Op donderdag begeef ik mij altijd naar de supermarkt voor de wekelijkse boodschappen. Sommige mensen mopperen wat af aangaande het inkopen van levensmiddelen, maar ik begrijp dat nooit. Wat een luxe, wat een zegen, dat je zomaar naar een winkel kunt gaan waar je keuze hebt uit een overdadige hoeveelheid voedsel, zodat je geen honger hoeft te lijden. Er zijn veel plaatsen op de wereld waar men graag met ons zou ruilen, stel ik me zo voor; dankbaarheid lijkt gepast.
Tegenwoordig ga ik altijd alleen, maar vroeger was het een hele onderneming met één, twee, drie of vier kinderen. Ik nam er altijd wel een paar mee, enerzijds omdat ze niet alleen thuis konden zijn, anderzijds omdat ik rond lopen in een supermarkt om velerlei redenen een uiterst leerzame exercitie vind. Het inkopen begon in feite altijd thuis al. Ik vroeg de meisjes wat ze de komende week wilden eten en ze wisten dat er variatie in het menu moest zitten: een keer aardappels, een keer rijst, een keer pasta, een keer stamppot, een keer soep, een keer een quiche… Ook moesten de kleuren van de groente gevarieerd zijn, dus niet in één en dezelfde week zuurkool, bloemkool en witlof.
Al die inspraak motiveerde de week erna bij het eten (“Oh, eten we vandaag wat ik heb gekozen? Yes!”) en maakte ook het inkopen doen interessant: “Wat moet daar ook alweer allemaal bij?” Eenmaal in de winkel hoefden ze niet bij mij te blijven; ze kenden mijn route en konden zich dus altijd weer bij mij voegen, zusjes hand in hand. Ze gingen met graagte op pad, als ik zei: “Haal jij even de witte bonen in tomatensaus? En neem ook maar een pot augurken mee.”
Zo werd het een spannende speurtocht en de kinderen kwamen opgetogen terug als ze het benodigde artikel hadden gevonden. Ze mochten ook helpen uitzoeken bij de koekjes en de chips, maar de hoeveelheden bleven beperkt en bij de kassa was ik tamelijk onverbiddelijk: aldaar geen extra snoepgoed meer. En ja… incidenteel leidde dat wel eens tot onaangename driftbuien. Had ik toen maar meer vaardigheden gehad om haar emotie beter te duiden en te benoemen…
Vorige week had ik drie bijzondere ontmoetingen rondom kindertjes in de supermarkt.
Terwijl ik rondliep, zag ik twee moeders met allebei een kindje. Het ene kindje zat ik de draagzak, maar hing veel te laag op moeders buik. Ik aarzelde… haar aanspreken of me er niet mee bemoeien? Ik besloot een poging te wagen; tenslotte zou het jammer zijn als ze korter draagt omdat haar rug het niet meer volhoudt. “Mag ik wat zeggen?”, vroeg ik, langzaam naar haar toe lopend. “Ik zie dat je heel mooi je kindje draagt, maar ze hangt heel laag.” Ik wachtte even en vulde aan: “Ik zie ook dat je een beetje achterover leunt om in balans te blijven. Is dat niet vermoeiend voor je rug?” Ja, dat merkte ze zelf ook! “Fraai is dat”, zei ze plagerig tegen haar vriendin, “wil je soms dat ik last van mijn rug krijg?!” Ik legde uit dat een kindje zó hoog moet zitten dat mama zo een kusje op het hoofd kan geven. “Maar hij kan niet hoger”, zeiden de moeder en de vriendin in koor. Een beetje zoeken wees uit dat dat wel degelijk mogelijk was en met vereende krachten kortten we de banden in. Moeder merkte tot haar vreugde onmiddellijk verbetering. De drager was qua design niet zo best; het inkorten van de banden die het kindje dicht tegen mama aan moesten houden, was helaas niet mogelijk. Toch voelde het zo al een stuk beter. Toen ik later naar huis reed, zag ik haar op de fiets zitten; ze wachtte voor het rode licht en… gaf haar dochter een kusje op het hoofd!
Ik rekende af en liep richting de uitgang, toen een cassière tegen iemand riep: “Mevrouw, uw boodschappen!” De jonge moeder keek om, liet de wandelwagen los en nam met een blos op de wangen de tas in ontvangst. Diverse mensen zagen het en schudden lachend het hoofd om haar vergeetachtigheid. Ik keek haar aan zei lachend: “Beter zo dan andersom, hoor; heel goede prioriteit! Je was in ieder geval je kind niet vergeten!” Ze grinnikte: “Ooooh nee, zéker niet!”
Ik liep de winkel uit, schoof de kar op de vlakke roltrap omhoog en zag een klein meisje van ongeveer tweeënhalf jaar bovenaan staan. Haar moeder stond onderaan en zei: “Kom maar, stap er maar op!” Ik vroeg of ik haar dochtertje zou helpen en dat vond ze goed. Ik was eerder boven dan de boodschappenkar en bukte bij het meisje: “Zal ik je helpen? Stap er maar op, mama wacht op je, kijk maar!” Ze moest er niets van weten en keek benepen naar beneden. “Zullen we samen naar mama toe gaan?”, stelde ik voor, maar ook dat idee kon haar goedkeuring niet wegdragen. Ze begon nu wat te jammeren. Mama had inmiddels gezien dat het niet ging lukken en was de trap op gestoven. Samen stapten ze op de roltrap die ze naar beneden bracht: moeder en kind herenigd.
Al met al kan de supermarkt een heel avontuur zijn, zowel voor moeders als voor jonge kinderen. Ik hoop dat ouders hun kleine en grotere kinderen blijven meenemen. Hoe mooi is het niet, als die kleine mensjes na het zoet en zacht van de borst de kleur en geur van het vaste voedsel mogen ervaren. Als je er dan ook nog een kopje thee of koffie kunt drinken en wat tijd inruimt in je planning voor een rustig bezoek, kan de supermarkt een sociaal dorpsplein worden!
vrijdag 22 februari 2013
maandag 18 februari 2013
Rust zonder 'moeten'
Afgelopen week vroeg een moeder mij of ik haar de stukken kon opsturen met betrekking tot het omgaan met excessief huilen. Ze had op mijn site mijn blog over de richtlijn gevonden en aarzelde wat ze zou doen in de omgang met haar kindje. Het voelde niet goed, haar dochter laten huilen, en ze wilde graag meer informatie. Ze wilde graag het laatste concept van de richtlijn ontvangen, vergezeld van mijn commentaar erop. Dat kon; ze kreeg de richtlijn, samen met de lactatiekundige notitie en de publieksversie daarvan.
