Posts tonen met het label moeder. Alle posts tonen
Posts tonen met het label moeder. Alle posts tonen

dinsdag 3 juni 2014

Zelfbeschikkingsrecht... voor wie? Deel 1

Afgelopen week ontstond er op Facebook een interessante discussie over autonomie en zelfbeschikkingsrecht. Het ging niet om autonomie in z’n algemeenheid, maar om autonomie van de vrouw. Meer specifiek ging het om autonomie van de vrouw in de perinatale fase, dus met betrekking tot alles rondom zwangerschap en bevalling, rondom dragen en baren, dus. Persoonlijk zie ik dat rijtje graag als volgt vervolledigd: dragen, baren, zogen (dus zwangerschap, bevalling en borstvoeding).
Deze fases hebben minstens drie belangrijke dingen gemeen:
·         ze zijn onderdeel van een transitie in het leven van de betreffende vrouw;
·         ze gaan niet alleen haar aan, maar ook haar kind;
·         ze kunnen leiden tot botsende belangen (wat de één wil en/of doet en/of nodig heeft, is van invloed op de ander en die invloed kan negatief zijn en/of worden ervaren).
Hoe je dit ziet, hoe vaak je denkt dat de belangen botsen, hoe erg de potentieel negatieve invloed van de één op de ander is, wat je mag of moet doen om negatieve invloed van de één op de ander te vermijden, hoeveel ingrijpen daarbij ethisch verantwoord geoorloofd is… daarover kun je sterk van mening verschillen.

De oorspronkelijke aanleiding voor de discussie was dit citaat, ingebracht door één van de discussieerders in de draad (en de selectie van citaten is van haar):
Uit het boek 'FAS-kinderen':
"De foetus centraal, niet de moeder. De gezondheid van de foetus moet tijdens de zwangerschap centraal staan, niet de behoeftes van de moeder." Sjef Czyzewski en Ben van de Wetering:
"Eigenlijk zou het heel normaal moeten zijn dat de gezondheid van een ongeboren kind aandacht krijgt. Dat morele aspect staat binnen de samenleving op de achtergrond, maar moet koste wat kost meer op de voorgrond komen. De leerplicht is tenslotte ook ingesteld omdat het van belang is dat kinderen tot een bepaalde leeftijd naar school gaan.
En het is niet verantwoord als jongeren voor een bepaalde leeftijd mogen autorijden.
Alcoholgebruik is tot een bepaalde leeftijd verboden omdat ondertussen bekend is wat de invloed van toxische stoffen kan zijn op de ontwikkeling van de hersenen van jongeren. Maar tegelijkertijd mag een moeder alcohol drinken terwijl ze een ongeboren kind bij zich draagt, en daar is eigenlijk geen openbare discussie over. Terwijl juist het brein van een foetus zich in sneltreinvaart ontwikkelt en schade ondervindt van deze toxische stoffen.
Het is onbegrijpelijk dat dit blijft gebeuren, want de samenleving is verantwoordelijk voor deze kinderen. Het is een grote stap om als samenleving ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheid te némen voor hun toekomst. Maar de samenleving heeft daartoe wel een morele verplichting. Als de gezondheid van kinderen vooropstaat, kan er maar één norm zijn en dat is de nulnorm (d.i. dat zwangeren geen druppel zouden moeten drinken, RV). Naast de kostenbesparing die dit in de zorg oplevert, gaat het om de toekomst en de gezondheid van onze kinderen."
 Uit de bijgaande folder, Wybo Dondorp, ethicus:
 "Mensen moeten zelf keuzes kunnen maken. Maar in dit geval heb je niet alleen te maken met de belangen van de zwangere vrouw; ook die van haar toekomstige kind tellen mee. Autonomie is belangrijk, maar het betekent niet dat de aanstaande moeder haar verantwoordelijkheid niet hoeft te nemen, of dat hulpverleners geen drang of zelfs dwang mogen toepassen als zij daarin ernstig tekortschiet."

Ik wist bij aanvang van het lezen van deze tekst niet wat de reden van het posten was, dus ik begon met een open geest, zonder vooroordeel of visie op wat ik ervan zou vinden. Gewoontegetrouw deelde ik mijn reactie met de hele groep, omdat ik altijd wel te vinden ben voor een discussie. Die discussie ontstond ook, maar verliep heel anders dan de originele poster had verwacht en ook dan ik had voorzien. Het commentaar op dit citaat bevatte onder andere zorgen over de “glijdende schaal” van ingrijpen en “het opvoeren van de maatschappelijke druk op vrouwen” op basis van “griezelige argumenten”.
Uiteraard kan ik uit een besloten groep geen herkenbare citaten van anderen delen en ik moet me daarom beperken tot mijn eigen bijdragen en de grote lijn, al realiseer ik me dat het daardoor hier en daar lastig zal zijn om het verloop en de context van uitspraken helemaal goed te volgen.

