woensdag 25 juni 2014

Zelfbeschikkingsrecht... voor wie? Deel 4

Naar aanleiding van Deel 1 van deze miniserie kwam de vraag van iemand die in dezelfde besloten groep meeleest als waar de discussie was ontstaan, hoe ik dit alles zag in het licht van de visie van de Geboortebeweging (GB). Die visie en missie vind je hier. Ik had deze tekst al wel eerder onder ogen gehad, maar hij stond me niet letterlijk voor de geest en dus was het goed dat ernaar werd gevraagd. Dat nodigde mij uit er nog weer eens naar te kijken en de tekst in verband te brengen met mijn beschouwingen over het onderwerp.

Voordat het zover was, schreef ik echter Deel 3, een reactie op alle discussie die Deel 1 en Deel 2 hadden losgemaakt. Ik beschreef onder andere met welke verwachting ik de uitnodiging voor meelezen en meedenken met de GB had aangenomen: “Tot slot: mijn verwachting bij ‘Geboortebeweging’ was een prominente rol voor het kind. Het woord ‘geboorte’ gaat immers niet primair over de vrouw. Geboren worden is wat het kind doet. Mijn idee was dat er een gezamenlijke inzet zou zijn voor een veilige en gezonde geboorte van het kind en dat het zou gaan over wat een aanstaande moeder nodig heeft om die veilige en gezonde geboorte van haar kind te waarborgen.”
Deze en eerder gedeelde ideeën leidden er een paar uur na publicatie van Deel 3 toe dat ik uit de Klankbordgroep van de GB werd gezet. Men vond mij er, na alles wat ik heb geschreven, niet meer passen, want ik lijk de visie niet te onderschrijven of me daarvan in ieder geval een heel verkeerd beeld te hebben gevormd.

Wanneer je een visie of een stelling bestudeert, moet je je afvragen hoe letterlijk je een formulering moet nemen en welke ideeën eraan ten grondslag liggen. En ook: kijk je naar de letter of naar de geest? Is de tekst voor meerderlei uitleg vatbaar? Als mij wordt gevraagd (zoals in een vragenlijst van het bevolkingsonderzoek LifeLines gebeurde): “Hebt u wel eens pijn aan uw been gehad?”, dan kan ik die vraag strikt gezien niet met ‘nee’ beantwoorden. Je hoeft maar een keer flink uitsloverig te sporten en stevige spierpijn op te lopen, of het antwoord is al ‘ja’. Toch was dat niet wat ze in deze vragenlijst wilden weten, maar in feite was ‘ja’ wel het enige goede antwoord.

Of ik inderdaad de visie niet (volledig) onderschrijf, wilde ik onderzoeken door een bespreking ervan deze week, maar ik heb besloten daar (in ieder geval voorlopig) van af te zien.
De hele toestand heeft me zeer aangegrepen en heeft me veel stof tot nadenken gegeven en ik ben nog niet ‘uitgedacht’. Ik heb allerlei dingen overwogen, ik heb diverse teksten gelezen en er dingen in opgemerkt, ik heb tekst(suggesties) ontvangen die ik nog niet heb doorgenomen en ik heb gesprekken gevoerd met een filosoof, aankomend juristen, vakgenoten en mensen zonder specifieke link met dit onderwerp. Aan de hand van dat alles ben ik nog doende mijn eigen visie erop verder uit te denken. Bovendien heb ik op dit moment geen ruimte voor een vervolg van de emotionele discussie, want die gaat te zeer ten koste van andere zaken waaraan ik aandacht moet of wil besteden. Verder bestaat de kans dat ik nog met een paar mensen in gesprek ga om te kijken waar de verschillen van opvatting zitten en ook daarom wil ik er nu niet nader op ingaan, hoewel dit onderwerp wat mij betreft zeker op de agenda mag blijven.

Voor nu laat ik het dus hierbij . Mocht ik aanleiding zien om het onderwerp opnieuw aan de orde te laten komen in een blog (een deel van mijn visie op de visie heb ik namelijk al geschreven), dan merken jullie het wel.

Tot slot een aantal citaten uit deze TED-talk van Margaret Heffernan, getiteld ‘Dare to Disagree’:

“He actively sought disconfirmation, different ways of looking at her data, in order to disprove her. He saw his job as creating conflict around her theories, because it was only by not being able to prove that she was wrong, that he could give her the confidence she needed to know that she was right.
It’s a fantastic model of collaboration: thinking partners who aren’t echo chambers. I wonder how many of us have or dare to have such collaborators?
(...)
[These two people] saw their conflict as thinking. So what does that kind of constructive conflict require? First of all, it requires us to find people who are very different from ourselves. That means we have to resist the neurobiological drive, which means that we really prefer people who are mostly like ourselves, and it means we have to seek out people with different backgrounds, different disciplines, different ways of thinking and different experience and find ways to engage with them. That requires a lot of patience and a lot of energy. (...) That’s a kind of love, because you simply won’t commit that amount of time and energy if you don’t really care. And it also means we have to be prepared to change our minds.
(...)
[Every time the researcher went head to head with someone, it made her think and think and think again.]
“My mother didn’t enjoy a fight, but she was really good at them.”
It’s one thing to do that in a one-to-one relationship, but it strikes me that the biggest problems we face, many of the biggest disasters we’ve experienced, mostly haven’t come from individuals; they’ve come from organisations, some of them bigger than countries, many of them capable of affecting hundreds, thousands, millions of lives. So how do organisations think? Well, for the most part... they don’t. And that isn’t because they don’t want to; it’s really because they can’t. And they can’t, because the people inside of them are too afraid of conflict.
(...)
It means that people like many of us who have run organisations and gone out of our way to try to find the very best people we can, mostly fail to get the best out of them. So how do we develop the skills we need, because it does take skill and practice, too. If we aren’t going to be afraid of conflict, we have to see it as thinking and then we have to get really good at it.
(...)
[About someone trying to solve a problem leaving the organisation and finding allies elsewhere:)
Yes, there was a lot of conflict and debate and argument, but that allowed everyone around the table to be creative and to solve the problem.
(...)
Like almost all whistle blowers, he wasn’t a crank. He was passionately devoted to the organisation and the higher purposes that organisation served. He had been so afraid of conflict, until finally he became more afraid of the silence. When he dared to speak, he discovered much more inside himself and much more give in the system than he had ever imagined.
(...)
So how do we have these conversations more easily and more often?
(...)
What matters [in that system] is that PhD-candidates in Delft are willing and able to stand up to authority. I think it’s a fantastic system, but I think leaving it to PhD candidates is far too few people and way too late in life. We need to teach these skills to kids and adults at every stage of their development if we want to have thinking organisations and a thinking society. The fact is that most of the biggest catastrophes we’ve witnessed, rarely come from information that is secret or hidden. It comes from information that is freely available and out there, but that we are wilfully blind to because we can’t handle, don’t want to handle the conflict that it provokes. But when we dare to break that silence or when we dare to see and we create conflict, we enable ourselves and the people around us to do our very best thinking. Open information is fantastic, open networks are essential, but the truth won’t set us free until we develop the skills and the habit and the talent and the moral courage to use it. Openness isn’t the end, it’s the beginning.”

