woensdag 29 januari 2014

Positief Opvoeden Drenthe, deel 4

Vandaag bespreek ik uit de serie van Positief Opvoeden Drenthe de folder ‘Baby’s huilen’, met als ondertitel: ‘Het communiceren van je baby’.
De ondertitel geeft een belangrijk aspect van het huilen aan: het is communicatie. Het is niet de meest subtiele vorm van communicatie, maar communicatie desalniettemin. Je leest vaak dat baby’s in het begin nu eenmaal alleen kunnen huilen om hun wensen kenbaar te maken. Dit is een zeer groot misverstand. Het werk van Marshall en Phyllis Klaus laat zien dat baby’s vanaf dag 1 intensief met hun primaire hechtingsfiguren communiceren via mimiek en handbewegingen en lichaamsactiviteit. Het boek ‘Your Amazing Newborn’ (in het Nederlands: 'Je wonderbaarlijke baby') laat daarvan prachtige, ontroerende voorbeelden zien. De kunst (en de taak!) voor ouders is om die signalen op te vangen en er adequaat op te reageren. Dat heeft de baby nodig om zich goed te voelen.
De opmerking op pagina 02 is dan ook zorgelijk: Als je baby huilt, mag je er direct naar toe, maar je kunt je baby ook even de tijd geven om tot zichzelf te komen.
Om te beginnen is het woord ‘mag’ misplaatst. Het is niet aan een opvoedprogramma om ouders ‘toestemming’ te geven adequaat en sensitief op hun kind te reageren. Ouders zijn autonoom en hebben geen toestemming van zorgverleners nodig. Er is simpelweg in de meeste gevallen waarin een kind huilt, geen betere oplossing dan erheen gaan en je kind troosten. Het is een illusie te denken dat ze uit zichzelf, zonder steun, zonder coregulatie, ‘tot zichzelf’ zal komen. Het is waar dat kinderen uiteindelijk vaak wel stil worden, maar dat is geen bewijs van ‘rust’ of ‘tevredenheid’, maar van ‘zich terugtrekken’, ‘de moed opgeven’.

Pagina 03: Hij gaat naar zijn vingertjes staren, geluidjes maken, omdraaien, op zijn speen zuigen en dat is natuurlijk allemaal leuker dan huilen.
Bijzonder, dat hier de fopspeen wordt geïntroduceerd, terwijl er zoveel andere mogelijkheden zijn die kunnen worden beschreven. Een speen is geen standaard attribuut voor een baby (het is een zoethoudertje!) en er kleven, zeker in het begin, ook nadelen aan voor de borstvoedingsrelatie.

Er is een wisselwerking tussen jou en je kindje. Maar bedenk wel dat hij nooit huilt om jou overstuur te krijgen. Probeer je erbij neer te leggen en doe je best om niet teveel met hem bezig te zijn omdat je daarmee zijn slaap- en eetritme zou kunnen verstoren.
(De spelfout is niet van mij.)
Wat kinderen in hun vroege levensfase nodig hebben, is de aanwezigheid van vertrouwde mensen. Primair is dat meestal de moeder, waarna de vader/partner van moeder, broertjes en zusjes en opa’s en oma’s langzaam aan het repertoire worden toegevoegd. Wat betekent in deze context ‘niet teveel met hem bezig zijn’? Betekent dat: laat hem ‘met rust’, of anders gezegd… ‘laat hem alleen’? Het is me niet duidelijk.

Als je kindje ouder wordt, leert hij andere manieren om met je te communiceren en gaat hij  minder huilen. Zoals gezegd, hebben baby’s vanaf het begin vele subtiele vormen van communicatie tot hun beschikking… als je maar goed observeert! Huilen is dikwijls het laatste stadium. Wanneer je de andere pogingen van je kind om je iets duidelijk te maken, hebt gemist, neemt ze haar toevlucht tot het uiterste wat ze beschikbaar heeft: huilen, ook wel de ‘separation distress call’ genoemd.
Geef je jouw baby meer aandacht als hij huilt en minder als hij stil is, dan kan hij meer gaan huilen dan normaal.
Hier zitten diverse lastige aannames in: er wordt verondersteld dat er een ‘normale’ hoeveelheid huilen bestaat en ook dat een baby die stil is, geen aandacht behoeft. Beide zijn niet juist.

Schenk je baby de meeste aandacht als hij wakker is en kalm.(…)
Pagina 04:
Hij leert zo dat hij 100% jouw aandacht heeft als hij rustig is. En jou aandacht is leuk!
(De taalfout is niet van mij.)
Hier stuiten we op hetzelfde probleem als eerder: er wordt een behavioristische aanpak bepleit, eentje waarbij het kind wordt ‘afgericht’. Ik vraag vaak aan mensen hoe dit eruit zou zien als je het naar volwassen gedrag zou vertalen. Stel, je buurvrouw komt langs en is overstuur. Je hebt geleerd dat je haar aandacht kunt geven als ze ‘wakker is en kalm’ en dat je minder aandacht moet geven als ze huilt. Haar beste vriendin is overleden, maar je moet haar immers de kans geven ‘tot zichzelf’ te komen en als je haar meer aandacht geeft nu ze huilt, zal ze nóg meer gaan huilen en denken dat vaker huilen effectief is om je aandacht te krijgen. Dat wil je natuurlijk voorkomen, dus je negeert haar.
Wat vinden we hiervan met z’n allen? Is dit een ethisch en sociaal verantwoorde aanpak? En wanneer we daarop ‘nee’ zeggen waar het volwassenen betreft, waarom zouden we het dan wel acceptabel vinden in opvoedinterventies voor kleine baby’s en jonge kinderen, die eerst volledig en daarna nog lang voor een groot deel van die coregulatie afhankelijk zijn?

Over waar baby’s zich mee vermaken: Waar ze graag naar kijken zijn voorwerpen met heldere kleuren en contrasten.
Dit kan baby’s inderdaad bezig houden, maar het allerleukste is natuurlijk… het gezicht van de mensen van wie je kind houdt, contact met levende wezens, die interactie genereren!

Een paar maanden na de geboorte is het goed om regelmaat aan te brengen in de eet- en slaaptijden.
Dit is altijd een uitermate lastig begrip, want wat wordt er onder ‘regelmaat’ verstaan? Regelmatig worden ouders naar huis gestuurd met zeer strakke schema’s, die ze zelf hebben bedacht en die soms totaal niet aansluiten bij het ritme van hun jonge kind. Dit levert meer stress op dan het voorkomt.
In deze alinea wordt verder gesteld dat het in bed leggen vaak nog even gepaard [gaat] met een beetje huilen en dan is de vraag natuurlijk: wat is de definitie van ‘een beetje’? Er zijn namelijk methodes die stellen dat je een baby gerust een kwartier of een half uur of nog langer kunt laten huilen. Hier zijn echter heel veel fysiologische en hechtingsbezwaren tegen in te brengen.

Onderaan de pagina lezen we: Baby’s huilen niet voor niets. Dat lijkt me een cruciaal punt.

Pagina 05: Denk je dat hij dorst heeft? Geef hem dan wat afgekoeld gekookt water of wat (borst)voeding. Wanneer we uitgaan van normale voeding voor een mensenbaby (mensenmelk, gedronken aan de moederborst), is het een vreemde suggestie om water aan te bieden. Dit advies komt verderop op de pagina nog een keer aan bod, terwijl we spreken over een leeftijdscategorie die volgens de WHO-aanbevelingen nog exclusief borstvoeding zou moeten krijgen.

