dinsdag 23 juli 2013

Penogram

Sommige woorden gaan in een bepaalde context een heel eigen leven leiden. Neem het woord ‘weigeren’.  In de lactatiekundige of borstvoedingssetting kennen we de begrippen ‘borstweigeraar’ en ‘flesweigeraar’. Ik weiger al een aantal jaren om die term te hanteren, want ik vind het een volstrekt onjuiste weergave van wat er zich in die situaties afspeelt.
Wanneer je zegt dat een baby de borst of de fles weigert, wek je de indruk dat de baby een welbewuste actie op touw zet om niet mee te werken aan dat wat hem wordt voorgehouden of zelfs opgedrongen. Het kind zet zogenaamd de hakken in het zand om de sfeer te bederven, het proces te verstoren, de moeder te pesten of haar afwezigheid onmogelijk te maken (in het geval van ‘flesweigeren’). Er lijkt, kortom, sprake van een weloverwogen actie om af te wijzen wat degene die voor het kind zorgt, heeft bedacht te doen. Dat impliceert een rijpheid van de analytische neocortex die niet op realiteit berust. Wanneer een baby niet aan de borst gaat en afwerend gedrag laat zien, of wanneer een baby niet genegen is de melk uit de fles tot zich te nemen, is er meestal van alles aan de hand. Wat dat allemaal zou kunnen zijn, daar kan ik een hele boom over opzetten, maar ik had een andere richting voor dit blog in gedachten. Laat ik hier volstaan met de opmerking dat een baby respect verdient en begrip voor het biologische verwachtingspatroon waarmee ze ter wereld komt. Veel ingrepen in het moeder-kindcontact gaan daaraan voorbij en dus ontstaan er problemen. Het is echter onrechtvaardig die op de baby af te schuiven door hem te labelen met het etiket ‘weigeraar’.

De afgelopen periode, naar aanleiding van de tuchtzaak tegen drie verloskundigen, lijkt ineens de term ‘weigermoeder’ in zwang. In de media komen de meest ridicule uitingen voorbij die de onaantrekkelijke sfeer ademen dat een moeder een egocentrisch wezen is dat het niet zo nauw neemt met de zorg rondom haar baring. Het kan haar niet zo veel schelen of haar baby na negen maanden liefdevolle zwangerschap levend of dood, ziek of gezond ter wereld komt. Ze rommelt maar wat aan, stelt idiote eisen, maakt onverantwoorde keuzes en vindt het belachelijk dat iedereen haar invasief te lijf wil gaan met allerlei interventies, terwijl die juist fantastisch goed zijn voor haar en haar kind. De container die het vrouwelijk lichaam is, de verpakking voor het kind, is een gevaarlijk omhulsel en het wegnemen van de autonomie en de integriteit ervan is de beste garantie voor een gelukkige boreling.

Wie heeft hier nu eigenlijk het beeld niet helemaal helder…?! De (bijna) barende vrouw weigert geen goede zorg; het probleem is nu juist dat ze die goede, respectvolle, fysiologisch verantwoorde zorg bijna nergens kan vinden en dat ze er (dikwijls helaas terecht) geen vertrouwen in heeft dat de zorgverlener met wie ze te maken krijgt, voldoende van die fysiologie op de hoogte is en ernaar handelt. Als haar dan kwalitatief hoogwaardige zorg wordt aangeboden, dan wéigert ze die niet, maar grijpt ze die met beide handen aan. Het probleem is dat degenen die die vorm van zorg aanbieden, niet altijd degenen zijn die de touwtjes van het systeem in handen hebben. Een moeder moet behoorlijk goed snik zijn om dat allemaal te overzien en dat is dan ook bijna altijd het geval.

