Aaahhh, wat heb ik toch een schitterend vak!
De afgelopen weken heb ik intensief gewerkt aan de Nederlandse vertaling van ‘ Sleeping With Your Baby’ van James J. McKenna, wereldautoriteit op het gebied van het samen slapen van ouders en kinderen. Dat gaat dan zowel over slapen in één kamer als over slapen in één bed. Met name dat laatste is vaak een heikel onderwerp. Het is met allerlei enge verhalen omgeven en als je de raadgevingen soms hoort, dan zou je denken dat je bijna een kindermoordenaar bent als je met je kind onder de lakens kruipt.
Dat is merkwaardig, want door de millennia heen hebben baby’s altijd bij hun moeder of vader geslapen. Dat was de enige manier om ze te beschermen tegen alle gevaren die er dreigden. Je kunt daarbij denken aan roofdieren, maar zeker ook aan zoiets simpels als onderkoeling of ondervoeding.
De natuur is een wonder van afstemming tussen moeder en kind. Ook tegenwoordig blijkt in onderzoekssettings namelijk dat moeder en kind in hun slaap fijngevoelig op elkaar reageren en dat met name de borstvoedende moeder haar kindje ragfijn aanvoelt. Dikwijls wordt ze zelfs net iets eerder wakker dan haar baby en kan ze al overgaan tot handelingen die de baby tot voeden in staat stellen, voordat dat kleine mensje ook maar in het minst onrustig is geworden. Een volwassene naast je te hebben die al je behoeftes aanvoelt en ze vervult voordat je een kik hebt gegeven… dat moet, wanneer je pas geboren bent, een weldadige geruststelling zijn in een wereld die nog zo groot en onbegrijpelijk is.
Deze aspecten voeren in de reguliere advisering aan ouders met jonge baby’s echter niet bepaald de boventoon, zogezegd. Jim McKenna schreef daarom een prachtig boek over dit onderwerp en ik heb de eer om met de Nederlandse vertaalrechten op zak dat boek uit te brengen voor de Nederlandstalige lezer. De tekst is het fundament; die is een weerslag van decennia van onderzoek in het slaaplaboratorium waaraan Jim leiding geeft. Aan de oorspronkelijke inhoud is dan ook vrijwel niks veranderd, afgezien van een paar aanvullingen die in overleg met Jim tot stand zijn gekomen. Waar ik een zekere vrijheid heb, is in de vormgeving. We gaan het boek namelijk in kleur drukken, in plaats van in zwart-wit, zoals het origineel. Daarom heb ik allemaal nieuwe foto’s nodig en zodoende ben ik al een paar keer op ‘fotoshoot’ geweest bij ouders en kinderen voor wie cosleeping een vertrouwd gegeven is. Geweldig, al die baby’s, peuters, kleuters en scholiertjes die door het intense contact een hechte band met hun ouders hebben kunnen opbouwen!
De inzichten die ik de afgelopen jaren zelf heb opgedaan door te lezen over dit onderwerp en door de gesprekken met ouders, geef ik dankbaar en met enthousiasme door aan de moeders en vaders die met hun jonge zuigeling aan het begin staan en nog zoekende zijn. Houd ze maar dichtbij en geniet van ze; voor je het weet, vliegen ze de wilde wijde wereld in!
P.S. De planning is dat het boek, ‘Slapen met je baby’, in het voorjaar van 2011 verschijnt.
donderdag 23 december 2010
woensdag 8 december 2010
Beter dichtbij
Afgelopen week las ik het boek ‘The Vital Touch’ uit. Ik had het te leen uit de bibliotheek van de VBN. De beheerster had het mij aangeraden, want ze vond het wel een boek voor mij. Nou, ze kent mijn interessegebied behoorlijk goed, want ik heb ervan genoten en het vervolgens meteen maar (tweedehands) besteld via Amazon. Het (Engelstalige) boek heeft als ondertitel: ‘Hoe intiem contact met je baby leidt tot een meer gelukkige en meer gezonde ontwikkeling’. Het is al in 1997 geschreven door Sharon Heller en je vraagt je af hoe het kan dat van hetgeen ze schrijft, zo weinig is terug te vinden in de adviezen die ouders met baby’s vaak krijgen.
Het is zo’n boek dat je met een potlood in de hand wilt lezen, voor het aanstrepen van de boeiende passages. Ze noemt bij herhaling het boek ‘Touching’ van Ashley Montagu, dat al in 1971 verscheen. Dat heb ik nog niet helemaal uit, maar het is geen wonder dat dat haar inspiratiebron was.
Beide boeken vertellen over de immense impact van aanraking op ons wezen. Dat begint bij de geboorte, als moeder en kind de kans krijgen om het genot te ervaren van het blote huid-op-huidcontact. Een pasgeboren baby, die nog zo vreselijk onrijp is, is ervoor gemaakt om in duet (en aan de borst!) met mama de wereld te verkennen.
Ashley Montagu noemt dit ‘exterogestation’. Na een intrauteriene fase (de tijd in de baarmoeder) zou een baby nog een heel lange extrauteriene draagtijd moeten doormaken. Dat betekent dat een kindje het beste gedijt als het tijdens de wakkere uren veel wordt gedragen en tijdens de nachtelijke en de slaapuren heel dicht bij mama kan blijven.
Ze moet op reuk- en gehoorsafstand zijn, zodat ze elkaar over en weer onmiddellijk horen als dat nodig is. Wanneer een baby moet schreeuwen om gehoord te worden en om de lichamelijke behoeften bevredigd te krijgen, heeft dat een meetbaar effect op het lichaam. De zuurstofvoorziening wordt minder, de hartslag versnelt, de hoeveelheid stresshormonen neemt toe, het immuunsysteem komt op scherp te staan, energie die voor groei is bestemd, gaat op aan ‘verdediging’ en de vermoeidheid die van dat alles het gevolg is, brengt de bereidheid van de baby om aan de borst te drinken in gevaar.
Dat is allemaal niet niks… Hoe komt het dan toch dat er zo’n sterke drang blijft bestaan om ouders te waarschuwen voor het ‘verwennen’ van hun baby, wanneer ze ‘te veel’ nabijheid bieden en hun baby niet alleen in slaap laten vallen…? Het is een raadsel. Voor al dat waarschuwen bestaat helemaal geen wetenschappelijke grond. Vanzelfsprekend wennen kinderen aan de betrouwbaarheid en nabijheid van hun ouders. Daar is helemaal niks mis mee, integendeel. Het is een voorwaarde om tot een stabiele volwassene uit te groeien. Hoeveel mensen zouden nog depressief worden, als hun kinderjaren anders waren verlopen? Hoeveel eenzaamheid blijft er over, als je als kind veel veiligheid voelt en op je gemak bent met jezelf? Boeiende vraagstukken… die eerlijke antwoorden verdienen!