Onderaan de pagina wordt beschreven wat je kunt doen ter ontspanning: Kijk wat goed bij je past en wat je kindje helpt te ontspannen. Opnieuw: zou de eerste vraag niet moeten zijn wat de baby nodig heeft? En wat is de reden dat op pagina 06 de draagdoek niet wordt genoemd als tip om je baby te laten ontspannen? Dat is een heel primaire stap om te zetten, eentje die het rondlopen mogelijk maakt, maar dan wel op een manier die de drager ontlast (handen vrij!) en de baby een intens gevoel van geborgenheid geeft. Ook mis ik de suggestie om je baby aan de borst te leggen. Er wordt voorgesteld een fopspeen (die niet voor niets zo heet!) aan te bieden of een schone vinger, maar dit zijn beide ontoereikende substituten voor wat een baby biologisch gezien wil als ze wil zuigen: de borst.

Onder de kop ‘Wat als het huilen niet over gaat?’ worden zeer zorgelijke adviezen gegeven.
Laat hem vervolgens maximaal 5 minuten alleen. Vind je dit niet prettig, blijf dan gerust bij ‘m in de kamer, maar maak geen oogcontact.
Dit is voor een baby een intens verontrustende situatie, een primaire hechtingsfiguur die geen oogcontact maakt en het contact dus uit de weg gaat, die zich niet verbindt met dat hulpeloze mensje. Dit is een variant van de al dertig, veertig jaren bekende ‘still face procedure’, die je hier kunt observeren. Hartverscheurend en wreed.
Het advies om geen oogcontact te maken, wordt gevolgd door de aanbeveling je kind alleen te laten, net zo lang en zo vaak als nodig is om het kind te laten stoppen met huilen. Je kunt dit gerust een kwartier lang proberen, zegt de tekst.
Ik weet niet waar te beginnen om uit te leggen dat dit een slecht idee is. Ik verwijs bij voorkeur naar het blog dat ik maanden geleden postte en dat laat zien wat de gevolgen kunnen zijn als een moeder dit soort adviezen nauwgezet opvolgt. Hier lees je een indringende eigen ervaring. En lees ook dit blog eens (in het Engels), om te ervaren hoe dat voelt.

En onderaan de pagina: Zo leert je baby dat hem wat moois staat te wachten als hij kalm en rustig is: de aandacht van zijn ouders.
Een baby moet de aandacht van zijn ouders niet hoeven te verdienen; dat is een zeer merkwaardige en zeer voorwaardelijke vorm van ouderschap, heel anders dan het ónvoorwaardelijk ouderschap dat Alfie Kohn bepleit. Zoals hij zegt: “Hoe moeilijker je kind het heeft en hoe lastiger haar gedrag, hoe harder ze je nodig heeft.”

Tot slot, op pagina 07: Bedenk dat huilen niet direct betekent dat je kindje pijn heeft of erg verdrietig is. Wat is dan wel de oorzaak… aangeboren zeur- en wangedrag…?
Stel jezelf maar gerust dat het niet schadelijk voor hem is en push jezelf niet om hem te blijven troosten terwijl jezelf moe of geïrriteerd bent. Het kan echt geen kwaad om hem een kwartiertjes te laten huilen.
(…)
Leg je kindje zoveel mogelijk in zijn eigen bedje en laat hem alleen.

Tsja… I rest my case. De ‘love withdrawal’-technieken zijn pijnlijk hardnekkig… En straks iedereen mopperen dat de kinderen zo ontevreden zijn en zich niet inleven in de ander… Wie wind zaait, zal storm oogsten.

zaterdag 25 januari 2014

Gedraag je (naar je soort)!

Eerder deze week kreeg ik van een collega dit artikel toegestuurd. Er staan mooie dingen in, zoals dit: “The close contact between mother and young is a defining feature of mammals.” A defining feature… dat betekent zoveel als ‘een eigenschap die karakteristiek is voor de soort’.
“The mother’s physical presence and provision of species-typical postpartum behavior supports growth and thriving of mammalian young.” De moeder is dus dichtbij en laat gedrag zien dat bij haar soort hoort (en levert melk die bij haar soort hoort!), als gevolg waarvan de jongen groeien en gedijen.
© Anna Vanderveen

“Research in nonhuman mammals, mainly rodents, has shown that early maternal contact is accompanied by biobehavioral processes that promote physiologic and behavioral development and have an impact on the infants brain systems that manage stress and enhance social adaptation. Early maternal deprivation, on the other hand, exerts lifelong negative effects on offspring. Being
a mammal therefore implies that the brain is not fully formed at birth, and maturation of systems that enable adaptive functioning in the world are gradually acquired through close contact with an
alert, responsive mother, albeit to varying degrees across species.”
Dit zijn grote uitspraken: de biologische gedragspatronen die moeder en kind samen laten zien, zijn van invloed op de ontwikkeling van de fysiologie en het gedrag en ook op de hersensystemen die voor stressregulatie zorgen en die de sociale vorming ondersteunen. Een zoogdierbaby kan dus niet zonder haar moeder, want dat blijkt levenslange, negatieve gevolgen te hebben.

Dat is natuurlijk precies de reden waarom ik me zo druk maak over de richtlijn excessief huilen en het opvoedprogramma TripleP, dat in mijn provincie Positief Opvoeden Drenthe heet. Beide methodes doen namelijk allerlei aanbevelingen die erop gericht zijn het kind de zaken in haar eentje te laten opknappen. Ze moet zichzelf redden, moet bij huilen ‘tot zichzelf komen’ en mag niet ‘te afhankelijk’ zijn. Het zijn wonderlijke gedachtegangen en onlangs gaf ik aan iemand die mij allerlei vragen over mijn werk stelde, weer eens een paar analogieën ten beste.
Stel je voor… je hebt een kind van vier, vijf maanden en je zegt: “Nou, ik heb dit kind nu vier, vijf maanden steeds moeten dragen. Het zal tijd worden dat ze zelf gaat lopen.”
Stel je voor… je hebt een kind van zeven jaar en je zegt: “Nou, ik heb nu zeven jaar lang dit kind van eten en drinken en kleren voorzien. Het zal tijd worden dat ze het zelf regelt.”
Stel je voor… je hebt een kind van vijftien jaar en je zegt: “Nou ik heb nu vijftien jaar het schoolgeld betaald en kost en inwoning verschaft. Het zal tijd worden dat ze op zichzelf gaat wonen en in haar eigen onderhoud voorziet.”
Geen van deze scenario’s zal als realistisch worden beschouwd. De ouder die dit met klem poneert en met gretige inzet tracht te verwerkelijken en het kind bestraft als het in de gegeven opgave niet slaagt, zal vermoedelijk bij het AMK worden gemeld wegens mishandeling en geestelijke of fysieke verwaarlozing. De sociale omgeving zal er schande van spreken en er zullen maatregelen volgen. En volkomen terecht, mag ik wel zeggen.







Wat is in dezen nu het wezenlijke verschil met de ‘eisen’ die door veel zorgverleners en ouders worden gesteld aan pasgeboren baby’s die op tijd worden geboren of nog indringender… die veel te vroeg worden geboren? Waarom moeten die zelfredzaam zijn, acht of tien uur aan een stuk doorslapen, zonder borstvoeding kunnen en zichzelf kunnen vermaken, op een leeftijd waarop ze daar fysiek, psychisch en neurologisch nog niet aan toen zijn?
Zoals het onderzoek zegt (en zoals veel meer literatuur aangeeft): Being a mammal therefore implies that the brain is not fully formed at birth, and maturation of systems that enable adaptive functioning in the world are gradually acquired through close contact with an alert, responsive mother, albeit to varying degrees across species.
Niet ieder zoogdierjong heeft haar moeder even hard nodig, maar de mens is een draagzoogdier en mensenbaby’s vallen dus in de categorie waarin de jongen echt niet zonder hun moeder kunnen (ik ga er daarbij vanuit dat de baby bij de eigen moeder drinkt) en in ieder geval niet zonder volwassene die lichaamscontact en geruststelling biedt.
Dat betekent dat baby’s in een couveuse niet zo goed af zijn, in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd: “Je kunt gerust naar huis gaan; je kind is hier in de couveuse met alle apparatuur op de beste plek.” Dat is niet het geval, hoe pijnlijk dat wellicht ook is om te horen. De beste plek is het moederlichaam (primaire hechtingsfiguur, met borsten en melk) of het partner-/vaderlichaam (secundaire hechtingsfiguur).