Ik wens iedereen veel wijsheid bij het beschermen van de belangen van de nieuwe generatie!

woensdag 18 juni 2014

Een tweede kans voor moeder en kind

Als lactatiekundige kun je met de meest uiteenlopende vragen te maken krijgen. Soms zijn ze heel eenvoudig, soms lijken ze heel eenvoudig maar zijn ze complex, en soms ook is bij de vraagstelling al duidelijk dat je er samen met de moeder goed voor moet gaan zitten om te inventariseren wat de beste aanpak is om te komen tot dat wat de moeder graag wil bereiken. Daarbij is haar conditie een zeer belangrijke factor. Wanneer ze pas onlangs is bevallen en misschien al een aantal dagen van tobben met het voeden achter de rug heeft, is de energievoorraad beperkt. Dan zijn soms de meeste suggesties voor beleid te veel gevraagd. Dan is het een kwestie van kijken hoe je de situatie eerst draaglijk kunt laten worden, waarbij de deur open blijft voor meer op de langere termijn.

We hanteren daarbij drie belangrijke uitgangspunten in een heel strikte volgorde:
- Voed de baby! Dat gaat altijd voor; liefst doen we dat natuurlijk met melk van de eigen moeder. Is die niet (voldoende) beschikbaar, dan is donormelk de voorkeursoptie. Is ook die niet (voldoende) aanwezig, dan krijgt de baby kunstmatige zuigelingenvoeding.
- Bescherm de melkproductie! Ook al kan de baby nog niet aan de borst drinken, om wat voor reden dan ook, het is van groot belang dat de borsten het signaal krijgen dat ze melk moeten produceren. De mate van stimulans in het (vroege!) begin bepaalt de productiecapaciteit voor de langere termijn.
- Werk aan het voedingsproces! De baby aan de borst krijgen als die daar zelf nog niet toe in staat was of als er iets is gebeurd waardoor de borst voor de baby negatieve associaties heeft gekregen, is de derde stap. Dit onderdeel vergt zachtheid en koestering en de kans op succes is groter als er veel huid-op-huidcontact is en de baby de borst als een prettige plek ervaart. De kans op succes is ook groter als de baby in goede conditie is (regel 1) en als er een mooie melkproductie is (regel 2). Deze drie stappen hangen onderling dus nauw met elkaar samen.

Dit hele verhaal gaat uit van een moeder die haar eigen baby heeft gebaard en wier lichaam is ingesteld op het voeden van haar kind. Onlangs had ik echter een moeder in begeleiding die ‘out of the blue’ voor een kindje ging zorgen. (Laten we haar Barbara noemen.) Ze is al jaren ingeschreven bij een voogdij-instelling die onder andere pleegzorg regelt. Barbara heeft in de loop der jaren al veel kinderen opgevangen voor kortere of langere tijd, maar nu kwam onlangs de vraag of ze als pleegmoeder een pasgeboren baby zou willen verzorgen! Ze moest op stel en sprong beslissen, want de vraag kwam tijdens de bevalling. De Eritrese, biologische moeder was 15 jaar, had een lang en droevig vluchtverhaal en zou bij de geboorte meteen afstand doen van het te vroeg geboren kindje. De vader was niet in beeld; niemand wist wie de vader was en het was niet ondenkbaar dat de jonge moeder door verkrachting zwanger was geworden. Dat is voor een kind natuurlijk geen goede spirituele start. Dit kleine mensje begint daardoor vanaf het eerste moment met een achterstand en heeft dus heel veel liefde en koestering nodig om de balans te vinden. Barbara had geen behoefte aan bedenktijd: ze reageerde acuut positief op het verzoek en het kleine mannetje, geboren met 30 weken en 6 dagen, lag een paar uren na zijn geboorte al met sonde en beademing bij haar op de borst. (Laten we hem Boy noemen.)

In mijn boekvertaling ‘Koester je kleintje’ wordt uitgebreid beschreven hoe cruciaal het voor een te vroeg geboren baby is om zo veel mogelijk tijd op het lichaam van de ouders door te brengen. Het moederlichaam heeft daarbij uiteraard de voorkeur, want via haar lichaam kan de baby ook worden gevoed en de geur van de borsten en de melk is een heerlijke zintuiglijke ervaring voor het kind.
Boy liet zien hoe waar dit alles is. De tijd bij Barbara en haar toegewijde zorg voor hem deden hem goed en al heel snel mocht hij uit het ziekenhuis worden ontslagen. Amper 34 weken oud was hij thuis bij Barbara en zij kon haar ogen niet van hem afhouden. Boy kwam ‘thuis’ in een gezin met nog drie kinderen, 15, 12 en 8 jaar oud, en geboren uit hun Nederlandse moeder Barbara en een Ethiopische vader. Dan is een Eritrese baby in huis natuurlijk niet zo vreemd en Barbara is vertrouwd met deze culturele achtergrond. Ze heeft haar eigen kinderen lang gevoed, dus ook dat is voor haar een totaal natuurlijke aanpak. Dat is dan ook precies waarover ze me mailde: “Kan ik dit kindje aan de borst krijgen? En hoe kom ik aan menselijke melk zolang ik zelf nog geen productie heb? Ik wil maar één ding voor dit kindje: veilige hechting waarborgen!”

Kijk, met zo’n vraag ben je bij mij natuurlijk aan het goede adres. Daar smelt ik voor. Veilige hechting is de essentie van alles wat ik doe. Net als collega Gonneke van Veldhuizen op haar homepage beschrijft, kijk ik daarbij primair vanuit het perspectief van het kind. Wat heeft het kind nodig? Wat zou het kind kiezen, als het daarover mocht beslissen? Ja, dat is voor een deel speculatie, maar veel minder dan je misschien zou denken. Er is fysiologisch namelijk heel veel over te zeggen en ook dat vind je op de pagina van Gonneke prachtig omschreven terug.
En ik vond het ook bij Barbara krachtig terug: heel haar wezen maakte zichtbaar dat ze haar hele lijf bijna alsnog om Boy heen wilde plooien. Ze wilde zo snel mogelijk van de flessen af, nog los van de vraag of er donormelk of kunstmatige zuigelingenvoeding in zou zitten. Ze wilde Boy aan de borst, nu, meteen! En ze wilde hem ook liever volledig UIT de borst voeden, niet alleen AAN de borst.