Het is zo’n boek dat je met een potlood in de hand wilt lezen, voor het aanstrepen van de boeiende passages. Ze noemt bij herhaling het boek ‘Touching’ van Ashley Montagu, dat al in 1971 verscheen. Dat heb ik nog niet helemaal uit, maar het is geen wonder dat dat haar inspiratiebron was.
Beide boeken vertellen over de immense impact van aanraking op ons wezen. Dat begint bij de geboorte, als moeder en kind de kans krijgen om het genot te ervaren van het blote huid-op-huidcontact. Een pasgeboren baby, die nog zo vreselijk onrijp is, is ervoor gemaakt om in duet (en aan de borst!) met mama de wereld te verkennen.
Ashley Montagu noemt dit ‘exterogestation’. Na een intrauteriene fase (de tijd in de baarmoeder) zou een baby nog een heel lange extrauteriene draagtijd moeten doormaken. Dat betekent dat een kindje het beste gedijt als het tijdens de wakkere uren veel wordt gedragen en tijdens de nachtelijke en de slaapuren heel dicht bij mama kan blijven.
Ze moet op reuk- en gehoorsafstand zijn, zodat ze elkaar over en weer onmiddellijk horen als dat nodig is. Wanneer een baby moet schreeuwen om gehoord te worden en om de lichamelijke behoeften bevredigd te krijgen, heeft dat een meetbaar effect op het lichaam. De zuurstofvoorziening wordt minder, de hartslag versnelt, de hoeveelheid stresshormonen neemt toe, het immuunsysteem komt op scherp te staan, energie die voor groei is bestemd, gaat op aan ‘verdediging’ en de vermoeidheid die van dat alles het gevolg is, brengt de bereidheid van de baby om aan de borst te drinken in gevaar.
Dat is allemaal niet niks… Hoe komt het dan toch dat er zo’n sterke drang blijft bestaan om ouders te waarschuwen voor het ‘verwennen’ van hun baby, wanneer ze ‘te veel’ nabijheid bieden en hun baby niet alleen in slaap laten vallen…? Het is een raadsel. Voor al dat waarschuwen bestaat helemaal geen wetenschappelijke grond. Vanzelfsprekend wennen kinderen aan de betrouwbaarheid en nabijheid van hun ouders. Daar is helemaal niks mis mee, integendeel. Het is een voorwaarde om tot een stabiele volwassene uit te groeien. Hoeveel mensen zouden nog depressief worden, als hun kinderjaren anders waren verlopen? Hoeveel eenzaamheid blijft er over, als je als kind veel veiligheid voelt en op je gemak bent met jezelf? Boeiende vraagstukken… die eerlijke antwoorden verdienen!
maandag 22 november 2010
Erfenissen koesteren
Wat gaan de weken snel voorbij! Van 7 tot en met 12 november bezochten we onze oudste dochter in Philadelphia. Samen met haar waren we ook nog een paar dagen in New York. We hadden bijzondere accommodaties, want vier van de vijf nachten logeerden mijn man en ik bij collega’s die ik via een internationale mailinglist heb leren kennen en waarvan ik er twee vervolgens op congressen ontmoette. Terwijl we de oceaan over vlogen, realiseerde ik me hoe bijzonder het is dat het onderwerp ‘borstvoeding’ ons als vrouwelijke collega’s wereldwijd zodanig met elkaar verbindt, dat je elkaar over de grenzen heen opzoekt, uitnodigt, ontvangt en verwelkomt. Wie had dat kunnen denken, toen ik me in 1994, een paar maanden na de geboorte van onze derde dochter, aanmeldde bij de VBN. Wat begon als bescheiden vrijwilligerswerk, is uitgegroeid tot een passie waar ik vrijwel zonder uitzondering royaal meer dan veertig uur per week in steek.
Lang niet al die uren bestaan uit direct contact met moeders; er zit ook heel veel tijd in lezen en studeren en in het schrijven van stukken die een bijdrage aan goed beleid kunnen leveren. En dat lezen… dat is zonder einde, want er is in een aantal decennia onwaarschijnlijk veel gepubliceerd dat rechtstreeks over borstvoeding gaat of er zó nauw mee verwant is, dat het relevant is voor ons vakgebied.
La Leche League International heeft door de jaren heen een indrukwekkend documentatiecentrum opgebouwd en wat wil het geval… ons viel de eer te beurt om te overnachten in de basement van de collega die deze unieke LLL-bibliotheek beheert!
Collega Pat Young woont in Sewell, net ten zuiden van Philadelphia, en ze liet ons de rijen kasten zien waarin alfabetisch op onderwerp wetenschappelijke artikelen te vinden zijn over de meest uiteenlopende thema’s. Toen we bij haar waren, was ze nog aan het herstellen van een rugoperatie en het afdalen naar de kelder was een hele toer. Ze hoopt dat ze snel weer opknapt en nog een aantal jaren het rubriceren kan voortzetten. Er is namelijk nog veel te doen en gezien haar leeftijd (rond de zeventig) acht ik het niet ondenkbaar dat ze in het harnas sterft. Als alles op orde is, zal het omwille van een mondiale toegankelijkheid waarschijnlijk aan een universiteit worden overgedragen. Wat een schat aan kennis! We hebben dikke pret gehad, toen ze filosofeerde over haar recertificering over een aantal jaren: “Dan ben ik 75 en als ik dan weer examen doe, kan ik vooruit tot mijn 85e. Hmmm… ze zouden een emeritus-status moeten introduceren, zodat wij als lactosaurussen na ons 75e jaar zonder examen te hoeven doen, tóch mogen blijven werken.” Als dát geen toewijding is! Toch is ze zich van haar menselijke eindigheid wel bewust… In het boek dat ze me gaf, schreef ze (in het Engels): “Voor Marianne, waarmee ik de fakkel overdraag aan een nieuwe generatie lactatiekundigen. Liefs, Pat”
Ik voel me vereerd en zal me als VBN-er blijven inzetten om het vertrouwen van deze LLL-er waard te zijn.