Afgelopen week moest ik zelf een kleine ingreep ondergaan en toen ik aangaf de stappen van de arts niet te begrijpen en daar een vraag over stelde, was zijn opmerking, vergezeld van een wat geïrriteerde blik: “Laat mij nou maar gewoon mijn werk doen.” Dat lijkt me niet de manier waarop je met een vraag van een cliënt of patiënt omgaat, niet als het een baby betreft die niet goed weet hoe ze haar voeding moet binnenkrijgen, niet als het een (bijna) barende vrouw aangaat en niet als er sprake is van een vrouw die uitleg verwacht alvorens er in haar lichaam wordt geprikt.
Dat ik vervolgens ook de voorgestelde antibiotica niet wil nemen en dat ik zeg dat ik geen voorstander ben van een mammogram (een pijnlijke of zieke borst stevig platdrukken tussen twee röntgenplaten die een hoeveelheid straling afgeven die kankerverwekkend is…), dat maakt het er allemaal niet gemakkelijker op. En tot wat maken mij die keuzes nu… tot een ‘weigervrouw’?
Als een penis heel erg pijnlijk is en harde plekken vertoont en de man in kwestie vermoedt een abces of iets anders, zou hij zijn kostbare orgaan dan wél tussen twee röntgenplaten laten pletten voor een ‘penogram’…? En welk ander orgaan wordt er eigenlijk beter van als je het stevig plet om te kijken of het wel goed functioneert… een hart, een milt, een lever, longen, darmen, nieren?
Er zijn alternatieven voor deze risicovolle diagnostische methode, vooral het thermogram, maar daarover hoor je maar zelden, evenmin als over de grote kans op fout-positieve uitslagen en het risico op uitzaaiing van wél aanwezige kankercellen als gevolg van het pletten.
Ik stel voor dat we het woord ‘weigeren’ met wat meer zorgvuldigheid toepassen, zeker wanneer het gaat om beslissingen in de gezondheidszorg. We leven niet in een dictatuur; het staat volwassen, toerekeningsvatbare mensen vrij om geen gebruik te maken van bepaalde opties. Het staat zorgverleners wat mij betreft echter niet vrij om hun patiënten met gebrekkige kennis te behandelen en de grenzen van hun eigen beperkingen over het hoofd te zien. Ook staat het ze niet vrij om zorgafnemers respectloos te behandelen en ze van onvoldoende of misleidende informatie te voorzien. Dat is allemaal wanprestatie die cliënten niet hoeven te aanvaarden. Er is meer in het leven dan dat wat de farmaceutische industrie voortbrengt. Er is oude wijsheid, er is spiritualiteit, maar bovenal is er fysiologie. Laten we daarmee beginnen, zowel bij baby’s als bij volwassenen!

(Met dank aan S.A. van de Geboortebeweging voor het delen van de prachtige, eerste drie afbeeldingen van dit blog!)

donderdag 18 juli 2013

Overheidsmisleiding versus CBM


Eergisteren, 16 juli 2013, was de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam inzake de klachten tegen drie verloskundigen, al zie ik ze liever ‘vroedvrouwen’ genoemd, zodat we bij de essentie blijven: wijsheid. Die eigenschap is aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg helaas grotendeels voorbijgegaan.
Weliswaar hadden er dingen beter gekund en dat geven de betrokkenen zelf ook toe. Een kernpunt blijft echter onbesproken en dat is de vraag zoals die de afgelopen dagen ook op twitter voorbij kwam: “Wie is de baas over de bevalling?”
In de film ‘Freedom for Birth’ komt uitgebreid de zaak Tsernovski versus Hongarije aan de orde en de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Die uitspraak bevestigt dat de keuze van de vrouw ten aanzien van haar baring een onvervreemdbaar mensenrecht is.
Wat zegt de IGZ hierover in de uitspraak tegen de vroedvrouwen?
“(…) Het voorgaande maakt duidelijk dat het hier niet gaat om een onder alle omstandigheden te respecteren ‘grondrecht’ van de vrouw om de bevalling zo in te richten zoals zij zelf wil. Dat recht wordt gerespecteerd, maar daaraan moeten duidelijk grenzen worden gesteld.”

Interessant: een grondrecht met grenzen en die grenzen worden, blijkens de uitspraak van het Tuchtcollege, door de Nederlandse overheid gesteld. Je zou massaal, bevolkingsbreed protest verwachten tegen deze denktrant van de overheid, maar dat blijft vooralsnog uit.
Ik word om eerlijk te zijn zo langzamerhand doodziek van die overheid die het zogenaamd zo fantastisch voorheeft met onze gezondheid en de bescherming van kinderen tegen hun ouders. De verontwaardiging is bij herhaling zo ongelooflijk selectief, dat ik heb besloten eens een kleine en zeer zeker niet uitputtende bloemlezing te geven.
Hoewel het een greep is uit wat ik erover kwijt wil (ik zou nog veel meer links en gedachten kunnen en moeten delen), is het toch veel langer geworden dan ik dacht, dus zoek een plekje in de zon (goed voor je vitamine D-status) en ga er maar even voor zitten. En haak ook gerust af als het je te veel wordt; mij wordt het bij vlagen ook bedroevend veel te veel.