Ik wil in die context graag een mogelijk controversiële stellingname poneren: in je rol als ouder heb je naar je kind toe voornamelijk plichten en veel minder rechten, met name in de eerste jaren van het leven van je kind. De geboorte van zo’n afhankelijk mensje vergt donders veel van ouders. De tijden van zomaar de deur uitlopen en met niemand rekening hoeven houden, zijn voorbij. En zelfs als je thuis bent met je baby, kun je niet ongestoord van alles en nog wat doen zoals je dat gewend was. Je zult een ander ritme moeten vinden.
In extreme mate geldt dat wanneer een baby veel te vroeg wordt geboren. Het beroep van je kind op jou is dan niet minder (omdat het in het ziekenhuis ligt), maar gróter (omdat het zo ongelooflijk kwetsbaar is). Je kind leeft niet meer aan de goede kant van je buikwand (binnenin), maar aan de buitenkant. De afstand zou echter nog steeds minimaal moeten zijn, oftewel: creëer huid-op-huidcontact en geef je eigen melk, want kunstmatige zuigelingenvoeding is een risico voor je kind. Lees dit blog van collega Linda Rikkers maar eens voor een aantal ontluisterende praktijken.
Het belang van die non-stop beschikbaarheid van primaire en secundaire hechtingsfiguren, het belang van borstvoeding, het belang van een autonome aanpak door de ouders die zich niet laten vangen in de protocollen van het ziekenhuis, maar in het belang van hun kind de grenzen opzoeken en verleggen… ze vormen samen vaak geen gemakkelijke weg. De boodschap van ‘Koester je kleintje’ roept soms dan ook verzet op, zoals onderstaand citaat laat zien:
Er staan ook dingen in die me tegen de borst stuiten. Niet alleen over borstvoeding (ik ben het absoluut met je eens dat borstvoeding de eerste keus is voor elke pasgeborene, maar het is niet de enige mogelijkheid. Ik ben van mening dat je een ouder ook moet steunen als het kind flesvoeding krijgt: als er geen borstvoeding is of als je het niet kunt opbrengen om te kolven, is er gelukkig een alternatief: flesvoeding. Donormelk is ook niet altijd het juiste alternatief: een baby van 30 (zwangerschaps)weken verdraagt misschien de melk van een moeder van een kindje van een half jaar helemaal niet: moedermelk past zich immers aan aan de behoefte van het kind? Dat staat tenminste ook in je boek: ”Moedermelk is dynamisch, want je lichaam maakt het aan voor precies jouw baby in precies die fase van haar ontwikkeling.”  Daarnaast denk ik niet dat kunstvoeding risicovol is, het is natuurlijk wél dat moedermelk bescherming biedt en dat een kind immuniteit kan opbouwen door het drinken van moedermelk en die beschermende stoffen mist een kunstgevoed kind. Maar dat wil niet zeggen dat er in de kunstvoeding risicovolle stoffen zitten.
Ik zal je een ander voorbeeld geven. Op pagina 24 staat dat je je kind tenminste een uur op de borst moet houden, dat het mondje niet mag worden uitgezogen… Prachtig, een ideaal. Maar bij (extreem) prematuren lang niet altijd mogelijk: hoe vaak moet een kind niet meteen worden geïntubeerd? En ja, het zou mooi zijn als dat op de borst van het de moeder zou kunnen gebeuren, maar dat is lang niet altijd mogelijk en tijd om in discussie met je arts te gaan is er niet (als je daar emotioneel gesproken al toe in staat zou zijn).

In deze hartenkreet lees en hoor ik verdriet en teleurstelling en opstandigheid, maar helaas hier en daar ook gebrek aan correcte informatie. Hopelijk kan het bovengenoemde artikel, net als ‘Koester je kleintje’, helpen om het tekort aan informatie op te heffen en misinformatie te voorkomen.
En als afsluiter wil ik jullie de slotopmerking van de onderzoekers niet onthouden:
Finally, it would be important to test whether for any human infantpremature or born at termif enhancing the mothers uninterrupted presence and full bodily contact during the neonatal period may help reduce the high levels of unregulated stress, sleep disturbances, and cognitive difficulties observed in so many of todays children.

Revolutie!

(Hoewel ‘Koester je kleintje’ primair is bedoeld voor ouders van een te vroeg geboren kind, kan ik het alle ouders en zorgverleners van harte aanbevelen voor een diepgaand begrip van de ontwikkeling van onze kinderen!)

woensdag 22 januari 2014

Positief Opvoeden Drenthe, deel 3


De brochure die ik vandaag wil doornemen, heet ‘Goed ouderschap’ (ondertitel ‘Positieve opvoedingsaanpak van je kind’) en borduurt door op de uitgangspunten in het blog van vorige week. Het resultaat van goed ouderschap wordt in de inleiding als volgt omschreven: een gelukkig kind dat de wereld onbevangen tegemoet treedt, later minder last heeft van gedragsproblemen en goed in de maatschappij kan functioneren.
Een gelukkig kind: check; mee eens. Dat vervolgens het functioneren in de maatschappij wordt genoemd ná het voorkomen van gedragsproblemen… dat vind ik merkwaardig. Waarom kunnen we die problemen niet gewoon weglaten uit deze doelstelling? Het is in feite immers een pleonasme: wie gedragsproblemen heeft, functioneert immers niet goed en is meestal ook niet gelukkig. Bovendien… waarom in die vroegste beginfase al zo de nadruk op problemen gelegd? Helemaal niet nodig; ga gewoon uit van vertrouwen, van het aangeboren (pro)sociaal gedrag van het kind. Een kind heeft er immers ook zelf een groot belang bij om niet uit de groep te worden verstoten, want dat vermindert de overlevingskansen.

Over de aanpak: Kies gewoon de aanpak waar jullie je als ouders prettig bij voelen en waarvan je denkt dat het voor jullie goed werkt.
Ik heb eerder aangegeven dat ik bij al mijn werk door de ogen van het kind kijk. Waar is in deze tekst dat perspectief? Moet de aanpak niet juist voor het kind prettig voelen en ‘werken’ op termijn?
Heb je een partner, dan is het belangrijk dat je er samen als één team in staat.
Dit advies wordt in veel methodes benadrukt en het is waar dat het waarschijnlijk moeilijk is om als partners aan je kinderen een harmonieuze leefomgeving te bieden, wanneer je voortdurend op wezenlijke punten met elkaar van mening verschilt. Het grootste risico van er totaal anders in staan is evenwel dat op den duur de relatie waarschijnlijk geen stand houdt en eindigt of tot zoveel ruzie leidt, dat de kinderen er ernstig de dupe van worden.
Strikt één lijn trekken bij alles, ook als ouders er niet hetzelfde over denken, zal in veel gevallen echter tot gevolg hebben dat het kind zich voor een front geplaatst ziet, een ondoordringbare muur waar ze in al haar afhankelijkheid van haar ouders niet doorheen kan breken. Dat maakt haar eenzaam en geeft haar een machteloos gevoel. Dat is bepaald geen goede basis voor veilige hechting en zelfvertrouwen.

Op pagina 03 komen we weer tegen wat al eerder is genoemd: Trouwens, het perfecte kind bestaat ook niet. Dit nastreven levert alleen maar frustratie en teleurstelling op.
Wat is de definitie van ‘perfect’?