Lang niet al die uren bestaan uit direct contact met moeders; er zit ook heel veel tijd in lezen en studeren en in het schrijven van stukken die een bijdrage aan goed beleid kunnen leveren. En dat lezen… dat is zonder einde, want er is in een aantal decennia onwaarschijnlijk veel gepubliceerd dat rechtstreeks over borstvoeding gaat of er zó nauw mee verwant is, dat het relevant is voor ons vakgebied.
La Leche League International heeft door de jaren heen een indrukwekkend documentatiecentrum opgebouwd en wat wil het geval… ons viel de eer te beurt om te overnachten in de basement van de collega die deze unieke LLL-bibliotheek beheert!
Collega Pat Young woont in Sewell, net ten zuiden van Philadelphia, en ze liet ons de rijen kasten zien waarin alfabetisch op onderwerp wetenschappelijke artikelen te vinden zijn over de meest uiteenlopende thema’s. Toen we bij haar waren, was ze nog aan het herstellen van een rugoperatie en het afdalen naar de kelder was een hele toer. Ze hoopt dat ze snel weer opknapt en nog een aantal jaren het rubriceren kan voortzetten. Er is namelijk nog veel te doen en gezien haar leeftijd (rond de zeventig) acht ik het niet ondenkbaar dat ze in het harnas sterft. Als alles op orde is, zal het omwille van een mondiale toegankelijkheid waarschijnlijk aan een universiteit worden overgedragen. Wat een schat aan kennis! We hebben dikke pret gehad, toen ze filosofeerde over haar recertificering over een aantal jaren: “Dan ben ik 75 en als ik dan weer examen doe, kan ik vooruit tot mijn 85e. Hmmm… ze zouden een emeritus-status moeten introduceren, zodat wij als lactosaurussen na ons 75e jaar zonder examen te hoeven doen, tóch mogen blijven werken.” Als dát geen toewijding is! Toch is ze zich van haar menselijke eindigheid wel bewust… In het boek dat ze me gaf, schreef ze (in het Engels): “Voor Marianne, waarmee ik de fakkel overdraag aan een nieuwe generatie lactatiekundigen. Liefs, Pat”
Ik voel me vereerd en zal me als VBN-er blijven inzetten om het vertrouwen van deze LLL-er waard te zijn.
vrijdag 29 oktober 2010
Opbloeien
“Bloembollen kopen en planten” had ik onder andere op mijn to-do-lijstje gezet, voordat ik dinsdag 19 oktober naar Basel vertrok voor een tweejaarlijks congres. En nu is de herfstvakantieweek, waarin ik veel in de tuin had willen zijn, alweer bijna voorbij, opgegaan aan grote klussen die niet eens gepland waren.
Het congres in de Zwitserse stad was mooi en we hebben als collega’s een geweldige week gehad met veel lol en onvermijdelijk ook veel werkgerelateerde gesprekken.
Eén van de lezingen ging over hechting en het belang voor een kind van ouderlijke nabijheid. Dat deed een collega denken aan een moeder bij wie het voeden aan de borst in de voorbije twee maanden nog niet was gelukt. Nu wilde ze de productie alsnog op gang brengen en de baby aanleggen. Mijn collega stelde omwille van een rustig begin de madonnahouding voor, maar de baby raakte helemaal van slag en draaide weg van de borst. Wat bleek…? De afgelopen weken was het kindje met de fles gevoed, zittend bij mama op schoot, ruggetje tegen buik, gezichtje naar voren gewend. Moeder bracht de fles naar het mondje en zo werd er gedronken…
Vertrouwd als we zijn met het intense oogcontact dat tijdens het voeden plaatsvindt, werden we allemaal wat triest van dit verhaal. Wat te denken van een dergelijke situatie? Hoe komt het dat het voor een moeder zo moeilijk is om de blik van haar kind te ontmoeten en op die manier vertrouwd met elkaar te raken? Wat is er in haar leven gebeurd? En wat zal er in het leven van dit nieuwe mensje gebeuren, als mama zoveel afstand houdt…?
Iedere keer dat je op een congres dingen bijleert of bevestigd ziet, is het lastiger om daarna in de dagelijkse praktijk immuun te zijn voor dat wat in de moeder-kindrelatie knelpunten oplevert. Er is vaak nog zoveel mogelijk om problemen op te lossen, maar niet iedereen beschikt over de moed om de handreiking te ontvangen en de uitdaging aan te gaan.
Een moeder die ik vlak voor mijn vertrek naar Zwitserland in consult had, vond wel energie om haar pijn aan te pakken. Samen hebben we gezocht naar de oorzaak van maar liefst dertien borstontstekingen in twaalf weken en natuurlijk ook naar een oplossing. Deze week mailde ze me opgetogen: het gaat nog steeds goed, ze is klachtenvrij en haar zoontje groeit als kool! Wat een opluchting! Op het consultatiebureau had ze te horen had gekregen dat ze hem bij het huidige gewicht ’s nachts niet meer hoeft te voeden en hem best kan laten huilen. Haar lachende commentaar naar mij? “Ik word steeds beter in ‘het ene oor in en heel snel het andere oor weer uit’!”
Prachtig is dat, zo’n moeder die na een paar maanden zo krachtig in haar schoenen is komen te staan, dat ze slechte adviezen naast zich neer kan leggen.
Daar word ik blij van; dat is reden om dit weekend tóch maar even bollen te planten, wat er verder ook op mijn to-do-lijstje staat!
Het congres in de Zwitserse stad was mooi en we hebben als collega’s een geweldige week gehad met veel lol en onvermijdelijk ook veel werkgerelateerde gesprekken.
Eén van de lezingen ging over hechting en het belang voor een kind van ouderlijke nabijheid. Dat deed een collega denken aan een moeder bij wie het voeden aan de borst in de voorbije twee maanden nog niet was gelukt. Nu wilde ze de productie alsnog op gang brengen en de baby aanleggen. Mijn collega stelde omwille van een rustig begin de madonnahouding voor, maar de baby raakte helemaal van slag en draaide weg van de borst. Wat bleek…? De afgelopen weken was het kindje met de fles gevoed, zittend bij mama op schoot, ruggetje tegen buik, gezichtje naar voren gewend. Moeder bracht de fles naar het mondje en zo werd er gedronken…
Vertrouwd als we zijn met het intense oogcontact dat tijdens het voeden plaatsvindt, werden we allemaal wat triest van dit verhaal. Wat te denken van een dergelijke situatie? Hoe komt het dat het voor een moeder zo moeilijk is om de blik van haar kind te ontmoeten en op die manier vertrouwd met elkaar te raken? Wat is er in haar leven gebeurd? En wat zal er in het leven van dit nieuwe mensje gebeuren, als mama zoveel afstand houdt…?