* De overheid, bij monde van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), schorst en berispt drie verloskundigen die vrouwen helpen die niet gevangen willen worden in de netten van de medicalisering in de geboortezorg. De sectio’s en de ingeleide bevallingen blijven in aantallen stijgen en wekken de indruk dat hedendaagse vrouwen niet meer ongemedicaliseerd een kind ter wereld kunnen brengen. Dat is in essentie natuurlijk onzin, maar als je mensen maar bang genoeg maakt, dan kunnen ze het inderdaad werkelijk (fysiologisch) niet meer. Dat er risico’s zijn aan al dat ingrijpen, daar gaan zowel slecht geïnformeerde leken als professionals aan voorbij. Intussen wordt het onderliggende probleem, gebrek aan vertrouwen in het eigen lichaam en slechte communicatie met te vaak nog autoritaire zorgverleners, niet aangepakt.

* De overheid roept van de daken dat het belangrijk is om gezond te leven en zegt hoog in te zetten op preventie: “Alle kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk.” Dat lezen we op de website van Captise, een organisatie die veel boodschappen van de overheid doorgeeft. Gezond en veilig kunnen opgroeien begint met responsieve zorg en gezonde voeding: borstvoeding. Nu mogen jullie raden hoe vaak het woord ‘borstvoeding’ voorkomt in de bij elkaar 300 bladzijden tekst onderaan de pagina van Captise waarin de nieuwe Jeugdwet wordt weergegeven en toegelicht. Ja…? Wat denk je…? Juist, inderdaad 0 (nul!) keer.

* De overheid zegt borstvoeding belangrijk te vinden en heeft daartoe het Voedingscentrum opdracht gegeven dit onder de bevolking te promoten. Er is een document ontwikkeld, genaamd het Charter voor Borstvoeding, dat deze boodschap moet verspreiden, maar op de homepage van deze site gaat het al mis. Men wil iedereen bekend maken met “de voordelen van borstvoeding”. I hate to break it to you: die zijn er niet. Borstvoeding is normvoeding en kunstmatige zuigelingenvoeding heeft nadelen en risico’s, maar dat lees je dan weer niet op deze site. Wél lezen we dat er stickers zijn, die zeggen: ‘Voeden kan hier’. Dat draagt natuurlijk geweldig bij aan het normaliseren van borstvoeding, dat een sticker ‘toestemming’ geeft. Mijn voorstel: maak een sticker met ‘Voeden kan hier niet’. Geen sticker? Voeden maar!
(Ook op de eigen website put het Voedingscentrum zich uit in superlatieven, alsof borstvoeding niet normaal, maar een extraatje met allerlei voordelen is. Kijk dit filmpje eens voor een andere blik hierop of lees dit artikel.)

* De overheid zegt zowel borstvoeding als de internationale WHO-code (die met minimumeisen de marketing voor moedermelkvervangers aan banden legt) belangrijk te vinden, maar de Nederlandse Warenwet is op dit punt een halfslachtige poging om weliswaar iets op te nemen, maar de kunstmatige zuigelingenvoedingsindustrie toch ook weer niet ál te zeer voor de voeten te lopen. De WHO-code is slechts ten dele opgenomen, niet integraal, zoals de bedoeling was. Overtreders van de WHO-code worden niet of nauwelijks aangepakt en kunnen rustig hun gang gaan. Hun misleiding en agressieve benadering van jonge ouders en het grote publiek kunnen ongestraft plaatsvinden, met alle gevolgen van dien voor de borstvoedingsrelatie en de borstvoedingsduur.

* De overheid zegt borstvoeding belangrijk te vinden, maar bereidt geen wetgeving voor die lactatiekundige zorg opneemt in het basispakket van de zorgverzekeraars. De zorgverlening in de meest kosteneffectieve ziektepreventie voor zowel moeder als kind is zo voor veel ouders duur. En wat belangrijker is: ouders krijgen niet het signaal dat zowel het proces borstvoeding als het product moedermelk een wezenlijk onderdeel is van goede zorg voor hun pasgeboren kind voor de korte én de lange termijn. Dat velen, met wie jonge ouders in aanraking komen, zich haasten te beklemtonen dat kunstmatige zuigelingenvoeding 'een prima alternatief' is, draagt ook niet bepaald positief bij.