Verderop op de bladzijde: Voor sommige kinderen is het reuze spannend om de grenzen op te zoeken van wat wel en niet mag, en gaan graag de machtsstrijd met je aan. (…) Hij weet dat dit gedrag veel aandacht oplevert en gaat er daarom maar wat graag mee door.
(De taalfout is niet van mij.)
Wat een negatieve benadering! Wie introduceert hier nu de machtsstrijd… het kind of de ‘professional’ die een ‘pedagogisch programma’ promoot? En wie zegt dat een kind er ‘graag mee door’ gaat? Ziet niemand de wanhoop van een kind dat niet wordt gehoord en begrepen?
Beter is het om dit gedrag [‘goed’ gedrag, ‘lief spelen’, MVK] te belonen met aandacht en complimenten. Hiermee stimuleer en bevorder je zijn goede gedrag.
Mijn samenvatting: het is manipulatie, het is africhten. Alfie Kohn stelt (ik herhaal het nog maar eens): “Hoe meer macht je uitoefent, hoe minder invloed je hebt.” En hoe meer je beloont, hoe sterker de intrinsieke motivatie afneemt. Collega Linda Rikkers schreef er een mooi verhaal over, met als motto: "Voed jezelf op en laat je kind met rust."

Pagina 04: Als je kind fouten maakt, ongewenst gedrag vertoont of in de problemen komt, kun je dat jezelf niet aanrekenen.
Echt niet? Nooit? Is dat niet wat al te gemakkelijk en te zeer van zelfreflectie gespeend…?
Neem de verantwoordelijkheid dus niet op je, want dit belemmert je alleen maar bij een stabiele en consequente opvoeding van je kind.
Aha… Gelukkig legt de volgende paragraaf uit dat het ook niet fair [is] om een kind bij problemen en ongewenst gedrag altijd de schuld te geven. Met zulke uitspraken zou elke ouder echter het spoor bijster raken. Hoe kunnen we gedrag nu verklaren, als niemand er de oorzaak van is?

Je kind is je alles, maar daar moet je niet alles voor opofferen. Sommige ouders gaan daarin zo ver dat ze hun eigen behoefte aan rust, ontspanning, intimiteit en plezier opzij schuiven. Niet alleen kan dat de relatie met je partner schaden, het staat ook goed ouderschap in de weg. Streef daarom naar een goede balans tussen eigen tijd en ‘kinder’tijd.
Hieruit blijkt dat ‘kinder’tijd (wat is dat eigenlijk…?) dus geen ‘eigen tijd’ is en dat je tussen die twee een heldere scheiding kunt aanbrengen. Geen idee, hoe dat moet, eerlijk gezegd… Onze kinderen waren namelijk altijd een integraal onderdeel van ons leven. Ze doordrenkten de keuzes en afwegingen die we maakten, de wijze waarop we onze tijd indeelden en hoeveel tijd er voor andere zaken overbleef. Ik begrijp nu dat we met die leefwijze veel hebben ‘opgeofferd’ (wij zeggen altijd: geïnvesteerd) en dat we heel ver zijn gegaan omwille van het welzijn voor onze kinderen…? Vreemd misschien, maar het zijn juist die jaren en hoe we ze invulden, waarvan ik nooit spijt zal krijgen. Ze hebben de relatie met mijn partner én met onze kinderen juist geweldig sterk gemaakt.

Pagina 04/05: Er zijn ouders die ongewenst gedrag niet aanpakken omdat ze denken dat het gewoon een fase is die vanzelf wel over gaat. Deze ouders zoeken niet naar de oorzaak noch naar een oplossing en vergroten bij hun kind daarmee de kans op ernstig(r) gedragsproblemen.
Er zit een rare kronkel in deze tekst in relatie tot de rest van de folder. In de folder worden namelijk allerlei zaken aanbevolen (machtsstrijd, bepaalde vormen van gedrag negeren, prijzen en belonen), die niet het probleem, maar het symptoom bestrijden, die de intrinsieke motivatie van het kind ondermijnen en die daarmee juist gedragsproblemen in de hand werken. Het is me daarom niet duidelijk wat er met deze passage wordt bedoeld.

De rest van pagina 05 behandelt een aantal zaken waarop ik in het vorige blog al heb gereageerd, zoals dat opvoeden energie kost, dat je niet ‘teveel’ van jezelf moet eisen en dat de perfecte ouder en het perfecte kind niet bestaan.

Pagina 06 staat vol met aanmoedigingen om je kind te belonen, te prijzen en te complimenteren (laatste twee zijn verbaal belonen) wanneer het ‘doet wat je zegt’. Heel deze bladzijde, maar in feite de hele serie brochures, gaat over het bekrachtigen of uitdoven van gedrag. Er wordt niet of nauwelijks aandacht besteed aan de emotionele, psychologische of fysiologische oorzaken van het kinderlijk gedrag en evenmin aan de empathische en zodoende ook morele en ethische vorming van het kind. Ik vind dit uitermate zorgelijk, want juist die laatste twee aspecten bepalen voor een groot deel of het kind later als volwassene ‘goed in de maatschappij kan functioneren’, wat volgens de inleiding het resultaat van ‘goed ouderschap’ is.

Op pagina 07 lezen we: Probeer zoveel mogelijk met die ontwikkeling [van het opgroeiende kind] mee te groeien. Zorg dat je kennis altijd up-to-date is. Lees goede informatie over ouderschap en opvoeding en blijf praten en ideeën uitwisselen met familie, vrienden en andere ouders.
Ook deze alinea voelt weer zeer tegenstrijdig aan, want dat een behavioristische focus niet per se tot de meest empathische volwassene leidt… dat is wetenschappelijk bekend, maar wordt niet belicht en de folder biedt dus geen up-to-date informatie. De adviezen in de folders gaan juist sterk uit van het belonen bij gewenst en van ‘love withdrawal’ bij ongewenst gedrag. Je kind je liefde onthouden door bijvoorbeeld te negeren, is sociale uitsluiting; die geeft net zo veel pijnprikkels in het brein als fysieke pijn. Worden ouders daarover wel bijgepraat, als ze deze folders lezen…? Ik vrees van niet…

zaterdag 18 januari 2014

Vrije geboorte koesteren

Afgelopen week las ik het boek ‘Vrije geboorte’, geschreven door Anna Myrte Korteweg, met als ondertitel ‘In je kracht zwanger zijn en bevallen’. Ik had dat boek al wel eens op een beurs gezien, maar ik ben al zo’n vreselijke boekenjunkie en ik probeer soms toch om mijn kooplust nog enigszins in bedwang te houden en de grenzen van mijn interessegebied niet al te zeer te verleggen. Met daar waar ze nu liggen, is het gebied namelijk al aan de forse kant en bevat het meer interessante zaken dan ik in een 24-uurs dag (wanneer gaan ze dáár eens wat aan doen?) kan behappen.
Dat neemt niet weg dat het hele perinatale veld (alles wat te maken heeft met de gebeurtenissen, keuzes, beslissingen en transities rondom de baring) in feite ook tot het lactatiekundige veld behoort en dat mijn interesse daarvoor de laatste anderhalf jaar flink is toegenomen. Ik lees mee met de Geboortebeweging-pagina op Facebook en ontmoet daar allemaal gedreven collega’s die zich sterk maken voor autonomie voor de zwangere en barende vrouw.
En met alles wat ik de laatste jaren heb geleerd, ben ik er nog rotsvaster van overtuigd geraakt dat krachtig moederschap/ouderschap begint met een intens beleefde zwangerschap en een goede bevalervaring. Wanneer deze beide fases vol vertrouwen zijn doorlopen, is de kans op een goed lopende borstvoedingsperiode ook een stuk groter. En dat is om allerlei redenen natuurlijk een zeer goede zaak!