We mailden nog wat heen en weer en ik wenste haar energie, geduld en wijsheid.
Vrijdag kreeg ik de onderstaande reactie (die ik hier uiteraard met haar permissie plaats). Ik was ontroerd door wat het voor de moeder-kindrelatie betekent als er zowel in het dagpatroon als in de gedachtestroom van de ouder(s) rust is ingebouwd. Wanneer het huilen en de onrust van de baby niet worden genegeerd of gebagatelliseerd, maar serieus worden genomen, ontstaat er verbinding.
Dat is van cruciaal belang, want een kind dat zich niet gehoord voelt en de ervaring heeft geen invloed te kunnen uitoefenen op wat hem overkomt, ontwikkelt ‘aangeleerde hulpeloosheid’, een verschijnsel dat verstrekkende gevolgen kan hebben voor de rest van het leven. Het bedreigt de innerlijke motivatie en de proactiviteit en vergroot de kans op depressie. Het is niet moeilijk te zien hoe dat vervolgens studie, werk en sociale en persoonlijke relaties negatief kan beïnvloeden.
Deze moeder wilde haar dochter niet in de steek laten en bleef dicht bij haar diepe intuïtie en dus bij haar meisje. Dit kleine mensje werd niet gedwongen iets te doen waaraan ze nog niet toe was. Ze had het geluk dat haar moeder bereid was het perspectief aan te passen. Dat was niet eenvoudig, want de moeder voelde de druk vanuit de omgeving om de behoefte van haar dochter aan mama’s nabijheid niet steeds te bevredigen. Toch is dat wel wat deze moeder deed, ingaan op de vragen van haar kind. Wat een zegen, voor haar baby, voor haar zelf en voor hun relatie!
Laten we erop hopen en eraan werken dat dit een breed aanvaarde gedachte wordt: baby’s hebben een responsieve sociale omgeving nodig, met mama in de binnenste kring en cirkels van ondersteunende anderen eromheen. Op micro- én macroniveau is een beter renderende investering nauwelijks denkbaar!
"Beste Marianne,
Nogmaals ontzettend bedankt. Ik kan me helemaal vinden in je commentaar, je stukken en je mails. Ik ben zelf pedagoog en heb erg veel moeite met 'laten huilen'. Maar als steeds meer mensen gaan zeggen dat dat zal helpen en je kindje steeds onrustiger en vermoeider wordt, ga je aan jezelf twijfelen. Ik heb gisteren al je stukken gelezen en dat heeft me alleen maar gesterkt. Ook het label ‘huilbaby’ verdient m'n dochter niet. Het huilen is inderdaad gedrag; ze huilt nu vaak, maar door nog beter naar haar signalen te kijken, kan ik dat verminderen.
Gisterenmiddag ben ik begonnen met m'n eigen rust-en-regelmaatmethode. Veel rust (weinig prikkels) en regelmaat voor zover mogelijk. Als ze drinken wil mag ze het, ik kan (en wil) haar niet in een schema persen wanneer ze mag drinken. Eigenlijk denk ik dat vooral de rust bij mezelf positief is geweest. Ik had heel de tijd het gevoel dat ik van alles moest: werken, familie, vrienden, kind. En dat heb ik stil gezet onder het mom 'rust'. En dat geeft me een rust! Vannacht heeft ze sinds lange tijd weer in haar cosleeper geslapen (in plaats van tegen mij aan in mijn bed) en niet door te laten huilen. Ik ben naast haar gaan liggen, met m'n arm en hoofd op haar matras, zachtjes neuriënd. Ze jengelde een beetje, maar werd er steeds rustiger van, met steeds langere tussenpozen. Het jengelen is echt niet overgegaan in huilen en na een half uurtje sliep ze. Heerlijk. Iedere twee, drie uur werd ze even wakker. Soms was even neuriën of aaien genoeg en soms wilde ze even drinken, maar steeds vond ze het prima als ik haar teruglegde. Echt heerlijk. Tot half acht, toen had ze er genoeg van, zo hoorde ik aan haar jengel. Toen heb ik haar bij me genomen; ze kroop tegen me aan en we hebben heerlijk tot negen uur samen geslapen. Niks geen ongemakkelijk gewurm. Genieten!
En vandaag heeft ze ook al twee keer in haar bedje geslapen! Dat is dus in die vier maanden nog nooit gelukt. Ja, als ze heel diep sliep en ik haar dan stiekem weglegde... maar nu ging het opnieuw als volgt. Ik voedde haar; daar werd ze slaperig van en ik legde haar wakker in haar bedje en neuriede wat. Zo lukte het haar uiteindelijk te slapen. Ze moet het vertrouwen hebben dat ik er voor haar ben. Ik ga niet weglopen als zij huilt.
Oke, wat ik eigenlijk alleen wilde zeggen: ontzettend bedankt voor je tijd en berichten. Helaas woon ik niet in de buurt van Assen, anders was ik zeker langs gekomen voor een consult. Ik blijf vragen hebben over voeding, en je sloeg de spijker absoluut op zijn kop over de geboorte. Ik heb geen goede herinneringen aan mijn bevalling. Daar moet ik wat mee, voor mezelf, maar ook voor mijn dochter. Ik denk dat ik op zoek ga naar een goede lactatiekundige hier in de buurt, die me kan begeleiden, want ik weet dat we er nog lang niet zijn.
Nogmaals ontzettend bedankt! Een fijn weekend gewenst.
Groeten, M."
We mailden nog wat heen en weer en ik wenste haar energie, geduld en wijsheid.
Vrijdag kreeg ik de onderstaande reactie (die ik hier uiteraard met haar permissie plaats). Ik was ontroerd door wat het voor de moeder-kindrelatie betekent als er zowel in het dagpatroon als in de gedachtestroom van de ouder(s) rust is ingebouwd. Wanneer het huilen en de onrust van de baby niet worden genegeerd of gebagatelliseerd, maar serieus worden genomen, ontstaat er verbinding.
Dat is van cruciaal belang, want een kind dat zich niet gehoord voelt en de ervaring heeft geen invloed te kunnen uitoefenen op wat hem overkomt, ontwikkelt ‘aangeleerde hulpeloosheid’, een verschijnsel dat verstrekkende gevolgen kan hebben voor de rest van het leven. Het bedreigt de innerlijke motivatie en de proactiviteit en vergroot de kans op depressie. Het is niet moeilijk te zien hoe dat vervolgens studie, werk en sociale en persoonlijke relaties negatief kan beïnvloeden.
