zondag 21 april 2013

Opzij gezet door werk, deel 3

In mijn blog van 9 april liet ik weten in ieder geval nog een deel 3 te schrijven, omdat er nog twee mythes onbesproken waren gebleven. Ook wil ik nog wat beschouwelijke ideeën ter afsluiting toevoegen.

Mythe 3 is volgens het artikel van Daphne van Paassen: Moeders zijn lastige werknemers.
Dat zou dan komen door regelmatige afwezigheid vanwege zieke kinderen, te laat binnenkomen en vroeger weggaan vanwege de crèche. De mythe valt niet goed te onderbouwen en niet goed te ontkrachten, is de conclusie, want er is geen gedegen onderzoek dat één van beide stellingen steunt.

Mythe 4 luidt: 'Werkende’ moeders doen niets op school.
(Net als de vorige keer zijn de enkele aanhalingstekens van mij, omdat ik de term ‘werken’ een zeer onduidelijke vind.)
De schrijfster beklaagt zich over de vele taken die ouders vanuit school opgedragen krijgen, zoals rijden voor een schaatsevenement, knutselen voor het afscheid van een klasgenoot of thuis de tafels oefenen met hun kind, omdat de rekentoets slecht is gemaakt. Ze stelt voor dat het oefenen in de plaats komt van schaatsen met de klas of in plaats van de viering van het afscheid van de klasgenoot.
De tirade vervolgt met de term ‘mommy wars’, waarbij “de moeders met kleine banen die hun ambities maar nauwelijks in hun werk kwijt lijken te kunnen,” zich op school verdienstelijk maken in allerlei commissies. Zou het mogelijk zijn dat deze moeders bewust voor een betaalde deeltijdbaan kiezen, zodat ze hun andere, onbetaalde baan (het opvoeden van hun kinderen en het begeleiden van schoolevenementen) óók kunnen uitoefenen?
Ik kan me nog een schoolreisje van één van onze kinderen herinneren, waarbij een vader in gesprek was met een andere wachtende moeder. Hij liet omstandig weten hoe belachelijk hij het vele vrijwilligerswerk vond: als je iets deed wat van belang was, dan moest je je ervoor laten betalen en anders moest je het niet doen. Realiseerde hij zich dat zijn kind op schoolreisje kon gaan omdat ándere ouders wel tijd hadden vrijgemaakt om de klas te begeleiden…?
Zijn die uitjes die met school worden gemaakt, werkelijk zo onnuttig als de schrijfster stelt…?



Ik kan me vinden in de stellingname dat niet alle evenementen het niveau van een nationale televisie-uitzending hoeven te hebben en dus ook niet de bijbehorende voorbereidingen vereisen. Toch denk ik dat evenementen in schoolverband voor kinderen geweldig zijn. Zouden we alle ouders die dat nu vrijwillig doen een salaris geven voor hun werk, dan waren ze net als de ‘werkende’ ouders, zelf ‘werkende’ ouders. De definitie is immers dat wie een salaris voor zijn of haar activiteiten ontvangt, ‘werkt’. Maar… hoe logisch is die redenering eigenlijk?
Leidt de huidige definitie van ‘werken’ tot economische rijkdom? Of is het een teken van sociale en maatschappelijke armoede, dat we niet meer kunnen zien hoe belangrijk veel onbetaalde arbeid is voor de cohesie in een samenleving? Waarom staan de activiteiten die met een salaris worden beloond in de meeste gevallen zoveel hoger aangeschreven dan de dingen die uit liefde of betrokkenheid of passie of noodzaak worden gedaan, zonder dat er een geldelijke vergoeding tegenover staat?
De term ‘werkende moeders’ suggereert dat er ook ‘niet werkende moeders’ zijn. Is dat zo? Bestaan die echt? Of is dat een mythe? Ik zag in mijn omgeving altijd vooral veel moeders die druk waren met het begeleiden van hun opgroeiende kind(eren): naar school halen en brengen, naar sport en zwemles en muziekles halen en brengen, naar vriendjes en vriendinnetjes halen en brengen, verzorgen, bijpraten, coreguleren als de emoties oplopen, luisteren als de blije verhalen schreeuwen om verteld te worden, knuffelen en omhelzen als de snoetjes op huilen staan omdat het soms allemaal nog zo moeilijk is in het leven.