Iedere keer dat je op een congres dingen bijleert of bevestigd ziet, is het lastiger om daarna in de dagelijkse praktijk immuun te zijn voor dat wat in de moeder-kindrelatie knelpunten oplevert. Er is vaak nog zoveel mogelijk om problemen op te lossen, maar niet iedereen beschikt over de moed om de handreiking te ontvangen en de uitdaging aan te gaan.
Een moeder die ik vlak voor mijn vertrek naar Zwitserland in consult had, vond wel energie om haar pijn aan te pakken. Samen hebben we gezocht naar de oorzaak van maar liefst dertien borstontstekingen in twaalf weken en natuurlijk ook naar een oplossing. Deze week mailde ze me opgetogen: het gaat nog steeds goed, ze is klachtenvrij en haar zoontje groeit als kool! Wat een opluchting! Op het consultatiebureau had ze te horen had gekregen dat ze hem bij het huidige gewicht ’s nachts niet meer hoeft te voeden en hem best kan laten huilen. Haar lachende commentaar naar mij? “Ik word steeds beter in ‘het ene oor in en heel snel het andere oor weer uit’!”
Prachtig is dat, zo’n moeder die na een paar maanden zo krachtig in haar schoenen is komen te staan, dat ze slechte adviezen naast zich neer kan leggen.
Daar word ik blij van; dat is reden om dit weekend tóch maar even bollen te planten, wat er verder ook op mijn to-do-lijstje staat!
zondag 17 oktober 2010
Rustig en regelmatig dragen
“En wat lag daar op tafel…?” Mijn collega keek me met een prangende blik aan. Ik moest het antwoord blijkbaar kunnen raden. Ze was die middag op consult geweest bij een gezin met een kindje van nog geen drie weken. Het jongetje was nog niet aan de borst en moeder was nog heel onzeker. De zorgverlener die in de ochtend op bezoek was geweest, had diverse documenten achtergelaten. Mijn collega was nog niet bekomen van haar belevenissen: “De oma van het kindje was er ook en zei dat het toch helemaal geen kwaad kon als een kind een poosje huilde. Oma vond het niet normaal dat moeder geregeld tijdens het eten aan tafel zat met een kind op schoot. Wat moest ik zeggen?”
Wat is dat eigenlijk, ‘normaal’? De Engelsen kennen twee interessante woorden: ‘normal’ en ‘common’. We denken vaak dat wat ‘common’ is (veelvoorkomend), ook ‘normal’ is (normaal). Het is veelvoorkomend dat volwassenen verwachten dat kindjes in hun eentje gelukkig zijn. Biologisch gezien is dat echter helemaal niet normaal. Mijn collega had dat ook aan de moeder uitgelegd: “Wat je baby laat zien, dat is echt heel normaal. Hij is pas drie weken en heeft jouw nabijheid hard nodig.”
Je vraagt je dan ook af waarom deze moeder het boekje had gekregen waarop mijn collega doelde: “Daar lag het, het boekje van Ria Blom over regelmaat en rust. De moeder zei dat ze haar hadden verteld dat ze haar zoontje wakker in bed moest leggen en dat hij gerust een half uur mocht huilen. Ik kan daar toch zo kwaad van worden! Dat jongetje was nog geen drie weken en kon dus per definitie nog geen huilbaby zijn!”
Die definitie luidt dat een kindje gedurende minimaal drie uur per dag, gedurende minimaal drie dagen in de week, gedurende minimaal drie weken moet huilen. Een kindje van nog geen drie weken oud kán daarom niet aan de definitie voldoen. En als een kindje wel veel huilt, is ‘ie geen ‘huilbaby’, maar een huilende baby. Dat is heel verdrietig, vooral ook voor het kindje zelf. Zie je het voor je? Baby ligt in bed te huilen en mama vergiet op de bank tranen met tuiten, omdat ze niet naar haar kindje ‘mag’ gaan. Een pasgeboren baby kan nog zo verschrikkelijk weinig doen om zichzelf te troosten of gerust te stellen. Als hij echter gedragen en gekoesterd wordt, kan hij zich veilig leren voelen en steeds beter met nieuwe dingen omgaan.
Er zijn veel ouders die dat begrijpen en sommige zetten er voor collega-ouders mooie dingen over op papier. Hier kun je daar meer over lezen. Chapeau, voor dit initiatief!
Excessief huilen voorkomen en aanpakken is een kwestie van de baby leren begrijpen. Ouders vervullen daarin een belangrijke rol en verdienen ondersteuning als de zorg voor hun huilende hummeltje ze zwaar valt. Aanstaande maandag zal ik me daarom weer vol goede moed naar Utrecht begeven om hierover met diverse disciplines te praten, zodat we tot een goede richtlijn komen!
Wat is dat eigenlijk, ‘normaal’? De Engelsen kennen twee interessante woorden: ‘normal’ en ‘common’. We denken vaak dat wat ‘common’ is (veelvoorkomend), ook ‘normal’ is (normaal). Het is veelvoorkomend dat volwassenen verwachten dat kindjes in hun eentje gelukkig zijn. Biologisch gezien is dat echter helemaal niet normaal. Mijn collega had dat ook aan de moeder uitgelegd: “Wat je baby laat zien, dat is echt heel normaal. Hij is pas drie weken en heeft jouw nabijheid hard nodig.”
Je vraagt je dan ook af waarom deze moeder het boekje had gekregen waarop mijn collega doelde: “Daar lag het, het boekje van Ria Blom over regelmaat en rust. De moeder zei dat ze haar hadden verteld dat ze haar zoontje wakker in bed moest leggen en dat hij gerust een half uur mocht huilen. Ik kan daar toch zo kwaad van worden! Dat jongetje was nog geen drie weken en kon dus per definitie nog geen huilbaby zijn!”