Dat vergt vanzelfsprekend een andere aanpak dan bij een pas bevallen moeder. En gezien het feit dat er geen voorbereidingstijd was voor Barbara, konden bepaalde protocollen voor relactatie (het opnieuw op gang brengen van de melkproductie) niet meer worden ingezet. Een groot voordeel in deze omstandigheden was echter Barbara’s conditie. Ze is fit en helder; haar lijf wordt niet geregeerd door grote hormonale schommelingen en hoeft niet te herstellen van de zwangerschap en de bevalling. Ze is één en al gretigheid en overgave en vastberadenheid om Boy aan de borst te krijgen en (liefst volledige!) productie te bereiken.
“Kan het ook wel eens mislukken, relactatie?”, vroeg ze me een dikke week na het consult. Ik antwoordde dat het afhankelijk is van wat je wilt bereiken, van je verwachtingspatroon, dus. Als volledige productie je doel is (en dat is het bij haar), dan is de kans op het niet bereiken van je doel groter dan wanneer het je doel is om je baby volledig aan de borst te voeden. Dát doel heeft ze namelijk al bijna bereikt! Tijdens het consult hebben we gekeken wat Boy kan en wil en ondanks zijn jonge leeftijd is hij sterk en aanhankelijk en slaagt hij erin de borst goed te pakken! Ik had een sonde bij me en een voedingsspuit en sindsdien voedt Barbara vrijwel alleen op die manier: Boy aan de borst, sondeslangetje in de mondhoek erbij in schuiven en genieten samen! Hij kan al geruime tijd ontspannen bij haar liggen, draait van genot met zijn oogjes en geeft zich helemaal over. Barbara doet dat ook en al in de dagen voor het consult had ze iets van een sensatie in haar borsten gevoeld die op een toeschietreflex lijkt. Dat is niet zo vreemd: ze is zo vastbesloten er voor Boy te zijn en hem een veilig thuis te bieden en ze draagt en knuffelt hem zo veel, dat ze natuurlijk bol staat van de oxytocine. En tsja… dat geeft die prikkeling in de borst!

Ze is met ondersteuning en volledige goedkeuring en aanmoediging van huisarts, kinderarts en voogd ook aan de medicatie en ze gebruikt ondersteunende kruiden in de hoop dat haar productie vlot op gang komt. Ze voelt een toename van activiteit in de borsten, maar of er al productie is, dat is nog niet helemaal duidelijk. Ze vindt kolven niks, net als flessen, en de borstvoedinghulpset beviel haar ook niet en dus legt ze nu aan en aan en aan en voedt ze met de sonde en de spuit. Ze heeft bovendien donormelk bemachtigd, dus ook dat is een prachtig aspect. Overigens is Barbara enerzijds blij met de positieve reactie van de zorgverleners, maar anderzijds ook wel verrast: “Fijn, hè, dat ze zo positief zijn? En het enige wat ik feitelijk deed (en doe) is alles eraan doen om de hechting optimaal te laten zijn. Schrijnend, dat dat als zo bijzonder wordt gezien, denk ik dan…”

Waar dit op uitdraait, zal de tijd leren, want er is officieel nog bedenktijd voor de biologische moeder. Eén ding is echter helder: als Boy mag blijven waar hij nu is, had hij zich, na alles wat er in zijn jonge leventje al is gebeurd, geen betere ‘nieuwe’ moeder kunnen wensen. Alle lof voor Barbara, die zo scherp voor ogen heeft waar het bij een baby om draait: veilige hechting als gevolg van liefdevolle overgave en dienstbaarheid aan de behoeften van het kind!

(P.S. Er is inmiddels ook melk; Barbara heeft de eerste beetjes gezien en is daar dolblij mee!)

dinsdag 17 juni 2014

Zelfbeschikkingsrecht... voor wie? Deel 3

(Dit is een extra aflevering van mijn blog; het bevat de lange reactie die ik heb gegeven op een intensieve discussie over autonomie. Het sluit aan bij de delen 1 en 2 van deze serie en maakt de volgende delen wellicht beter te begrijpen.)

Er is mij vorige week gevraagd wat ik verwacht te vinden bij de Geboortebeweging (GB) en waarom ik mij daarvoor inzet, als ik mogelijk de visie van de GB niet (geheel) ondersteun.
Er lopen over het onderwerp diverse draadjes, ook op mijn eigen tijdlijn, en ik weet, ook na het voorbije weekend, nog niet goed hoe ik mijn reactie zowel helder kan formuleren als redelijkerwijs kan afbakenen. Wanneer je het totale plaatje overziet, zijn er, in ieder geval in hoe ik naar het geheel kijk, zoveel aspecten die ik relevant vind, dat ik er een essay of een boek over zou kunnen schrijven. Dat ga ik niet doen (in ieder geval voorlopig nog niet, misschien in de komende jaren tijdens mijn studie aan de UvA…), dus ik ga een selectie maken. Ook die kan weer allerlei reacties losmaken of verontwaardiging of agressie oproepen (of bijval, al heb ik die hier nog niet zo expliciet verwoord gezien, terwijl mij die off-line wel is meegedeeld). Hoewel ik op het punt stond niet meer te reageren (het gesprek leek te escaleren en ik wilde daar niet aan bijdragen), geef ik nu toch nog weer antwoord, omdat daar expliciet om is gevraagd. Ik kan alleen niet beloven dat ik de komende dagen (weken?) zo intensief blijf meediscussiëren als afgelopen week, want het houdt me emotioneel erg bezig en ik weet niet of ik er goed aan doe dat te laten prevaleren boven allerlei andere zaken. Ik waag dus een poging en houd er rekening mee dat mijn reactie voor sommigen veel te lang zal zijn. Het is niet anders; ik ben te veel aspecten tegengekomen die naar mijn mening relevant zijn. Dit wordt dus een lang verhaal en sommigen hebben daar mogelijk geen behoefte aan; dat snap ik.
(De verwijzingen tussen haakjes refereren in grote lijnen aan de punten die één van de mede-discussieerders heeft genoemd in de posting op mijn privé-tijdlijn, draad gestart 11 juni 16.41 uur, maar de tekst is uiteraard niet alleen aan haar gericht.)

Ik heb de voorbije dagen veel nagedacht en met diverse mensen gepraat over deze ethische kwestie en gemerkt dat die mij zeer na aan het hart ligt. Er zijn geloof ik ook wat definities die bepalend zijn voor het verloop van de discussie. De kwestie is niet volledig terug te brengen tot een definitiekwestie, maar zonder heldere definities komen we ook niet verder. Zaken als ‘autonomie’, ‘kind’ en ‘kinderrechten’ kunnen niet goed worden besproken, als je er allemaal iets anders onder verstaat.
Ik gaf vorige week de volgende definitie van ‘autonomie’, gevonden op Wikipedia: “Het verwijst daarbij vaak naar de capaciteit van een rationeel individu of bestuur om eigen verantwoorde beslissingen te nemen.” ‘Capaciteit’, ‘rationeel’, ‘verantwoorde’… zoals gezegd: ook allemaal definitiekwesties. Als je deze definitie aanhoudt, kun je stellen dat je zonder verantwoorde beslissingen (of met onverantwoorde beslissingen) niet (volledig) autonoom bent. Wanneer je zou zeggen: “Autonomie gaat voor alles”, dan includeer je daarin impliciet dat er sprake moet zijn van rationaliteit en verantwoorde beslissingen om te kunnen stellen dat iemand autonoom is. Er zijn ook andere definities, zoals ‘zelfbeschikking’, ‘het recht om zelf te bepalen wat je doet’, ‘vrijheid om naar eigen wetten te leven’, ‘vrijheid of bevoegdheid om zelf te handelen of te besturen’, ‘beschikking van een patiënt over zijn eigen lichaam’, ‘zelf naar eigen voorkeur je belangen behartigen’, ‘zelfstandigheid’, en nog wel meer. Die kleuren het geheel weer heel anders in.
Als het gaat om ‘kinderen’ en ‘kinderrechten’, is de vraag vanaf wanneer je vindt dat een kind aanspraak ‘mag’ maken op bescherming. Begint dat pas ná de geboorte of begint dat al in de zwangerschap? En als je dat laatste vindt, vanaf welke zwangerschapsduur dan?
De mensenrechten zoals we die vinden in The Universal Declaration of Human Rights stamt uit 1948 en werd opgesteld in reactie op de Tweede Wereldoorlog. Die verklaring is dus een direct gevolg van de tijdgeest (punt 1.). Daarvoor had de mensheid natuurlijk ook al een idee van wat de rechten van individuen waren, maar lagen ze niet universeel vast. Het is dus zonder meer een gevolg van de toegenomen technologische mogelijkheden en van de tijdgeest dat er nu een Human Rights-verklaring is van de Verenigde Naties, die door iedereen kan worden geraadpleegd en die geldt voor alle volkeren waarvan de leiders het verdrag hebben ondertekend. Helaas worden deze rechten lang niet overal ten uitvoer gebracht. De VN zeggen dat wetten niet strijdig mogen zijn met deze verklaring, maar dat zijn ze natuurlijk vaak wel. Waarom? Omdat nationale wetgeving *altijd* een gevolg is van de lokale tijdgeest, van lokale socialisatie, van (beschikbaarheid van) wetenschappelijk inzicht en techniek, van de op dat moment ter plekke heersende politieke cultuur en van nog veel meer. Dit heet in de antropologie het ‘wiel van cultuur’: gedrag, ideeën/overtuigingen en materiële verworvenheden/techniek beïnvloeden elkaar voortdurend en in alle richtingen. In de hele discussie is de Nederlandse wet aangegrepen als iets waaraan niemand mag tornen: die ligt vast en daar moet iedereen van afblijven. Dat is echter nooit het geval. Wetgeving is een continu veranderlijk proces. De Human Rights-verklaring is er sinds 1948: da’s nog geen zeventig jaar, een schijntje in relatie tot de duur van het bestaan van de mensheid. En de Convention on the Rights of the Child werd zelfs pas in 1990 van kracht: nog meer ‘tijdgeest’-gevolg (punt 3.).