Deze moeder wilde haar dochter niet in de steek laten en bleef dicht bij haar diepe intuïtie en dus bij haar meisje. Dit kleine mensje werd niet gedwongen iets te doen waaraan ze nog niet toe was. Ze had het geluk dat haar moeder bereid was het perspectief aan te passen. Dat was niet eenvoudig, want de moeder voelde de druk vanuit de omgeving om de behoefte van haar dochter aan mama’s nabijheid niet steeds te bevredigen. Toch is dat wel wat deze moeder deed, ingaan op de vragen van haar kind. Wat een zegen, voor haar baby, voor haar zelf en voor hun relatie!
Laten we erop hopen en eraan werken dat dit een breed aanvaarde gedachte wordt: baby’s hebben een responsieve sociale omgeving nodig, met mama in de binnenste kring en cirkels van ondersteunende anderen eromheen. Op micro- én macroniveau is een beter renderende investering nauwelijks denkbaar!
"Beste Marianne,
Nogmaals ontzettend bedankt. Ik kan me helemaal vinden in je commentaar, je stukken en je mails. Ik ben zelf pedagoog en heb erg veel moeite met 'laten huilen'. Maar als steeds meer mensen gaan zeggen dat dat zal helpen en je kindje steeds onrustiger en vermoeider wordt, ga je aan jezelf twijfelen. Ik heb gisteren al je stukken gelezen en dat heeft me alleen maar gesterkt. Ook het label ‘huilbaby’ verdient m'n dochter niet. Het huilen is inderdaad gedrag; ze huilt nu vaak, maar door nog beter naar haar signalen te kijken, kan ik dat verminderen.
Gisterenmiddag ben ik begonnen met m'n eigen rust-en-regelmaatmethode. Veel rust (weinig prikkels) en regelmaat voor zover mogelijk. Als ze drinken wil mag ze het, ik kan (en wil) haar niet in een schema persen wanneer ze mag drinken. Eigenlijk denk ik dat vooral de rust bij mezelf positief is geweest. Ik had heel de tijd het gevoel dat ik van alles moest: werken, familie, vrienden, kind. En dat heb ik stil gezet onder het mom 'rust'. En dat geeft me een rust! Vannacht heeft ze sinds lange tijd weer in haar cosleeper geslapen (in plaats van tegen mij aan in mijn bed) en niet door te laten huilen. Ik ben naast haar gaan liggen, met m'n arm en hoofd op haar matras, zachtjes neuriënd. Ze jengelde een beetje, maar werd er steeds rustiger van, met steeds langere tussenpozen. Het jengelen is echt niet overgegaan in huilen en na een half uurtje sliep ze. Heerlijk. Iedere twee, drie uur werd ze even wakker. Soms was even neuriën of aaien genoeg en soms wilde ze even drinken, maar steeds vond ze het prima als ik haar teruglegde. Echt heerlijk. Tot half acht, toen had ze er genoeg van, zo hoorde ik aan haar jengel. Toen heb ik haar bij me genomen; ze kroop tegen me aan en we hebben heerlijk tot negen uur samen geslapen. Niks geen ongemakkelijk gewurm. Genieten!
En vandaag heeft ze ook al twee keer in haar bedje geslapen! Dat is dus in die vier maanden nog nooit gelukt. Ja, als ze heel diep sliep en ik haar dan stiekem weglegde... maar nu ging het opnieuw als volgt. Ik voedde haar; daar werd ze slaperig van en ik legde haar wakker in haar bedje en neuriede wat. Zo lukte het haar uiteindelijk te slapen. Ze moet het vertrouwen hebben dat ik er voor haar ben. Ik ga niet weglopen als zij huilt.
Oke, wat ik eigenlijk alleen wilde zeggen: ontzettend bedankt voor je tijd en berichten. Helaas woon ik niet in de buurt van Assen, anders was ik zeker langs gekomen voor een consult. Ik blijf vragen hebben over voeding, en je sloeg de spijker absoluut op zijn kop over de geboorte. Ik heb geen goede herinneringen aan mijn bevalling. Daar moet ik wat mee, voor mezelf, maar ook voor mijn dochter. Ik denk dat ik op zoek ga naar een goede lactatiekundige hier in de buurt, die me kan begeleiden, want ik weet dat we er nog lang niet zijn.
Nogmaals ontzettend bedankt! Een fijn weekend gewenst.
Groeten, M."
donderdag 14 februari 2013
Schot in de roos
Eerder deze week schreef ik een blog dat mij door een aantal mensen niet in dank werd afgenomen. Het ging er heftig aan toe op het (openbare) medium twitter, waar de strekking was:
dat ik niet overal een punt van moet maken;
dat iedereen anders is, dat we weten hoe de zaken er idealiter uitzien, maar dat het leven nu eenmaal niet ideaal is;
dat het een trieste manier van bloggen is als je een product satirisch beschrijft;
dat het een onzinargument is om te stellen dat gadgets de focus verplaatsen van relatie naar attribuut;
dat ik met mijn fanatisme (waarin ik kennis en vertrouwen op de voorgrond plaats, niet gadgets) mensen tegen me in het harnas jaag;
dat ik met zo’n stellingname de scheldterm ‘breastapo’ een rechtvaardigingsgrond bied;
dat ik me schuldig maak aan een heksenjacht, wanneer ik me uitspreek als tegenstander van gadgets die de focus leggen bij schema’s en verwachtingspatronen van de volwassene in plaats van bij zorgvuldige observatie van de behoeften van de baby;
dat ik, kortom, niet kan meebuigen, te principieel ben en venijnig bovendien.
Deze analyse kreeg bijval met: “Ik heb het echt gehad hiermee. Ik word kotsmisselijk van dit soort mensen, sorry.”
Een collega zei: “Het was bepaald niet je beste blog; ik heb me er maar niet in gemengd.”
Er was één persoon die aangaf juist alle consumptie-artikelen rondom borstvoeding als ‘maffia’ te ervaren: “Ik doe er niet aan mee. Gewoon mijn kinderen en ik… Volg je kind en je lijf en dan heb je verder niks nodig.”
Ik was verrast dat het zulke felle reacties uitlokt wanneer je het aanprijzen van gadgets (om de behoeften van de baby te peilen en te bevredigen) ontraadt, omdat je bepleit dat de focus op de relatie zou moeten liggen. Ik heb in een stukje promotionele tekst de baby en de borst vervangen door de partner en knuffels. De tekst krijgt dan blijkbaar een zodanig andere aanblik dat mensen zich erdoor aangevallen en belachelijk gemaakt voelen. De boodschapper wordt afgeschoten om het probleem op te lossen en het gadget in ere te herstellen.