Die definitie luidt dat een kindje gedurende minimaal drie uur per dag, gedurende minimaal drie dagen in de week, gedurende minimaal drie weken moet huilen. Een kindje van nog geen drie weken oud kán daarom niet aan de definitie voldoen. En als een kindje wel veel huilt, is ‘ie geen ‘huilbaby’, maar een huilende baby. Dat is heel verdrietig, vooral ook voor het kindje zelf. Zie je het voor je? Baby ligt in bed te huilen en mama vergiet op de bank tranen met tuiten, omdat ze niet naar haar kindje ‘mag’ gaan. Een pasgeboren baby kan nog zo verschrikkelijk weinig doen om zichzelf te troosten of gerust te stellen. Als hij echter gedragen en gekoesterd wordt, kan hij zich veilig leren voelen en steeds beter met nieuwe dingen omgaan.
Er zijn veel ouders die dat begrijpen en sommige zetten er voor collega-ouders mooie dingen over op papier. Hier kun je daar meer over lezen. Chapeau, voor dit initiatief!
Excessief huilen voorkomen en aanpakken is een kwestie van de baby leren begrijpen. Ouders vervullen daarin een belangrijke rol en verdienen ondersteuning als de zorg voor hun huilende hummeltje ze zwaar valt. Aanstaande maandag zal ik me daarom weer vol goede moed naar Utrecht begeven om hierover met diverse disciplines te praten, zodat we tot een goede richtlijn komen!
vrijdag 8 oktober 2010
Moeder en kind als winnaars
“En… en… en…?!?!” De sms van onze oudste dochter kwam met prangende vraagtekens binnen in mijn telefoon. Als zangstudent van het conservatorium in Groningen studeert ze een semester aan de Universiteit voor de Kunsten in Philadelphia. Ondanks het tijdsverschil tussen de Verenigde Staten en haar thuisland, had ze de programmering in Nederland goed in de gaten gehouden. Ze had becijferd dat rond 16.00 uur haar moeder als één van de drie VBN-genomineerden wel weer van het podium af zou zijn na de uitreiking van de Borstvoedingprijs 2010. Dat was inderdaad het geval. Collega Ellen van Kooij en ik hadden collega Chella Verhoeven van harte gefeliciteerd met het winnen van de prijs. Voor Chella betekent dit erkenning voor alles wat ze heeft gedaan om het Moedermelknetwerk van de grond te tillen. De extra aandacht die ze met deze prijs op haar werk kan vestigen, brengt op een bijzondere manier voor het voetlicht hoe belangrijk het voor baby’s is dat ze humane melk krijgen, juist ook als ze kwetsbaar zijn.
De prijsuitreiking was één van de laatste programmaonderdelen van een geweldig congres met, naast een aantal Nederlandse voordrachten, drie internationale sprekers van allure.
De openingslezing was van Kerstin Moberg, die vertelde wat de belangrijke werking is van het hormoon oxytocine. Borstvoedende moeders weten dat het dan gaat over de toeschietreflex, maar dit hormoon heeft nog veel meer bijzondere eigenschappen. Later op de dag luisterden we naar Martin Ward Platt, die op hilarische wijze de ins en outs uitlegde van lage bloedsuikers bij pasgeborenen en hoe je die met goed beleid kunt voorkomen. Hij maakte krachtige statements, die hopelijk velen aan het denken zullen zetten. De essentie? Houd moeders en baby’s bij elkaar. En als het goed met de baby gaat? “Back off!” Oftewel… handen thuis, afstand bewaren, je niet verstorend inmengen in deze twee-eenheid.
De dag eindigde met een mooie voordracht van Suzanne Colson, die over ‘biological nurturing’ vertelde. Ze heeft onderzocht hoe je een baby kunt stimuleren om zijn voedingsreflexen te laten zien. Dat maakt dat het voeden vaak veel gemakkelijker gaat en moeder en kind meer kunnen ontspannen.
Tijdens het laatste kwartier van Kerstin Moberg zaten Chella en ik niet in de zaal. We waren, samen met Myrte van Lonkhuijsen, gretig in discussie met Prem Radhakishun, die met een Amerikaanse schoolbus voor de deur van het congrescentrum ‘de Reehorst’ stond. Omdat het deze week in Nederland Wereldborstvoedingweek is, had hij voor zijn dagelijkse uitzending van Premtime ‘borstvoeding’ als onderwerp gekozen. Hij daagde ons uit en wij mochten pareren. Dat leverde van op deze 5e oktober van 10.30 tot 11.00 uur een levendige uitzending op.
Het blijft geweldig inspirerend om mensen te horen die diepgaand onderlegd zijn op hun vakgebied. Als je een uur of langer aan hun lippen hebt gehangen, besef je hoeveel er nog te leren valt. Daardoor kijk ik elke dag met nog weer meer verwondering naar wat zich tussen moeder en kind afspeelt. Daar kunnen we slechts een glimp van opvangen, hoewel zo’n stralend kinderbekkie na de laatste slok boekdelen spreekt!
De prijsuitreiking was één van de laatste programmaonderdelen van een geweldig congres met, naast een aantal Nederlandse voordrachten, drie internationale sprekers van allure.
De openingslezing was van Kerstin Moberg, die vertelde wat de belangrijke werking is van het hormoon oxytocine. Borstvoedende moeders weten dat het dan gaat over de toeschietreflex, maar dit hormoon heeft nog veel meer bijzondere eigenschappen. Later op de dag luisterden we naar Martin Ward Platt, die op hilarische wijze de ins en outs uitlegde van lage bloedsuikers bij pasgeborenen en hoe je die met goed beleid kunt voorkomen. Hij maakte krachtige statements, die hopelijk velen aan het denken zullen zetten. De essentie? Houd moeders en baby’s bij elkaar. En als het goed met de baby gaat? “Back off!” Oftewel… handen thuis, afstand bewaren, je niet verstorend inmengen in deze twee-eenheid.
De dag eindigde met een mooie voordracht van Suzanne Colson, die over ‘biological nurturing’ vertelde. Ze heeft onderzocht hoe je een baby kunt stimuleren om zijn voedingsreflexen te laten zien. Dat maakt dat het voeden vaak veel gemakkelijker gaat en moeder en kind meer kunnen ontspannen.
Tijdens het laatste kwartier van Kerstin Moberg zaten Chella en ik niet in de zaal. We waren, samen met Myrte van Lonkhuijsen, gretig in discussie met Prem Radhakishun, die met een Amerikaanse schoolbus voor de deur van het congrescentrum ‘de Reehorst’ stond. Omdat het deze week in Nederland Wereldborstvoedingweek is, had hij voor zijn dagelijkse uitzending van Premtime ‘borstvoeding’ als onderwerp gekozen. Hij daagde ons uit en wij mochten pareren. Dat leverde van op deze 5e oktober van 10.30 tot 11.00 uur een levendige uitzending op.