* De overheid jaagt mensen de betaalde arbeidsmarkt op, ook jonge ouders, omdat de economie moet groeien en groeien en groeien, net zo lang tot de aarde kapot gegroeid is, natuurlijke rijkdom uitgeput en de wereldpopulatie en masse overspannen en van de naaste vervreemd. De overheid zegt er niet bij dat een overdaad aan onderzoek laat zien dat kinderen in hun vroege levensfase stabiele primaire hechtingsfiguren nodig hebben, mensen die tijd hebben om in alle rust bij hun kind te zijn. De overheid faciliteert ook geen royaal zwangerschapsverlof dat de ruime aandacht in die eerste jaren mogelijk maakt. De overheid creëert, kortom, barrières voor een situatie waarin het kind zich gehoord en gezien en geliefd weet, empathie kan leren, optimale morele vorming kan doorlopen en een sociaal vaardig wezen kan worden.

* De overheid wil iedereen van allerlei vaccins voorzien, want ziekte is taboe en bovendien zijn zieke mensen niet nuttig voor de arbeidsmarkt. De overheid zegt er echter niet bij dat de vaccinaties helemaal niet gratis zijn, maar worden betaald door de bevolking zelf uit potjes die via de salarissen van betaalde arbeidskrachten worden aangelegd. Onder het mom van: “We willen jullie beschermen! Waarom weigeren jullie die bescherming? Je wilt toch geen kanker krijgen of dood gaan?” wordt ons een half verhaal verteld. Luister hier maar eens naar. Waar het geld dan wél naar toe gaat…? Nou, naar de farmaceutische industrie, maar lezer, je weet toch wel dat die het beste met ons voorheeft en dat die industrie één grote filantropische instelling is?

* De overheid zegt dat vaccins belangrijk zijn en dat dankzij die vaccins ziekte wordt voorkomen. Lees hier eens een beetje of scroll naar beneden in de pagina en klik eens wat links aan. Via-via kwam ik hier terecht en vond ik het onderstaande plaatje. Studeer er maar eens op; stof tot nadenken…

* De overheid vindt het reuze gevaarlijk dat kinderen bij hun ouders in bed slapen en laat geen kans onbenut om te melden dat dat echt niet ‘mag’ (oh… beslist de overheid daarover, met wie we in één bed slapen?) en dat zorgverleners het ook ten strengste moeten ontraden, daarmee volstrekt voorbijgaand aan het begrip ‘informed decision making’ en aan het begrip ‘autonomie’. Inhoudelijk wil ik hier voor nu volstaan met een verwijzing naar twee blogs van collega Gonneke van Veldhuizen, namelijk dit en dit.

* De IGZ doet in het vonnis voor de verloskundigen de volgende uitspraak: “Daarbij heeft verweerster de wens van de ouders om geen vitamine K te geven, ondanks de rand-prematuriteit en het lage geboortegewicht, niet ter discussie gesteld. De pasgeborenen hebben derhalve geen vitamine K gekregen, hetgeen niet overeenkomstig de richtlijn ‘Vitamine K toediening bij pasgeborenen en zuigelingen’ is.” Heeft de IGZ niet gezien dat het een *richtlijn* betreft en weet ze niet dat ouders *zelf* mogen beslissen over wat hun kind binnenkrijgt? Of gaat de overheid ook ingrijpen als dat kind te veel snoep, pizza en patat verorbert en blootstaat aan sigarettenrook? En als de overheid zo bezorgd is over de vitamine-intake, waarom hanteert de Gezondheidsraad dan zulke lage doseringen voor vitamine D, terwijl er internationaal zoveel bekend is over het belang van veel hogere doseringen? Zoek een paar vrije uurtjes en kijk en luister hier maar eens naar. Vitamine D werkt zelfs preventief tegen kanker (en een hele reeks andere aandoeningen)! Maar ja… da’s wel errug goedkoop, hè, vitamine D… lang niet zoveel winst mee te behalen als met chemotherapie en weet ik welke andere therapie voor heftige ziektebeelden…

* De overheid steekt (na een treurige poging ter promotie van het laten huilen dat werd aangemoedigd door Ria Blom, Bregje van Sleuwen en Monique L’Hoir, waarbij de laatste geld opstrijkt van de kunstmatige zuigelingenvoedingsindustrie) nu geld in het opvoedingsprogramma TripleP, dat bol staat van onjuiste uitgangspunten over hoe een kind te motiveren is. Lees en luister maar eens wat Alfie Kohn erover te zeggen heeft en zie hoe belonen de keerzijde van de medaille van het straffen is. De overheid zegt er bij de introductie van programma’s als TripleP niet bij dat ze op de lange termijn niet leiden tot intrinsiek gemotiveerde en sociaal coöperatieve volwassen burgers.