Ik blijf me echter afvragen… is er werkelijk zo’n groot verschil tussen wat gadgets binnen een volwassen partnerrelatie zouden betekenen en de gadgets die ten behoeve van de borstvoedingsrelatie worden aangeprezen? Het gaat mij niet om de persoon die ze aanbiedt; het gaat mij om de onderliggende visie op wat borstvoeding is.
Ik sprak de afgelopen dagen met iemand over vaste voeding en het al dan niet opdringen ervan. “Het gaat bij vaste voeding niet primair om het eten. Het gaat om de ontwikkeling van de persoonlijkheid en de ruimte die het kind krijgt om de wereld in zijn eigen tempo te ontdekken. Het gaat om respect voor het kind en om het vertrouwen van de ouder in de aangeboren vaardigheden die het kind heeft en nog zal ontwikkelen over zijn eigen behoeften.”
Volgens mij gaat voor borstvoeding precies hetzelfde verhaal op. Bij mama aan de borst leert de baby over relatievorming; de relatievorming met de moeder is het begin van alle volgende relaties in het leven. Wat verwachten we van een relatie? “Wat heb je eigenlijk aan een relatie?”, vroeg mij onlangs een jongvolwassene. “Een relatie is toch bedoeld om het leven nog leuker te maken dan het al was? Je zou er toch gelukkiger van moeten worden? Een relatie moet je toch de kans bieden om je allebei te ontwikkelen en je dromen en idealen te koesteren en te verwezenlijken?” Ik vond het moeilijke vragen. Ik kon ze allemaal met ‘ja’ beantwoorden, en toch vertelden ze samen niet het hele verhaal. Bij alle actie die eruit sprak, miste ik er het element van rust en geduld in, van stilzitten met je armen (lees: je aandacht en je gedachten en je liefde) om de ander heen, zonder het gedrag van die ander te willen bijsturen. Ik miste het element van datgene observeren en aanmoedigen wat de ander laat zien, zonder een eigen agenda.
Dat is een uiterst complexe vaardigheid, die de meeste jonge moeders nog niet zo onder de knie hebben. Ook ik beheerste die niet bij de oudste en ik vind dat tot op de dag van vandaag jammer. Ik heb er geen schuldgevoel over, want ik heb naar beste kunnen gehandeld. Wel wens ik nog dikwijls dat ik meer mensen om mij heen had gehad die dat aspect hadden benadrukt en zichtbaar gemaakt. Ik denk dat ik er ontvankelijk voor was geweest.
De rol van de professional (of semi-professional) is in dat geheel overigens een andere dan die van collega-moeders. Professionals horen een beleidsvisie vorm te geven; ook daaraan zitten dromen en idealen vast. Zoals Richard Bowlby zei op een congres: “De kans dat je de roos raakt, is groter als je erop richt.”
Afgelopen week verkocht ik aan een moeder een sonde voor het vingervoeden en bijvoeden aan de borst en twee gehoekte borstschilden waarmee ze een comfortabeler kolfhouding zou kunnen vinden. Ook raadde ik onlangs een moeder aan om kunstvoeding bij te geven, in kleine porties, zodat de baby snel weer honger zou hebben en aan de borst zou willen. Flexibel meebuigen alom, dus, in de individuele situatie. Je zult al die dingen echter niet op mijn website aantreffen. Ik prijs ze niet aan, ik bespreek ze met de moeder als tijdelijk hulpmiddel en we nemen door dat ze de borstvoedingsrelatie op termijn kunnen belemmeren. Voor de baby biedt zogen aan de blote borst nu eenmaal opperste gelukzaligheid.
En natuurlijk mag iedereen kopen en gebruiken wat ze wil; dat spreekt voor zich. Wel vind ik het van belang dat we als professionals de roos, de kern van zaak, niet uit het oog verliezen: borstvoeding is relatievorming. Binnen die relatie vindt allerlei uitwisseling plaats en de melkgift aan de baby is daar (slechts) één van. Liefdevolle aandacht die aanzet tot groei is de essentie.
(Vlak voor het posten van dit blog bleek dat er door Gonneke van Veldhuizen een vergelijkbaar verhaal is verteld vandaag. Dit is toeval; de blogs zijn niet vooraf op elkaar afgestemd, er zit geen strategie achter.)
dat ik niet overal een punt van moet maken;
dat iedereen anders is, dat we weten hoe de zaken er idealiter uitzien, maar dat het leven nu eenmaal niet ideaal is;
dat het een trieste manier van bloggen is als je een product satirisch beschrijft;
dat het een onzinargument is om te stellen dat gadgets de focus verplaatsen van relatie naar attribuut;
dat ik met mijn fanatisme (waarin ik kennis en vertrouwen op de voorgrond plaats, niet gadgets) mensen tegen me in het harnas jaag;
dat ik met zo’n stellingname de scheldterm ‘breastapo’ een rechtvaardigingsgrond bied;
dat ik me schuldig maak aan een heksenjacht, wanneer ik me uitspreek als tegenstander van gadgets die de focus leggen bij schema’s en verwachtingspatronen van de volwassene in plaats van bij zorgvuldige observatie van de behoeften van de baby;
dat ik, kortom, niet kan meebuigen, te principieel ben en venijnig bovendien.
Deze analyse kreeg bijval met: “Ik heb het echt gehad hiermee. Ik word kotsmisselijk van dit soort mensen, sorry.”
Een collega zei: “Het was bepaald niet je beste blog; ik heb me er maar niet in gemengd.”
Er was één persoon die aangaf juist alle consumptie-artikelen rondom borstvoeding als ‘maffia’ te ervaren: “Ik doe er niet aan mee. Gewoon mijn kinderen en ik… Volg je kind en je lijf en dan heb je verder niks nodig.”
Ik was verrast dat het zulke felle reacties uitlokt wanneer je het aanprijzen van gadgets (om de behoeften van de baby te peilen en te bevredigen) ontraadt, omdat je bepleit dat de focus op de relatie zou moeten liggen. Ik heb in een stukje promotionele tekst de baby en de borst vervangen door de partner en knuffels. De tekst krijgt dan blijkbaar een zodanig andere aanblik dat mensen zich erdoor aangevallen en belachelijk gemaakt voelen. De boodschapper wordt afgeschoten om het probleem op te lossen en het gadget in ere te herstellen.