Naar aanleiding van de contacten via de Geboortebeweging liet Anna Myrte mij een dag of tien geleden weten dat ze mijn vertalingen ‘Slapen met je baby’ en ‘Koester je kleintje’ graag wilde lezen. Zo zijn we tot een mooie ruil gekomen: zij mijn boeken en ik die van haar.
Ik ben meteen aan het lezen geslagen en ben zoveel prachtige passages tegengekomen!
Een paar citaten:
Hoofdstuk 2. Een alternatief voor de reguliere weg, kopje Disbalans, pagina 25:
In plaats van terug te gaan naar de wijsheid van mijn zwangere lijf en te onderzoeken wat dat lijf (met baby en al) echt nodig had, gaf ik mijn autonomie uit handen aan de verloskundigen en aan de medisch deskundigen uit de standaardboeken die ik las.
Kopje Cultureel bepaald, pagina 31:
Vooral onverwerkte angst, schaamte en schuldgevoel zorgen er volgens de schrijfster [Laura Shanley] voor dat vrouwen tijdens de bevalling verkramping en pijn ervaren.
Hoofdstuk 5. De pijn van vrouwen, kopje Onvoorwaardelijk, pagina 50:
Het is heel eng om onvoorwaardelijk met volledige verantwoordelijkheid te leven, want je kunt niets of niemand meer de schuld geven van je eigen situatie.
Hoofdstuk 9. Een dag ‘laborland’, kopje Werking, pagina 85:
Eigenlijk is het heel simpel om goed te bevallen, als je maar uit je hoofd gaat. Wij westerlingen hebben daar veel moeite mee, want het getetter in onze kop, dat eeuwige commentaar, gaat maar door.
Hoofdstuk 13. Werk, kopje Tempo, pagina 106:
Doorgaan is in de moderne wereld belangrijk, doorgaan en groeien. Maar er is weinig plaats voor het gegeven dat rust en ontvankelijkheid noodzakelijk zijn voor volwaardige groei.
Kopje Oplossing, pagina 110:
Al met al denk ik dat er in onze cultuur een grondige herwaardering van het moederschap nodig is. Een herwaardering die echt feministisch is, en niet alleen maar vrouwen dezelfde rechten wil geven als mannen, want vrouwen zijn nu eenmaal anders dan mannen: ze hebben een ander lichaam met andere behoeften. Het is belangrijk dat wij de tijd en ruimte krijgen om het wonder van nieuw leven in ons te laten voltrekken, tijdens de zwangerschap, maar ook in de periode na de geboorte. En ook negen maanden later, als een moeder haar kind nog steeds de borst wil geven (…).

En daar is dan heel concreet een raakpunt met de boeken die ik zelf heb uitgebracht. Afgelopen jaar publiceerde ik in april ‘Koester je kleintje’, de Nederlandse vertaling van ‘Hold Your Prem’, geschreven door Jill Bergman, samen met haar man Nils Bergman. ‘Koester je kleintje’ is één lang pleidooi voor wat Anna Myrte in het hierboven genoemde citaat aan de orde stelt. De baby heeft de moeder nodig en dus moet de moeder, omwille van het welzijn van haar kind, de tijd en de ruimte krijgen om bij haar kind te zijn, ook en vooral als die baby veel te vroeg ter wereld komt.

Eerder deze week ontving ik een bericht van iemand die zo’n vroeggeboorte heeft meegemaakt en moeite heeft om de inhoud van het boek tot zich te nemen. Ze vertelt over haar eigen ervaring en die van een collega-moeder:
Veel dingen ervaar ik (en X overigens ook) als bijna niet op te brengen voor moeders (24 uur per dag bij Y zijn, ik had geen idee gehad hoe ik dat had moeten doen terwijl ik zelf nog bijna niets kon, laat staan moeders die op de intensive care liggen). Ik krijg bij een aantal passages het gevoel dat de schrijfster zelf niet in de schoenen van (vaak zelf zieke) moeders heeft gestaan. Daarnaast krijg je in de Nederlandse ziekenhuizen (waar wij gelegen hebben en over hebben gehoord) natuurlijk ook helemaal geen ondersteuning bij bepaalde dingen die aangereikt worden. Gelukkig komen er steeds meer moeder-kind-centra, maar zelfs dan vraag ik mij af hoe lang moeders daar eigenlijk mogen blijven? Nou ja, en dan roept het dat welbekende schuldgevoel op. Blijkbaar "vindt het boek" dat ik tekort ben geschoten en dan word ik dus af en toe boos (onterecht, dat weet ik! ;-)!

Schuldgevoel over een ervaring die een prachtige belevenis had moeten worden en die heel anders is gegaan dan je voor mogelijk had gehouden… daar zijn een vroeggeboorte en een baring wel heel nauw aan elkaar gerelateerd. Zoals Anna Myrte bepleit dat een baring een spirituele ervaring zou moeten zijn, die je sterkt in je rol als moeder, zo zouden de eerste dagen met je baby ook een inspirerende periode moeten zijn, waarin je de wereld buitensluit en in je gezinscocon woont en helemaal verliefd wordt op je kind. Als je kind die eerste dagen, weken, maanden echter ongelooflijk kwetsbaar is en jullie dagelijks leven door zorgen, twijfels en spanning worden gekleurd, hoezeer je ook van je kind houdt… dan is er geen sprake van privacy. Je hebt met heel veel vreemden te maken en je bent maar zelden helemaal met elkaar en je kind alleen. Dat is heftig en laat sporen na in je ziel.

Een tijd geleden schreef ik over schuldgevoel een lang blog op de website van Kleine Kanjers. Ik denk dat veel schuldgevoel in feite verdriet is, diep verdriet, aangrijpende rouw om wat mis ging, wat je misliep, wat gemist wordt. Dat geldt voor vrouwen die op een ellendige baringservaring terugkijken, die hun kind niet lang genoeg in de veilige baarmoeder konden houden of die hun lieve baby niet op die manier de borst konden geven die ze voor zich zagen. Zoals ik schreef, kan dat verdriet met de jaren zelfs groter worden, als je kennis toeneemt en als je begrijpt dat sommige dingen misschien helemaal niet nodig waren geweest, als je maar…

Dát is waar Anna Myrte in haar boek toe wil aanmoedigen en waar Jill en Nils voor pleiten: zorg dat je weet wat je mogelijkheden zijn. Laat je niet afschepen met standaardverhalen, want er is vaak zoveel meer mogelijk. Vecht als een leeuw(in) voor wat je nodig hebt om deze gebeurtenis tot een goede ervaring te maken. Houd de regie over wat er gebeurt, zodat je met kracht en liefde kunt terugkijken op wat je, samen met je kind en je partner, hebt ervaren in deze wonderbaarlijke uren, dagen, weken, opdat je de maanden en jaren die komen met vertrouwen en zonder schuldgevoel tegemoet kunt treden. Je weet dat je hebt gegeven wat je kon; meer kan niemand van je verwachten. En meer hoef je ook zeker van jezelf niet te verwachten. Als je je stinkende best hebt gedaan, dan is het goed. Dan mag je rouwen om wat je verloor en kun je na verloop van tijd hopelijk loslaten wat je bezwaart op je levensweg. Dan kun je dankbaar zijn voor wat de gebeurtenissen aan je levenservaring hebben toegevoegd. Als je zó in het leven kunt staan, met volledige verantwoordelijkheid voor je keuzes, dan zul je voor je kind een lichtend voorbeeld zijn.

woensdag 15 januari 2014

Positief Opvoeden Drenthe, deel 2

Afgelopen week schreef ik de inleiding tot de blogserie over ‘Positief Opvoeden Drenthe’ met daarin een eerste analyse. Vandaag volgt deel 2 in de serie; daarin staat de brochure ‘Een leukere ouder in 10 stappen’ (ondertitel ‘De kracht van positief opvoeden’) centraal. Als altijd pak ik de meest opvallende punten eruit, waarmee niet gezegd wil zijn dat ik onverdeeld enthousiast ben over de rest van de tekst.

De folder is net als die van vorige week één A4 met aan de achterkant een opsomming van punten.
Punt 1.: Opvoeden kost veel energie. Zorg dus ook goed voor jezelf. Kun je rusten, doe het dan ook. Laat de boel de boel en doe iets wat je ontspant.
Kost opvoeden veel energie… of kost het zorgen voor een ander mens, zeker wanneer die volledig van jou afhankelijk is, veel energie? Ik zou zeggen: het laatste. Wanneer je in die eerste jaren goede zorg levert en een goed voorbeeld geeft, is daarmee een groot deel van de ‘opvoeding’ al gedaan.
Dat de folder begint met een beschrijving die de indruk wekt dat het primair een zware klus is, dat ‘opvoeden’ van je kinderen… dat vind ik niet geen al te bemoedigende formulering.
En nog veel treuriger vind ik dat in deze opsomming de ouder weer bovenaan staat; waar is de focus op de behoeften van het kind?