“Angst is een slechte raadgever”, zegt het spreekwoord, maar angst is het kernbegrip in al deze situaties. De overheid gooit angst in de strijd: angst voor ziekte, angst voor een dood kind, angst voor gezond verstand, angst voor de levenslust van niet aan disciplineterreur onderworpen kinderen.
Waarom wordt ons geen angst voor de commerciële partijen aangepraat, die wel varen bij de verkoop van vaccins, opvoedprogramma’s, voedingsmiddelen, zonnebrandcrèmes, chemokuren, kunstmatige zuigelingenvoeding? Hebben al die commerciële partijen primair onze gezondheid op het oog, de veilige hechting van onze jongsten, of toch meer de dividenduitkeringen voor de aandeelhouders en de eigen portemonnee?

Internet zorgt dat kennis die elders in de wereld wordt verworven, gemakkelijk toegankelijk is. Waarom wordt ze niet toegepast? Waarom wordt er zo vreselijk veel, voor de lichamelijke en de psychische gezondheid gevaarlijke onzin verkocht? Waar blijft een gedegen en gepassioneerde toewijding aan CBM, Confidence Based Medicine? Ik zal me er, in het zweet des aanschijns, sterk voor blijven maken. Wie doet er mee?

maandag 15 juli 2013

Wetenschappelijke spijsvertering

Je hebt van die mensen die tot op hoge leeftijd een geniaal brein houden en daarmee dingen verzinnen en tot stand brengen waar de rest van de wereld profijt van heeft. Eén van die mensen is Michel Odent. Ik steek nog maar weer eens de loftrompet over zijn ideeën en visies, want jongens, jongens, het is niet te geloven wat hij altijd maar weer opschrijft!
Afgelopen weekend las ik in een avond en een middag in hoog tempo één van zijn laatste boeken, weliswaar niet zo dik, maar wel razend interessant.

Het boek is van 2011 (toen hij 81 was en dit jaar kwam zijn laatste boek uit, leeftijd 83!) en de titel is ‘Childbirth in the Age of Plastics’. Hij betoogt daarin dat veel van de recente ontwikkelingen in de geboortezorg te danken (of te wijten…?) zijn aan de grootschalige opkomst van het gebruik van ogenschijnlijk veilige plastics. Vrouwen krijgen via plastic infuusslangen tijdens de bevalling allerlei stoffen toegediend, zonder dat we werkelijk weten wat daarvan het effect is op hun oxytocine- en dopaminesystemen én op hun op dat moment nog ongeboren baby.
Het oxytocinesysteem is voor veel aspecten van het leven zo belangrijk, dat Odent zich, mede vanwege de epigenetische aspecten, grote zorgen maakt over het routinematige gebruik van syntocinon en pitocine:
It is possible that, at a quasi-global level, we routinely interfere with the development of the oxytocin system of human beings at a critical phase for gene-environment interaction. (…) Interfering in normal reproductive physiology raises critical issues.


Ingrijpen in de normale fysiologie heeft gevolgen… maar welke? Het is moeilijk om op basis van statistische gegevens goed onderbouwde conclusies te trekken, omdat de hele terminologie in de war wordt geschopt door de gehanteerde definities. Er zijn landen waar een bevalling die niet met tang of vacuüm of keizersnede eindigt, als een ‘spontane’ of ‘normale’ bevalling wordt geclassificeerd, zonder dat erbij wordt vermeld dat er sprake was van een oxytocine-infuus. Is dit echter daadwerkelijk een irrelevant detail? Willen we deze richting aanhouden of kunnen we het tij nog keren?
For the first time in the history of our species, most women do not rely any more on the release of their natural hormones to have babies: either they use pharmacological subsitutes, particularly drips of synthetic oxytocin, or they give birth by caesarean. In other words the human oxytocin system has become useless in the critical period surrounding birth. (…) What will be the effects of a weaker and weaker human oxytocin system? What is the future of love hormones? What is the future of humanity?