Ik blijf me echter afvragen… is er werkelijk zo’n groot verschil tussen wat gadgets binnen een volwassen partnerrelatie zouden betekenen en de gadgets die ten behoeve van de borstvoedingsrelatie worden aangeprezen? Het gaat mij niet om de persoon die ze aanbiedt; het gaat mij om de onderliggende visie op wat borstvoeding is.
Ik sprak de afgelopen dagen met iemand over vaste voeding en het al dan niet opdringen ervan. “Het gaat bij vaste voeding niet primair om het eten. Het gaat om de ontwikkeling van de persoonlijkheid en de ruimte die het kind krijgt om de wereld in zijn eigen tempo te ontdekken. Het gaat om respect voor het kind en om het vertrouwen van de ouder in de aangeboren vaardigheden die het kind heeft en nog zal ontwikkelen over zijn eigen behoeften.”
Volgens mij gaat voor borstvoeding precies hetzelfde verhaal op. Bij mama aan de borst leert de baby over relatievorming; de relatievorming met de moeder is het begin van alle volgende relaties in het leven. Wat verwachten we van een relatie? “Wat heb je eigenlijk aan een relatie?”, vroeg mij onlangs een jongvolwassene. “Een relatie is toch bedoeld om het leven nog leuker te maken dan het al was? Je zou er toch gelukkiger van moeten worden? Een relatie moet je toch de kans bieden om je allebei te ontwikkelen en je dromen en idealen te koesteren en te verwezenlijken?” Ik vond het moeilijke vragen. Ik kon ze allemaal met ‘ja’ beantwoorden, en toch vertelden ze samen niet het hele verhaal. Bij alle actie die eruit sprak, miste ik er het element van rust en geduld in, van stilzitten met je armen (lees: je aandacht en je gedachten en je liefde) om de ander heen, zonder het gedrag van die ander te willen bijsturen. Ik miste het element van datgene observeren en aanmoedigen wat de ander laat zien, zonder een eigen agenda.
Dat is een uiterst complexe vaardigheid, die de meeste jonge moeders nog niet zo onder de knie hebben. Ook ik beheerste die niet bij de oudste en ik vind dat tot op de dag van vandaag jammer. Ik heb er geen schuldgevoel over, want ik heb naar beste kunnen gehandeld. Wel wens ik nog dikwijls dat ik meer mensen om mij heen had gehad die dat aspect hadden benadrukt en zichtbaar gemaakt. Ik denk dat ik er ontvankelijk voor was geweest.
De rol van de professional (of semi-professional) is in dat geheel overigens een andere dan die van collega-moeders. Professionals horen een beleidsvisie vorm te geven; ook daaraan zitten dromen en idealen vast. Zoals Richard Bowlby zei op een congres: “De kans dat je de roos raakt, is groter als je erop richt.”
Afgelopen week verkocht ik aan een moeder een sonde voor het vingervoeden en bijvoeden aan de borst en twee gehoekte borstschilden waarmee ze een comfortabeler kolfhouding zou kunnen vinden. Ook raadde ik onlangs een moeder aan om kunstvoeding bij te geven, in kleine porties, zodat de baby snel weer honger zou hebben en aan de borst zou willen. Flexibel meebuigen alom, dus, in de individuele situatie. Je zult al die dingen echter niet op mijn website aantreffen. Ik prijs ze niet aan, ik bespreek ze met de moeder als tijdelijk hulpmiddel en we nemen door dat ze de borstvoedingsrelatie op termijn kunnen belemmeren. Voor de baby biedt zogen aan de blote borst nu eenmaal opperste gelukzaligheid.
En natuurlijk mag iedereen kopen en gebruiken wat ze wil; dat spreekt voor zich. Wel vind ik het van belang dat we als professionals de roos, de kern van zaak, niet uit het oog verliezen: borstvoeding is relatievorming. Binnen die relatie vindt allerlei uitwisseling plaats en de melkgift aan de baby is daar (slechts) één van. Liefdevolle aandacht die aanzet tot groei is de essentie.
(Vlak voor het posten van dit blog bleek dat er door Gonneke van Veldhuizen een vergelijkbaar verhaal is verteld vandaag. Dit is toeval; de blogs zijn niet vooraf op elkaar afgestemd, er zit geen strategie achter.)
Labels:
aandacht,
gadgets,
groei,
ontwikkeling,
relatie,
vaardigheden
maandag 11 februari 2013
Armband of liefdesband?
“Als je al wat langer bij je partner bent, heeft die misschien niet altijd meer constant aandacht voor je. De verliefdheid van het begin zakt wat weg en er komt weer meer aandacht voor de rest van de omgeving. Doe in dat geval één van onze sieraden om. Je partner zal erdoor gefascineerd zijn en weer de volle aandacht op je richten.”
“Soms weet je niet meer precies wanneer je je partner voor het laatst heel bewust hebt geknuffeld. Lastig! Draag in dat geval onze armband. Je kunt met het verstelbare bedeltje aangeven wanneer je partner de laatste knuffels heeft gehad. De kralen werken als een klok: de cijferkralen zijn de hele uren en de kralen ertussen de kwartieren. Heb je om 13.45 uur je partner het laatst geknuffeld met je linker arm of hand? Hang het bedeltje precies voor cijfer 2 en doe de armband om je linkerpols.”
Hoe klinkt dat…? Zot? Wat mij betreft wel. Toch is het wat aan borstvoedende moeders wordt aangeraden bij bepaalde producten. Telkens weer wordt de indruk gewekt dat al die dingen helpen om de borstvoedingsrelatie tussen moeder en kind goed te houden en om dat wat als een probleem wordt gezien (aandacht van de baby voor de omgeving) aan te pakken.
Is het niet vreemd, dat we aandacht van een baby voor de omgeving als een probleem voor de borstvoedingsrelatie betitelen? Dat ‘ie zich uitgedaagd voelt door wat er om hem heen gebeurt… is dat niet precies wat je in een baby graag wilt zien? Dat je baby nieuwsgierig is naar mensen en dingen en kleuren en geluiden buiten de beschuttende begrenzing van je armen betekent dat hij zich veilig voelt, dat hij toegroeit naar en klaar is voor de volgende stap in zijn jonge leventje: de grote wereld ontdekken!