Omdat die mensenrechten zo vaak geweld wordt aangedaan, hebben we keer op keer te maken met beschadigde mensen (punt 2.) die niet in staat zijn barmhartigheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid op te brengen richting hun medemens, zelfs niet voor die medemens wiens bestaan ze zelf hebben gekozen: hun kind(eren). Dat een ongeboren kind in alles afhankelijk is van het moederlichaam en zonder haar wezen zelf niet kan leven, legt op de moeder (en haar sociale omgeving!) en des te grotere verantwoordelijkheid voor het bewaken van het welzijn van dat ongeboren kind (punt 4.). Dit is mijn visie; los van wat de wet erover zegt, is dit mijn morele overtuiging. Het (bewust) schaden van het welzijn van dat kind, vind ik zowel een slechte als een droevige zaak. Dat is inderdaad een waardeoordeel; dat is ook de essentie van ethische discussies: het bereiken van waardeoordelen, van ideeën over wat goed of slecht is. Daarnaast vind ik het ook een slechte en droevige zaak dat er ouders zijn die zo zijn beschadigd gedurende hun eigen levensgeschiedenis dat ze er niet in slagen het welzijn van hun ongeboren kind bovenaan hun prioriteitenlijstje te zetten. Dat is ook een waardeoordeel. En nog steeds heb ik niets gezegd over schuld of verwijtbaarheid of kwade opzet. Vaak is daarvan geen sprake; meestal gaat het om onvermogen om zowel het eigen leven als dat van het ongeboren kind te optimaliseren. Kun je dat ‘psychisch niet in orde’ noemen of ‘wilsonbekwaam’? Daar is zowel juridisch als ethisch/filosofisch wat over te zeggen en wat de wet erover zegt, hoeft niet hetzelfde te zijn als wat je er filosofisch over zegt (punt 5.).
Het probleem is: wie dader is (van ethisch verwerpelijke daden) is in vrijwel alle gevallen zelf ook slachtoffer. Vrouwen die zwanger worden en een voor hun baby (zeer) ongezonde leefstijl handhaven (roken, drinken, drugs), zijn in veel gevallen ook slachtoffer van onvoldoende gerespecteerde vrouwenrechten: mishandeling, huiselijk geweld, verkrachting, gebrek aan anticonceptie of simpelweg onvoldoende kennis om tot gezond gedrag te komen. Onvoldoende respect voor vrouwen- en kinderrechten is dan ook een maatschappelijk probleem.
En daar waar de overheid enerzijds te veel wetgeving uitvaardigt, doet ze dat op andere terreinen te weinig (waardoor bijvoorbeeld de WHO-code niet integraal in de Nederlandse wet is opgenomen of waardoor pas sinds kort het gebruik van BPA wordt gereduceerd of pas na ernstige schade DES werd verboden). Je kunt dus niet ondubbelzinnig stellen: “Meer regels zijn slecht.” Op sommige terreinen zijn meer regels slecht, op andere zijn meer regels dringend noodzakelijk om onze wereld leefbaar te houden (punt 6, 1e keer, punt 7.).

Elselijn Kingma spreekt in haar inaugurele rede van 21 september 2012 over ‘positive health’, het vermogen om niet alleen gezond te zijn, maar het ook te blijven. Ze zegt het zo: “Health, in this view, is like a skill: an organism that has more positive health is an organism that has the ability to persist better through a wider range of likely environments and challenges.” Een kind dat schade oploopt door een ongezond levende moeder heeft minder ‘positive health’. We hebben allemaal minder ‘positive health’ (te bieden aan onze kinderen) wanneer we suboptimale zorg hebben ontvangen. Elselijn ziet niet graag opgeheven vingers en verboden en bepleit daarom “health promotion by environmental design – that is, health promotion largely done by engineers and at policy level with the aim of changing the characteristics of entire populations rather than those of individuals within that population.” Wanneer de omgeving aanzet tot gezond gedrag, hoef je mensen niet te dwingen, zo is het idee, en dat kost inderdaad tijd en energie/moeite/inzet/toewijding (punt 6, 2e keer). Ook wanneer dit particuliere ontwerpen zijn, zal in veel gevallen de overheid daarvoor toch eerst weer goedkeuring moeten geven. Dat vergt dus zowel een ethische visie bij de ontwerpers en beleidsmakers (die een idee moeten hebben over wat ze willen bereiken) als bij de overheid (die moet bepalen wat ze goedkeurt en wat niet).