Punt 2. stelt: Prijs je kind zo vaak mogelijk bij goed gedrag. Je zult dan zien dat ze zich steeds vaker goed gaan gedragen.
Hier springt opnieuw de behavioristische aanpak in het oog. De opvoeding dient blijkbaar gericht te zijn op ‘goed gedrag’ (definitie ontbreekt…) en dat kun je bewerkstelligen door je kind te conditioneren. Leeft er onder dat vernislaagje bij je kind echter ook de overtuiging dat het ‘vereiste’ gedrag zinvol of wenselijk is? Is juist dát niet wat je kind nodig heeft om prosociaal gedrag te blijven vertonen, ook als er geen ouderlijk toezicht is? Dat vereist intrinsieke motivatie en die blijkt, zoals Alfie Kohn in zijn boek ‘Punished by Rewards’ laat zien, alleen maar af te nemen bij voortdurende materiële of verbale beloning.

Punt 3.: Een knuffel, een kus, op schoot een aai over de bol, je kind vindt het altijd fijn en kan er geen genoeg van krijgen.
Kinderen gedijen inderdaad op liefdevolle aanraking en het klopt dat je ze daarmee niet kunt verwennen. Elders in andere uitgaven wordt echter betoogd dat je het kind bij ‘ongewenst gedrag’ (definitie ontbreekt…) juist je liefde en aandacht moet onthouden. Dat schept verwarring; dat is niet ‘consequent’, zoals op andere plekken met klem wordt geadviseerd.

Punt 4., 5. en 6. en 10. zijn een herhaling van dezelfde punten op de vorige brochure (regels stellen, perfecte ouder en kind bestaan niet, aanmoedigen en complimenteren, ruimte in huis maken voor lekker spelen). Ten aanzien van ‘streng en consequent opvoeden’ is dit overigens een mooie link. Klik ook vooral door naar het stuk onder het woord ‘Vonk’.

Punt 7.: Blijf altijd rustig bij vervelend gedrag. Zeg dat je kind ermee moet stoppen en maak hem of haar duidelijk hoe het wel moet. Prijs je kind als het doet wat je zegt.
Hier lijkt geen twijfel te bestaan over de vraag of dat wat je als ouder zegt tegen of eist van je kind, boven elke discussie verheven is. Jouw wil is wet, blijkbaar, en tegen dat uitgangspunt maak ik bezwaar, want hier wordt geen enkele overlegmogelijkheid ingebouwd. Ook wordt hier niet onderzocht wat de oorzaak is van het gedrag dat de ouder niet bevalt. Er wordt aan symptoombestrijding gedaan (stoppen) in plaats van aan probleemonderzoek en -oplossing.
En nog een punt van belang: maakt het wat uit wat de opvoeder zegt over wat het kind moet doen? Of is het volstrekt irrelevant wat je verlangt en moet je kind je gewoon klakkeloos gehoorzamen? Dat idee van ‘Befehl ist Befehl’ heeft op vele momenten in de geschiedenis niet tot zulke goede resultaten geleid. Autonome denkers die vragen blijven stellen, zijn een uiterst noodzakelijke factor om een samenleving blijvend goed te laten functioneren. Onze kinderen worden, sneller dan we ons kunnen voorstellen als ze 0 of 3 of 10 zijn, een volwassen onderdeel van die samenleving. Wat verwachten we van hen? Welke eigenschappen zien we graag ontwikkeld in ons nageslacht? Kijk maar eens naar de derde slide van de presentatie van socioloog Henk de Vos, die hij op 13 januari in Eelde gaf. Daar zien we een rijtje eigenschappen die ouders als belangrijk opgeven; de bovenste drie, de drie die de hoogste prioriteit krijgen, zijn zo ongeveer precies het tegenovergestelde van wat met TripleP/POD wordt bepleit. Het voorbeeld van de ouders doet immers volgen? Wanneer zij worden aangemoedigd zeer beperkt rekening te houden met de behoeften van hun kind, maar haar afschilderen als een kleine machtswellusteling die je kort moet houden… wat kunnen ze dan verwachten van het verantwoordelijkheidsgevoel, de autonomie en de empathie van hun kroost?

Punt 8.: Maak tijd voor je zoon of dochter en geef je kind aandacht. Lees voor of doe samen wat leuks en leg daar je krantje of andere bezigheden even voor opzij.
Even…?  En wat is de definitie van ‘iets leuks’…? Is samen bezig zijn met van alles in de keuken of samen boodschappen doen niet net zo goed iets leuks als samen lezen of een spelletje doen? Heel veel hangt af van de wijze waarop de volwassene de activiteit aangaat en deelt met het kind.

Punt 9.: Vertel je kind hoe je dag was en vraag wat hij of zij allemaal heeft gedaan.
Begrijp ik hieruit dat het kind eerst moet luisteren naar wat *jij* als ouder hebt gedaan en pas dán zelf aan de beurt is…? Over welke leeftijdsgroep spreken we hier? Andermaal wordt de ouder op de eerste plaats gezet en moet het kind haar beurt afwachten. Hoe jonger het kind, hoe groter het belang om ruimte te bieden voor spontane ontboezemingen, waarin het kind niet hoeft te wachten tot de verhalen uit de wereld van de volwassene zijn verteld. Je bent als ouder in de beginjaren de coregulerende factor: je bevredigt de behoeften van je kind en je kind leert daardoor de eigen behoeften te reguleren (zelfregulatie). Dit fysiologische feit hoort basiskennis te zijn voor zorgverleners en opvoeders: stressregulatie begint met coregulatie. Dát is de manier waarop de HPA-as tot een juist afstelling kan komen en ook later in het leven adequaat kan werken. Lees hier maar eens (in het Engels, scroll bijvoorbeeld naar ‘Stress and Disease’), wat de HPA-as voor invloed kan hebben, of hier.
Naar mijn mening heb je als ouder ten opzichte van je kind primair plichten (of taken of verantwoordelijkheden, zo je wilt) en veel minder rechten, maar ik heb de indruk dat dit in veel settings en in veel ‘opvoedmethodes’ vloeken in de kerk is. Het blijkt een heel moeilijke uitspraak te zijn, want het motto is vaak: “Het moet wel leuk blijven”, “Ik wil ook tijd voor mezelf hebben”, “Ik heb zelf ook een leven!”. Dit is ook wat de folders ademen: “Hoe houd ik ondanks mijn kind, mijn eigen leven leefbaar?”
Lees voor de aardigheid dit stuk eens, getiteld ‘Apenkunstjes’. Of lees dit artikel, eveneens van de hand van Gabriëlle Jurriaans, over de miljoenen die met het opvoedprogramma gemoeid zijn. Is dat wat we willen met onze kinderen, dat ze opzitten en pootjes geven om het ons gemakkelijk te maken? Willen we hun voorleven dat onvoorwaardelijkheid niet bestaat en dat ze zich overeenkomstig onze eisen moeten gedragen om onze liefde te verdienen? Mijn antwoord daarop is een helder ‘nee’. Nu nog kijken hoe we deze methode de wereld uit krijgen. Dat is een hele kluif, want ik heb nóg elf folders liggen en het schijnt dat er op de cb’s binnenkort alléén nog maar deze folders mogen liggen… zucht. Arme kinderen, arme ouders, arme samenleving…

Zo dadelijk heb ik een gesprek met iemand van de organisatie die deze folders mede uitgeeft. Ik ben benieuwd waar we op uitkomen!

zaterdag 11 januari 2014

De toekomst van homo sapiens

Na een pauze tijdens de kerstvakantie las ik vorig weekend het nieuwste boek van Michel Odent uit, ‘Childbirth and the Future of Homo Sapiens’. Ik vind deze man een mirakel en ben blij dat ik hem een aantal keren mocht horen spreken. Hij wordt dit jaar 84, maar als je zijn boek leest, kon hij ook 60 zijn: je proeft al zijn ervaring, maar daar overheen ligt een dikke laag enthousiasme en gretigheid waaruit een diepgaande kennis over en nieuwsgierigheid naar de fysiologie blijkt. Dat is een woord waar je in zijn boeken niet omheen kunt: FYSIOLOGIE, met dikke vette hoofdletters, en ik vind dat een verademing. Het is namelijk werkelijk om wild van te worden, al die situaties waarin wordt gesproken over goede zorg en evidence based werken en (al dan niet anti-) kwakzalverij en behandeling (waarmee vaak symptoombestrijding wordt bedoeld)… en waarin aan de fysiologie vol-le-dig voorbij wordt gegaan. Is dat nou werkelijk zo’n superingewikkeld onderwerp, fysiologie?