Wat je als moeder vooral nodig hebt in die fase, is… een geduldige glimlach! Wees trots op je kind en op jezelf, dat je samen bent toegegroeid naar een nieuwe ontwikkeling in jullie gedeelde bestaan. Het is even wennen misschien, dat dat kleine hummeltje, dat eerst voornamelijk met gesloten ogen en wat later met een gelukzalige blik van voldoening aan je borst lag, ineens niet meer zoveel belangstelling voor jou lijkt te hebben. Je bent een bron van voeding, waar hij hapsnap wat uit neemt, maar waar hij momenteel verder weinig belangstelling voor heeft. Werkelijk álles om hem heen is interessanter dan jij… denk je! Er is echter geen groter vergissing denkbaar. Alles wat hij om zich heen zo interessant vindt, is dat alleen maar onder de voorwaarde dat jouw persoon blijft zoals die was: nabij, tastbaar, responsief en onvoorwaardelijk.
Het maakt niet uit of het om een kind of een partner gaat: wanneer je je dierbaren vastbindt met het strakke touw van regels en tijdstippen, zullen ze zich willen los wrikken.
Wanneer je echter met je geliefden in contact staat door een elastische band van innerlijke verbondenheid, kom je vanzelf weer bij elkaar terug. Dan zit er rek in de relatie en word je naar elkaar toe getrokken omdat je er behoefte aan hebt om samen te zijn. Daar heb je geen armoedige armband voor nodig; daar volstaat een enthousiast en liefdevol geuite wens. Doordat je elkaar goed kent, kun je elkaars behoefte ‘lezen’ en ‘verstaan’, ook als die ‘tussen de regels door’ wordt gefluisterd of in wanhoop wordt uitgeschreeuwd. Soms betekent dat een heel hoge frequentie van samenzijn (zoals met een pasgeboren baby), soms betekent dat ’s avonds met elkaar aan tafel eten en in hetzelfde bed slapen (met je partner) en soms betekent dat een paar keer per jaar een mooie dag plannen (met je beste vriend of vriendin die ver weg woont). Al die relaties hebben hun eigen kwaliteit en diepgang, een eigen ritme, een eigen plaats in je leven, afhankelijk van de fase waarin je allebei verkeert. Tijd is daarin een uiterst relatieve factor; een uur kan een eeuwigheid lijken en wanneer je elkaar na een jaar weer ziet, lijkt het alsof het gisteren was. Jij, de ander, jullie relatie… allemaal heb je ruimte nodig om te groeien en tot ontwikkeling te komen.
Als je baby eenmaal doorheeft dat de wereld om hem heen niet stopt als hij er geen acht op slaat, maar er na de voeding ook nog is, zal de aandacht voor de borst weer toenemen. “Alles op z’n tijd”, wordt dan het motto, en soms is dat spelen en op een ander moment is dat voeden. Geef je kind die vrijheid, zodat hij een ware padvinder wordt, een avonturier die zijn weg zoekt met jou als kompas!
“Soms weet je niet meer precies wanneer je je partner voor het laatst heel bewust hebt geknuffeld. Lastig! Draag in dat geval onze armband. Je kunt met het verstelbare bedeltje aangeven wanneer je partner de laatste knuffels heeft gehad. De kralen werken als een klok: de cijferkralen zijn de hele uren en de kralen ertussen de kwartieren. Heb je om 13.45 uur je partner het laatst geknuffeld met je linker arm of hand? Hang het bedeltje precies voor cijfer 2 en doe de armband om je linkerpols.”
Hoe klinkt dat…? Zot? Wat mij betreft wel. Toch is het wat aan borstvoedende moeders wordt aangeraden bij bepaalde producten. Telkens weer wordt de indruk gewekt dat al die dingen helpen om de borstvoedingsrelatie tussen moeder en kind goed te houden en om dat wat als een probleem wordt gezien (aandacht van de baby voor de omgeving) aan te pakken.
Is het niet vreemd, dat we aandacht van een baby voor de omgeving als een probleem voor de borstvoedingsrelatie betitelen? Dat ‘ie zich uitgedaagd voelt door wat er om hem heen gebeurt… is dat niet precies wat je in een baby graag wilt zien? Dat je baby nieuwsgierig is naar mensen en dingen en kleuren en geluiden buiten de beschuttende begrenzing van je armen betekent dat hij zich veilig voelt, dat hij toegroeit naar en klaar is voor de volgende stap in zijn jonge leventje: de grote wereld ontdekken!
Wat je als moeder vooral nodig hebt in die fase, is… een geduldige glimlach! Wees trots op je kind en op jezelf, dat je samen bent toegegroeid naar een nieuwe ontwikkeling in jullie gedeelde bestaan. Het is even wennen misschien, dat dat kleine hummeltje, dat eerst voornamelijk met gesloten ogen en wat later met een gelukzalige blik van voldoening aan je borst lag, ineens niet meer zoveel belangstelling voor jou lijkt te hebben. Je bent een bron van voeding, waar hij hapsnap wat uit neemt, maar waar hij momenteel verder weinig belangstelling voor heeft. Werkelijk álles om hem heen is interessanter dan jij… denk je! Er is echter geen groter vergissing denkbaar. Alles wat hij om zich heen zo interessant vindt, is dat alleen maar onder de voorwaarde dat jouw persoon blijft zoals die was: nabij, tastbaar, responsief en onvoorwaardelijk.
Het maakt niet uit of het om een kind of een partner gaat: wanneer je je dierbaren vastbindt met het strakke touw van regels en tijdstippen, zullen ze zich willen los wrikken.
Wanneer je echter met je geliefden in contact staat door een elastische band van innerlijke verbondenheid, kom je vanzelf weer bij elkaar terug. Dan zit er rek in de relatie en word je naar elkaar toe getrokken omdat je er behoefte aan hebt om samen te zijn. Daar heb je geen armoedige armband voor nodig; daar volstaat een enthousiast en liefdevol geuite wens. Doordat je elkaar goed kent, kun je elkaars behoefte ‘lezen’ en ‘verstaan’, ook als die ‘tussen de regels door’ wordt gefluisterd of in wanhoop wordt uitgeschreeuwd. Soms betekent dat een heel hoge frequentie van samenzijn (zoals met een pasgeboren baby), soms betekent dat ’s avonds met elkaar aan tafel eten en in hetzelfde bed slapen (met je partner) en soms betekent dat een paar keer per jaar een mooie dag plannen (met je beste vriend of vriendin die ver weg woont). Al die relaties hebben hun eigen kwaliteit en diepgang, een eigen ritme, een eigen plaats in je leven, afhankelijk van de fase waarin je allebei verkeert. Tijd is daarin een uiterst relatieve factor; een uur kan een eeuwigheid lijken en wanneer je elkaar na een jaar weer ziet, lijkt het alsof het gisteren was. Jij, de ander, jullie relatie… allemaal heb je ruimte nodig om te groeien en tot ontwikkeling te komen.