Plannen voor het bereiken van zo’n uitnodigende en stimulerende omgeving zijn loffelijke strevens en desondanks zullen er genoeg situaties overblijven waarin het niet goed gaat (bezien vanuit het kind) en het kind bescherming nodig heeft. Je kunt dat kwalificeren als ‘het tegengesteld maken van de belangen van het kind en de moeder’ (punt 8.). Gold dat ook toen de vrouwenrechten werden bevochten? Was dat een kwestie van het tegengesteld maken van de belangen van mannen en die van vrouwen? Benadrukte het bepleiten van die rechten steeds meer de tegengesteldheid en heeft dat de samenleving ontwricht? Zijn veel problemen die er nu nog zijn, het gevolg van het feit dat destijds de vrouwenrechten werden bevochten? Kunnen we nu niet zien dat mannen en vrouwen moeten samenwerken en dat ze allemaal een eigen waardevolle bijdrage te leveren hebben, omdat er destijds mensen waren die zeiden dat vrouwen niet langer het slachtoffer mochten worden van wat mannen wilden (kunnen) doen en dat de rechten die mannen hadden, ook voor vrouwen moesten gelden? Dat zijn de argumenten die toen tegen de emancipatie van vrouwen werden gebruikt, maar ik geloof er niet in. Je hebt altijd goedwillende mensen; als die de enige soort waren, had je minder beschermende wetten nodig. We zijn echter niet allemaal Jezus of Gandhi of Moeder Theresa. Er zijn altijd conflicterende belangen die om regelgeving vragen. En er zijn ook altijd mensen die er een potje van maken (en daarvoor is meestal een verklaring te vinden). Dat geldt voor mannen die vrouwen niet respecteren, en dat geldt ook voor vrouwen die hun ongeboren kind niet respecteren. Zoals mannen er *zelf* verantwoordelijk voor zijn dat ze vrouwen niet verkrachten, zo zijn vrouwen er *zelf* verantwoordelijk voor dat ze hun ongeboren kind niet willens en wetens beschadigen. Zowel die verkrachtende mannen als die bijvoorbeeld te veel drinkende vrouwen zijn echter vrijwel zeker opgegroeid in een omgeving waarin ze zélf niet werden gerespecteerd, waardoor ze dat respect nu niet kunnen doorgeven.

Punt 11. en 12.: Ja, ik ben het met je eens dat moeders wier leven niet stabiel verloopt en die moeite hebben met hun zwangerschap, ondersteuning verdienen. Ook vind ik dat we jonge meiden en puberjongens al veel beter zouden moeten informeren over hoe zo’n grote verantwoordelijkheid het is om een kind op te voeden en te verzorgen. En om dat alles te bereiken, acht ik het wenselijk dat kinderen met een optimaal potentieel ter wereld komen. Autonomie als excuus voor het aantasten van de potentiële autonomie van het ongeboren kind… ik heb daar grote moeite mee. Ik denk ook nog weer aan het verhaal van Kaj, over de moeder die werd opgenomen en onder controle stond ten aanzien van haar drugsgebruik en die dat zelf beschreef als een ommekeer. Natuurlijk moet die zorg dan mee in overweging nemen wat er allemaal is gebeurd in het leven van zo’n vrouw, maar het op de één of andere manier doorbreken van de keten van ellende lijkt me van belang. En nee, kinderen allemaal maar onder staatstoezicht plaatsen is natuurlijk geen goed plan; daar ben ik het ronduit mee eens, en ook met het idee dat het (helpen) oplossen van de problemen van de moeder de meest wenselijke aanpak is. Maar kun je de zwaarverslaafde nog aanspreken op verantwoordelijkheid…? Komt dat nog door en kun je dan zonder enige vorm van dwang interveniëren? En zo niet, heeft het kind dan domme pech gehad? Sommigen zeggen wellicht: “Ja.” Anderen zullen zeggen: “Daar moet toch iets tegen te doen zijn; dat mag toch niet zomaar gebeuren?” Hoe precies? Ik weet het niet; een maatschappijbrede aanpak verdient uiteraard de voorkeur (sociale leefomgevingen veranderen… maar ook dat kan op 1001 manieren en ook dat kan zeer verkeerd worden uitgevoerd). Maar iedere oplossing of aanpak wordt voorafgegaan door een diepgaand denkproces. Dat is ‘doodeng’, in de zin dat je soms dingen moet loslaten of ter discussie moet stellen of onder ogen moet zien. Een diepgaand denkproces is in veel gevallen echter een voorwaarde om te komen tot een ‘weldenkend’ antwoord op diepgaande vragen (al zullen ook daar weer uitzonderingen denkbaar zijn, want diep nadenken zonder kennis of (ethisch) inzicht levert weinig op).

Tot slot: mijn verwachting bij ‘Geboortebeweging’ was een prominente rol voor het kind. Het woord ‘geboorte’ gaat immers niet primair over de vrouw. Geboren worden is wat het kind doet. Mijn idee was dat er een gezamenlijke inzet zou zijn voor een veilige en gezonde geboorte van het kind en dat het zou gaan over wat een aanstaande moeder nodig heeft om die veilige en gezonde geboorte van haar kind te waarborgen. Vanuit die gedachte heb ik de uitnodiging aangenomen (van wie? weet ik niet meer…) om mee te denken op de GB-pagina.

Zondag was ik met een dierbare collega bij ‘Aletta, de musical’ in Groningen. Aletta Jacobs was de eerste vrouwelijke HBS-studente, de eerste vrouwelijke universitaire studente, de eerste vrouwelijke afgestudeerde en de eerste vrouwelijke gepromoveerde. Ze introduceerde het pessarium, zodat vrouwen geen abortus hoefden te laten plegen (ook dat is autonomie) en niet langer zo hoefden te lijden onder zwangerschap na zwangerschap.
Op één van de locaties zong de Aletta die daar speelde (er waren, voordat we in de Schouwburg belandden, vijf stadslocaties en vijf Aletta’s): “Dit is mijn stem, dit is wie ik ben en dit is wat in mij zal blijven zingen.” Zij doelde op de vrouwenrechten en ik ontkwam niet aan het gevoel dat er heel veel momenten waren waarop ik voor ‘vrouwenrechten’ het woord ‘kinderrechten’ kon invullen en waar de weerstand van de mannen tegen haar strijd vergelijkbaar was met de weerstand om kinderrechten meer te bepleiten. Zo verscheen op 12 juni in Medisch Contact het zorgwekkende artikel met de kop “Pedagogische tik niet per se slecht”: weer een schending van kinderrechten.

Het welzijn van de wereld begint bij het welzijn van onze kinderen, iedere keer opnieuw. Dat is een grote opgave voor ouders, maar ook een eervolle en zegenrijke. Kunnen en mogen baren is geen onderdrukkende vloek, maar een groot, transformerend voorrecht. Het is een opgave die een kindvriendelijke samenleving vereist, maar ‘in den beginne’ van dat kinderbestaan vooral ook krachtige vrouwen, omdat zij het mysterie van dat nieuwe leven in zich dragen, letterlijk. De vrouw heeft de potentie de standvastige boog te zijn die de levende pijl wegschiet, zoals Kahlil Gibran schrijft. Hoe krachtiger en hoe meer bemind kinderen worden geboren, hoe krachtiger en liefdevoller de wereld zal zijn, vrouwen én mannen.

woensdag 11 juni 2014

Zelfbeschikkingsrecht... voor wie? Deel 2

Vorige week schreef ik het eerste deel van mijn miniblogserie over autonomie in de perinatale periode. Ik deelde met jullie het verloop van een discussie in een besloten Faceboekgroep. Vandaag schrijf ik het vervolg en ik pak de draad op waar ik die vorige week liet liggen, over hoe de rechten van de baby zich verhouden tot de rechten van de zwangere. Hier staat over autonomie: “capaciteit van een rationeel individu of bestuur om eigen verantwoorde beslissingen te nemen”. Wellicht was ‘autonomie’ als titel voor deze serie beter geweest, want ‘zelfbeschikkingsrecht’ lijkt meer te slaan op het recht van een volk een eigen staat in te richten. (Veel termen die om een definitie schreeuwen, trouwens: rationeel, individu, verantwoord...)