Grote vragen, maar wanneer je zijn boek leest (en ziet hoe hij ze linkt aan zaken als voeding, autisme, verslaving, anorexia), voel je de urgentie ervan en realiseer je je dat ze niet uit de lucht gegrepen zijn, maar wel degelijk een wetenschappelijk fundament hebben.

Bij alle wirwar aan onduidelijkheden en bij de kwestie of de medische wereld wel zo ongelimiteerd en schijnbaar eenvoudig allerlei zaken mag toepassen waarvan de langetermijngevolgen niet bekend zijn, geeft hij aan zichzelf in de zorg voor gezinnen meestal een vraag te hebben gesteld die ook mij na aan het hart ligt: “If I were the baby, what would my choice be?
Met humor verwijst hij ook naar een ontdekking uit de jaren 70 van de vorige eeuw: “[We] learnt that a newborn baby needs his or her mother.” Overigens tekent hij hierbij meteen aan dat het in deze tijd politiek incorrect is om het zo te formuleren, want de aanvaarde verwoording luidt: “Een baby heeft zijn of haar ouders nodig.”

Verder bevat het boek diverse pleidooien voor de optimale bevalling:
* Tijdens de baring moet de neocortex zo veel mogelijk het zwijgen worden opgelegd, dus stilte, gedimd licht, een veilige omgeving zijn voorwaarden voor een gemakkelijke geboorte.
* Adrenalinespiegels moeten zo laag mogelijk zijn (want dan kunnen de oxytocinespiegels zo hoog mogelijk zijn), dus gestreste mensen “should be sent miles away”. :-)
* Wie zich bekeken voelt, kan minder goed loslaten, dus geen heel leger aan mensen om de barende heen, maar een breiende vroedvrouw stil in de hoek.
* Oxytocine is een ‘verlegen hormoon’, dus respecteer de privacy om zo een “fetal ejection reflex” mogelijk te maken.
* Het vroegtijdig doorknippen van de navelstreng is een onnodige interventie die de oxytocineflow belemmert, dus laat de navelstreng gewoon rustig uitkloppen.
Zelfs de steriele waterinjecties als middel bij pijnbestrijding komen voorbij, maar Odent ziet weinig toekomst voor deze ingreep: “It is too simple and too cheap.” Tsja…

Het boek eindigt tot slot met een grappige epiloog, waarin een wereld wordt geschetst waarin alle dromen van Michel Odent uitkomen, waar de fysiologie hoogtij viert en de politieke correctheid aan die fysiologie volstrekt ondergeschikt wordt gemaakt.
Dat iemand die zó veel heeft gezien van de wereld en zó diep in de materie zit, uiteindelijk toch weer voornamelijk de fysiologie op de voorgrond plaatst, ervaar ik als een zeer inspirerend verschijnsel. Ik sluit me dan ook van harte aan bij zijn uitspraak dat het niet genoeg is om kennis te hebben, als die kennis haar weg niet vindt naar de alledaagse werkelijkheid!

dinsdag 2 juli 2013

Nieuwe nieuwe aanpak: CBM, highly contextual


Vorige week schreef ik een pleidooi voor TBM, Trust Based Medicine. Tot mijn verrassing hadden diverse mensen dat gelezen als ThuisBlijfMoeder! Ik was er niet opgekomen, want ik lees niet mee op de fora waar die term gemeengoed is.
Toch vind ik de verwarring niet wenselijk en de kans dat die ontstaat binnen het werkveld waarop ik mij begeef, vind ik te groot. Ik heb daarom besloten om de term te veranderen in CBM, Confidence Based Medicine. Dat woord lijkt grappig genoeg ook nog meer op 'evidence', dus dat is wel aardig.

Bovendien is 'confidence' een prachtig woord. Het komt van het Latijnse 'fidere', wat 'geloven', 'vertrouwen op', ‘het aandurven’ betekent. Met het voorvoegsel 'con' erbij wordt een werkwoord altijd nog weer wat sterker van betekenis. In essentie is ‘con’ (of ‘com’, afhankelijk van de rest van het woord) een aanduiding voor 'samen', ‘met de ander’.
Het woord ‘confidens’ betekent ‘vol goede moed’, ‘vol vertrouwen’ en ‘confidentia’ betekent ‘optimisme’, ‘vast vertrouwen’, ‘zelfvertrouwen’. Dat zijn allemaal wel heel prachtige woorden als het gaat om de wijze waarop we de gezondheidszorg en meer specifiek de perinatale zorg zouden kunnen beschouwen.