Als je baby eenmaal doorheeft dat de wereld om hem heen niet stopt als hij er geen acht op slaat, maar er na de voeding ook nog is, zal de aandacht voor de borst weer toenemen. “Alles op z’n tijd”, wordt dan het motto, en soms is dat spelen en op een ander moment is dat voeden. Geef je kind die vrijheid, zodat hij een ware padvinder wordt, een avonturier die zijn weg zoekt met jou als kompas!
Labels:
aandacht,
begrenzing,
borstvoedingsrelatie,
ontdekken,
partner,
samenzijn,
tijdstip
dinsdag 5 februari 2013
Groeiboekje
Afgelopen week was ik net als heel veel andere Nederlanders geveld door griepachtige verschijnselen. Er kwam van werken niet veel terecht, dus ik lummelde rond in huis en handelde wat administratieve klusjes af. Op zoek naar pasfoto’s kwam ik de groeiboekjes van onze kinderen tegen.
Ik heb er doorheen gebladerd en heb het eerste uit 1990 en het laatste uit 1996 eens met elkaar vergeleken. Er was veel bij dat me deed fronsen en ik weet niet of het kwam omdat ik nu zoveel jaren verder ben of dat ik me ook destijds al niet zo kon vinden in de aanbevelingen.
In 1990 zei het Groeiboekje: “Vrijwel alle moeders kunnen borstvoeding geven. Als je het in de zwangerschap vast van plan was, lukt het bijna altijd. Ook al ben je vlak na de bevalling nóg zo moe en zie je er vreselijk tegenop. Het zal heus wel gaan. Je moet soms even over een dieptepunt heenkomen. Ook op de derde dag kun je best nog beginnen. Sta je niet helemaal achter het geven van borstvoeding, dan is het soms beter met plezier de fles te geven dan met tegenzin de borst.”
Hm, een warme aanbeveling, niet waar? In 1996 was het nog niet veel beter:
“Borstvoeding is een natuurlijke, gezonde voeding. Een kind krijgt niet alleen alle voedingsstoffen die het nodig heeft, maar ook stoffen die beschermen tegen ziektes. Borstvoeding lukt bijna altijd, zeker bij moeders die het tijdens de zwangerschap vast van plan waren. Door bijvoorbeeld vermoeidheid zien sommige moeders na de bevalling er toch tegenop. Beginnen met borstvoeding kan ook nog op de derde dag. Vaak lukt het na het ergste dieptepunt dan toch nog. Als het echt niet gaat, heeft doortobben geen zin. Flesvoeding is dan een prima alternatief.”
De beschrijvingen over pijnlijke tepels waren in die jaren vrijwel gelijk; in 1990:
“Om tepelproblemen te voorkomen, is het verstandig in het begin niet te lang aan één borst te laten zuigen. (…) Pijnlijke tepels kun je beschermen door een afgeknipte speen, plastic theezeefje of tepelhoedje op de tepelhof te zetten. Bij ingetrokken tepels is dit ook een middel om de tepel weer naar buiten te doen komen.
In 1996 klonk het als volgt:
“In het begin kun je je kind het beste niet te lang aan één borst laten zuigen, om tepelproblemen te voorkomen. Met tepelbeschermers kunnen pijnlijke tepels tussen voedingen door beschermd worden. Die zorgen dat er lucht bij de tepels komt, waardoor wondjes en kloven sneller genezen.”
De marketing van kunstmatige zuigelingenvoeding was tussen 1990 en 1996 naar het lijkt agressiever geworden: “Als je geen borstvoeding geeft, is volledige zuigelingenvoeding een prima alternatief. Een ‘flessekind’ komt niets tekort, en flesvoeding kan door verschillende verzorgers worden gegeven.”
Inmiddels is het onderzoek zo ver gevorderd dat we weten dat een kind dat geen borstvoeding krijgt, wel degelijk dingen misloopt, al is het ook nu nog geen gemeengoed.
In 1996 deed men over coslapen in de vorm van bedding-in verrassend genoeg niet moeilijk: “Er is overigens geen enkel bezwaar tegen om een baby bij je in bed te nemen. Het geeft jezelf en je kind een veilig gevoel, en mensen over de hele wereld doen het.”
Dat is één van de meest wijze zinnen die ik in de vier boekjes ben tegengekomen, eentje die ik ook in de reguliere media graag wat vaker onder ogen zou krijgen.
Het moederschap met borstvoeding is echter geen pad dat over rozen gaat. In 1990 klinkt het:
“Gun jezelf óók wat. Een nachtvoeding is erg goed voor de gemoedsrust van je baby. Maar als moeder word je er doodmoe van, omdat je niet aan je slaap toekomt. Voed je ’s nachts, slaap dan in de loop van de dag wat bij. Weer het bezoek. Zet bel en telefoon af of zachter. Heus, dit is de enige manier om ’t allemaal vol te houden.”
Vaak nemen inzichten toe mettertijd, maar het inzicht rondom huilen lijkt na 1996 te zijn afgenomen, want in de voorbije decennia was het moeilijker om teksten als de twee onderstaande tegen te komen in de reguliere informatiekanalen dan het blijkbaar in 1990 en 1996 was.
Over huilen, in 1990:
“Babies huilen nooit ‘zomaar’. Ze hebben wel degelijk een reden om dat te doen, ook al is die reden voor ouders vaak moeilijk te raden! Huilen betekent meestal: hóór eens, ik wil iets van je! Als je baby huilt, doe dan wat je hart je ingeeft: troost dat kind, want het vráágt erom. Misschien gaat je dat wat makkelijker af, als je dit weet: babies, die steeds weer gerustgesteld worden in de eerste maanden, huilen later veel minder dan babies, die men van het begin af aan heeft laten huilen.
Het is dus de moeite waard. Juist in deze tijd laat een baby huilend van zich horen. Het is zijn enige manier om zich te uiten en je aandacht te vragen. Besteed er daarom altijd aandacht aan.”
De beschrijving in 1996 wijkt er niet veel van af:
“Voor jonge baby’s is huilen de enige manier om aandacht te vragen. Het is daarom belangrijk om die aandacht ook te geven. Dat betekent niet dat je bij elke kik naast het wiegje moet staan. Maar een kind mag in ieder geval niet al te lang doorhuilen. (…) Als je je kind nu vaak troost, heb je daar later profijt van. Baby’s die tijdens de eerste maanden veel getroost zijn, huilen veel minder dan baby’s die niet direct aandacht hebben gekregen.”