Het blijft geweldig inspirerend om mensen te horen die diepgaand onderlegd zijn op hun vakgebied. Als je een uur of langer aan hun lippen hebt gehangen, besef je hoeveel er nog te leren valt. Daardoor kijk ik elke dag met nog weer meer verwondering naar wat zich tussen moeder en kind afspeelt. Daar kunnen we slechts een glimp van opvangen, hoewel zo’n stralend kinderbekkie na de laatste slok boekdelen spreekt!
maandag 27 september 2010
Breinbreker?
Ons rationele brein laat ons nog wel eens in de steek. We vergeten dingen, we snappen ze niet, de logica ontgaat ons. Ons emotionele brein daarentegen lijkt in het algemeen uitzonderlijk goed te functioneren. Het is, evolutionair gezien, een ouder deel van onze hersenen en hoe ouder een bepaalde lichaamsfunctie, hoe fundamenteler die is in het overlevingsproces.
Om het zoogdierbrein te kietelen en gevoelens op te roepen, is maar weinig nodig. Neem het woord ‘borstvoeding’. Laat het vallen en wacht af; meer hoef je niet te doen. In de meeste gezelschappen kun je er donder op zeggen dat je vervolgens geen informatieve vragen krijgt, maar een op emoties gebaseerd relaas. Er trekt een waas voor de ogen van de spreker die in zijn of haar ervaringen wegdrijft en wat je als borstvoedingsspecialist nog over het onderwerp te berde brengt, gaat verloren in een zee aan gekleurde herinneringen. Dat humane lactatie een wetenschap is die fascinerende feiten aan het licht brengt, dat het een onderwerp is dat over volksgezondheid gaat, dat de industrie de waarheid over zuigelingenvoeding op grote schaal geweld aandoet… Het is vaak een zinloze exercitie om te proberen dit idee met de toehoorder nader uit te pluizen.
Afgelopen week had ik zo’n gesprekspartner. Op de vraag wat ik deed, gaf ik in een paar zinnen antwoord en ik stipte wat zaken aan die onderzoek de laatste jaren hebben uitgewezen. “Ja, ja… dat kan zijn!”, kreeg ik als reactie. Ik proefde de woorden en zei: “Nou… dat kan niet zijn… dat ‘is’ zo.” “Ja, dat is wat jij gelóóft, want jij weet ook niet wat je niet weet.” Ik luisterde naar het verhaal dat volgde en naar de hypothese die werd gepostuleerd: “Dat kan toch zijn, of niet dan? Ja, ik wéét het niet, hoor, want ik heb er verder geen verstand van.” “Nee, maar ik wel, want het is mijn vak”, zei ik lachend en vreesde dat zelfs dit al weer te defensief van toon was.
Het is echt een breinbreker: hoe kan het, dat het proces dat ons maakt tot wat we biologisch gedefinieerd zijn (zoogdieren), zo ver van de gemiddelde mens af is komen te staan en hoe keren we die ontwikkeling ten goede?
Ik heb er geen eenduidig antwoord op, al zijn er heel wat aspecten die een deelverklaring geven. Taalgebruik is er één van. Woorden kunnen je maken en breken en zich vastzetten in je brein. Zaak dus, om te zorgen dat ze je brein niet breken, maar maken! Zorgvuldig formuleren draagt bovendien bij aan een heldere begripsvorming. Zo is, om maar iets te noemen, een baby die nog niet uit de borst kan drinken niet lui. Zo’n kindje heeft gewoon het proces nog niet onder de knie. Weg met die foute labels, die de sfeer verzieken! Sinds ruim twee weken ben ik bezig een belangrijk document zodanig te herschrijven dat er borstvoedingsvriendelijk wordt geformuleerd. Ruim baan voor positieve zintuigenprikkeling, die de sfeer verhoogt!
Op www.borstvoedingblijft.nl/stemmen kun je mij ondersteunen bij dit doel.
Om het zoogdierbrein te kietelen en gevoelens op te roepen, is maar weinig nodig. Neem het woord ‘borstvoeding’. Laat het vallen en wacht af; meer hoef je niet te doen. In de meeste gezelschappen kun je er donder op zeggen dat je vervolgens geen informatieve vragen krijgt, maar een op emoties gebaseerd relaas. Er trekt een waas voor de ogen van de spreker die in zijn of haar ervaringen wegdrijft en wat je als borstvoedingsspecialist nog over het onderwerp te berde brengt, gaat verloren in een zee aan gekleurde herinneringen. Dat humane lactatie een wetenschap is die fascinerende feiten aan het licht brengt, dat het een onderwerp is dat over volksgezondheid gaat, dat de industrie de waarheid over zuigelingenvoeding op grote schaal geweld aandoet… Het is vaak een zinloze exercitie om te proberen dit idee met de toehoorder nader uit te pluizen.
Afgelopen week had ik zo’n gesprekspartner. Op de vraag wat ik deed, gaf ik in een paar zinnen antwoord en ik stipte wat zaken aan die onderzoek de laatste jaren hebben uitgewezen. “Ja, ja… dat kan zijn!”, kreeg ik als reactie. Ik proefde de woorden en zei: “Nou… dat kan niet zijn… dat ‘is’ zo.” “Ja, dat is wat jij gelóóft, want jij weet ook niet wat je niet weet.” Ik luisterde naar het verhaal dat volgde en naar de hypothese die werd gepostuleerd: “Dat kan toch zijn, of niet dan? Ja, ik wéét het niet, hoor, want ik heb er verder geen verstand van.” “Nee, maar ik wel, want het is mijn vak”, zei ik lachend en vreesde dat zelfs dit al weer te defensief van toon was.
Het is echt een breinbreker: hoe kan het, dat het proces dat ons maakt tot wat we biologisch gedefinieerd zijn (zoogdieren), zo ver van de gemiddelde mens af is komen te staan en hoe keren we die ontwikkeling ten goede?
Ik heb er geen eenduidig antwoord op, al zijn er heel wat aspecten die een deelverklaring geven. Taalgebruik is er één van. Woorden kunnen je maken en breken en zich vastzetten in je brein. Zaak dus, om te zorgen dat ze je brein niet breken, maar maken! Zorgvuldig formuleren draagt bovendien bij aan een heldere begripsvorming. Zo is, om maar iets te noemen, een baby die nog niet uit de borst kan drinken niet lui. Zo’n kindje heeft gewoon het proces nog niet onder de knie. Weg met die foute labels, die de sfeer verzieken! Sinds ruim twee weken ben ik bezig een belangrijk document zodanig te herschrijven dat er borstvoedingsvriendelijk wordt geformuleerd. Ruim baan voor positieve zintuigenprikkeling, die de sfeer verhoogt!
