als ik aanneem wat mij in liefde wordt geschonken?” Prangende persoonlijkheidskwesties...
Wie zelf weinig of niets heeft ontvangen, heeft het vaak moeilijker om te geven. Als aan jou niet in liefde is gegeven (tijd, aandacht, borst), kan er gemakkelijk een onbewust gevoel van ‘ik moet nog krijgen’ ontstaan. Dat creëert een diepe hunkering en een gevoel van gemis en het staat geven in de weg en zo is dan de cirkel rond.
Kortom: borstvoeding is een gecompliceerd psychologisch en sociologisch en fysiologisch en antropologisch en immunologisch verschijnsel.
Ik weet vaak werkelijk niet waar te beginnen om er een ander zicht op mogelijk te maken.
De film ‘Tiet Zat’ zet het in ieder geval weer krachtig op de kaart en dat is winst!
donderdag 5 mei 2011
Hippocrates
Afgelopen week was ik samen met een collega bij de KNOV voor een afspraak. We troffen elkaar ten kantore van de verloskundigenorganisatie, een indrukwekkend pand! Het heet ‘Domus Medica’ en ik ben nog aan het nadenken over de vraag of deze Latijnse constructie grammaticaal wel correct is…
In ieder geval is het de plek waar veel medische organisaties hun ‘domus’ hebben, hun huis, hun kantoor. In de ruime hal is hoog aan het plafond de spreuk aangebracht waardoor we ons als werkers in de gezondheidszorg allemaal zouden moeten laten leiden. Sommigen beloven dat bij de aanvang van hun beroepsuitoefening, maar ook voor hen die dat niet hoeven te doen, is de belofte belangrijk.
Ik heb het over de Eed van Hippocrates. Wat speurwerk heeft uitgewezen dat er vele versies van deze eed zijn. Het ‘primum non nocere’ (ten eerste geen kwaad doen, in ieder geval geen kwaad doen), dat ik er altijd mee verbind, blijkt oorspronkelijk trouwens niet in de eed te hebben gestaan, maar past wel in de geest van de tekst.
Er zitten mooie zinnen in, die aanleiding geven tot allerlei overpeinzingen.
“Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen.”
Als lactatiekundigen spreken we geregeld over de vraag wie bij een consult onze cliënt is… de moeder of de baby? Of horen ze zozeer bij elkaar, dat we ze ook op dit punt niet los van elkaar mogen zien? En wat te doen als de belangen van moeder en kind op het eerste gezicht lijken te botsen… wiens belang heeft dan ‘voorrang’? Moeilijke vragen…
“Ik zal aan de patiënt geen schade doen.”
Geen schade doen houdt in dat we handelingen achterwege moeten laten die risico’s in zich dragen. Dat begint meteen na de geboorte: een baby bij de moeder weghalen, is schadelijk voor meerdere aspecten in hun relatie. Ze moeten elkaar leren kennen als de oxytocinespiegels torenhoog zijn in die eerste momenten; hen scheiden verstoort dat proces. Ook immunologisch is het onwenselijk, want op de moeder wordt de baby met haar huidflora gekoloniseerd en dat is heilzaam. En verder… hartslag, ademhaling, temperatuur en borstvoeding varen natuurlijk allemaal wel bij de nabijheid.
“Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden.”
We hoeven niet alles alleen te doen. Er zijn altijd anderen met wie we kunnen overleggen en die op een specifiek gebied meer deskundigheid hebben dan wijzelf. Wanneer we samenwerken, kunnen we onze eigen expertise combineren met die van een ander, die, als het goed is, dezelfde Hippocratische uitgangspunten hanteert.
“Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving.”
Leerprocessen zijn nooit voltooid. Hoe meer je weet, hoe meer je weet wat je nog niet weet. Voortdurende bijscholing is dan ook noodzakelijk, voor alle vakgebieden. Op die manier kunnen we moeder en kind beter van dienst zijn en daarmee vullen we ook de genoemde verantwoordelijkheid al voor een deel in.
Ik kwam voor een praktische afspraak in ‘Domus Medica’, maar kreeg dit beeld met deze waardevolle aansporingen er zomaar bij!
In ieder geval is het de plek waar veel medische organisaties hun ‘domus’ hebben, hun huis, hun kantoor. In de ruime hal is hoog aan het plafond de spreuk aangebracht waardoor we ons als werkers in de gezondheidszorg allemaal zouden moeten laten leiden. Sommigen beloven dat bij de aanvang van hun beroepsuitoefening, maar ook voor hen die dat niet hoeven te doen, is de belofte belangrijk.
Ik heb het over de Eed van Hippocrates. Wat speurwerk heeft uitgewezen dat er vele versies van deze eed zijn. Het ‘primum non nocere’ (ten eerste geen kwaad doen, in ieder geval geen kwaad doen), dat ik er altijd mee verbind, blijkt oorspronkelijk trouwens niet in de eed te hebben gestaan, maar past wel in de geest van de tekst.
Er zitten mooie zinnen in, die aanleiding geven tot allerlei overpeinzingen.
“Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen.”
Als lactatiekundigen spreken we geregeld over de vraag wie bij een consult onze cliënt is… de moeder of de baby? Of horen ze zozeer bij elkaar, dat we ze ook op dit punt niet los van elkaar mogen zien? En wat te doen als de belangen van moeder en kind op het eerste gezicht lijken te botsen… wiens belang heeft dan ‘voorrang’? Moeilijke vragen…
“Ik zal aan de patiënt geen schade doen.”