Fascinerend, dat soort terugblikken en je wilt dan graag geloven dat het nu allemaal toch beter is. Wie schetst dan ook mijn verbazing toen een collega vorige week vertelde wat ze van een moeder had gehoord: “De lactatiekundige van het consultatiebureau zegt dat borstvoeding ouderwets is en dat de meeste moeders er niet voor kiezen.”
Anders geformuleerd… we zijn voorlopig nog niet ‘out of business’!
Ik heb er doorheen gebladerd en heb het eerste uit 1990 en het laatste uit 1996 eens met elkaar vergeleken. Er was veel bij dat me deed fronsen en ik weet niet of het kwam omdat ik nu zoveel jaren verder ben of dat ik me ook destijds al niet zo kon vinden in de aanbevelingen.
In 1990 zei het Groeiboekje: “Vrijwel alle moeders kunnen borstvoeding geven. Als je het in de zwangerschap vast van plan was, lukt het bijna altijd. Ook al ben je vlak na de bevalling nóg zo moe en zie je er vreselijk tegenop. Het zal heus wel gaan. Je moet soms even over een dieptepunt heenkomen. Ook op de derde dag kun je best nog beginnen. Sta je niet helemaal achter het geven van borstvoeding, dan is het soms beter met plezier de fles te geven dan met tegenzin de borst.”
Hm, een warme aanbeveling, niet waar? In 1996 was het nog niet veel beter:
“Borstvoeding is een natuurlijke, gezonde voeding. Een kind krijgt niet alleen alle voedingsstoffen die het nodig heeft, maar ook stoffen die beschermen tegen ziektes. Borstvoeding lukt bijna altijd, zeker bij moeders die het tijdens de zwangerschap vast van plan waren. Door bijvoorbeeld vermoeidheid zien sommige moeders na de bevalling er toch tegenop. Beginnen met borstvoeding kan ook nog op de derde dag. Vaak lukt het na het ergste dieptepunt dan toch nog. Als het echt niet gaat, heeft doortobben geen zin. Flesvoeding is dan een prima alternatief.”
De beschrijvingen over pijnlijke tepels waren in die jaren vrijwel gelijk; in 1990:
“Om tepelproblemen te voorkomen, is het verstandig in het begin niet te lang aan één borst te laten zuigen. (…) Pijnlijke tepels kun je beschermen door een afgeknipte speen, plastic theezeefje of tepelhoedje op de tepelhof te zetten. Bij ingetrokken tepels is dit ook een middel om de tepel weer naar buiten te doen komen.
In 1996 klonk het als volgt:
“In het begin kun je je kind het beste niet te lang aan één borst laten zuigen, om tepelproblemen te voorkomen. Met tepelbeschermers kunnen pijnlijke tepels tussen voedingen door beschermd worden. Die zorgen dat er lucht bij de tepels komt, waardoor wondjes en kloven sneller genezen.”
De marketing van kunstmatige zuigelingenvoeding was tussen 1990 en 1996 naar het lijkt agressiever geworden: “Als je geen borstvoeding geeft, is volledige zuigelingenvoeding een prima alternatief. Een ‘flessekind’ komt niets tekort, en flesvoeding kan door verschillende verzorgers worden gegeven.”
Inmiddels is het onderzoek zo ver gevorderd dat we weten dat een kind dat geen borstvoeding krijgt, wel degelijk dingen misloopt, al is het ook nu nog geen gemeengoed.
In 1996 deed men over coslapen in de vorm van bedding-in verrassend genoeg niet moeilijk: “Er is overigens geen enkel bezwaar tegen om een baby bij je in bed te nemen. Het geeft jezelf en je kind een veilig gevoel, en mensen over de hele wereld doen het.”
Dat is één van de meest wijze zinnen die ik in de vier boekjes ben tegengekomen, eentje die ik ook in de reguliere media graag wat vaker onder ogen zou krijgen.
Het moederschap met borstvoeding is echter geen pad dat over rozen gaat. In 1990 klinkt het:
“Gun jezelf óók wat. Een nachtvoeding is erg goed voor de gemoedsrust van je baby. Maar als moeder word je er doodmoe van, omdat je niet aan je slaap toekomt. Voed je ’s nachts, slaap dan in de loop van de dag wat bij. Weer het bezoek. Zet bel en telefoon af of zachter. Heus, dit is de enige manier om ’t allemaal vol te houden.”
Vaak nemen inzichten toe mettertijd, maar het inzicht rondom huilen lijkt na 1996 te zijn afgenomen, want in de voorbije decennia was het moeilijker om teksten als de twee onderstaande tegen te komen in de reguliere informatiekanalen dan het blijkbaar in 1990 en 1996 was.
Over huilen, in 1990:
“Babies huilen nooit ‘zomaar’. Ze hebben wel degelijk een reden om dat te doen, ook al is die reden voor ouders vaak moeilijk te raden! Huilen betekent meestal: hóór eens, ik wil iets van je! Als je baby huilt, doe dan wat je hart je ingeeft: troost dat kind, want het vráágt erom. Misschien gaat je dat wat makkelijker af, als je dit weet: babies, die steeds weer gerustgesteld worden in de eerste maanden, huilen later veel minder dan babies, die men van het begin af aan heeft laten huilen.
Het is dus de moeite waard. Juist in deze tijd laat een baby huilend van zich horen. Het is zijn enige manier om zich te uiten en je aandacht te vragen. Besteed er daarom altijd aandacht aan.”
De beschrijving in 1996 wijkt er niet veel van af:
“Voor jonge baby’s is huilen de enige manier om aandacht te vragen. Het is daarom belangrijk om die aandacht ook te geven. Dat betekent niet dat je bij elke kik naast het wiegje moet staan. Maar een kind mag in ieder geval niet al te lang doorhuilen. (…) Als je je kind nu vaak troost, heb je daar later profijt van. Baby’s die tijdens de eerste maanden veel getroost zijn, huilen veel minder dan baby’s die niet direct aandacht hebben gekregen.”
Fascinerend, dat soort terugblikken en je wilt dan graag geloven dat het nu allemaal toch beter is. Wie schetst dan ook mijn verbazing toen een collega vorige week vertelde wat ze van een moeder had gehoord: “De lactatiekundige van het consultatiebureau zegt dat borstvoeding ouderwets is en dat de meeste moeders er niet voor kiezen.”
Anders geformuleerd… we zijn voorlopig nog niet ‘out of business’!
Labels:
dieptepunt,
fles,
flessekind,
groeiboekje,
pijnlijke tepels
Abonneren op:
Posts (Atom)