Mijn eerste reactie was deze:
“Boeiend. Hoe zie je die morele verantwoordelijkheid dan, X? Ik kan me er namelijk wel in vinden. Wie moeder wil worden, moet zich bewust zijn van de grote verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt omwille van de gezondheid van het kind. Ook ik ben van mening dat het belang van het kind te weinig vooropstaat. Ik weet niet hoe je dat kunt afdwingen en inderdaad, of je dat moet willen afdwingen (lijkt me niet), maar dat het belangrijk is, daar ben ik het van harte mee eens! Hoe zit het met de autonomie van de baby, die door de moeder moet worden gewaarborgd? Zou de baby iets tot zich willen nemen wat slecht is? En zo nee, hoe vertaalt zich dat dan naar wat de moeder doet of moet doen? En wat vind je het griezeligst aan de argumenten?”

Ik vervolgde na een paar reacties met:
“(…) We zeggen ook dat roken slecht is in het bijzijn van kinderen of dat je ze niet moet slaan en inderdaad, dat ze naar school moeten. Is dat morele druk, of is dat informatie verstrekken in het belang van het welzijn en de gezondheid van het kind? Je hóeft geen kind te krijgen, hè? Geen zin in al dat gedoe van doen wat goed is voor een kind? Zie er dan vooral vanaf. Dit is even heel scherp geformuleerd (durf ik hier wel ;o)), maar in essentie is dat wel hoe ik het zie.”
Afbeelding van een Belgische voorlichtingscampagne
Enkele mensen waren van mening dat de zelfbeschikking van de vrouw over haar lichaam nooit ter discussie mag staan, al was er ook iemand die zich afvroeg hoe het dan zit met de zelfbeschikking van de baby, die vanaf het prille begin een volwaardig mens is, en waarom de wens van de moeder boven de gezondheid van de baby zou mogen staan.

Ik vroeg:
“Dus jij vind dat ze in principe ongelimiteerd het leven van haar ongeboren kind mag beschadigen, want haar autonomie staat bovenaan en niemand mag daarin ingrijpen...? En waarom zijn slaan en alcohol in de zwangerschap onvergelijkbaar? Zolang de moeder haar kind in zich draagt, mag ze doen wat ze wil?”

Eén van de reacties was dat dat inderdaad de ultieme conclusie zou moeten zijn, maar dat ontbrekende toerekeningsvatbaarheid (op basis van psychische problematiek of verslaving) een uitzonderingsgrond zou kunnen zijn.

Dat bracht mij tot deze vraag:
“Maar 'psychisch aantoonbaar niet in orde' is natuurlijk ook een glijdende schaal. Je bent niet OF 100% in orde OF 100% gestoord. Je kunt de vraag stellen: ben je wel psychisch in orde als je willens en wetens je kind beschadigt met het drinken van alcohol in de zwangerschap? Maar goed, de vraag kan ook zijn: ben je wel goed snik als je aldoor patat eet in je zwangerschap? Kortom: volgens mij behoorlijk lastig om hier morele oordelen aan te verbinden.”

Mijn woordkeuze ‘morele oordelen’ viel niet helemaal goed, was mijn indruk, maar wat je daaronder verstaat, is natuurlijk afhankelijk van je definitie. Ik vind ‘niet toerekeningsvatbaar’ een moreel oordeel, maar anderen wellicht niet. Die zijn misschien van mening dat je daar objectieve criteria op kunt loslaten en dat valt dan bij mij weer niet zo goed, want alles heeft z’n oorzaak, niet waar?

Dan merkt iemand met enig cynisme op dat het welzijn van de kinderen niet alleen door vrouwen wordt bepaald, maar ook door de leefstijl van de aanstaande vaders vóór de conceptie en ze bepleit een baarstaking en een seksstaking van vrouwen om het hele thema meer onder de aandacht te brengen.

Ik reageer:
Zeker, Y, ook allemaal waar, en veel vrouwen en mannen kiezen hun partner zeer slordig! ;o)) En wat meer zelfbeheersing kan voor het totale maatschappelijk welzijn in veel gevallen ook geen kwaad. Nu niet allemaal denken dat ik dat met sancties zou willen afdwingen, maar zelfs als je dat niet wilt, kun je best dingen vinden die een groot verantwoordelijkheidsgevoel vragen. En als je dat allemaal vindt, kan het nog steeds heel moeilijk zijn om te bepalen waar de grens ligt en wat je wel of niet kunt of mag (af)dwingen. En het is ook gewoon een gegeven dat vrouwen met de competentie een kind te baren, een grote verantwoordelijkheid (mogen!) dragen, of we dat met z'n allen nu leuk vinden of niet. Jij bent geen voorstander van slachtofferdenken, X, en ik ook niet. Dat betekent volgens mij ook dat we niet te veel moeten klagen over het feit dat dat totaal afhankelijke mensje in ons vraagt dat we ons bezinnen op hoe we met ons lijf en ons leven omgaan, niet omdat iemand dat afdwingt of oplegt, maar omdat we *zelf* inzien dat dat belangrijk is. En voor mij blijft dan toch de vraag: wie vertegenwoordigt het belang van de baby, als de moeder dat niet doet?
Graag wil ik nog deze delen, over graden van 'insanity':
https://www.youtube.com/watch?v=wqAiDV_akFQ&feature=youtu.be .

