Dat waren mooie tijden. Toch was het thuis, in de routine
van alledag, ook wel eens bikkelen toen ze klein waren. Het dagelijkse ritme verliep
lang niet altijd zo harmonieus als voor kinderen en ouders wenselijk is. Niet
alleen het geduld met de kinderen was soms meer dan op, maar ook het geduld en
het begrip dat we voor elkaar konden opbrengen, was soms ver te zoeken. Ik vroeg
me destijds wel eens af hoe we het nog zestig, zeventig jaar leuk zouden kunnen
houden met z’n tweeën. Soms was het maar goed dat de kinderen er waren; die
vragen simpelweg dat je je stinkende best doet om elkaar terug te vinden in de
wirwar van hun ontwikkeling, die van je partner en die van jezelf. Soms had ik
het gevoel dat we beleefd langs elkaar heen leefden, in afwachting van een fase
waarin we elkaar weer zouden zien zoals we ooit begonnen, met oprechte en intense
aandacht voor elkaar en niet zo opgeslokt door de zorg voor die kleine donders.
Toch hadden we blijkbaar een stevig fundament gelegd in de
jaren voordat de meisjes kwamen, want we konden daarop verder bouwen. De kinderen werden
groter en kregen meer en meer hun eigen leven en zo blikken we achterom de laatste
tijd: we hebben de stormen van een gezin met vier opgroeiende kinderen
doorstaan en komen in mooi, nieuw vaarwater samen. Ik wilde ‘rustiger
vaarwater’ schrijven, maar dat klopt niet.
Dat veelbesproken ‘empty nest syndrome’… daar was ik aldoor
al niet zo bang voor, hoewel het best gek voelt dat nu ook onze jongste dochter
uitvliegt en het ouderlijk nest verlaat. Het punt is alleen dat ik zelf straks
aanmerkelijk minder tijd in het empty nest zal doorbrengen dan ik de afgelopen
vijfentwintig jaar in het drukbevolkte nest heb gedaan. Dat zit zo.
Na de middelbare school lukte het me niet om voldoende
energie bij elkaar te rapen voor de universiteit. Mijn eigen ouderlijk gezin
was uit elkaar gevallen; ik rouwde daarom en ontbeerde de emotionele
stabiliteit die nodig was voor de uitdaging van een academische studie. Ik wist
niet welke vervolgopleiding ik leuk vond en wat er bij mij paste, want mijn
ouders en ik hadden daarover niet in alle rust met elkaar gefilosofeerd. Bovendien
kreeg ik datgene wat ik wel koos, soms ook maar nauwelijks voor elkaar. Sinds
een paar jaren weet ik wat er toen fysiologisch met me gebeurde: cortisol en adrenaline voerden de boventoon. Stress tastte
mijn immuunsysteem aan, stelde mijn concentratie en mijn leervermogen op de
proef. De onrust vrat energie en zorgde dat ik geen voedingsstoffen opnam en steeds
magerder werd. De onveilige hechting en het onverwerkte verdriet van mijn
moeder hadden een enorme impact op mijn eigen hechtingsbeleving en op mijn
zelfvertrouwen. Cognitief had ik uitdaging nodig, maar fysiek en emotioneel kon
ik die niet aan.
Ik rondde mijn tweejarige directiesecretaresse-opleiding af,
inclusief een juridische en een medische specialisatie (waar ik later veel
plezier van zou blijken te hebben), we trouwden, ik had een aantal jaren een
betaalde baan en in mei 1990 werd onze oudste geboren, gevolgd door haar zussen
in december 1991, juli 1994 en juni 1996. Ik werd contactpersoon bij de VBN en
lactatiekundige, maar al die tijd bleef die ene grote wens… een universitaire
studie volgen!
Jarenlang vond ik de omstandigheden er niet geschikt voor.
De drukte met de kinderen thuis vergde al mijn aandacht; ze hadden recht op
mijn zorg voor hen en ik genoot ervan ze te zien opgroeien en te
ondersteunen bij alles wat ze tegenkwamen. Mijn wens bleef vooralsnog een
droom.