Iemand in de discussie stelt dat we van het idee af moeten dat we kinderen moeten of kunnen beschermen tegen elke vorm van risico en “overbescherming is net zo schadelijk als verwaarlozing”. Het tiranniseren van moeders zou niet goed zijn voor kinderen.

Daar was ik het mee eens, met de onwenselijkheid van tiranniseren:
“Daar zou ik ook zeker niet voor willen pleiten, voor het tiranniseren van moeders. En ik zou ook niet willen pleiten voor het tiranniseren van kinderen, wat op grote schaal gebeurt (bijvoorbeeld door de introductie van het TripleP-programma door de overheid of door de medicalisering van de baring of door de gedoogde, maar onethische en misleidende marketing voor kunstmatige zuigelingenvoeding, om er zomaar even drie te noemen).
Daarnaast geldt dat het principe van autonomie één is van de vier belangrijkste in het medische veld, naast non-maleficence (first do no harm), beneficence (weldoen) en rechtvaardigheid. Ik vind dat ze allemaal een rol spelen en dat de baby ook recht heeft op die bescherming.
De schrijver het stuk aan het begin van deze draad spreekt vanuit de FAS-achtergrond. Ik vind de suggestie dat we niet ons uiterste best moeten doen om kinderen te beschermen tegen risico niet prettig... Ik ben van mening dat we dat wél moeten proberen. We moeten wellicht agree to disagree in dezen! :-)

Dan brengt iemand in dat moeders al genoeg schuldgevoelens hebben.

Dat triggert mij en ik zeg:
“Schuldgevoelens... weer een heel nieuw aspect in het geheel. Schuldgevoelens doe je jezelf aan. Niemand kan je een schuldgevoel aanpraten als je weet dat je het goede doet. Ze zijn een reflectie van je eigen geweten en een belangrijk hulpmiddel bij sociale leerprocessen.
Ik schreef vorig jaar op verzoeken een lang blog over schuldgevoel op de website van 'Kleine Kanjers': http://www.kleinekanjers.nl/schuldgevoel-of-verdriet-2/ . Vaak is schuldgevoel vreemd verpakt verdriet. En als het wél echt schuldgevoel is, dan is het nuttig en doet men er goed aan samen met anderen te kijken naar hoe een bepaalde handeling de volgende keer beter kan. Voorwaarde voor het voorkomen van ongunstige beslissingen is kennis. Ongunstige beslissingen zonder kennis, omdat die je is onthouden, geven verdriet. Ongunstige beslissingen omdat je de moeite niet hebt genomen om dingen uit te zoeken of omdat je ertegenin ging, geven schuldgevoel. Onterecht schuldgevoel blijven koesteren (in plaats van zien dat het verdriet is en daarmee aan de slag gaan) is overigens in mijn opinie ook een vorm van slachtoffergedrag.”

En toen kwam er, na nog een aantal reacties waarvan ik het gevoel had dat ze mij woorden in de mond legden, een moment dat ik besloot mij uit de discussie terug te trekken. Ik had het gevoel dat ik niet inzichtelijk kon maken waar mijn zorgen zaten en ik had ook de indruk dat mij werd verweten dat ik een voorstander was van een glijdende schaal in de autonomie van vrouwen, waarbij het dan vroeg of laat ook in orde is om vrouwen tegen hun zin open te snijden (netjes geformuleerd: een keizersnede te geven) als het belang van hun kind daarom vraagt. Dat alles zou dan gebeuren op basis van de glijdende schaal in het oordeel van de ‘omstanders’, die zo hun eigen, wellicht discutabele morele opvattingen hebben over wat goed is en voor wie en welke belangen daarin moeten worden meegewogen.
Het hoeft, op basis van alles wat ik overal zeg, geen betoog, lijkt me, dat ik geen voorstander ben van gedwongen sectio’s. (Grappig genoeg ben ik nu natuurlijk wél een betoog aan het afsteken, maar vooruit maar.)

Een dikke week later kreeg ik deze tekst onder ogen.
Een bijzonder citaat daarin viel me op: “Audre Lorde, brilliant champion of women’s rights, civil rights and LGBTQ rights aptly pointed out that, “There is no such thing as a single-issue struggle, because we do not live single-issue lives.” Women’s issues are everyone’s issues because we have a healthier society when all people are treated humanely. Violence, abuse, and disrespect cripple societies.”

Ik moest denken aan het boek van Robin Grille dat ik twee jaar geleden las; de titel is veelzeggend: ‘Parenting for a Peaceful World’. De stelling die Robin poneert, is dat we de vreedzaamheid van een samenleving kunnen aflezen aan de manier waarop we met de jongste leden ervan omgaan… met kinderen. De empathie die we kunnen opbrengen voor kinderen, de mate waarin we rekening houden met wat voor hen belangrijk is en wat hun welzijn bevordert of waarborgt, bepaalt hoe onze samenleving er op grotere schaal uitziet. Vul in het citaat hier direct boven ‘children’ in waar ‘women’ staat en je snapt misschien een beetje wat ik bedoel.
Ik zie de rechten van het kind als een continuüm, waarop ook vrouwen en dieren, en zo je wilt kleurlingen, zich bevinden. Er waren tijden (en die liggen relatief nog vrij kort achter ons!) dat mannen en vrouwen als object, als bezit werden gezien en op grote schaal over de hele wereld werden versleept als waren ze de technologische apparaten die tegenwoordig van China en Japan naar het westen gaan, bedoeld om het leven van mensen elders gemakkelijker te maken. Die slaven gingen van Afrika naar allerlei plekken in de wereld en werden als uitschot behandeld, gekeurd en vernederd. Op basis van hun huidskleur werd gedaan alsof je met ze mocht doen wat je uitkwam: jouw autonomie, jouw zelfbeschikkingsrecht als blanke burger (blanke man!) van gegoede afkomst was mijlenver verheven boven het recht op autonomie van de zwarte medemens. Zwarten vechten, net als vrouwen, op veel plaatsen nog steeds voor hun rechten; het duurt lang voordat dergelijke stigma’s zijn verdreven.

In veel samenlevingen is er stap voor stap een strijd gevoerd voor de rechten van vrouwen: recht om te stemmen, recht om ook na de huwelijksvoltrekking buitenshuis betaald te werken, recht om het eigen leven vorm te geven en kapitaal te erven en te beheren.
Robin Grille spreekt in zijn boek over hoe de rechten van kinderen bij dit alles nog altijd ver achterblijven. Zij verkeren zeer dikwijls nog steeds in een staat van achtergesteld zijn. Ondanks dat we op basis van vele vormen van onderzoek en wetenschap weten wat de behoeften zijn van opgroeiende kinderen, gaan de rechten van de volwassenen voor. De rechten van de volwassenen lijken voor de samenleving belangrijker te zijn dan de rechten van kinderen. Het is de vraag of de samenleving het hier bij het rechte eind heeft of dat dit uitgangspunt van kortzichtigheid getuigt waarover we over honderd jaar beschaamd het hoofd buigen.