Ik wil graag pleiten voor een maatschappelijke herwaardering van de term ‘werken’, zodat we uitkomen op een definitie die niet zo denigrerend is voor hen die niet in de statistieken van het Bruto Nationaal Product komen, omdat hun inspanningen niet meetellen. En wat kinderen betreft zou ik zeggen: die verdienen tijd, aandacht en nabijheid, en niet alleen op de momenten dat papa en mama nog een gaatje vrij hebben in de agenda. Een veilig gehechte start die aansluit bij het biologische verwachtingspatroon van een baby, begint aan de borst, waarna de wereld langzaam groter wordt.
Dus, moeders: laat je niet opzij zetten als ‘niet werkend’, maar wees trots op wat je doet!

dinsdag 16 april 2013

Finish als start

Wat een heerlijk weekend hadden we bij de Engelse lactatiekundige collega’s in Manchester!
Donderdagochtend zetten we voet op Britse bodem en zondagavond kozen we het luchtruim terug naar de Lage Landen. In de tussenliggende dagen hebben we vreselijk veel plezier gehad en prachtige presentaties beluisterd. Mijn wens om Diane Wiessinger te horen spreken, is in vervulling gegaan. Wat een krachtige vrouw! Ze is authentiek, ze brengt haar boodschap vanuit een diepe overtuiging, spreekt in alle rust en is tegelijkertijd grappig en intrigerend. Ik heb me al het hoofd gebroken over de vraag hoe ze dat doet, dingen zeggen die zich vasthaken in je geheugen om nooit meer te worden vergeten, terwijl ze een heel simpele en voor de hand liggende indruk maken. Dat is natuurlijk een gevolg van jarenlang oefenen en je de stof door en door eigen maken. Ik heb een enorme bewondering voor dat soort mensen en voel me zeer geïnspireerd om ook zelf mijn presentaties weer eens onder de loep te nemen. Als we de zaken met humor kunnen benaderen, wordt alles al een stuk gemakkelijker!

Een belangrijk aspect van de glans van het congresweekend was echter de overhandiging van ‘Koester je kleintje’ aan schrijfster Jill Bergman. Zij was in Manchester één van de sprekers en dat was een fantastische gelegenheid om haar weer te ontmoeten en haar persoonlijk de vrucht van mijn arbeid in handen te geven. Het was zo mooi elkaar weer te zien, na alle weken en maanden waarin er alleen via e-mail contact was over alle openstaande kwesties en alle puntjes op de i. We hebben elkaar stevig omhelsd na elkaar over en weer stevig aan het werk te hebben gehouden. Wederzijds hadden we echter maar één doel voor ogen: het allerbeste eindresultaat, opdat ouders en zorgverleners zo veel mogelijk aan het boek zullen hebben.



Jill werd bij het uitpakken van het boek zowaar verlegen van vreugde. Ze sloeg de handen voor haar gezicht en grijnsde van oor tot oor. Dat deed me heel erg goed, want het is een grote verantwoordelijkheid om het werk van een ander in een nieuwe vorm te gieten. Dat is naar de mening van zowel Jill als haar man Nils zodanig goed gelukt, dat ze mijn versie nu mooier vinden dan hun eigen. Kijk, daardoor word ik dan weer verlegen van vreugde…!
We hebben nog veel gepraat in de loop van het weekend en de samenwerking is met de publicatie van de Nederlandse vertaling zeker nog niet ten einde. Ze willen hun eigen versie nu ook herzien en mijn aanbod om proeflezer te zijn, is in dank aanvaard. Met elkaar kunnen we kijken hoe we dit boek een vervolg kunnen geven en wat er mogelijk is om ouders laagdrempelig te ondersteunen.