Op www.borstvoedingblijft.nl/stemmen kun je mij ondersteunen bij dit doel.
zondag 19 september 2010
Gewenning
Boos, was ze, heel boos. De tranen biggelden over haar wangen en met een frons in haar voorhoofd werd ze rood van kwaadheid. We probeerden haar tot rust te brengen, maar ze was nog niet van plan zich te laten overhalen tot een wat kalmere benadering van het probleem.
Even daarvoor had ik nog een goed gesprek met haar gevoerd. Ze keek me aan, lachte en brabbelde en hield gefascineerd mijn ogen vast. We hadden elkaar nog niet eerder gezien, maar voor een aantal minuten oprechte communicatie is ook een baby van acht weken van harte te porren.
Haar mama had me gebeld, want de pijn bij het voeden werd te dol en ze wilde graag samen met mij naar een oplossing zoeken.
Meestal kijk ik eerst mee hoe het gaat als moeder en kind op hun eigen manier aanleggen. Ik let op hoe mama zit, hoe baby ligt, hoe de kaakjes bewegen, hoe het zuigritme is en hoe de baby slikt. En wat ook heel belangrijk is… ik kijk hoe de tepel eruit ziet als de baby de borst loslaat.
Jarenlang werd er gezegd: “Als je een speen wilt gebruiken, kies dan zo’n dental model, zo eentje die aan de onderkant wat is afgeplat. Die lijkt het meest op de tepel.” Voor wie er zich geen beeld bij kan vormen… denk aan een nieuwe lippenstift. Wel, dat is precies hoe een tepel er níet moet uitzien, niet ín het mondje van de baby en ook niet als ‘ie eruit komt. Toch is dat een bekend beeld en het betekent dat een kindje te weinig borstweefsel in de mond heeft tijdens het drinken. Voor de moeder is dat echt een probleem, want je kunt er donder op zeggen dat daar pijnklachten uit voortkomen.
Waarom was mijn kleine klantje zo boos geworden…? Ik had haar mama een andere manier van aanleggen voorgesteld en daarmee waren we samen aan de slag gegaan. En hoewel acht weken nog een zeer pril mensenleven zijn, zijn ze lang genoeg om gewenningspatronen te laten ontstaan. Dit kindje bewees dat in levenden lijve: ze was vertrouwd geraakt met hoe het ging aan de borst en was niet van plan om die gewoonte zonder slag of stoot op te geven. Wat een mooie eigenschap!
Daarom is het zo belangrijk dat moeders en baby’s deskundige begeleiding krijgen in de allereerste dagen, zodat ze samen de júiste gewoontes kunnen ontwikkelen. Als die er vast in slijten, dan zijn ze er zomaar niet weer uit te krijgen en dat is precies wat de bedoeling is.
Deze mama en ik stoeien nog wat verder, want we kunnen als volwassenen wel van alles voor ogen hebben, maar een kindje moet het ook maar net kúnnen. Wanneer de tong niet de bewegingsvrijheid heeft die nodig is voor een goede hap, dan is het zaak te kijken wat daaraan kan worden gedaan. Daarom komt vandaag de verloskundige langs; met mijn aandachtspunten in gedachten zal ze het tongriempje onder handen nemen. Wordt vervolgd, met nieuwe ontwikkelingen!
Even daarvoor had ik nog een goed gesprek met haar gevoerd. Ze keek me aan, lachte en brabbelde en hield gefascineerd mijn ogen vast. We hadden elkaar nog niet eerder gezien, maar voor een aantal minuten oprechte communicatie is ook een baby van acht weken van harte te porren.
Haar mama had me gebeld, want de pijn bij het voeden werd te dol en ze wilde graag samen met mij naar een oplossing zoeken.
Meestal kijk ik eerst mee hoe het gaat als moeder en kind op hun eigen manier aanleggen. Ik let op hoe mama zit, hoe baby ligt, hoe de kaakjes bewegen, hoe het zuigritme is en hoe de baby slikt. En wat ook heel belangrijk is… ik kijk hoe de tepel eruit ziet als de baby de borst loslaat.
Jarenlang werd er gezegd: “Als je een speen wilt gebruiken, kies dan zo’n dental model, zo eentje die aan de onderkant wat is afgeplat. Die lijkt het meest op de tepel.” Voor wie er zich geen beeld bij kan vormen… denk aan een nieuwe lippenstift. Wel, dat is precies hoe een tepel er níet moet uitzien, niet ín het mondje van de baby en ook niet als ‘ie eruit komt. Toch is dat een bekend beeld en het betekent dat een kindje te weinig borstweefsel in de mond heeft tijdens het drinken. Voor de moeder is dat echt een probleem, want je kunt er donder op zeggen dat daar pijnklachten uit voortkomen.
Waarom was mijn kleine klantje zo boos geworden…? Ik had haar mama een andere manier van aanleggen voorgesteld en daarmee waren we samen aan de slag gegaan. En hoewel acht weken nog een zeer pril mensenleven zijn, zijn ze lang genoeg om gewenningspatronen te laten ontstaan. Dit kindje bewees dat in levenden lijve: ze was vertrouwd geraakt met hoe het ging aan de borst en was niet van plan om die gewoonte zonder slag of stoot op te geven. Wat een mooie eigenschap!
Daarom is het zo belangrijk dat moeders en baby’s deskundige begeleiding krijgen in de allereerste dagen, zodat ze samen de júiste gewoontes kunnen ontwikkelen. Als die er vast in slijten, dan zijn ze er zomaar niet weer uit te krijgen en dat is precies wat de bedoeling is.
Deze mama en ik stoeien nog wat verder, want we kunnen als volwassenen wel van alles voor ogen hebben, maar een kindje moet het ook maar net kúnnen. Wanneer de tong niet de bewegingsvrijheid heeft die nodig is voor een goede hap, dan is het zaak te kijken wat daaraan kan worden gedaan. Daarom komt vandaag de verloskundige langs; met mijn aandachtspunten in gedachten zal ze het tongriempje onder handen nemen. Wordt vervolgd, met nieuwe ontwikkelingen!
zaterdag 11 september 2010
Een nieuw seizoen
“Je moet ook een blogpagina op je site hebben”, zei mijn ontwerper toen we eind 2008, begin 2009 in gesprek waren over mijn website. Dat leek me een goede suggestie en zo gezegd, zo gedaan.