De conclusie wordt herhaald dat je “NOOIT” mag dwingen tot bepaald gedrag dat ingrijpt in het lijf van de zwangere, “tenzij iemand ontoerekeningsvatbaar is”. (Zie voor 'gekte' bovengenoemde clip!)

Ik antwoord:
“Dan kan ik slechts mijn beginopmerking herhalen: ik vind het lastig wiens autonomie voorrang heeft, zoals ook Z zich afvroeg. Wat jij impliciet volgens mij dan ook zegt, is dat de baby geen volwaardig mens is zolang de geboorte niet heeft plaatsgevonden. De autonomie en het zelfbeschikkingsrecht van de baby tellen niet, of in ieder geval niet even zwaar. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben, al ben ik me bewust van de grote problemen die het geeft om die rechten van de baby te realiseren...”

Volgende keer deel 2 van mijn bespiegelingen op en gedachten over dit reuze belangrijke onderwerp.

woensdag 11 december 2013

Over (on)betaalde bezigheden

Helemaal kriegel word ik ervan, van die stukken in de krant die hele groepen diskwalificeren, niet alleen hele groepen mensen, maar ook hele groepen taken, hele groepen bijdragen aan wat in z’n totaliteit de samenleving vormt. Meer concreet gaat het me om het begrip ‘werk’ en wat er wel en niet onder wordt geschaard. Geregeld kom je in allerlei omgevingen namelijk die bijzondere termen tegen: ‘werkende vrouwen’, ‘werkende moeders’, maar ook ‘niet werkende vrouwen’ en ‘niet werkende moeders’. Bij mij komt dan altijd de vraag op: “Bestaan die dan, moeders die niet werken?”

In mei van dit jaar schreef ik samen met onze oudste dochter dit artikel op de website Joop.nl , Jouw Online OpiniePagina. Hierin gaven we aan wat ons bezwaar is tegen de veel gehanteerde definitie van ‘werk’. Ik schreef er trouwens al eerder diverse blogs over, zoals hier, en wil er nu opnieuw aandacht aan besteden, want het is een hardnekkige kwestie. Dat kan geneuzel lijken, maar taalgebruik heeft een grote invloed op de perceptie van begrippen. Ik breng in het kader daarvan nog maar weer eens het artikel van Diane Wiessinger onder de aandacht, ‘Watch Your Language’.

Ik heb op vanDale het woord ‘werken’ ingegeven, want als we niet weten waarover we het hebben, dan valt er moeilijk een zinnige uitspraak over te doen. Dit is wat ik vond:
wer·ken (werkwoord; werkte, heeft gewerkt)
1 bezig zijn, zijn krachten gebruiken: aan een roman werken
2 betaalde arbeid verrichten, een beroep uitoefenen: waar werk je?; werk ze! werk prettig!
3 uitwerking hebben: op de zenuwen werken invloed uitoefenen op
4 krimpen en uitzetten van hout door weersinvloeden
* iets naar binnen werken opeten; iemand de kamer uit werken maken dat hij de kamer verlaat

Wanneer er wordt gesproken over ‘werkende moeders’, wordt meestal op betekenis 2 geduid. Het betreft dan niet zozeer het woord ‘moeders’, maar het woord ‘werkende’. Het moederschap zelf wordt niet als beroep gezien en wat zij doet is geen werk.
Velen zijn van mening dat je werkt wanneer je een betaalde baan hebt, bij voorkeur buitenshuis, of nog specifieker: buiten je éigen huis, want als je bij iemand ánders in huis de rommel opruimt en voor de kinderen zorgt, dan heet het wel ‘werken’. Is dat niet merkwaardig? Stel je voor, ik heb een buurvrouw met jonge kinderen en onze eigen kinderen vergen ook nog zorg en aandacht. Wanneer wij allebei in ons eigen huis datgene doen wat nodig is om de zaken goed te laten verlopen, ‘werken’ wij geen van beide. Wisselen wij daarentegen van huis en doet zij bij mij de huishouding en ik bij haar en wij ontvangen daarvoor van elkaar een salaris… dan werken we allebei. Financieel schieten we er niets mee op (ervan uit gaande dat we beiden hetzelfde verdienen) en onze kinderen worden er ook niet veel wijzer van. Zij worden immers verzorgd en getroost door iemand die ze weliswaar goed kent, maar die niet dezelfde band met ze heeft als hun eigen moeder, die ze gedragen en gebaard heeft en mogelijk nog voedt.