Maandag ben ik de hele dag in de weer geweest om alle exemplaren voor de ouders en anderen die hebben meegewerkt, te voorzien van een door Jill en mij gesigneerde opdracht. Dat leverde een vracht van vele kilo’s op voor de post en de meeste enveloppen zijn dinsdag ook al aangekomen. Ik las al trotse reacties van ouders die met hun kind in het boek staan. Daar zijn ook twee kindjes bij voor wie de start te gecompliceerd was. Zij zullen niet samen met hun ouders de levensweg bewandelen en hun plaatsje in het boek is een eerbetoon aan hun korte leven. Er zijn ook twee kindjes bij die ondanks de moeilijke start wél bij hun ouders konden blijven, maar die hun tweelingbroertje of –zusje moeten missen. Deze kinderen en hun ouders maken een glimp zichtbaar van de grote zorgen waarmee een vroeggeboorte is omgeven en het is waarachtig een hele kunst voor deze gezinnen om de levensdraad vast te houden en verder te gaan. Daar zijn zachtheid, geduld, moed en liefde primaire levensbehoeften.
Er zijn echter veel vormen van verlies. Ook voortijdig je mooie dikke buik kwijtraken, je gedroomde thuisbevalling in rook zien opgaan, je knuffelige kraambed mislopen of de borstvoedingsperiode waarnaar je uitkeek amper van de grond kunnen krijgen zijn ervaringen die diep ingrijpen in het leven van ouders en kinderen. Dat doet pijn en dat zijn daarom allemaal des te meer redenen om het krachtige pleidooi van dit boek te ondersteunen: zo veel mogelijk huid-op-huidcontact, zodat de veilige hechting niet in gevaar komt, de moedermelk zo snel mogelijk kan gaan stromen en de baby op het ouderlijk lichaam rust mag vinden.

Ik wens iedereen die bij die goede zorg betrokken is, moed en wijsheid om de juiste prioriteiten te stellen. Zo kan, gegeven de omstandigheden, tóch een relatief goed begin worden gemaakt. De nabijheid van de ouders is daarbij een niet in geld uit te drukken investering voor de toekomst.
Met het wordingsproces van het boek zijn we bij de finish aangekomen; moge het de start zijn van een andere manier van kijken naar wat baby’s nodig hebben!

dinsdag 9 april 2013

Opzij gezet door werk, deel 2

Een paar dagen geleden maakte ik in mijn blog een begin met een beschouwing naar aanleiding van een artikel in het blad ‘Opzij’ van april. Graag wil ik er nog wat meer over zeggen, want op grond van allerlei maatschappelijke en psychologische omstandigheden denk ik dat het onderwerp aandacht verdient.

Aansluitend op het stuk over de moedermythes las ik trouwens een epistel van een vader, Opzij-columnist Cor Vos. Hij zegt onder andere: “Er zijn globaal twee soorten zorgtaken. Enerzijds voorlezen, buiten spelen of wandelen; leuke dingen om te doen, gericht op de ontwikkeling van kinderen. Anderzijds zijn er zorgtaken als aankleden, eten geven en naar bed, school of opvang brengen. Hoe meer de ene ouder deze laatste soort taken op zich neemt, hoe meer vrijheid de andere ouder krijgt om te gaan werken. Het is dus belangrijk dat ouders met name deze taken gelijk verdelen.
Zal deze columnist werkelijk de mening zijn toegedaan dat de taken in de categorie ‘Anderzijds’ niet op de ontwikkeling van kinderen zijn gericht…? Wat zegt dat over zijn beeld van hoe een kind zich ontwikkelt? Wat is zijn inschatting van wat een kind nodig heeft om die ontwikkeling te laten uitmonden in een stabiele, veilig gehechte persoonlijkheid waarmee je de wereld aan en in kunt?

Koester je kleintje’ is nu helemaal af en een heel deel is gewijd aan de neurologische ontwikkeling van een kind. Als gevolg daarvan moet ik bij teksten over het opgroeien van kinderen steeds vaker denken aan dat jonge, nog lang niet volgroeide brein en wat zich daarin afspeelt. Hoe kunnen ouders de veiligheidsbeleving optimaliseren? Een aantal vragen naar aanleiding van de moedermythes en de vadergedachten.



Mythe 1: Laveren tussen werk en kroost is loeizwaar.