Geen schade doen houdt in dat we handelingen achterwege moeten laten die risico’s in zich dragen. Dat begint meteen na de geboorte: een baby bij de moeder weghalen, is schadelijk voor meerdere aspecten in hun relatie. Ze moeten elkaar leren kennen als de oxytocinespiegels torenhoog zijn in die eerste momenten; hen scheiden verstoort dat proces. Ook immunologisch is het onwenselijk, want op de moeder wordt de baby met haar huidflora gekoloniseerd en dat is heilzaam. En verder… hartslag, ademhaling, temperatuur en borstvoeding varen natuurlijk allemaal wel bij de nabijheid.
“Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden.”
We hoeven niet alles alleen te doen. Er zijn altijd anderen met wie we kunnen overleggen en die op een specifiek gebied meer deskundigheid hebben dan wijzelf. Wanneer we samenwerken, kunnen we onze eigen expertise combineren met die van een ander, die, als het goed is, dezelfde Hippocratische uitgangspunten hanteert.
“Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving.”
Leerprocessen zijn nooit voltooid. Hoe meer je weet, hoe meer je weet wat je nog niet weet. Voortdurende bijscholing is dan ook noodzakelijk, voor alle vakgebieden. Op die manier kunnen we moeder en kind beter van dienst zijn en daarmee vullen we ook de genoemde verantwoordelijkheid al voor een deel in.
Ik kwam voor een praktische afspraak in ‘Domus Medica’, maar kreeg dit beeld met deze waardevolle aansporingen er zomaar bij!
dinsdag 5 april 2011
De kunst afkijken
Na de geboorte van onze oudste dochter zag mijn leven er op slag volslagen anders uit. De zeeën van tijd die ik voor me had gezien in de zwangerschap, bleken verdampt. Ze huilde veel meer dan ik had verwacht en ik had al mijn energie nodig om haar behoefte aan mijn nabijheid te bevredigen.
Toen ze een paar maanden oud was, las ik een boek dat grote invloed op me zou hebben. Ik kreeg het van een vriendin van de zwangerschapsyoga, een ervaren moeder die haar derde kind kreeg, die voedde en kolfde met de vanzelfsprekendheid waarmee een mens zijn tanden poetst, die met een parttime baan hoofdkostwinner was in haar gezin en die de nachten met haar man en kinderen doorbracht in een vijfpersoons bed.
Ik volgde niet al haar voorbeelden, maar het boek, ‘Op zoek naar het verloren geluk’, zette me aan het denken. Schrijfster Jean Liedloff leefde in de zeventiger jaren van de vorige eeuw tweeënhalf jaar in de jungle van Venezuela tussen de Yequana-indianen. Haar westerse opvattingen werden door deze ervaring ondermijnd. Haar nieuwe visie had breed uitwaaierende consequenties voor hoe ze keek naar het opgroeien van baby’s en jonge kinderen.
In dit interview stelt ze fascinerende zaken aan de orde.
“Baby’s hebben vierentwintig uur per dag nabijheid nodig. Huilen betekent: stress. De baby zegt ermee: ‘Pak me op!’ Wanneer je er geen gehoor aan geeft, zal de baby denken: ‘Ik ben niet de moeite waard om antwoord te krijgen op mijn hulpvraag. Ik ben niet goed genoeg.’ Dit achtervolgt ons ons hele leven; het ondermijnt ons zelfvertrouwen en ons gevoel competent te zijn.
Baby’s hoeven niet sociaal te worden gemaakt; ze worden sociaal geboren! Ze zijn erop gericht om deel uit te maken van de groep. Ze willen graag aan het verwachtingspatroon van hun sociale omgeving voldoen. Het zelfbeeld van je kind heeft echter een sterke invloed op zijn gedrag. Wanneer je als ouders vertrouwen in je kind uitstraalt, zal hij zich krachtig voelen en uit zichzelf sociaal wenselijk gedrag vertonen. Het omgekeerde geldt ook.
Als kind zijn we erop gericht om te leren, niet om te worden onderwezen. Je leert door na te doen wat wordt gedaan, niet door te doen wat wordt gezegd. Meekijken met het dagelijks leven vanuit de armen van hen die van je houden, is daarom een fantastische leerschool. De stabiliteit van je leermeesters (je ouders, broers en zusjes, ooms en tantes) stelt je in staat in je eigen tempo je leerprocessen te doorlopen. Ouders zouden daarom niet zo veel moeten wegnemen voor hun kinderen, want dat ontneemt ze de kans om dingen te ontdekken. Laat je kind naar jou toe komen voor hulp in plaats van andersom en voedt zo zijn gevoel van autonomie.”
Dit is een greep uit het prachtige interview, dat ik van harte kan aanbevelen.
En haar boek… dat zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die met baby’s werkt!
Jean Liedloff, geboren in 1926, was psychotherapeute; ze is op 15 maart 2011 overleden.
Toen ze een paar maanden oud was, las ik een boek dat grote invloed op me zou hebben. Ik kreeg het van een vriendin van de zwangerschapsyoga, een ervaren moeder die haar derde kind kreeg, die voedde en kolfde met de vanzelfsprekendheid waarmee een mens zijn tanden poetst, die met een parttime baan hoofdkostwinner was in haar gezin en die de nachten met haar man en kinderen doorbracht in een vijfpersoons bed.
Ik volgde niet al haar voorbeelden, maar het boek, ‘Op zoek naar het verloren geluk’, zette me aan het denken. Schrijfster Jean Liedloff leefde in de zeventiger jaren van de vorige eeuw tweeënhalf jaar in de jungle van Venezuela tussen de Yequana-indianen. Haar westerse opvattingen werden door deze ervaring ondermijnd. Haar nieuwe visie had breed uitwaaierende consequenties voor hoe ze keek naar het opgroeien van baby’s en jonge kinderen.