Hoe komt het, dat het ouderschap en meer nog het moederschap in onze samenleving zo weinig aanzien heeft? Waarom worden het begeleiden van (eigen) kinderen naar volwassenheid en het erbij behorende zorgen voor een (eigen) veilige en gezonde thuisomgeving betiteld als ‘niet werken’? Wanneer je het woord ‘eigen’ vervangt door ‘andermans’, hebben we blijkbaar een totaal andere situatie en gaan de politieke debatten over de vraag hoe we de kwaliteit hoog kunnen houden met het oog op het economisch belang.

Dit hele onderwerp is een politieke aangelegenheid. Er ligt een sterke focus op geld en op activiteiten die in het huishoudboekje van de overheid worden geregistreerd en waaraan een prijskaartje kan worden gehangen. Arbeid die niet financieel wordt beloond met een salaris dat ergens wordt genoteerd, lijkt voor de overheid niet mee te tellen. De indruk wordt gewekt dat die vorm van inspanning geen bijdrage levert aan de samenleving, aan de economie, aan het welzijn en de welvaart. Wat niet in geld kan worden uitgedrukt, lijkt van ondergeschikt belang. En het is niet eens alleen een ‘rechts-liberaal’ issue; ook de partijen ter linker zijde gaan erin mee. Ook daar wordt het belang van aandachtige, liefdevolle en dus tijdrovende zorg in de jonge jaren van een kind schromelijk onderschat.
Pathologie die voortvloeit uit suboptimale of slechte zorg in het begin, leidt tot enorme persoonlijke, emotionele en gezondheidsschade later in het leven. Daarmee wordt het dan dus ook een sociale, maatschappelijke, economische aangelegenheid met financiële gevolgen, ook als je niet in exacte cijfers de vinger erop kunt leggen.

Op woensdag 27 november 2013 las ik een stuk in de Volkskrant met de kop ‘We zijn een traditioneel volk’. De ondertitel luidde: Nog steeds zijn het de mannen die vaker en langer werken en de vrouwen die meer tijd aan het huishouden besteden. Ook lunchen we massaal om half een en liggen we voor elven in bed.

Langer ‘werken’? Wat doen ze dan, als ze ‘werken’? En wat doen al die mensen die ‘niet werken’ in die tijd?
Het artikel vervolgt met meer uitleg. Op de eerste zin daarvan valt niets aan te merken; als dat is gemeten door het Sociaal en Cultureel Planbureau, dan is dat zo: De groei van het aantal uren dat wij betaalde arbeid verrichten, is tot stilstand gekomen. Dat is een constatering die verder niets zegt over hoe we onze tijd doorbrengen. Belangrijk is overigens wel dat dit niet per se betekent dat we minder zijn gaan werken! Dat hangt namelijk, zoals waanzinnig veel in het leven, volledig af van de definitie die je hanteert.
Als we spreken over ‘werken’, zou ik graag zien dat betekenis 1 van vanDale wat meer nadruk krijgt: bezig zijn, je krachten gebruiken. Met die definitie gaan de percentages van hoeveel iedereen werkt drastisch omhoog.

Wie werkt, begint vooral tussen 8 en 9.

Geloof me… wanneer we als ouders pas rond 8.00 uur beginnen, slagen we er zeer zeker niet in om onze kinderen op tijd op school te krijgen.

Vrouwen werken gemiddeld 17,9 uur, mannen 32,4 uur. Bijna veertig jaar geleden, in 1975, lag dat op 6,8 tegen 32,3 uur; in 1995 was de verhouding al iets minder scheef: 12,6 tegen 32,9 uur.

Boeiende cijfers, niet waar? Een week heeft 7 x 24 = 168 uur. Daarvan werken vrouwen in 2013 blijkbaar 17,9 uur, maar in 1975 waren ze maar gedurende 6,8 uur nuttig voor de samenleving. Wie gelooft dat…? Overigens is die samenleving blijkbaar arbeidsintensiever en drukker geworden in krap veertig jaar, want in totaal ‘werkten’ mannen en vrouwen samen 39,1 uur in 1975, 45,5 uur in 1995 en 50,3 uur in 2011 of 2013! Waar zijn we zo druk mee? Niet met zorg, want dat is geen ‘werk’, toch?

De arbeidsparticipatie van vrouwen van 20 jaar en ouder lag in 2011 op 64 procent. Dat betekent dat bijna tweederde van de vrouwen ten minste twaalf uur per week werkt. Een jaar na de geboorte van het eerste kind heeft slechts 10 procent van de moeders een volledig baan.