Een mythe, zegt Daphne van Paassen, want ‘werkende’ moeders (aanhalingstekens van mij, ook alle volgende keren) zijn gelukkiger en gezonder dan de thuisblijfmoeders. Verklaring? “[D]oordat ‘werkende’ moeders op het werk de support krijgen en de vaardigheden leren die ze thuis ontberen.
Wat gaan we daaraan doen, aan die ontbrekende support?
Moeders ervaren het vertoeven in beide werelden als verrijkend.
Wat is de reden dat ouderschap en werknemerschap zozeer gescheiden zijn geraakt?
Want als ik om half zes vloekend (…) wegren naar de trein kan ik nog piekeren (…), maar een uur later – knuffelend, kokend, kletsen, troostend, voorlezend – is ‘werk’ voor een paar uur volkomen uit mijn hoofd.
Zijn kinderen en de zorg voor hen een vorm van afleiding voor de werkdruk en de werklast?

Mythe 2: Werkende moeders zijn slechte opvoeders.

Niet waar, betoogt de schrijfster.
Net als veel andere moeders zat ik begin dit jaar tegen het plafond toen ik minister Ronald Plasterk een appel hoorde doen op ouders: ze moeten van hem weer beter en meer gaan opvoeden. (…) Ouders moeten weer normen en waarden bijbrengen, zei hij in De Telefgraaf. Dan stopte het geweld tegen overheidsdienaren vanzelf, dacht hij.
Is dat werkelijk zo’n raar idee van Plasterk? Waar leert een kind, een mens, waarden en normen? Waar leer je geduld en respect? Waar leer je dat het belangrijk is om tijd en aandacht voor een ander te hebben? Doet goed voorbeeld goed volgen of is dat een mythe?
Uit onderzoek (…) blijkt dat vrouwen tussen 1980 en 2005 weliswaar veel meer uren zijn gaan ‘werken’, maar niet minder zijn gaan opvoeden. Integendeel.
Wat is hier de definitie van het begrip ‘opvoeden’?
Niet-‘werkende’ moeders besteden maar een klein beetje meer tijd aan hun kinderen dan de parttime en fulltime werkende moeders – zij stoppen wel meer tijd in het huishouden.
Wat is de definitie van ‘huishouden’ en waar begint dat en eindigt ‘opvoeden’? Samen koken, samen opruimen, samen boodschappen doen… is dat ‘huishouden’ of is dat ‘opvoeden’?
Moeders in grote deeltijdbanen beleven de opvoeding bovendien positiever dan moeders zonder ‘baan’ (ook deze aanhalingstekens zijn van mij) en zeggen dat ze hun kind meer genegenheid tonen.
Interessant; en wat zeggen de kinderen daar zelf over? Kunnen de kinderen trouwens een vergelijking maken met hoe het zou zijn als hun moeder een andere dagindeling had?
We zijn misschien zelfs juist wel een beetje te fanatiek gaan opvoeden, blijkt uit onderzoeken van het opvoedblad J/M. (…) Het kind als project, mogelijk onder invloed van het ‘werk’: waarom niet thuis ook doelen stellen en stappenplannen maken als je daar op het ‘werk’ goede resultaten mee boekt?
Andermaal: wat is de definitie van ‘opvoeden’? Het kind als project… is dat ‘opvoeden’ of is dat doorgeslagen carrièredrift, waarin de acceptatie van het kind als kind ver te zoeken is…?

Goed, nog vragen te over, dus mythe 3 en 4 bewaar ik voor volgende week!

zaterdag 6 april 2013

Opzij gezet door werk, deel 1

Het was alweer jaren geleden dat ik een exemplaar onder ogen had, maar tijdens het Paasweekeinde las ik een aantal artikelen in het tijdschrift ‘Opzij’. In de uitgave van april kan men lezen over ‘De moedermythes’. Dit zijn ze, volgens schrijfster Daphne van Paassen:
Mythe 1: Laveren tussen werk en kroost is loeizwaar.
Mythe 2: Werkende moeders zijn slechtere opvoeders.
Mythe 3: Moeders zijn lastige werknemers.
Mythe 4: Werkende moeders doen niets op school.