In dit interview stelt ze fascinerende zaken aan de orde.
“Baby’s hebben vierentwintig uur per dag nabijheid nodig. Huilen betekent: stress. De baby zegt ermee: ‘Pak me op!’ Wanneer je er geen gehoor aan geeft, zal de baby denken: ‘Ik ben niet de moeite waard om antwoord te krijgen op mijn hulpvraag. Ik ben niet goed genoeg.’ Dit achtervolgt ons ons hele leven; het ondermijnt ons zelfvertrouwen en ons gevoel competent te zijn.
Baby’s hoeven niet sociaal te worden gemaakt; ze worden sociaal geboren! Ze zijn erop gericht om deel uit te maken van de groep. Ze willen graag aan het verwachtingspatroon van hun sociale omgeving voldoen. Het zelfbeeld van je kind heeft echter een sterke invloed op zijn gedrag. Wanneer je als ouders vertrouwen in je kind uitstraalt, zal hij zich krachtig voelen en uit zichzelf sociaal wenselijk gedrag vertonen. Het omgekeerde geldt ook.
Als kind zijn we erop gericht om te leren, niet om te worden onderwezen. Je leert door na te doen wat wordt gedaan, niet door te doen wat wordt gezegd. Meekijken met het dagelijks leven vanuit de armen van hen die van je houden, is daarom een fantastische leerschool. De stabiliteit van je leermeesters (je ouders, broers en zusjes, ooms en tantes) stelt je in staat in je eigen tempo je leerprocessen te doorlopen. Ouders zouden daarom niet zo veel moeten wegnemen voor hun kinderen, want dat ontneemt ze de kans om dingen te ontdekken. Laat je kind naar jou toe komen voor hulp in plaats van andersom en voedt zo zijn gevoel van autonomie.”
Dit is een greep uit het prachtige interview, dat ik van harte kan aanbevelen.
En haar boek… dat zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die met baby’s werkt!
Jean Liedloff, geboren in 1926, was psychotherapeute; ze is op 15 maart 2011 overleden.
donderdag 31 maart 2011
Wirwar
Het valt in onze tijd niet mee om je een weg te banen in de overdaad aan informatie.
Hoe kun je als leek bepalen of informatie betrouwbaar is, of je er wat aan hebt? Klopt dat wat je leest of hangt het van halve waarheden en hele leugens aan elkaar? Wie is de financier van de website waar je rondstruint voor raadgevingen? Welke belangengroepen beïnvloeden de informatie die aan het grote publiek wordt doorgegeven? Waar hangen carrières en ego’s af van het slagen van een bepaald project? Een moeilijk te analyseren wirwar…
Als je leest dat onderzoek heeft uitgewezen dat tomaten beschermen tegen kanker… en je komt er vervolgens achter dat het onderzoek is gefinancierd door een fabrikant van tomatenketchup, wat is dan de waarde van de onderzoeksconclusies?
Als iemand een onderzoek heeft geleid en dat wetenschappelijke werk wordt door vervolgstudies onderuitgehaald… hoe beoordeel je dan de poging om het eerder geformuleerde standpunt te blijven verdedigen?
Als onderzoek laat zien dat kinderen gebaat zijn bij een beperkt aantal vaste verzorgers en de maatschappij is zo ingericht dat aan die voorwaarde in de kinderopvang niet kan worden voldaan… hoe kijk je dan naar de verzuchting dat dit een valse poging is om moeders weer aan het aanrecht vast te plakken?
Kortom: onderzoek op waarde schatten is een gecompliceerde aangelegenheid. Het vergt allerlei vaardigheden. Je moet weten hoe de onderzochte groep is samengesteld en op welke manier de populatie is geworven voor de studie. Kregen mensen er geld voor? Moesten ze er iets voor doen of laten? Wie financierde het onderzoek? Had dat invloed op de keuze van deelnemers? Welke definities zijn er gehanteerd bij het beschrijven van resultaten? Hoe is er gecorrigeerd voor verstorende invloeden? Had de onderzoeker voldoende voorkennis over het onderwerp om de juiste opzet te kiezen? Als je bepaalde resultaten op de korte termijn ziet, kun je dan conclusies trekken, ook al weet je niets over de gevolgen op de lange termijn? Worden proefpersonen lang genoeg gevolgd? Of is dan het geld op, omdat de financier voornamelijk belang had bij de conclusies op de korte termijn?
Zoals gezegd: het valt niet mee, om wijs te worden uit die wirwar. Wat goed is voor de ene groep, is dat niet noodzakelijkerwijs voor de andere groep. Dat vezels goed zijn voor de volwassen darmflora, betekent niet dat je baby’s vezels moet geven, omdat hun darmen anders niet goed functioneren. Dat het goed is voor volwassenen om te lopen, betekent niet dat het slecht is voor baby’s om te worden gedragen.
Soms moet je al die kennis vergeten en bedenken: “Hoe gaat het in de natuur, als we niet ingrijpen?” Dan wordt een lammetje bijvoorbeeld zomaar geboren en staat het op een zonovergoten zondagmiddag met wiebelige pootjes met zijn snoetje tegen mama aan te duwen, op zoek naar haar tepels. De placenta glinstert in het gras. Niemand bemoeit zich ermee; moeder en kind kunnen in alle rust bijkomen en hun instincten volgen. Dat zou een mooie, beschrijvende ‘case study’ kunnen zijn!