Okay, ik geef onmiddellijk toe dat ons lichaam indrukwekkend gecompliceerd in elkaar zit, dat we heel veel dingen nog niet of nauwelijks doorgronden en dat het totale overzicht van alle samenhangende factoren soms moeilijk in één beeld te vangen is… maar de grote lijn, de basis, de essentie… die kan een gemiddelde zorgverlener toch wel bevatten? Het is toch niet te veel gevraagd om erop te rekenen dat er in ieder geval vanuit die basis een behandelplan wordt opgesteld als er sprake is van een gezondheidsprobleem?
Nou, helaas blijkt dat heel vaak dus wel het geval: het is te veel gevraagd.
Barende vrouwen worden op hun rug gelegd.
Baby’s die huilen, worden van hun moeder afgezonderd.
Borsten die onvoldoende melk produceren, worden op een schema gezet.

Michel Odent begrijpt dat soort handelwijzen volgens mij ook niet, want hij zet in op alles wat er in het begin gebeurt. Hij laat keer op keer zien van hoe cruciaal belang die eerste levensfase is, die 'primal period': fetal life, perinatal period and year following birth.
Ik heb ‘Childbirth and the Future of Homo Sapiens’ dan ook weer met een potlood in de aanslag gelezen en heel veel passages aangestreept, net als in alle andere boeken die ik van hem heb.

Odent begint in het eerste hoofdstuk met de constatering dat de periode rondom de geboorte zowel in academische kringen als door de media meestal niet in overweging wordt genomen als verklaring voor van alles, terwijl de wetenschap inmiddels sterk van mening is dat het een kritische periode betreft in de vorming van het individu. Een belangrijke oorzaak van dat inzicht wordt gevormd door de ontwikkeling van de epigenetica als vakgebied. Transgenerationele effecten van dat wat er tijdens de ‘primal period’ gebeurt, worden steeds meer zichtbaar. De moeder geeft aan haar kind niet slechts het genetische materiaal door, maar ook het epigenetische. De omgevingsinvloeden en het moment waarop ze zich voordoen, hebben (soms grote) invloed op de karakteristieken van een mens. Die verandering verloopt dan niet via het DNA, maar via een veranderde genfunctie. De invloeden uit de omgeving hebben, simpel gezegd, als het ware de capaciteit om sommige genen ‘aan’ of ‘uit’ te zetten.

Het idee van ‘use it or lose it’ geldt ook hier: fysiologische systemen waarop geen beroep meer wordt gedaan, zullen van generatie op generatie verder degenereren en het systeem waarover Odent zich de meeste zorgen maakt, is het oxytocinesysteem. Steeds minder vrouwen baren op basis van de kracht van hun eigen hormoonsystemen, want de invloed van allerlei cocktails aan hulpstoffen (synthetische oxytocine voor de weeën, diverse vloeistoffen voor pijnbestrijding, injecties om na de baring de baarmoeder te laten samentrekken) wordt groter en groter. De kracht van het eigen oxytocine- en dopaminesysteem zou daardoor wel eens drastisch kunnen afnemen. Wanneer er vervolgens ook nog weinig borstvoeding wordt gegeven, daalt de hoeveelheid dagelijks circulerende oxytocine in de gemiddelde populatie nog verder. Dat heeft grote gevolgen voor de empathie die mensen ontwikkelen voor hun omgeving. En dat heeft dan weer zijn weerslag op de mate waarin mensen in staat zijn zich in te leven in de achtergrond en omstandigheden van de ander, om verdraagzaamheid op te brengen, hulpbereidheid aan de dag te leggen, crimineel gedrag binnen de perken te houden, sociaal gedrag de boventoon te laten voeren, discriminatie uit te bannen, uitbuiting van anderen te voorkomen door verantwoord koopgedrag op het terrein van kleding, voedsel en transport. Het is niet niks, wat er op het spel staat, en ik ben van mening dat het geenszins vergezocht is, al zal dat voor velen misschien wel zo lijken. Hij gaat er soms namelijk wel met zevenmijlslaarzen doorheen. In het op één na laatste hoofdstuk schrijft hij onder de paragraaftitel ‘Smashing barriers’ (‘Barrières kapotslaan’): Another step is to claim that the quality of our immune system should not be dissociated from other personality traits.

Daar komt dan natuurlijk wel héél krachtig het borstvoedingsverhaal in beeld, want borstvoeding krijgen is voor een mens primair een immunologische kwestie, meer haast dan van voeding. Evolutionair liggen de wortels van de lactatie namelijk ook in bescherming en niet in voeding. De alinea die volgt is zo boeiend, dat ik ‘m hier graag integraal citeer:
Today we must smash the barriers between the functions of the primitive brain structures and the functions of the immune system. For example, the activities of the immune system are dependent on the release of cortisol by the adrenal gland: it is well known that cortisol levels are under the control of the hypothalamus, a part of the primitive brain that works as an endocrine gland. The ‘set point levels’ of the hypothalamus are established during critical phases of the primal period. We now know that stimulating the immune system sends a flow of information to the hypothalamus. Some antigens – substances that stimulate the immune system – can considerably increase the electrical activity of certain nerve cells of the hypothalamus. So the immune system can be seen as an actual sensory organ which gives information to the brain.

Wow! Wat een verbinding wordt daar gelegd! Dat kun je met recht een holistische aanpak noemen! En het wordt nog wilder: hij gaat door met deze lijn van denken en legt uit hoeveel gemakkelijker het voor een virus is om te muteren dan voor een organisme om daar het immuunsysteem op af te stemmen en zo’n virus adequaat te elimineren. Hij roept daarbij de SARS-epidemie in herinnering. Hij trekt dit door naar een nóg veel grotere context:
Analysing the viral threat is an elegant way of realizing the limits of our domination of nature, as a basic strategy for survival that started with the Neolithic revolution. This domination has included interferences in human physiological processes, particularly those related to sexuality, and especially the birth process. An emotionally dysregulated human being is a product of such strategies for survival. This kind of human being is unable to shift from knowledge to awareness. He is blind to the effects of his behaviour and continues to dramatically disturb ecosystems without taking into account that viruses can adapt much more easily and quickly than mammals to drastic environmental changes, particularly climatic changes. What kind of Homo can break this vicious circle?