Die 10 procent… zorgt die volledig voor hun kind, náást het verrichten van 40 uren betaalde arbeid? Hoe moet ik mij dat voorstellen? Wat betekent dat voor de behoeftebevrediging van die baby’s?
En als er iemand anders voor die baby’s zorgt… werkt die dan wél? En waarom die 90% dan niet?

Over dit aspect schrijft Ingeborg Bosch (zie hier mijn blog van vorige week over haar visie) het volgende in haar boek ‘De onschuldige gevangene’: We zouden met de moderne kennis van de psychologie misschien eindelijk eens een generatie groot kunnen brengen die zichzelf en het leven werkelijk aankan. De mensen die dat op zich nemen, en voor het merendeel zijn het nu eenmaal vrouwen, zouden we moeten koesteren. Ze zouden cursussen moeten kunnen volgen en er een financiële vergoeding voor krijgen. Dat is een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de volgende generatie. Het argument tegen zorgloon is dat het de kans op terugkeer naar de arbeidsmarkt zou verkleinen. Dat houdt dus de visie in dat de zorg thuis geen onderdeel van het arbeidsproces is. Wat een onderschatting en wat een minachting. Het feminisme heeft een gaatje laten vallen: veel moeders met kleine kinderen zitten maatschappelijk nog steeds in de klem.

Zorg voor baby’s en jonge kinderen is een hoogwaardig (arbeids)onderdeel van de samenleving, of je er nu wel of niet een salaris aan koppelt. Het wordt tijd voor ‘evidence based’ politiek beleid op dit terrein!

dinsdag 9 april 2013

Opzij gezet door werk, deel 2

Een paar dagen geleden maakte ik in mijn blog een begin met een beschouwing naar aanleiding van een artikel in het blad ‘Opzij’ van april. Graag wil ik er nog wat meer over zeggen, want op grond van allerlei maatschappelijke en psychologische omstandigheden denk ik dat het onderwerp aandacht verdient.

Aansluitend op het stuk over de moedermythes las ik trouwens een epistel van een vader, Opzij-columnist Cor Vos. Hij zegt onder andere: “Er zijn globaal twee soorten zorgtaken. Enerzijds voorlezen, buiten spelen of wandelen; leuke dingen om te doen, gericht op de ontwikkeling van kinderen. Anderzijds zijn er zorgtaken als aankleden, eten geven en naar bed, school of opvang brengen. Hoe meer de ene ouder deze laatste soort taken op zich neemt, hoe meer vrijheid de andere ouder krijgt om te gaan werken. Het is dus belangrijk dat ouders met name deze taken gelijk verdelen.
Zal deze columnist werkelijk de mening zijn toegedaan dat de taken in de categorie ‘Anderzijds’ niet op de ontwikkeling van kinderen zijn gericht…? Wat zegt dat over zijn beeld van hoe een kind zich ontwikkelt? Wat is zijn inschatting van wat een kind nodig heeft om die ontwikkeling te laten uitmonden in een stabiele, veilig gehechte persoonlijkheid waarmee je de wereld aan en in kunt?

Koester je kleintje’ is nu helemaal af en een heel deel is gewijd aan de neurologische ontwikkeling van een kind. Als gevolg daarvan moet ik bij teksten over het opgroeien van kinderen steeds vaker denken aan dat jonge, nog lang niet volgroeide brein en wat zich daarin afspeelt. Hoe kunnen ouders de veiligheidsbeleving optimaliseren? Een aantal vragen naar aanleiding van de moedermythes en de vadergedachten.



Mythe 1: Laveren tussen werk en kroost is loeizwaar.

Een mythe, zegt Daphne van Paassen, want ‘werkende’ moeders (aanhalingstekens van mij, ook alle volgende keren) zijn gelukkiger en gezonder dan de thuisblijfmoeders. Verklaring? “[D]oordat ‘werkende’ moeders op het werk de support krijgen en de vaardigheden leren die ze thuis ontberen.
Wat gaan we daaraan doen, aan die ontbrekende support?
Moeders ervaren het vertoeven in beide werelden als verrijkend.
Wat is de reden dat ouderschap en werknemerschap zozeer gescheiden zijn geraakt?
Want als ik om half zes vloekend (…) wegren naar de trein kan ik nog piekeren (…), maar een uur later – knuffelend, kokend, kletsen, troostend, voorlezend – is ‘werk’ voor een paar uur volkomen uit mijn hoofd.
Zijn kinderen en de zorg voor hen een vorm van afleiding voor de werkdruk en de werklast?

Mythe 2: Werkende moeders zijn slechte opvoeders.