Hoe kun je als leek bepalen of informatie betrouwbaar is, of je er wat aan hebt? Klopt dat wat je leest of hangt het van halve waarheden en hele leugens aan elkaar? Wie is de financier van de website waar je rondstruint voor raadgevingen? Welke belangengroepen beïnvloeden de informatie die aan het grote publiek wordt doorgegeven? Waar hangen carrières en ego’s af van het slagen van een bepaald project? Een moeilijk te analyseren wirwar…
Als je leest dat onderzoek heeft uitgewezen dat tomaten beschermen tegen kanker… en je komt er vervolgens achter dat het onderzoek is gefinancierd door een fabrikant van tomatenketchup, wat is dan de waarde van de onderzoeksconclusies?
Als iemand een onderzoek heeft geleid en dat wetenschappelijke werk wordt door vervolgstudies onderuitgehaald… hoe beoordeel je dan de poging om het eerder geformuleerde standpunt te blijven verdedigen?
Als onderzoek laat zien dat kinderen gebaat zijn bij een beperkt aantal vaste verzorgers en de maatschappij is zo ingericht dat aan die voorwaarde in de kinderopvang niet kan worden voldaan… hoe kijk je dan naar de verzuchting dat dit een valse poging is om moeders weer aan het aanrecht vast te plakken?
Kortom: onderzoek op waarde schatten is een gecompliceerde aangelegenheid. Het vergt allerlei vaardigheden. Je moet weten hoe de onderzochte groep is samengesteld en op welke manier de populatie is geworven voor de studie. Kregen mensen er geld voor? Moesten ze er iets voor doen of laten? Wie financierde het onderzoek? Had dat invloed op de keuze van deelnemers? Welke definities zijn er gehanteerd bij het beschrijven van resultaten? Hoe is er gecorrigeerd voor verstorende invloeden? Had de onderzoeker voldoende voorkennis over het onderwerp om de juiste opzet te kiezen? Als je bepaalde resultaten op de korte termijn ziet, kun je dan conclusies trekken, ook al weet je niets over de gevolgen op de lange termijn? Worden proefpersonen lang genoeg gevolgd? Of is dan het geld op, omdat de financier voornamelijk belang had bij de conclusies op de korte termijn?
Zoals gezegd: het valt niet mee, om wijs te worden uit die wirwar. Wat goed is voor de ene groep, is dat niet noodzakelijkerwijs voor de andere groep. Dat vezels goed zijn voor de volwassen darmflora, betekent niet dat je baby’s vezels moet geven, omdat hun darmen anders niet goed functioneren. Dat het goed is voor volwassenen om te lopen, betekent niet dat het slecht is voor baby’s om te worden gedragen.
Soms moet je al die kennis vergeten en bedenken: “Hoe gaat het in de natuur, als we niet ingrijpen?” Dan wordt een lammetje bijvoorbeeld zomaar geboren en staat het op een zonovergoten zondagmiddag met wiebelige pootjes met zijn snoetje tegen mama aan te duwen, op zoek naar haar tepels. De placenta glinstert in het gras. Niemand bemoeit zich ermee; moeder en kind kunnen in alle rust bijkomen en hun instincten volgen. Dat zou een mooie, beschrijvende ‘case study’ kunnen zijn!
dinsdag 22 maart 2011
Transitie
We maken in het leven allerlei overgangsfasen door. Een wilde greep: van borst naar vaste hap, van thuis bij mama naar peuterspeelzaal, van basisschool naar middelbare school, van eindexamen naar hoger onderwijs, van thuis wonen naar op eigen benen staan, van single naar een leven met partner. Op die laatste stap volgt vaak een fase waarmee ik als lactatiekundige te maken heb: van volwassen, zelfstandige vrouw naar de rol van moeder. Daar hoort een kleine tegenspeler bij, die eveneens een grote overgang doormaakt: een baby die van de baarmoeder naar de grote wereld gaat. Dat is niet niks, twee van die grote transities bij elkaar van twee mensen die samen in balans moeten komen, terwijl ze zelf nog niet eens hun nieuwe evenwicht hebben gevonden. Geen wonder dus, dat daarvoor intense aandacht nodig is en dat het zoeken is naar hoe en wat en wanneer. Wie kan, ondanks alle voorlichting en boeken en websites, vooraf bevroeden dat een baby écht zoveel tijd van je vraagt? Je dacht dat je met alle opgebouwde levenservaring zo’n klein mensje toch wel aan zou kunnen. Ineens versta je echter de taal van je gesprekspartner niet meer. Het dagelijks leven wordt een ‘crash course’, een survivaltocht, waarin je in hoog tempo moet zien te ontcijferen wat de ander van je wil, wat ‘ie bedoelt als ‘ie zus of zo kijkt of beweegt of pruttelt. En je minipartner is ook nog totaal van jou afhankelijk.
In de dierenwereld levert dat alles zoogdiermoeders op die, hoe vriendelijk hun karakter anders ook moge zijn, vervaarlijk agressief kunnen worden wanneer je hen en hun jongen te na komt. We kijken daar vaak met ontzag naar, hoe goed ze voor hun kroost opkomen en hoe prachtig de filmer van National Geographic dat in beeld heeft gebracht. Zo bezien is het wel merkwaardig dat wanneer mensenmoeders vergelijkbaar gedrag vertonen, ze gemakkelijk als ‘overbezorgd jong moedertje’ in de hoek worden gezet. “Gaat u maar, wij zorgen wel voor uw kindje. U moet aan uzelf denken, u hebt uw rust nodig. Er is niks aan de hand, uw kindje kan best even zonder u. U hoeft er echt niet aldoor bij te zijn. U hebt toch ook een eigen leven? U wilt u kind toch niet verwennen?”