Beschadiging tijdens de zwangerschap van de zich snel ontwikkelende organen van het kind, achterstand in de hormoonregulatie door medische interventies bij de baring, belemmering van optimale ontwikkeling van veilige hechting en zelfstandigheid als gevolg van te vroege scheiding van moeder en kind (te kort bevallingsverlof!), geen of weinig borstvoeding en schadelijke opvoedprogramma’s als TripleP… hoe kijken we daar over een aantal decennia naar? Vinden we bepaalde zaken dan net zo verwerpelijk als we het nu vinden dat kinderen ‘voor hun eigen bestwil’ gekastijd worden…? Lijfstraffen zijn nu bij de wet verboden, waar ingrijpen vroeger als een onacceptabele inmenging in het gezinsleven werd gezien. Wetgeving is dus een continue proces, waarvoor we telkens opnieuw een Tweede Kamer-verkiezing organiseren, om zo te zorgen dat de initiatiefnemers voor die wetgeving een zo groot mogelijke representatie vormen van de bevolking. Wetgeving loopt dus per definitie achter bij de ontwikkeling van morele overtuigingen, die op haar beurt meestal weer achterloopt bij wetenschappelijke inzichten (over bijvoorbeeld de zeespiegelstijging, de uitputting van energiebronnen, de schadelijkheid van roken of de effecten van bepaalde handelwijzen op de ontwikkeling van kinderen).

Zo zegt de Nederlandse Grondwet het volgende over de onaantastbaarheid van het lichaam: “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.” Dit wordt uitgelegd als: “Iedereen is de baas over zijn eigen lichaam. De overheid mag niets met je lichaam doen, als je dat niet wilt. Ook anderen mogen niets met je lichaam doen, als je dat niet wilt. Niemand mag je bijvoorbeeld pijn doen. Ook mag niemand je medicijnen geven, als je dat niet wilt. Zelfs medische keuring, of het knippen van je haren mag niet, als je daarvoor geen toestemming geeft.”
Artikel 1.2 van het Burgerlijk Wetboek zegt dat: “het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren wordt aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.”
En dan blijft natuurlijk de vraag: kan het kind iets ‘willen’ en ‘niet willen’?

Hoe verhoudt zich, kortom, het absolute zelfbeschikkingsrecht (of de autonomie) van vrouwen tot het welzijn en de lichamelijke integriteit van kinderen? Wanneer vinden we dat een vrouw psychisch niet toerekeningsvatbaar is en onder een vorm van ‘curatele’ moet worden gesteld ten behoeve van de veiligheid en gezondheid van haar ongeboren kind? Dat er uitzonderingen denkbaar zijn, is niet nieuw. Vraag is… wanneer vind je dat de grens is bereikt? Hangt die niet voor een groot deel af van wat je weet over wat schadelijk is voor een kind? En betekent dat dan niet ook dat die grens kan verschuiven?
Is het een schandaal dat we vrouwen (al dan niet dwingend) aanspreken op hun gedrag wanneer dat hun kind schaadt?
Is het een schandaal dat we kinderen willens en wetens beschadigd laten raken?
Is het een recht van vrouwen om hun kind te beschadigen met een autonoom gekozen leefstijl?
Is het een plicht van vrouwen om hun kind te beschermen met een autonoom gekozen leefstijl?
Wat zijn de rechten en plichten van partners van zwangeren ten aanzien van hun biologische kind?
Hoe verhouden zich rechten en plichten tot elkaar? En hoe komt het kind uit dit alles tevoorschijn? En tot slot: wat mag er worden gedaan om het recht van het kind veilig te stellen en wie bepaalt dat? Ik heb geen pasklaar antwoord op al deze vragen, maar één ding lijkt me duidelijk: autonomie van vrouwen is geen simpel issue waarbij je het ongeboren kind kunt ‘deleten’ alsof het niet bestaat.

(Volgende week verder…)

dinsdag 3 juni 2014

Zelfbeschikkingsrecht... voor wie? Deel 1

Afgelopen week ontstond er op Facebook een interessante discussie over autonomie en zelfbeschikkingsrecht. Het ging niet om autonomie in z’n algemeenheid, maar om autonomie van de vrouw. Meer specifiek ging het om autonomie van de vrouw in de perinatale fase, dus met betrekking tot alles rondom zwangerschap en bevalling, rondom dragen en baren, dus. Persoonlijk zie ik dat rijtje graag als volgt vervolledigd: dragen, baren, zogen (dus zwangerschap, bevalling en borstvoeding).
Deze fases hebben minstens drie belangrijke dingen gemeen:
·         ze zijn onderdeel van een transitie in het leven van de betreffende vrouw;
·         ze gaan niet alleen haar aan, maar ook haar kind;
·         ze kunnen leiden tot botsende belangen (wat de één wil en/of doet en/of nodig heeft, is van invloed op de ander en die invloed kan negatief zijn en/of worden ervaren).
Hoe je dit ziet, hoe vaak je denkt dat de belangen botsen, hoe erg de potentieel negatieve invloed van de één op de ander is, wat je mag of moet doen om negatieve invloed van de één op de ander te vermijden, hoeveel ingrijpen daarbij ethisch verantwoord geoorloofd is… daarover kun je sterk van mening verschillen.

De oorspronkelijke aanleiding voor de discussie was dit citaat, ingebracht door één van de discussieerders in de draad (en de selectie van citaten is van haar):
Uit het boek 'FAS-kinderen':
"De foetus centraal, niet de moeder. De gezondheid van de foetus moet tijdens de zwangerschap centraal staan, niet de behoeftes van de moeder." Sjef Czyzewski en Ben van de Wetering:
"Eigenlijk zou het heel normaal moeten zijn dat de gezondheid van een ongeboren kind aandacht krijgt. Dat morele aspect staat binnen de samenleving op de achtergrond, maar moet koste wat kost meer op de voorgrond komen. De leerplicht is tenslotte ook ingesteld omdat het van belang is dat kinderen tot een bepaalde leeftijd naar school gaan.
En het is niet verantwoord als jongeren voor een bepaalde leeftijd mogen autorijden.
Alcoholgebruik is tot een bepaalde leeftijd verboden omdat ondertussen bekend is wat de invloed van toxische stoffen kan zijn op de ontwikkeling van de hersenen van jongeren. Maar tegelijkertijd mag een moeder alcohol drinken terwijl ze een ongeboren kind bij zich draagt, en daar is eigenlijk geen openbare discussie over. Terwijl juist het brein van een foetus zich in sneltreinvaart ontwikkelt en schade ondervindt van deze toxische stoffen.
Het is onbegrijpelijk dat dit blijft gebeuren, want de samenleving is verantwoordelijk voor deze kinderen. Het is een grote stap om als samenleving ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheid te némen voor hun toekomst. Maar de samenleving heeft daartoe wel een morele verplichting. Als de gezondheid van kinderen vooropstaat, kan er maar één norm zijn en dat is de nulnorm (d.i. dat zwangeren geen druppel zouden moeten drinken, RV). Naast de kostenbesparing die dit in de zorg oplevert, gaat het om de toekomst en de gezondheid van onze kinderen."
 Uit de bijgaande folder, Wybo Dondorp, ethicus:
 "Mensen moeten zelf keuzes kunnen maken. Maar in dit geval heb je niet alleen te maken met de belangen van de zwangere vrouw; ook die van haar toekomstige kind tellen mee. Autonomie is belangrijk, maar het betekent niet dat de aanstaande moeder haar verantwoordelijkheid niet hoeft te nemen, of dat hulpverleners geen drang of zelfs dwang mogen toepassen als zij daarin ernstig tekortschiet."