Niet waar, betoogt de schrijfster.
Net als veel andere moeders zat ik begin dit jaar tegen het plafond toen ik minister Ronald Plasterk een appel hoorde doen op ouders: ze moeten van hem weer beter en meer gaan opvoeden. (…) Ouders moeten weer normen en waarden bijbrengen, zei hij in De Telefgraaf. Dan stopte het geweld tegen overheidsdienaren vanzelf, dacht hij.
Is dat werkelijk zo’n raar idee van Plasterk? Waar leert een kind, een mens, waarden en normen? Waar leer je geduld en respect? Waar leer je dat het belangrijk is om tijd en aandacht voor een ander te hebben? Doet goed voorbeeld goed volgen of is dat een mythe?
Uit onderzoek (…) blijkt dat vrouwen tussen 1980 en 2005 weliswaar veel meer uren zijn gaan ‘werken’, maar niet minder zijn gaan opvoeden. Integendeel.
Wat is hier de definitie van het begrip ‘opvoeden’?
Niet-‘werkende’ moeders besteden maar een klein beetje meer tijd aan hun kinderen dan de parttime en fulltime werkende moeders – zij stoppen wel meer tijd in het huishouden.
Wat is de definitie van ‘huishouden’ en waar begint dat en eindigt ‘opvoeden’? Samen koken, samen opruimen, samen boodschappen doen… is dat ‘huishouden’ of is dat ‘opvoeden’?
Moeders in grote deeltijdbanen beleven de opvoeding bovendien positiever dan moeders zonder ‘baan’ (ook deze aanhalingstekens zijn van mij) en zeggen dat ze hun kind meer genegenheid tonen.
Interessant; en wat zeggen de kinderen daar zelf over? Kunnen de kinderen trouwens een vergelijking maken met hoe het zou zijn als hun moeder een andere dagindeling had?
We zijn misschien zelfs juist wel een beetje te fanatiek gaan opvoeden, blijkt uit onderzoeken van het opvoedblad J/M. (…) Het kind als project, mogelijk onder invloed van het ‘werk’: waarom niet thuis ook doelen stellen en stappenplannen maken als je daar op het ‘werk’ goede resultaten mee boekt?
Andermaal: wat is de definitie van ‘opvoeden’? Het kind als project… is dat ‘opvoeden’ of is dat doorgeslagen carrièredrift, waarin de acceptatie van het kind als kind ver te zoeken is…?

Goed, nog vragen te over, dus mythe 3 en 4 bewaar ik voor volgende week!

zaterdag 6 april 2013

Opzij gezet door werk, deel 1

Het was alweer jaren geleden dat ik een exemplaar onder ogen had, maar tijdens het Paasweekeinde las ik een aantal artikelen in het tijdschrift ‘Opzij’. In de uitgave van april kan men lezen over ‘De moedermythes’. Dit zijn ze, volgens schrijfster Daphne van Paassen:
Mythe 1: Laveren tussen werk en kroost is loeizwaar.
Mythe 2: Werkende moeders zijn slechtere opvoeders.
Mythe 3: Moeders zijn lastige werknemers.
Mythe 4: Werkende moeders doen niets op school.

Zoals we weten van wetenschappelijk onderzoek, is het ondoenlijk om tot steekhoudende conclusies te komen wanneer je de definitie van de gehanteerde begrippen niet duidelijk en ondubbelzinnig hebt omschreven. In die zin is er al het één en ander te zeggen over het tijdschrift.
Voorop de cover staat in een witte cirkel de naam van het blad: Opzij, met daarboven de pay-off: ‘de vrouwelijke opinie’. DE vrouwelijke opinie… of EEN vrouwelijke opinie? Welke groep vertegenwoordigt Opzij? De gemiddelde Nederlander zal op deze vraag wellicht antwoorden: “Nou, da’s toch algemeen bekend? De feministische vrouw!” Aha… en wat is dat dan, ‘feminisme’? Volgens Wikipedia is dit “de verzameling maatschappelijke en politieke stromingen of bewegingen die ongelijke (machts-)verhoudingen tussen mannen en vrouwen kritisch analyseren en vrouwenemancipatie nastreven.”, waarbij het er bij vrouwenemancipatie om gaat “de mannendominantie op juridisch, politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak [te] verkleinen.

Het valt niet mee om een beeld te schetsen van wat dit allemaal bij mij oproept. Laten we om te beginnen vaststellen dat iedere visie wordt bepaald door het perspectief dat je kiest. Welke invalshoek je voorkeur heeft, wordt op zichzelf ook weer door een overvloed aan aspecten beïnvloed.
Eén van de punten waarover ik altijd struikel, is het ogenschijnlijk simpele woord ‘werken’. De meeste mensen zullen wel een beschrijving kunnen geven van wat ze daaronder verstaan, maar wanneer je ze geplaatst ziet in de context van de bovengenoemde mythes, wordt duidelijk dat het er nogal op aankomt op welke activiteiten je het label ‘werk’ plakt. De mythes gaan er namelijk allemaal vanuit dat ‘werk’ en ‘moederschap’ twee tegengestelde grootheden zijn. Dat wat moeders doen vormt een lastige combinatie met werken. Dat impliceert dan tevens dat hetgeen moeders doen in hun rol als moeder, niet als werk dient te worden betiteld.