Wat zou een leeuw inbrengen tegen deze redenering? Of een neushoorn? Of een poes? Vinden we hen ook overbezorgd? Of zeggen we in hun geval: “Het is een hele goede moeder; ze let voortdurend op haar jongen.” En een aap die haar kind alleen in een hoekje laat zitten… zeggen we dan: “Ze leert haar jong om onafhankelijk te zijn”…? Of zeggen we dan: “Ja, dat krijg je ervan, als dieren niet in het wild, maar in gevangenschap opgroeien. Dan hebben ze geen goede voorbeelden meer en weten ze niet meer hoe ze voor hun nageslacht moeten zorgen!”
Moeders die hun baby niet alleen laten en er voortdurend bij willen zijn, laten zien dat ze weten hoe het moet. Dat verdient respect en ondersteuning!
In de dierenwereld levert dat alles zoogdiermoeders op die, hoe vriendelijk hun karakter anders ook moge zijn, vervaarlijk agressief kunnen worden wanneer je hen en hun jongen te na komt. We kijken daar vaak met ontzag naar, hoe goed ze voor hun kroost opkomen en hoe prachtig de filmer van National Geographic dat in beeld heeft gebracht. Zo bezien is het wel merkwaardig dat wanneer mensenmoeders vergelijkbaar gedrag vertonen, ze gemakkelijk als ‘overbezorgd jong moedertje’ in de hoek worden gezet. “Gaat u maar, wij zorgen wel voor uw kindje. U moet aan uzelf denken, u hebt uw rust nodig. Er is niks aan de hand, uw kindje kan best even zonder u. U hoeft er echt niet aldoor bij te zijn. U hebt toch ook een eigen leven? U wilt u kind toch niet verwennen?”
Wat zou een leeuw inbrengen tegen deze redenering? Of een neushoorn? Of een poes? Vinden we hen ook overbezorgd? Of zeggen we in hun geval: “Het is een hele goede moeder; ze let voortdurend op haar jongen.” En een aap die haar kind alleen in een hoekje laat zitten… zeggen we dan: “Ze leert haar jong om onafhankelijk te zijn”…? Of zeggen we dan: “Ja, dat krijg je ervan, als dieren niet in het wild, maar in gevangenschap opgroeien. Dan hebben ze geen goede voorbeelden meer en weten ze niet meer hoe ze voor hun nageslacht moeten zorgen!”
Moeders die hun baby niet alleen laten en er voortdurend bij willen zijn, laten zien dat ze weten hoe het moet. Dat verdient respect en ondersteuning!
Labels:
jongen,
lactatiekundige,
moeder,
overgangsfase,
zoogdier
vrijdag 18 februari 2011
Prioritijd
“Life is all about choices”, zeggen de Engelsen. Zo is het. En soms zijn ze niet eenvoudig, de keuzes waarvoor we staan. Dat is niet altijd omdat de keuzes ingewikkeld zijn. Soms moeten we gewoon nog leren om met een andere blik naar een situatie te kijken dan we gewend waren.
Afgelopen week deed ik een consult bij een gezin waarvan de moeder nog niet precies met haar werkgever had doorgesproken hoe ze straks na haar verlof het kolven zou kunnen vormgeven. Terwijl we in gesprek waren, zag ik haar peinzen over hoe ze ervoor zou kunnen zorgen dat ze niemand ‘tot last’ zou zijn met de tijd die ze nodig had om melk voor haar kindje te verzamelen tijdens de werkdag. Om de zaken helder te krijgen, stel ik het dan soms een beetje zwart-wit: “Wie wil je liever behagen… je werkgever of je kind? Wie gaat voor?” We werkten een aantal scenario’s uit; dat hielp om richting te geven aan het denken. Een paar dagen later sprak ik de vader. Hij vertelde opgetogen dat zijn vrouw al op haar werk was geweest. De werkgever was veel toeschietelijker geweest dan gedacht en er was zelfs een speciale ruimte voor het kolven in het vooruitzicht gesteld! Geweldig!
We hadden samen ook gesproken over een facet dat nogal eens ondergesneeuwd raakt. Gaat het om het recht van de moeder om te kolven en borstvoeding te geven? Of gaat het bij het voedrecht (of bij voeden in het openbaar!) om het recht van de baby om gevoed te worden? Wanneer we dat laatste als uitgangspunt nemen, kantelt het perspectief. Het is dan niet meer de moeder die voor zichzelf iets ‘afdwingt’, maar de moeder die opkomt voor het recht van haar kind. Zij is de ‘facilitator’ van het kinderwelzijn. Zij heeft ruimte, tijd en respect nodig, om ervoor te zorgen dat de gezonde voeding voor haar baby niet in de waagschaal wordt gesteld. Moeder en werkgever onderhandelen dan over het belang van de baby en niet over de eisen van de moeder. Ze werken op die manier samen aan wat Artikel 24 van de ‘Convention on the Rights of the Child’ zegt. Dit document van de Verenigde Naties met betrekking tot de mensenrechten zegt onder andere: “Parties recognize the right of the child to the enjoyment of the highest attainable standard of health (…)”. (“Partijen erkennen het recht van het kind om het genot te ondergaan van de hoogst bereikbare gezondheidsstandaard.”)
Dat is klare taal. Het is duidelijk dat borstvoeding aan die standaard een belangrijke bijdrage levert.
