Een wonderlijk gevoel maakt zich van me meester: na bijna
vier maanden helemaal opgeslurpt te zijn door de antropologie, heb ik nu ineens
elf dagen voor de boeg waarin er geen studieverplichtingen zijn! Ik had vandaag
net als maandag een tentamen en daarmee heb ik (als er voldoendes uitrollen…)
twee grote vakken afgesloten. In juni volgt nog een kleiner vak, maar dat
begint echt pas op 1 juni, dus dat betekent dat ik even niets hoef te doen! Wat
een aparte ervaring!
Maar goed… ‘niks hoef te doen’… dat betekent natuurlijk dat
het de allerhoogste tijd is om weer eens een blog te schrijven. De wil was er
wel, de afgelopen weken, maar de tijd ontbrak ten enenmale.
En laat ik dan vandaag op de laatste nieuwsbrief van Vakblad
Vroeg stuiten, waarin kond wordt gedaan van een onderzoek naar slaapproblematiek onder jonge kinderen. De titel van het stuk luidt: ‘Hoger risico op psychische problemen voor slecht slapende vierjarigen’.
Ik weet niet hoe het jou als lezer vergaat, maar ik krijg bij zo’n kop meteen
een stortvloed aan vragen in mijn hoofd. Als een goed wetenschapper in
opleiding wil ik om te beginnen natuurlijk weten hoe het zit met de interne
validiteit van het onderzoek, dus met de vraag hoe het met de causaliteit is
gesteld: wat is oorzaak en wat is gevolg? Klopt de richting die hier wordt
gesuggereerd? Is het slechte slapen de oorzaak van de grotere kans op
psychische problemen... of is het misschien andersom? De onderzoekers hebben daar
gelukkig ook naar gekeken en in de inleiding staat: ‘Omgekeerd is een soortgelijk effect merkbaar, jonge kinderen met psychische problematiek hebben vaker een slaapstoornis.’
Printscreen van de website van Vakblad Vroeg |
Het onderzoek is gehouden in Noorwegen, waar onderzoekers
een enquête hebben gehouden onder ouders van zo’n 1000 peuters. De afgelopen
weken hebben we ons als studenten intensief beziggehouden met het opstellen en
afnemen van enquêtes en dat blijkt een verdraaid lastige aangelegenheid te zijn.
Aan wie stel je vragen? Hoe werf je die groep? Welke vragen stel je? Zijn ze
open of gesloten? In welke volgorde stel je ze? Prospectief (op basis van wat
nog komt) of retrospectief (op basis van herinnering)? Hoe is de verhouding
tussen jou, interviewer, en de geïnterviewde? Heeft die het gevoel in een
bepaalde richting te moeten antwoorden? Komt dat door jouw vragen of door de ‘machtspositie’
die jij als onderzoeker hebt? Worden de ouders gevraagd omdat er een probleem
is of ‘zomaar’? Als het goed is, kan ik op een deel van die vragen antwoord
krijgen door het onderzoeksrapport te bestuderen. Dat heb ik op dit moment nog
niet gedaan, maar ik kon vanuit de tekst van Vakblad Vroeg wel doorklikken naar
ScienceDaily, waar ik wat meer informatie hoopte te vinden.
Het stuk van Vakblad Vroeg bleek grotendeels
een vertaling van het stuk op Science Daily te zijn, zodat ik op de
Engelstalige site nog niet veel verder kwam. Ik zal binnenkort zoeken naar het
originele artikel, waartoe ik als universitair student ineens toegang heb; wat
een luxe!
Printscreen van de website van Science Daily (en kijk even naar het stuk er vlak naast... brrr!) |
Nog lang niet al mijn vragen zijn namelijk beantwoord. Een
greep uit de resterende:
- - De symptomen van angst en depressie die het
gevolg kunnen zijn van slaapstoornissen… kunnen die ook de oorzaak ervan zijn?
- - Is het, zoals wordt gesteld, echt normaal dat
kinderen van die leeftijd periodes hebben waarin ze slecht slapen?
- - Wat is om te beginnen overigens de definitie van
‘slecht slapen’ en wie bepaalt die?
- - Wat wordt er verstaan onder ‘corrigerende
maatregelen’ om de slaapstoornis te verhelpen?
- - Moeten we ons niet razend grote zorgen maken als
er sprake is van psychiatrische stoornissen bij kinderen van vier jaar?
- - Als die zodanig zijn dat je ze kunt meten… is er
dan niet al heel, heel veel aan de hand?
- - Wat wordt er bedoeld met de uitspraak ‘biologisch
bepaald’ ten aanzien van de correlatie tussen psych(iatr)ische problemen en
slaapstoornissen?
- - Aan wat voor onderliggende genetica wordt
daarbij gedacht en is in dat geval het kind niet doodziek (in plaats van dat
het kampt met een meestal sociaal veroorzaakt probleem)?
- - Hoe is de relatie met de ouders en hoe is de relatie
van de ouders onderling?
- - Als 20-40% van de kinderen problemen heeft met
slapen (een primaire, automatische biologische functie, vooropgesteld dat die
niet wordt verstoord) en dat slechts de helft ‘eroverheen groeit’, wat vinden
we daar maatschappelijk gezien dan van?
En onvermijdelijk zijn er natuurlijk nog die laatste paar
vragen:
- - Hebben deze kinderen (uitsluitend) borstvoeding
gehad en zo ja hoe lang en hoe lang ook nog in de nacht?
- - Waar sliepen deze kinderen in de vroege periode
en hoe werd er met hun huilgedrag omgegaan?
- - Is er alleen naar het huidige slaapgedrag
gevraagd, of ook naar het babyslaapgedrag?
Naast een paar methodologische issues (waar ik zelf nog niet
helemaal diep genoeg in zit om er de finesses uit te filteren) zijn dit de
dingen die ik door het rapport graag beantwoord zou willen zien.
Het staat er allemaal zo eenvoudig en het lijkt allemaal
helder, maar bij veel onderzoek is het helemaal niet zo duidelijk wat er is
onderzocht, wie er zijn bevraagd, op welke manier en hoe de analyse van de data
en discussie over de resultaten zijn verlopen.
Het valt mij meer en meer op dat veel maatschappelijke,
sociale, medische verschijnselen worden onderzocht, zónder dat er naar de
babytijd wordt gekeken, zonder dat daarover kritisch wordt doorgevraagd,
terwijl doorvragen, zoals wij leerden in één van de hoorcolleges, één van de
belangrijkste aspecten is bij het naar boven halen van relevante
onderzoeksresultaten. Het standaardverhaal… dat heb je zo op tafel, maar dan
begint het pas… waarom, waarom, waarom? Het is het afpellen van de sociaal
wenselijke, de maatschappelijk geaccepteerde laagjes wat nodig is om tot de
kern te komen. Daarin heeft niet alleen de wetenschapper een taak, zoals professor Trudy Dehue liet optekenen voor het Festival der Wetenschappen in Felix Meritis in
Amsterdam, maar ook het grote publiek: “Knowledge should be questioned for its
ingredients and production. Not
only at universities but in society at large the importance of scientific
thinking, arguing and reasoning should be acknowledged.” Vraag door,
neem niet alles zomaar aan, maar vraag de onderzoeker het hemd van het lijf.
Dan neem je het onderzoek serieus en ook het gezondheidsbelang dat ermee is
gediend. Als ik meer weet over dit specifieke onderzoek, dan meld ik mij weer!