Vertrouwen is daarnaast niet zomaar een dingetje; het is een fundamenteel iets, een verschijnsel dat zijn oorsprong vindt in het begin van ons bestaan, in onze babytijd, in onze kinderjaren. Vertrouwen is een psychologisch begrip, maar heeft zeer zeker ook een fysiologische en neurologische wortels. Wat drinken we in, letterlijk en figuurlijk, in die eerste levensfase? Zijn we in liefde ontvangen? Worden we aanvaard? Worden we gezien en gehoord? Worden onze behoeften vervuld? Worden we serieus genomen? De antwoorden op die vragen bepalen mede de anatomische vorming van ons brein en de regulatie van onze hormoonhuishouding.

“Het is wel jouw stokpaardje, hè, die oxytocine?”, zei onlangs iemand die ik hoog acht. Nou heb ik zo langzamerhand geloof ik een kleine kudde aan stokpaardjes, maar oxytocine, of breder geformuleerd fysiologie, is er inderdaad absoluut één van. Hoe graag we ook willen doorgaan voor intellectuele wezens… we worden meer dan we weten en misschien ook wel meer dan ons lief is, aangestuurd vanuit heel primaire gevoelens: veiligheid en angst zijn de doorslaggevende twee. Mensen als Kerstin Uvnäs Moberg, Michel Odent en Jaak Panksepp zeggen er razend interessante dingen over.

Ik ken echter nóg iemand die een zeer belangrijke uitspraak deed over dit soort zaken: Nils Bergman. We waren in december 2012 in Brussel samen aan het werk om de vertaling van ‘Koester je kleintje’ te voltooien en op een gegeven moment reageerde hij op een vraag van mij met een bedachtzame stilte en toen de woorden: “Well… it’s highly contextual.” Ik kreeg in april 2013 met zijn vrouw Jill Bergman nog een hilarisch gesprek over wanneer hij dit zinnetje inzet, want het is een kreet die je bijna lukraak kunt gebruiken. Probeer het maar eens wanneer je zelf in een lastige situatie zit: “Nou… het hangt nogal sterk van de context af.”

In het kader van CBM en de perinatale zorg is er echter wel degelijk wat zinnigs over te zeggen. Veel verschijnselen worden geheel los van de context beoordeeld en het is zeer de vraag of je dan wel tot relevante conclusies kunt komen. Cascade van interventies in het ziekenhuis? Sectiocijfers? Stress bij de baring? Borstvoedingsrelaties die stuk lopen? Duur van de borstvoedingsrelatie? Zogenaamd Vitamine D-tekort in moedermelk? “It’s all highly contextual.” Verander de context en de kans is groot dat je tot heel andere gevolgtrekkingen komt. Zeker wanneer je daarbij ook nog eens in overweging neemt dat er samenlevingen zijn waar je heel andere resultaten ziet, is het zinnig om je af te vragen wat de invloed van de culturele context is en of je wel praat over een objectief meetbaar verschijnsel.

“Hear, hear”, reageerde een gewaardeerde collega vorige week, toen ik een link legde tussen veilige hechting en een vlotte baring die niet tot PTSS leidt. Ja, natuurlijk neem ik dan zevenmijlslaarzenstappen; dat weet ik ook wel. Daarmee is echter niet gezegd dat mijn conclusie uit de lucht is gegrepen. En ja, natuurlijk zijn er ook onverwachte situaties en hindernissen, hoe veilig de hechting of hoe groot het zelfvertrouwen ook is. Casuïstiek met n=1 (een populatie van 1 persoon) is echter geen wetenschap die je op een totale bevolking van toepassing kunt verklaren.

Confidence, vertrouwen, is geen vaag begrip. Het is opgebouwd uit heel veel factoren en voor verantwoorde gezondheidszorg moeten al die factoren worden meegewogen. Ik ben oprecht van mening dat er naar al die factoren dikwijls te weinig wordt gekeken. Natuurlijk moeten we dweilen als de kraan open staat (en adequate PTSS-behandeling realiseren, vooral als de cijfers onaanvaardbaar hoog zijn), maar er moet evenzeer worden gekeken waar al dat water vandaan komt en of die kraan niet dicht kan. Zeer bemoedigend, dus, dat Alec Malmberg als gynaecoloog morgen op het symposium van HypnobirthingNederland komt spreken over ‘zin in de bevalling’!