Zo bezien is het niet aflatende borstvoedingswerk in essentie mensenrechtenwerk! Wow, wat een eer! Er zitten zo veel heilzame kanten aan borstvoeding. Nabijheid is daar één van, zowel overdag als in de nacht. Met het oog daarop maak ook ik keuzes: ik vertrek morgen voor een studieretraite. De komende vijf, zes dagen zullen zijn gewijd aan de boekvertaling. De publicatie van ‘Slapen met je baby’ van Jim McKenna komt steeds weer een stap dichterbij!
Afgelopen week deed ik een consult bij een gezin waarvan de moeder nog niet precies met haar werkgever had doorgesproken hoe ze straks na haar verlof het kolven zou kunnen vormgeven. Terwijl we in gesprek waren, zag ik haar peinzen over hoe ze ervoor zou kunnen zorgen dat ze niemand ‘tot last’ zou zijn met de tijd die ze nodig had om melk voor haar kindje te verzamelen tijdens de werkdag. Om de zaken helder te krijgen, stel ik het dan soms een beetje zwart-wit: “Wie wil je liever behagen… je werkgever of je kind? Wie gaat voor?” We werkten een aantal scenario’s uit; dat hielp om richting te geven aan het denken. Een paar dagen later sprak ik de vader. Hij vertelde opgetogen dat zijn vrouw al op haar werk was geweest. De werkgever was veel toeschietelijker geweest dan gedacht en er was zelfs een speciale ruimte voor het kolven in het vooruitzicht gesteld! Geweldig!
We hadden samen ook gesproken over een facet dat nogal eens ondergesneeuwd raakt. Gaat het om het recht van de moeder om te kolven en borstvoeding te geven? Of gaat het bij het voedrecht (of bij voeden in het openbaar!) om het recht van de baby om gevoed te worden? Wanneer we dat laatste als uitgangspunt nemen, kantelt het perspectief. Het is dan niet meer de moeder die voor zichzelf iets ‘afdwingt’, maar de moeder die opkomt voor het recht van haar kind. Zij is de ‘facilitator’ van het kinderwelzijn. Zij heeft ruimte, tijd en respect nodig, om ervoor te zorgen dat de gezonde voeding voor haar baby niet in de waagschaal wordt gesteld. Moeder en werkgever onderhandelen dan over het belang van de baby en niet over de eisen van de moeder. Ze werken op die manier samen aan wat Artikel 24 van de ‘Convention on the Rights of the Child’ zegt. Dit document van de Verenigde Naties met betrekking tot de mensenrechten zegt onder andere: “Parties recognize the right of the child to the enjoyment of the highest attainable standard of health (…)”. (“Partijen erkennen het recht van het kind om het genot te ondergaan van de hoogst bereikbare gezondheidsstandaard.”)
Dat is klare taal. Het is duidelijk dat borstvoeding aan die standaard een belangrijke bijdrage levert.
Zo bezien is het niet aflatende borstvoedingswerk in essentie mensenrechtenwerk! Wow, wat een eer! Er zitten zo veel heilzame kanten aan borstvoeding. Nabijheid is daar één van, zowel overdag als in de nacht. Met het oog daarop maak ook ik keuzes: ik vertrek morgen voor een studieretraite. De komende vijf, zes dagen zullen zijn gewijd aan de boekvertaling. De publicatie van ‘Slapen met je baby’ van Jim McKenna komt steeds weer een stap dichterbij!
vrijdag 11 februari 2011
Vrijwillig natuurlijk!
Zo’n eenentwintig jaar geleden begon mijn borstvoedingscarrière, al wist ik dat destijds niet.
We waren in 1990 in blijde verwachting van ons eerste kindje. We volgden in Arnhem, waar we toen woonden, een cursus zwangerschapsyoga. Nico werkte in die tijd in het westen van het land en logeerde door de week bij een hospita. Op donderdagavond spoedde hij zich huiswaarts om op tijd te zijn voor een ontspannen yoga-uurtje. Languit op de grond of in kleermakerszit leerden we diep ademhalen en loslaten. De yogadocente was contactpersoon van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk en zorgde ervoor dat iedereen in haar groepen minstens één avond over borstvoeding bijwoonde. Mijn moeder had vaak gezegd: “Het is mooi als je het hebt, kind. Bij mij was er geen melk, dus helaas kon ik niet voeden.” Nico was opgegroeid tussen de dieren en geloofde niet in een dergelijke evolutionaire loterij. Naarmate mijn kennis toenam, leek het ook mij alsmaar onwaarschijnlijker dat het zo’n toevalstreffer zou zijn of je je kind kon voeden of niet. We besloten ‘gewoon’ borstvoeding te geven, niks ‘proberen’… gewoon ‘doen’! Zo gingen we de bevalling in en zo liep het ook. De eerste dagen heb ik af en toe de docente nog eens gebeld. Zij gaf nuttige suggesties, zodat we weer verder konden.
Ze had tijdens de cursus een opmerking gemaakt die in de jaren erna bleef hangen: “Als je het leuk vindt, kun je zelf ook de opleiding bij de VBN doen en contactpersoon worden.” Na weer een thuisbevalling belandde ik met onze derde dochter in het ziekenhuis: kraamvrouwenkoorts. Daar zag ik dat veel moeders vaak niet de begeleiding kregen die ze nodig hadden. Mijn ervaring met de oudste twee hielp me door mijn doodzieke dagen heen. Ik ging na twee weken naar huis met een gezonde, volledig borstgevoede baby en besloot om ook contactpersoon voor de VBN te worden.