In menig andere setting zijn de taken waarmee ze zich bezighoudt echter wel werk: verzorgen, schoonmaken, opruimen, administratie bijhouden, vervoer regelen van handelingsonbekwamen, koken, catering doen, inslaan van benodigdheden op allerlei terrein, evenementen organiseren, uitnodigingen regelen, mondeling, telefonisch en schriftelijk communiceren met lesinstellingen, voortgangsevaluaties houden (intern en extern), hovenierswerk verrichten, klein en groot onderhoud van het pand uitvoeren of aanbesteden, budgetteren, algemene beschouwingen doen, counselling en mediation vormgeven, meerjarenbegrotingen opstellen, investeringsonderhandelingen voeren, telecommunicatie reguleren, archieven bijhouden, scholingsniveau van de medewerkers monitoren en zo nodig verhogen (intern of extern), ecologisch bewustzijn bevorderen, verantwoorde amusementsprogramma’s aanbieden, gesprekstherapie voeren, creatieve therapie aanbieden, uitleg verstrekken over gezonde slaap- en voedingspatronen… en er is meer, maar dit volstaat denk ik voor nu. You get my drift.

Doet een moeder dit alles buitenshuis in dienst van een ander, tegen een financiële vergoeding, voor relatieve vreemden, dan werkt zij.
Doet een moeder dit alles voor haar eigen gezin, dan werkt zij niet.
Het is een schandelijke vertoning dat deze definitie van werken nog altijd de meest gehanteerde is.
Dit op geld en prestige gebaseerde uitgangspunt helpt de samenleving om zeep. De yin-en-yang-balans raakt volledig zoek en zoals Michel Odent met zijn zwaar Franse accent zegt, over het mondiale tekort aan oxytocine: “What will it do for ze human capacity to looowva?”

Wordt spoedig vervolgd, met meer beschouwingen over de genoemde mythes!

donderdag 11 oktober 2012

Handjes thuis

Afgelopen week spraken we met een aantal collega’s weer eens over het begrip ‘interventie’. Het hele proces van dragen, baren en zogen is in de loop der tijd alsmaar meer onderhevig geraakt aan interventies van al dan niet medische aard. Terwijl we erover discussieerden, bleek dat niet iedereen dezelfde definitie van ‘interventie’ hanteerde en dat kan gemakkelijk tot een Babylonische spraakverwarring leiden. Helder definiëren is een voorwaarde om tot steekhoudende conclusies te komen. Een gebied waarvoor dat meer dan voor welk ander gebied geldt, is dat van het wetenschappelijk onderzoek. Het begrip ‘evidence based’ is iets waarmee we tegenwoordig te pas en te onpas om de oren worden geslagen. Yvo Smulders, hoogleraar Interne Geneeskunde in het VU Medisch Centrum in Amsterdam, heeft er op Youtube een prachtige presentatie over, die ik van harte kan aanbevelen. Hij spreekt over het ‘evidence beest’, wat een vondst! Hij zet zijn publiek aan tot nadenken over de vraag wat je eigenlijk meet, wat je vervolgens denkt te weten en hoe je daarop je beleid kunt baseren.












Laten we eens kijken naar het woord ‘interventie’. Dit is afkomstig van het Latijnse woord ‘intervenire’, wat ‘komen tussen’ betekent. Bij een interventie is er dus sprake van een ‘tussenkomst’. Vaak wordt het gebruikt in de betekenis van ‘ingreep’, ‘bemiddeling’, ‘oplossing van een probleem’. In de context van de politiek betekent het bemoeienis met interne aangelegenheden, meestal op grond van internationaal recht of humanitaire overwegingen. Degene die intervenieert, is dus meestal iemand die tussenbeide komt, die zich inmengt in wat er tussen twee partijen gebeurt, vanuit de gedachte dat hij het als interveniërende partij beter weet dan degenen op wie hij zijn actie richt.

Goede borstvoedingszorg begint er daarentegen mee interventies te voorkomen, zodat er geen problemen ontstáán (en dan hoef je ze vanzelfsprekend ook niet op te lossen). Als moeder en kind wel uit elkaar zijn gehaald of op afstand van elkaar verkeren, begint een goed consult met het weer bij elkaar brengen van de partners in de dyade, de twee-eenheid. In de woorden van de Engelse kinderarts en psycholoog Donald Winnicott: “There is no such thing as a baby; there is always a baby and someone.” Dat weten we ergens ook wel, want een baby kan zich in z’n eentje immers niet redden. Mama’s lijf, mama’s armen… die vormen zijn habitat, zijn veilige leefomgeving in de beginfase van zijn leven. Daar hoort hij thuis. En als je je het daarmee eens bent, is huid-op-huidcontact dan een interventie? Of was in essentie de scheiding die eraan voorafging de ingreep, de tussenkomst, de inmenging?
