Ik wist bij aanvang van het lezen van deze tekst niet wat de reden van het posten was, dus ik begon met een open geest, zonder vooroordeel of visie op wat ik ervan zou vinden. Gewoontegetrouw deelde ik mijn reactie met de hele groep, omdat ik altijd wel te vinden ben voor een discussie. Die discussie ontstond ook, maar verliep heel anders dan de originele poster had verwacht en ook dan ik had voorzien. Het commentaar op dit citaat bevatte onder andere zorgen over de “glijdende schaal” van ingrijpen en “het opvoeren van de maatschappelijke druk op vrouwen” op basis van “griezelige argumenten”.
Uiteraard kan ik uit een besloten groep geen herkenbare citaten van anderen delen en ik moet me daarom beperken tot mijn eigen bijdragen en de grote lijn, al realiseer ik me dat het daardoor hier en daar lastig zal zijn om het verloop en de context van uitspraken helemaal goed te volgen.

Mijn eerste reactie was deze:
“Boeiend. Hoe zie je die morele verantwoordelijkheid dan, X? Ik kan me er namelijk wel in vinden. Wie moeder wil worden, moet zich bewust zijn van de grote verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt omwille van de gezondheid van het kind. Ook ik ben van mening dat het belang van het kind te weinig vooropstaat. Ik weet niet hoe je dat kunt afdwingen en inderdaad, of je dat moet willen afdwingen (lijkt me niet), maar dat het belangrijk is, daar ben ik het van harte mee eens! Hoe zit het met de autonomie van de baby, die door de moeder moet worden gewaarborgd? Zou de baby iets tot zich willen nemen wat slecht is? En zo nee, hoe vertaalt zich dat dan naar wat de moeder doet of moet doen? En wat vind je het griezeligst aan de argumenten?”

Ik vervolgde na een paar reacties met:
“(…) We zeggen ook dat roken slecht is in het bijzijn van kinderen of dat je ze niet moet slaan en inderdaad, dat ze naar school moeten. Is dat morele druk, of is dat informatie verstrekken in het belang van het welzijn en de gezondheid van het kind? Je hóeft geen kind te krijgen, hè? Geen zin in al dat gedoe van doen wat goed is voor een kind? Zie er dan vooral vanaf. Dit is even heel scherp geformuleerd (durf ik hier wel ;o)), maar in essentie is dat wel hoe ik het zie.”
Afbeelding van een Belgische voorlichtingscampagne
Enkele mensen waren van mening dat de zelfbeschikking van de vrouw over haar lichaam nooit ter discussie mag staan, al was er ook iemand die zich afvroeg hoe het dan zit met de zelfbeschikking van de baby, die vanaf het prille begin een volwaardig mens is, en waarom de wens van de moeder boven de gezondheid van de baby zou mogen staan.

Ik vroeg:
“Dus jij vind dat ze in principe ongelimiteerd het leven van haar ongeboren kind mag beschadigen, want haar autonomie staat bovenaan en niemand mag daarin ingrijpen...? En waarom zijn slaan en alcohol in de zwangerschap onvergelijkbaar? Zolang de moeder haar kind in zich draagt, mag ze doen wat ze wil?”

Eén van de reacties was dat dat inderdaad de ultieme conclusie zou moeten zijn, maar dat ontbrekende toerekeningsvatbaarheid (op basis van psychische problematiek of verslaving) een uitzonderingsgrond zou kunnen zijn.

Dat bracht mij tot deze vraag:
“Maar 'psychisch aantoonbaar niet in orde' is natuurlijk ook een glijdende schaal. Je bent niet OF 100% in orde OF 100% gestoord. Je kunt de vraag stellen: ben je wel psychisch in orde als je willens en wetens je kind beschadigt met het drinken van alcohol in de zwangerschap? Maar goed, de vraag kan ook zijn: ben je wel goed snik als je aldoor patat eet in je zwangerschap? Kortom: volgens mij behoorlijk lastig om hier morele oordelen aan te verbinden.”

Mijn woordkeuze ‘morele oordelen’ viel niet helemaal goed, was mijn indruk, maar wat je daaronder verstaat, is natuurlijk afhankelijk van je definitie. Ik vind ‘niet toerekeningsvatbaar’ een moreel oordeel, maar anderen wellicht niet. Die zijn misschien van mening dat je daar objectieve criteria op kunt loslaten en dat valt dan bij mij weer niet zo goed, want alles heeft z’n oorzaak, niet waar?

Dan merkt iemand met enig cynisme op dat het welzijn van de kinderen niet alleen door vrouwen wordt bepaald, maar ook door de leefstijl van de aanstaande vaders vóór de conceptie en ze bepleit een baarstaking en een seksstaking van vrouwen om het hele thema meer onder de aandacht te brengen.

Ik reageer:
Zeker, Y, ook allemaal waar, en veel vrouwen en mannen kiezen hun partner zeer slordig! ;o)) En wat meer zelfbeheersing kan voor het totale maatschappelijk welzijn in veel gevallen ook geen kwaad. Nu niet allemaal denken dat ik dat met sancties zou willen afdwingen, maar zelfs als je dat niet wilt, kun je best dingen vinden die een groot verantwoordelijkheidsgevoel vragen. En als je dat allemaal vindt, kan het nog steeds heel moeilijk zijn om te bepalen waar de grens ligt en wat je wel of niet kunt of mag (af)dwingen. En het is ook gewoon een gegeven dat vrouwen met de competentie een kind te baren, een grote verantwoordelijkheid (mogen!) dragen, of we dat met z'n allen nu leuk vinden of niet. Jij bent geen voorstander van slachtofferdenken, X, en ik ook niet. Dat betekent volgens mij ook dat we niet te veel moeten klagen over het feit dat dat totaal afhankelijke mensje in ons vraagt dat we ons bezinnen op hoe we met ons lijf en ons leven omgaan, niet omdat iemand dat afdwingt of oplegt, maar omdat we *zelf* inzien dat dat belangrijk is. En voor mij blijft dan toch de vraag: wie vertegenwoordigt het belang van de baby, als de moeder dat niet doet?
Graag wil ik nog deze delen, over graden van 'insanity':
https://www.youtube.com/watch?v=wqAiDV_akFQ&feature=youtu.be .

De conclusie wordt herhaald dat je “NOOIT” mag dwingen tot bepaald gedrag dat ingrijpt in het lijf van de zwangere, “tenzij iemand ontoerekeningsvatbaar is”. (Zie voor 'gekte' bovengenoemde clip!)

Ik antwoord:
“Dan kan ik slechts mijn beginopmerking herhalen: ik vind het lastig wiens autonomie voorrang heeft, zoals ook Z zich afvroeg. Wat jij impliciet volgens mij dan ook zegt, is dat de baby geen volwaardig mens is zolang de geboorte niet heeft plaatsgevonden. De autonomie en het zelfbeschikkingsrecht van de baby tellen niet, of in ieder geval niet even zwaar. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben, al ben ik me bewust van de grote problemen die het geeft om die rechten van de baby te realiseren...”

Volgende keer deel 2 van mijn bespiegelingen op en gedachten over dit reuze belangrijke onderwerp.