vrijdag 18 februari 2011

Prioritijd

“Life is all about choices”, zeggen de Engelsen. Zo is het. En soms zijn ze niet eenvoudig, de keuzes waarvoor we staan. Dat is niet altijd omdat de keuzes ingewikkeld zijn. Soms moeten we gewoon nog leren om met een andere blik naar een situatie te kijken dan we gewend waren.
Afgelopen week deed ik een consult bij een gezin waarvan de moeder nog niet precies met haar werkgever had doorgesproken hoe ze straks na haar verlof het kolven zou kunnen vormgeven. Terwijl we in gesprek waren, zag ik haar peinzen over hoe ze ervoor zou kunnen zorgen dat ze niemand ‘tot last’ zou zijn met de tijd die ze nodig had om melk voor haar kindje te verzamelen tijdens de werkdag. Om de zaken helder te krijgen, stel ik het dan soms een beetje zwart-wit: “Wie wil je liever behagen… je werkgever of je kind? Wie gaat voor?” We werkten een aantal scenario’s uit; dat hielp om richting te geven aan het denken. Een paar dagen later sprak ik de vader. Hij vertelde opgetogen dat zijn vrouw al op haar werk was geweest. De werkgever was veel toeschietelijker geweest dan gedacht en er was zelfs een speciale ruimte voor het kolven in het vooruitzicht gesteld! Geweldig!

We hadden samen ook gesproken over een facet dat nogal eens ondergesneeuwd raakt. Gaat het om het recht van de moeder om te kolven en borstvoeding te geven? Of gaat het bij het voedrecht (of bij voeden in het openbaar!) om het recht van de baby om gevoed te worden? Wanneer we dat laatste als uitgangspunt nemen, kantelt het perspectief. Het is dan niet meer de moeder die voor zichzelf iets ‘afdwingt’, maar de moeder die opkomt voor het recht van haar kind. Zij is de ‘facilitator’ van het kinderwelzijn. Zij heeft ruimte, tijd en respect nodig, om ervoor te zorgen dat de gezonde voeding voor haar baby niet in de waagschaal wordt gesteld. Moeder en werkgever onderhandelen dan over het belang van de baby en niet over de eisen van de moeder. Ze werken op die manier samen aan wat Artikel 24 van de ‘Convention on the Rights of the Child’ zegt. Dit document van de Verenigde Naties met betrekking tot de mensenrechten zegt onder andere: “Parties recognize the right of the child to the enjoyment of the highest attainable standard of health (…)”. (“Partijen erkennen het recht van het kind om het genot te ondergaan van de hoogst bereikbare gezondheidsstandaard.”)
Dat is klare taal. Het is duidelijk dat borstvoeding aan die standaard een belangrijke bijdrage levert.

Zo bezien is het niet aflatende borstvoedingswerk in essentie mensenrechtenwerk! Wow, wat een eer! Er zitten zo veel heilzame kanten aan borstvoeding. Nabijheid is daar één van, zowel overdag als in de nacht. Met het oog daarop maak ook ik keuzes: ik vertrek morgen voor een studieretraite. De komende vijf, zes dagen zullen zijn gewijd aan de boekvertaling. De publicatie van ‘Slapen met je baby’ van Jim McKenna komt steeds weer een stap dichterbij!

vrijdag 11 februari 2011

Vrijwillig natuurlijk!

Zo’n eenentwintig jaar geleden begon mijn borstvoedingscarrière, al wist ik dat destijds niet.
We waren in 1990 in blijde verwachting van ons eerste kindje. We volgden in Arnhem, waar we toen woonden, een cursus zwangerschapsyoga. Nico werkte in die tijd in het westen van het land en logeerde door de week bij een hospita. Op donderdagavond spoedde hij zich huiswaarts om op tijd te zijn voor een ontspannen yoga-uurtje. Languit op de grond of in kleermakerszit leerden we diep ademhalen en loslaten. De yogadocente was contactpersoon van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk en zorgde ervoor dat iedereen in haar groepen minstens één avond over borstvoeding bijwoonde. Mijn moeder had vaak gezegd: “Het is mooi als je het hebt, kind. Bij mij was er geen melk, dus helaas kon ik niet voeden.” Nico was opgegroeid tussen de dieren en geloofde niet in een dergelijke evolutionaire loterij. Naarmate mijn kennis toenam, leek het ook mij alsmaar onwaarschijnlijker dat het zo’n toevalstreffer zou zijn of je je kind kon voeden of niet. We besloten ‘gewoon’ borstvoeding te geven, niks ‘proberen’… gewoon ‘doen’! Zo gingen we de bevalling in en zo liep het ook. De eerste dagen heb ik af en toe de docente nog eens gebeld. Zij gaf nuttige suggesties, zodat we weer verder konden.
Ze had tijdens de cursus een opmerking gemaakt die in de jaren erna bleef hangen: “Als je het leuk vindt, kun je zelf ook de opleiding bij de VBN doen en contactpersoon worden.” Na weer een thuisbevalling belandde ik met onze derde dochter in het ziekenhuis: kraamvrouwenkoorts. Daar zag ik dat veel moeders vaak niet de begeleiding kregen die ze nodig hadden. Mijn ervaring met de oudste twee hielp me door mijn doodzieke dagen heen. Ik ging na twee weken naar huis met een gezonde, volledig borstgevoede baby en besloot om ook contactpersoon voor de VBN te worden.












Nu loop ik alweer meer dan zestien jaar rond in deze prachtige vrijwilligersorganisatie. Afgelopen zaterdag vierde ik mijn 15-jarig jubileum als medewerker, niet meer als contactpersoon, maar als VBN-lactatiekundige. En nog altijd went het niet, al die prachtige beelden van baby’s aan de borst en ‘in gesprek’ met hun ouders. Ik word er maar niet immuun voor. Die blijvende ontvankelijkheid zorgt ervoor dat ik elke keer opnieuw verwonderd ben. Ik ben me bij ieder kindje bewust van hoe belangrijk het is dat ook dit mensje weer een mooie start kan maken en kan rekenen op de toegewijde inzet en lijfelijke nabijheid van de ouders. Na al die jaren komen er dan nog heel gemakkelijk tranen bij ontroerende beelden of bij mooie woorden die beschrijven waarom we als borstvoedingsdeskundigen zo hard werken en zo gepassioneerd zijn voor ons vak. De VBN blijft voor mij een plek om op te laden als de dagelijkse praktijk weerbarstig is. Er bestaat een prachtig woord, voor mensen die al lange tijd in dit werkveld actief zijn, al weet ik niet precies of vijftien of twintig jaar de grens is. De term? Lactosaurus (voluit: Lactosaurus supportiva regina)!