Goed wetenschappelijk onderzoek is erop gericht een interventie te bestuderen en die te vergelijken met de situatie waarin er niet wordt ingegrepen. Als dat nou eens wat beter zou worden begrepen! Dan zouden we heel andere onderzoeksstudies (en krantenkoppent!) krijgen. Dan zou het worden: ‘Kunstmatige zuigelingenvoeding en het risico op obesitas’ (in plaats van ‘Borstvoeding en de bescherming tegen obesitas’) of ‘Scheiding van de moeder en hartritmestoornissen bij de baby’ (in plaats van ‘Verminderde hartritmestoornissen bij huid-op-huidcontact’). Het normale, de situatie waarin er niet wordt geïntervenieerd, dat is je referentiepunt en daarmee vergelijk je de gevolgen van het ingrijpen.

Vroeger zei ik soms tegen de kinderen: “Kijken met de ogen, niet met de handen.” Dat is ook in de zorg voor borstvoedende moeders een goed uitgangspunt. Eerst maar eens de boel stevig bij elkaar houden, goed observeren en niet tussenbeide komen, dus … hands off!

dinsdag 22 maart 2011

Transitie

We maken in het leven allerlei overgangsfasen door. Een wilde greep: van borst naar vaste hap, van thuis bij mama naar peuterspeelzaal, van basisschool naar middelbare school, van eindexamen naar hoger onderwijs, van thuis wonen naar op eigen benen staan, van single naar een leven met partner. Op die laatste stap volgt vaak een fase waarmee ik als lactatiekundige te maken heb: van volwassen, zelfstandige vrouw naar de rol van moeder. Daar hoort een kleine tegenspeler bij, die eveneens een grote overgang doormaakt: een baby die van de baarmoeder naar de grote wereld gaat. Dat is niet niks, twee van die grote transities bij elkaar van twee mensen die samen in balans moeten komen, terwijl ze zelf nog niet eens hun nieuwe evenwicht hebben gevonden. Geen wonder dus, dat daarvoor intense aandacht nodig is en dat het zoeken is naar hoe en wat en wanneer. Wie kan, ondanks alle voorlichting en boeken en websites, vooraf bevroeden dat een baby écht zoveel tijd van je vraagt? Je dacht dat je met alle opgebouwde levenservaring zo’n klein mensje toch wel aan zou kunnen. Ineens versta je echter de taal van je gesprekspartner niet meer. Het dagelijks leven wordt een ‘crash course’, een survivaltocht, waarin je in hoog tempo moet zien te ontcijferen wat de ander van je wil, wat ‘ie bedoelt als ‘ie zus of zo kijkt of beweegt of pruttelt. En je minipartner is ook nog totaal van jou afhankelijk.
In de dierenwereld levert dat alles zoogdiermoeders op die, hoe vriendelijk hun karakter anders ook moge zijn, vervaarlijk agressief kunnen worden wanneer je hen en hun jongen te na komt. We kijken daar vaak met ontzag naar, hoe goed ze voor hun kroost opkomen en hoe prachtig de filmer van National Geographic dat in beeld heeft gebracht. Zo bezien is het wel merkwaardig dat wanneer mensenmoeders vergelijkbaar gedrag vertonen, ze gemakkelijk als ‘overbezorgd jong moedertje’ in de hoek worden gezet. “Gaat u maar, wij zorgen wel voor uw kindje. U moet aan uzelf denken, u hebt uw rust nodig. Er is niks aan de hand, uw kindje kan best even zonder u. U hoeft er echt niet aldoor bij te zijn. U hebt toch ook een eigen leven? U wilt u kind toch niet verwennen?”

Wat zou een leeuw inbrengen tegen deze redenering? Of een neushoorn? Of een poes? Vinden we hen ook overbezorgd? Of zeggen we in hun geval: “Het is een hele goede moeder; ze let voortdurend op haar jongen.” En een aap die haar kind alleen in een hoekje laat zitten… zeggen we dan: “Ze leert haar jong om onafhankelijk te zijn”…? Of zeggen we dan: “Ja, dat krijg je ervan, als dieren niet in het wild, maar in gevangenschap opgroeien. Dan hebben ze geen goede voorbeelden meer en weten ze niet meer hoe ze voor hun nageslacht moeten zorgen!”
Moeders die hun baby niet alleen laten en er voortdurend bij willen zijn, laten zien dat ze weten hoe het moet. Dat verdient respect en ondersteuning!