Nu loop ik alweer meer dan zestien jaar rond in deze prachtige vrijwilligersorganisatie. Afgelopen zaterdag vierde ik mijn 15-jarig jubileum als medewerker, niet meer als contactpersoon, maar als VBN-lactatiekundige. En nog altijd went het niet, al die prachtige beelden van baby’s aan de borst en ‘in gesprek’ met hun ouders. Ik word er maar niet immuun voor. Die blijvende ontvankelijkheid zorgt ervoor dat ik elke keer opnieuw verwonderd ben. Ik ben me bij ieder kindje bewust van hoe belangrijk het is dat ook dit mensje weer een mooie start kan maken en kan rekenen op de toegewijde inzet en lijfelijke nabijheid van de ouders. Na al die jaren komen er dan nog heel gemakkelijk tranen bij ontroerende beelden of bij mooie woorden die beschrijven waarom we als borstvoedingsdeskundigen zo hard werken en zo gepassioneerd zijn voor ons vak. De VBN blijft voor mij een plek om op te laden als de dagelijkse praktijk weerbarstig is. Er bestaat een prachtig woord, voor mensen die al lange tijd in dit werkveld actief zijn, al weet ik niet precies of vijftien of twintig jaar de grens is. De term? Lactosaurus (voluit: Lactosaurus supportiva regina)!
We waren in 1990 in blijde verwachting van ons eerste kindje. We volgden in Arnhem, waar we toen woonden, een cursus zwangerschapsyoga. Nico werkte in die tijd in het westen van het land en logeerde door de week bij een hospita. Op donderdagavond spoedde hij zich huiswaarts om op tijd te zijn voor een ontspannen yoga-uurtje. Languit op de grond of in kleermakerszit leerden we diep ademhalen en loslaten. De yogadocente was contactpersoon van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk en zorgde ervoor dat iedereen in haar groepen minstens één avond over borstvoeding bijwoonde. Mijn moeder had vaak gezegd: “Het is mooi als je het hebt, kind. Bij mij was er geen melk, dus helaas kon ik niet voeden.” Nico was opgegroeid tussen de dieren en geloofde niet in een dergelijke evolutionaire loterij. Naarmate mijn kennis toenam, leek het ook mij alsmaar onwaarschijnlijker dat het zo’n toevalstreffer zou zijn of je je kind kon voeden of niet. We besloten ‘gewoon’ borstvoeding te geven, niks ‘proberen’… gewoon ‘doen’! Zo gingen we de bevalling in en zo liep het ook. De eerste dagen heb ik af en toe de docente nog eens gebeld. Zij gaf nuttige suggesties, zodat we weer verder konden.
Ze had tijdens de cursus een opmerking gemaakt die in de jaren erna bleef hangen: “Als je het leuk vindt, kun je zelf ook de opleiding bij de VBN doen en contactpersoon worden.” Na weer een thuisbevalling belandde ik met onze derde dochter in het ziekenhuis: kraamvrouwenkoorts. Daar zag ik dat veel moeders vaak niet de begeleiding kregen die ze nodig hadden. Mijn ervaring met de oudste twee hielp me door mijn doodzieke dagen heen. Ik ging na twee weken naar huis met een gezonde, volledig borstgevoede baby en besloot om ook contactpersoon voor de VBN te worden.
Nu loop ik alweer meer dan zestien jaar rond in deze prachtige vrijwilligersorganisatie. Afgelopen zaterdag vierde ik mijn 15-jarig jubileum als medewerker, niet meer als contactpersoon, maar als VBN-lactatiekundige. En nog altijd went het niet, al die prachtige beelden van baby’s aan de borst en ‘in gesprek’ met hun ouders. Ik word er maar niet immuun voor. Die blijvende ontvankelijkheid zorgt ervoor dat ik elke keer opnieuw verwonderd ben. Ik ben me bij ieder kindje bewust van hoe belangrijk het is dat ook dit mensje weer een mooie start kan maken en kan rekenen op de toegewijde inzet en lijfelijke nabijheid van de ouders. Na al die jaren komen er dan nog heel gemakkelijk tranen bij ontroerende beelden of bij mooie woorden die beschrijven waarom we als borstvoedingsdeskundigen zo hard werken en zo gepassioneerd zijn voor ons vak. De VBN blijft voor mij een plek om op te laden als de dagelijkse praktijk weerbarstig is. Er bestaat een prachtig woord, voor mensen die al lange tijd in dit werkveld actief zijn, al weet ik niet precies of vijftien of twintig jaar de grens is. De term? Lactosaurus (voluit: Lactosaurus supportiva regina)!
Labels:
borstvoeding,
contactpersoon,
lactosaurus,
thuisbevalling,
VBN
donderdag 27 januari 2011
Schoon sponsorgeld
Vanochtend kreeg ik een bericht waarmee ik heel erg blij ben! Een korte introductie, om het kader te schetsen.
Al sinds 2007 ben ik bezig om verandering te brengen in de advisering rondom (overmatig) huilende baby’s. Het beleid dat nu vaak wordt gehanteerd, is meer gericht op de ouders dan op de baby. De hoofdkwestie lijkt te zijn: “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze ouders zo weinig mogelijk hinder ondervinden van hun baby, die met zijn gehuil het hele dagpatroon verstoort?”