Zoals we weten van wetenschappelijk onderzoek, is het ondoenlijk om tot steekhoudende conclusies te komen wanneer je de definitie van de gehanteerde begrippen niet duidelijk en ondubbelzinnig hebt omschreven. In die zin is er al het één en ander te zeggen over het tijdschrift.
Voorop de cover staat in een witte cirkel de naam van het blad: Opzij, met daarboven de pay-off: ‘de vrouwelijke opinie’. DE vrouwelijke opinie… of EEN vrouwelijke opinie? Welke groep vertegenwoordigt Opzij? De gemiddelde Nederlander zal op deze vraag wellicht antwoorden: “Nou, da’s toch algemeen bekend? De feministische vrouw!” Aha… en wat is dat dan, ‘feminisme’? Volgens Wikipedia is dit “de verzameling maatschappelijke en politieke stromingen of bewegingen die ongelijke (machts-)verhoudingen tussen mannen en vrouwen kritisch analyseren en vrouwenemancipatie nastreven.”, waarbij het er bij vrouwenemancipatie om gaat “de mannendominantie op juridisch, politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak [te] verkleinen.

Het valt niet mee om een beeld te schetsen van wat dit allemaal bij mij oproept. Laten we om te beginnen vaststellen dat iedere visie wordt bepaald door het perspectief dat je kiest. Welke invalshoek je voorkeur heeft, wordt op zichzelf ook weer door een overvloed aan aspecten beïnvloed.
Eén van de punten waarover ik altijd struikel, is het ogenschijnlijk simpele woord ‘werken’. De meeste mensen zullen wel een beschrijving kunnen geven van wat ze daaronder verstaan, maar wanneer je ze geplaatst ziet in de context van de bovengenoemde mythes, wordt duidelijk dat het er nogal op aankomt op welke activiteiten je het label ‘werk’ plakt. De mythes gaan er namelijk allemaal vanuit dat ‘werk’ en ‘moederschap’ twee tegengestelde grootheden zijn. Dat wat moeders doen vormt een lastige combinatie met werken. Dat impliceert dan tevens dat hetgeen moeders doen in hun rol als moeder, niet als werk dient te worden betiteld.



In menig andere setting zijn de taken waarmee ze zich bezighoudt echter wel werk: verzorgen, schoonmaken, opruimen, administratie bijhouden, vervoer regelen van handelingsonbekwamen, koken, catering doen, inslaan van benodigdheden op allerlei terrein, evenementen organiseren, uitnodigingen regelen, mondeling, telefonisch en schriftelijk communiceren met lesinstellingen, voortgangsevaluaties houden (intern en extern), hovenierswerk verrichten, klein en groot onderhoud van het pand uitvoeren of aanbesteden, budgetteren, algemene beschouwingen doen, counselling en mediation vormgeven, meerjarenbegrotingen opstellen, investeringsonderhandelingen voeren, telecommunicatie reguleren, archieven bijhouden, scholingsniveau van de medewerkers monitoren en zo nodig verhogen (intern of extern), ecologisch bewustzijn bevorderen, verantwoorde amusementsprogramma’s aanbieden, gesprekstherapie voeren, creatieve therapie aanbieden, uitleg verstrekken over gezonde slaap- en voedingspatronen… en er is meer, maar dit volstaat denk ik voor nu. You get my drift.

Doet een moeder dit alles buitenshuis in dienst van een ander, tegen een financiële vergoeding, voor relatieve vreemden, dan werkt zij.
Doet een moeder dit alles voor haar eigen gezin, dan werkt zij niet.
Het is een schandelijke vertoning dat deze definitie van werken nog altijd de meest gehanteerde is.
Dit op geld en prestige gebaseerde uitgangspunt helpt de samenleving om zeep. De yin-en-yang-balans raakt volledig zoek en zoals Michel Odent met zijn zwaar Franse accent zegt, over het mondiale tekort aan oxytocine: “What will it do for ze human capacity to looowva?”

Wordt spoedig vervolgd, met meer beschouwingen over de genoemde mythes!