Nadat op 17 januari 2009 de feestelijke opening van de praktijk had plaatsgevonden, schreef ik mijn eerste blog. Ik schreef over mijn doelen, mijn ideeën, mijn blijvende ontroering bij de aanblik van een pasgeboren moeder met kind.
Inmiddels zijn we anderhalf jaar en allerlei belevenissen verder… maar er is in die tijd niet één nieuw blog tot stand gekomen. Dat gaat veranderen. Ik wil regelmatig met jullie delen wat ik in mijn werk tegenkom. Dag na dag gebeurt er van alles dat me aan het denken zet en dat een bron van inspiratie vormt voor het werk in de dagen en weken daarna. Net als de moeders die voor een consult bij mij aankloppen, zit ook ik vaak vol met vragen.
“Hoe kunnen we dat oplossen?” “Wat is voor dit probleem de beste benadering?” “Op welke wijze kan ik ervoor zorgen dat de baby en zijn of haar moeder het middelpunt van zorg blijven in die prille beginperiode?”
Voor kinderen die in deze tijd opgroeien, is netwerken een essentieel onderdeel van het dagelijks leven. Hyves, Facebook en Twitter zijn daarvan onmisbare elementen. Zelf ben ik een groot fan van mailinglists. Ze stellen me in staat om snel een grote groep collega’s te bereiken en hun kennis en specifieke expertise aan te boren. Blijf ik na een consult met vraagtekens zitten, dan worden dat in intercollegiaal overleg vaak uitroeptekens met een smiley. Die deel ik met de moeder en zo kan zij weer verder met haar kindje. Na verloop van tijd vraag ik dan wel eens: “Hoe gaat het nu?”
Deze week deed een moeder verslag van haar borstvoedingservaringen sinds het consult dat ze voor de zomervakantie van mij had gehad. Wat een prachtig verhaal! Ze was op de rand van uitputting toen ik bij haar was: alles zo nieuw, nog niks ging vanzelf, papa nog geen vakantie… Inmiddels had ze zelf een aantal zoektochten ingezet en oplossingen gevonden voor doorzeurende problemen. De toon in haar mail was helemaal veranderd. Ik proefde optimisme, kracht, vertrouwen dat het goed ging komen. Ze kan genieten en ziet nog een lange borstvoedingsperiode voor zich.
Dat is mooi voor haar en dat is vooral ook een zegen voor haar baby. Mensenkinderen hebben dat lijf van hun moeder zo nodig voor optimale ontwikkeling.
Daar zet ik mij al jaren voor in en dat zal ik ook blijven doen. Met een beetje geluk (en wellicht jullie hulp!) krijgt dat werk op 5 oktober 2010 een fraaie kroon… ik ben genomineerd voor de Borstvoedingprijs 2010! Eenmaal per twee jaar wordt deze prijs tijdens het nationale borstvoedingcongres uitgereikt aan iemand die een substantiële bijdrage levert aan de bescherming, bevordering en ondersteuning van borstvoeding in Nederland.
Houd mijn blog in de gaten… één dezer dagen weet ik via welke link je je stem kunt uitbrengen!
Nadat op 17 januari 2009 de feestelijke opening van de praktijk had plaatsgevonden, schreef ik mijn eerste blog. Ik schreef over mijn doelen, mijn ideeën, mijn blijvende ontroering bij de aanblik van een pasgeboren moeder met kind.
Inmiddels zijn we anderhalf jaar en allerlei belevenissen verder… maar er is in die tijd niet één nieuw blog tot stand gekomen. Dat gaat veranderen. Ik wil regelmatig met jullie delen wat ik in mijn werk tegenkom. Dag na dag gebeurt er van alles dat me aan het denken zet en dat een bron van inspiratie vormt voor het werk in de dagen en weken daarna. Net als de moeders die voor een consult bij mij aankloppen, zit ook ik vaak vol met vragen.
“Hoe kunnen we dat oplossen?” “Wat is voor dit probleem de beste benadering?” “Op welke wijze kan ik ervoor zorgen dat de baby en zijn of haar moeder het middelpunt van zorg blijven in die prille beginperiode?”
Voor kinderen die in deze tijd opgroeien, is netwerken een essentieel onderdeel van het dagelijks leven. Hyves, Facebook en Twitter zijn daarvan onmisbare elementen. Zelf ben ik een groot fan van mailinglists. Ze stellen me in staat om snel een grote groep collega’s te bereiken en hun kennis en specifieke expertise aan te boren. Blijf ik na een consult met vraagtekens zitten, dan worden dat in intercollegiaal overleg vaak uitroeptekens met een smiley. Die deel ik met de moeder en zo kan zij weer verder met haar kindje. Na verloop van tijd vraag ik dan wel eens: “Hoe gaat het nu?”
Deze week deed een moeder verslag van haar borstvoedingservaringen sinds het consult dat ze voor de zomervakantie van mij had gehad. Wat een prachtig verhaal! Ze was op de rand van uitputting toen ik bij haar was: alles zo nieuw, nog niks ging vanzelf, papa nog geen vakantie… Inmiddels had ze zelf een aantal zoektochten ingezet en oplossingen gevonden voor doorzeurende problemen. De toon in haar mail was helemaal veranderd. Ik proefde optimisme, kracht, vertrouwen dat het goed ging komen. Ze kan genieten en ziet nog een lange borstvoedingsperiode voor zich.
Dat is mooi voor haar en dat is vooral ook een zegen voor haar baby. Mensenkinderen hebben dat lijf van hun moeder zo nodig voor optimale ontwikkeling.
Daar zet ik mij al jaren voor in en dat zal ik ook blijven doen. Met een beetje geluk (en wellicht jullie hulp!) krijgt dat werk op 5 oktober 2010 een fraaie kroon… ik ben genomineerd voor de Borstvoedingprijs 2010! Eenmaal per twee jaar wordt deze prijs tijdens het nationale borstvoedingcongres uitgereikt aan iemand die een substantiële bijdrage levert aan de bescherming, bevordering en ondersteuning van borstvoeding in Nederland.
Houd mijn blog in de gaten… één dezer dagen weet ik via welke link je je stem kunt uitbrengen!
Abonneren op:
Posts (Atom)