Hij eindigt met hoofdstuk 20, dat is getiteld ‘Cultural blindness’: There is a universal lack of interest in the long-term consequences of how babies are born. (…) It is as if there are cultural forces that are pushing us to ignore the essential. (…) This lack of interest – this blindness- is cultural. It is shared by the media, the general public and even authoritative medical and scientific circles.
Hij deelt een denkbeeldig scenario met ons, over de eisen die aan een gynaecoloog of een vroedvrouw worden gesteld in de toekomst:
The basis of her plan is that to become an obstetrician or a midwife the prerequisite will be to be a mother who has a personal positive experience of unmedicated birth.
Ik voorzie hier, gezien de huidige stand van zaken, een forse overbelasting voor de paar zorgprofessionals die dan hun vak nog kunnen uitoefenen! :-)
Odent filosofeert nog wat door en besluit met het volgende:
The conclusion will be: let us get rid of the aftermath of thousands of years of beliefs and rituals and restart from the physiological perspective. Let us act as if it is not too late.
Starten vanuit het fysiologische perspectief: ik zou het er niet hartgrondiger mee eens kunnen zijn!

woensdag 8 januari 2014

Positief Opvoeden Drenthe, deel 1

In het derde kwartaal van 2013 schreef ik een uitgebreide blogserie over de huilrichtlijn; ik sloot de serie min of meer af met een gezamenlijk blog van Linda Rikkers en mijzelf, in reactie op een artikel op de site van het Kiind-magazine, genaamd ‘Huilbabygate… het vervolg’.
Toen de serie langzaam naar het einde toe liep, vroeg ik me af wat zich zou aandienen voor de komende maanden. Zou ik elke week weer een mooi onderwerp bij de kop kunnen pakken of zou er een nieuwe serie volgen, waarover dan ook? Tot mijn spijt moet ik zeggen dat ik de noodzaak zie tot een nieuwe serie. Onlangs kreeg ik de beschikking over de folders van ‘Positief Opvoeden Drenthe’, de Drentse variant van het pedagogisch programma dat ontwikkeld werd door professor Matthew R. Sanders en collega’s van het ‘Parenting and Family Support Centre’, School of Psychology aan de univesiteit van Queensland, zoals achter op alle folders te lezen valt. In de volksmond heeft dit programma een naam die een stuk minder verheven klinkt; daar heet het TripleP.

Er is al veel over dit programma gezegd en geschreven en van het meeste word ik niet blij. Nou ja… dat collega Gabriëlle Jurriaans zo uitgebreid heeft betoogd dat dit een programma is waaraan geen geld zou moeten worden besteed (en zeker niet de sloten die de overheid erin heeft gestoken) en dat je het links zou moeten laten liggen als je er maar enigszins aan kunt ontkomen… dáár word ik wel blij van, maar dat is omdat ik het programma an sich zo dieptriest vind. Lees dit maar eens, of dit.
Ook Drentse ouders en hun kinderen worden aan dit programma onderworpen en volgens de tekst op de achterzijde zijn onder andere de Provincie Drenthe, Icare Jeugdgezondheidszorg en Yorneo de organisaties die zich daarvoor inspannen.

De komende weken zal ik iedere woensdag een blog posten waarin ik één of twee folders uitgebreid bespreek volgens mijn inmiddels beproefde methode: citeren (cursief) en becommentariëren. Dat citeren vind ik belangrijk, want zo kan ik zichtbaar maken dat ik het allemaal niet zelf verzin. Daar hecht ik aan, want de teksten zijn mij, niet alleen vanwege de taal- en interpunctiefouten, maar vooral vanwege de inhoud en de toon een gruwel. Ik meende dat ik ooit vier volwassen mensen in de dop had gebaard, maar als ik door de folders heen lees, moet ik meer denken in de trant van een af te richten hondepup. In mijn blog van afgelopen zaterdag sprak ik over het kijken door de ogen van de baby of het jonge kind. Vanuit dat perspectief zal ik dus de folders becommentariëren. Ik vraag iedere lezer om de tekst in zich op te nemen als was die op jou zelf gericht. Hoe zou je het vinden, als degenen die voor je moeten zorgen, deze instructies krijgen ten aanzien van hoe ze je kunnen benaderen en je moeten aanpakken wanneer je ‘wangedrag’ (definitie ontbreekt) vertoont? Lees met me mee de komende weken en deel je gedachten onder het blog, op twitter of op Facebook.

Ik begin vandaag met een flyer op A4 die op de voorzijde ‘Meer genieten van je kind’ heet en op de achterzijde een aantal zaken samenvat onder de kop ‘De kracht van positief opvoeden’. Er worden vijf basisprincipes genoemd:
1. Denk ook aan jezelf
2. Geef positieve aandacht
3. Zorg voor een kindvriendelijke omgeving
4. Zorg voor duidelijke regels
5. Wees realistisch

Wat mij als eerste opvalt in de folder die toch het belang van het kind voorop zou moeten stellen (het kind is immers ‘de doelgroep’ van de opvoeding), is wat er op nummer 1 staat: dat je als ouder aan jezelf moet denken. Die fase, waarin je zelf op het eerste plan komt, is voorbij als je eenmaal een kind hebt. Je kind is volledig van jou afhankelijk en heeft in de prille levensfase jouw sensitieve en responsieve aanwezigheid keihard nodig. Als het goed is, is dat belang van je kind ook jouw primaire belang als ouder en dan botsen die belangen niet. Dat neemt niet weg dat je in de praktijk voor situaties zult komen te staan waarin je zaken moet afwegen; je kind is overgeleverd aan de mate waarin je haar belangen zwaar(der) laat wegen.

Bij punt 2. wordt aangeraden: Stimuleer je kind, moedig het aan en complimenteer je zoon of dochter bij de dingen die ze goed doen.
Dit is behaviorisme en dit woord ga ik nog héél vaak noemen in de blogs die volgen. Ik heb het er niet op, op het behaviorisme. Hier vind je een bondige beschrijving van wat het inhoudt en ook dit biedt een aardige eerste indruk. Of lees dit kritische stuk van de Volkskrant. Er is natuurlijk veel meer over te zeggen, maar in essentie komt het erop neer dat het een kwestie is van ‘africhten’. Het is een simplistische benadering, die geen ruimte laat voor de gedachten en overwegingen van het kind, wanneer die het kader van de opvoeder te buiten gaan. De gedachte dat de opvoeder zelf wellicht fout zit, komt in deze benadering in principe niet aan bod. De opvoeder bepaalt wat ‘goed’ is en het kind moet zich daaraan conformeren en kan dan of een ‘beloning’ verwachten in de vorm van een compliment of iets tastbaars. Het kind vermijdt bij ‘goed gedrag’ soms ook het mislopen van een sanctie (“Doe niet dit, want dan pak ik dat af”, “Zorg je niet zus, dan mag je niet zo”, enzovoort).

Punt 4. zegt: Geef duidelijk aan wat mag en niet mag en wees daarbij altijd consequent.
Dat is niet niks: alles is blijkbaar vooraf helder ingekaderd en je mag er als ouder niet van afwijken. Er kan met zo’n benadering ook geen voortschrijdend inzicht ontstaan, want de regels liggen vast en je moet ze strikt toepassen. Deze aanpak sluit ook overleg met het kind uit, terwijl dat één van de belangrijkste vaardigheden in het leven is. Je leert daardoor immers kijken door de ogen van de ander (empathie, daar is ze weer!) en rekening houden met het standpunt of de omstandigheden van die ander. Vervolgens neem je in overleg een gezamenlijk besluit, dat dan in het algemeen veel draagvlak heeft. Op grotere schaal noemen we dit medezeggenschap of democratie (versus autocratie of dictatuur).

Tot slot worden ouders aangemoedigd realistisch te blijven:  Eis niet teveel van jezelf en van je kind. Accepteer dat jullie allebei fouten maken en dat de perfecte ouder of kind niet bestaat.
Afgezien van de twee taalfouten in deze twee zinnen, mis ik node de definitie van ‘perfect’. Wat wordt er met dat woord bedoeld? Wordt niet ieder kind als een prachtig mensje met een rijk potentieel geboren en zouden we dat niet ‘perfect’ kunnen noemen? En als je als ouder dat lieve kind goed observeert en je stinkende best doet om haar behoeften te bevredigen… ben je dan als ouder niet ook ‘perfect’?

Dit was een korte inleiding; er komt nog veel meer, maar deze basisprincipes geven alvast een indruk van wat ons te wachten staat.