Volgens mij is dat niet de goede vraag. Ik heb een heel andere voor ogen: “Hoe kunnen we erachter komen wat er aan de hand is in dit gezin? Hoe komt het dat deze baby niet happy is en zoveel huilt?” Er wordt vaak gezegd hoe belastend het huilen voor de ouders is. Ik hoor veel te weinig dat het huilen belastend voor de baby zelf is. Verder wordt er dikwijls gesteld dat het huilen tot stress bij de ouders leidt. Wat onderbelicht blijft, is dat stress bij de ouders gemakkelijk tot huilen bij de baby kan leiden.
Ik mag hopen dat we stadium waarin werd gesteld dat huilen goed is voor de longen, voorgoed voorbij zijn. Dat is net zoiets als zeggen dat bloeden goed is voor de aderen. Uiteraard is het allebei nonsens.
Huilen is voor jonge zoogdieren een noodsignaal. Als de ouders of andere verzorgers niet in staat zijn om dat noodsignaal te ontcijferen, kan er natuurlijk een moeilijke situatie ontstaan. Wat is er aan de hand? Wat moet er worden gedaan? Wie is de aangewezen persoon om de baby tot rust te brengen?
Dit zijn veelomvattende vragen. Je lost ze niet op door een baby in te bakeren, achter een dichte deur in bed te leggen en de radio aan te zetten. In het kort is dat wat ik al drie jaar lang bepleit in alle overleggen die betrekking hebben op een landelijke richtlijn over het omgaan met (veelvuldig) huilende baby’s.
Contact met een aantal onderzoekers leverde een uitnodiging op voor een belangrijk symposium. Toen de uitnodiging tot aanmelding in mijn mailbox viel, schrok ik… De eerste foto die in beeld kwam, was van een baby met een fles in de mond! Overleg met degene die de mail had verstuurd, leidde tot nog meer schokkende informatie. Mogelijkerwijs zou de firma Nestlé (wereldwijd één van de allergrootste overtreders van de internationale WHO-code en misdadig agressief in zijn marketing) sponsor zijn van het symposium! Ik heb uitgelegd waarom dit een heel slecht idee is en laten weten dat ik in dat geval van deelname zou afzien. Daarna volgden een paar dagen van mailstilte, maar vandaag kwam er bericht. Er zal voortaan beter op worden gelet welke foto’s er worden gebruikt en, het allermooiste… de organisatoren hebben ingezien dat Nestlé geen sponsor moet zijn! Hoera! Niet voor niets tijd gestoken in een lang antwoord! Fijn, dat er mensen zijn, die foute keuzes durven herzien. Dat geeft moed! Nu gauw aanmelden en dan uitkijken naar juni!
Al sinds 2007 ben ik bezig om verandering te brengen in de advisering rondom (overmatig) huilende baby’s. Het beleid dat nu vaak wordt gehanteerd, is meer gericht op de ouders dan op de baby. De hoofdkwestie lijkt te zijn: “Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze ouders zo weinig mogelijk hinder ondervinden van hun baby, die met zijn gehuil het hele dagpatroon verstoort?”
Volgens mij is dat niet de goede vraag. Ik heb een heel andere voor ogen: “Hoe kunnen we erachter komen wat er aan de hand is in dit gezin? Hoe komt het dat deze baby niet happy is en zoveel huilt?” Er wordt vaak gezegd hoe belastend het huilen voor de ouders is. Ik hoor veel te weinig dat het huilen belastend voor de baby zelf is. Verder wordt er dikwijls gesteld dat het huilen tot stress bij de ouders leidt. Wat onderbelicht blijft, is dat stress bij de ouders gemakkelijk tot huilen bij de baby kan leiden.
Ik mag hopen dat we stadium waarin werd gesteld dat huilen goed is voor de longen, voorgoed voorbij zijn. Dat is net zoiets als zeggen dat bloeden goed is voor de aderen. Uiteraard is het allebei nonsens.
Huilen is voor jonge zoogdieren een noodsignaal. Als de ouders of andere verzorgers niet in staat zijn om dat noodsignaal te ontcijferen, kan er natuurlijk een moeilijke situatie ontstaan. Wat is er aan de hand? Wat moet er worden gedaan? Wie is de aangewezen persoon om de baby tot rust te brengen?
Dit zijn veelomvattende vragen. Je lost ze niet op door een baby in te bakeren, achter een dichte deur in bed te leggen en de radio aan te zetten. In het kort is dat wat ik al drie jaar lang bepleit in alle overleggen die betrekking hebben op een landelijke richtlijn over het omgaan met (veelvuldig) huilende baby’s.
Contact met een aantal onderzoekers leverde een uitnodiging op voor een belangrijk symposium. Toen de uitnodiging tot aanmelding in mijn mailbox viel, schrok ik… De eerste foto die in beeld kwam, was van een baby met een fles in de mond! Overleg met degene die de mail had verstuurd, leidde tot nog meer schokkende informatie. Mogelijkerwijs zou de firma Nestlé (wereldwijd één van de allergrootste overtreders van de internationale WHO-code en misdadig agressief in zijn marketing) sponsor zijn van het symposium! Ik heb uitgelegd waarom dit een heel slecht idee is en laten weten dat ik in dat geval van deelname zou afzien. Daarna volgden een paar dagen van mailstilte, maar vandaag kwam er bericht. Er zal voortaan beter op worden gelet welke foto’s er worden gebruikt en, het allermooiste… de organisatoren hebben ingezien dat Nestlé geen sponsor moet zijn! Hoera! Niet voor niets tijd gestoken in een lang antwoord! Fijn, dat er mensen zijn, die foute keuzes durven herzien. Dat geeft moed! Nu gauw aanmelden en dan uitkijken naar juni!
Abonneren op:
Posts (Atom)