Maar dat gaf niet; dromen die je koestert, kunnen altijd nog
werkelijkheid worden. Nu onze jongste vanaf september in Utrecht gaat studeren,
is het zover: ik ga beginnen aan mijn studie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie
aan de Universiteit van Amsterdam!
Ik heb begin juni de tegenwoordig verplichte
matchingsbijeenkomsten bijgewoond. Het begrip matching houdt in dat je meeloopt
met een introductie-studieprogramma om te kijken of jij en de studie wel een goede
match zijn. De twee dagen werden zowaar met een echt tentamen afgesloten. Ze
waren boeiend en ik denk dat deze studie op dit moment verreweg de beste manier
is om mijn academische vorming te laten aansluiten bij mijn lactatiekundige
werk.
Over één ding maak ik me echter nog wel zorgen… dat mooie,
prachtige, geweldige lactatiekundige werk… gaat dat niet in de verdrukking
komen straks, als ik geacht word 40 uur per week aan de studie te besteden, net
als iedere andere fulltime student? Hoe moet ik 40 uur extra inpassen in een
week die zonder studeren ook altijd al overloopt van het werk? Ik heb er geen
antwoord op; de tijd zal het moeten leren.
Op de één of andere manier zal ik de komende jaren een vorm
moeten vinden voor de combinatie van het werk voor de praktijk en de taken
voor mijn studie. De tijd is rijp, het moment is daar, ik ben er klaar voor en
ik hoop van alles bij te leren dat mijn werk als lactatiekundige nog completer
maakt, zeker ook vanwege de masterrichting Medische Antropologie die in
Amsterdam wordt aangeboden.
Lezen en schrijven zullen de twee belangrijkste vaardigheden
worden tijdens de hele studie. Wie mij een beetje kent, weet dat dat geen straf
voor me is. Dat doe ik altijd al; het enige verschil is dat ik straks niet steeds
zelf de titels kan uitkiezen! :-)
Met dit alles in het verschiet leef ik nu al een aantal weken
of maanden in een soort vacuüm; het is alsof ik in de wachtkamer zit totdat
‘het’ begint en dat ik me tijdens het wachten moet vermaken. Nu vermaak ik me
meer dan prima (het werk loopt me over de schoenen die ik niet aan heb met dit
warme weer), maar toch voelt het gek. Wat gaat er komen? Wat moet ik loslaten?
Wat kan ik vastgrijpen? Hoe vind ik mijn weg tussen al die jonge mensen die net
van school komen? Hoe kan ik mijn vakgebied voor het voetlicht brengen? Hoe kan
ik met docenten in gesprek om samen te kijken wat mooie onderzoeksthema’s zijn?
Allerlei vragen, waarmee opgroeiende kinderen te maken hebben, zijn nu ook weer
mijn vragen en dat voelt heel bijzonder.
Gelukkig ben ik tegenwoordig veilig gehecht in mijn eigen
gezin. Mijn man en ik kijken met vertrouwen en dankbaarheid naar onze kinderen,
die zo krachtig en gretig in het leven staan. We kijken ook met vertrouwen en
dankbaarheid naar onze relatie, die diep geworteld is in ons gezamenlijke
verleden en onze liefde voor elkaar.
Daarom kijken we er erg naar uit om komend weekend voor het
eerst in vijfentwintig jaar weer drie weken met z’n tweeën op vakantie te gaan
naar een prachtig land waar we eindeloos zintuiglijke indrukken kunnen opdoen,
waar we even niet met het cognitieve deel van ons brein actief hoeven te zijn,
maar waar we de natuur op ons kunnen laten inwerken. We gaan energie tanken
voor het jaar dat voor ons ligt en dat een nieuwe fase inluidt met veel
veranderingen. Eén ding hoop ik in ieder geval te kunnen handhaven, namelijk
iedere woensdag een blog alhier. Ga er daarbij maar vanuit dat de inhoud
stapsgewijs antropologischer van aard zal worden, al blijft borstvoeding
natuurlijk prominent aanwezig!
Allemaal mooie zomerweken gewenst en tot in augustus!