woensdag 20 mei 2015

Onderzoek (met de klemtoon op de laatste lettergreep)!


Een wonderlijk gevoel maakt zich van me meester: na bijna vier maanden helemaal opgeslurpt te zijn door de antropologie, heb ik nu ineens elf dagen voor de boeg waarin er geen studieverplichtingen zijn! Ik had vandaag net als maandag een tentamen en daarmee heb ik (als er voldoendes uitrollen…) twee grote vakken afgesloten. In juni volgt nog een kleiner vak, maar dat begint echt pas op 1 juni, dus dat betekent dat ik even niets hoef te doen! Wat een aparte ervaring!
Maar goed… ‘niks hoef te doen’… dat betekent natuurlijk dat het de allerhoogste tijd is om weer eens een blog te schrijven. De wil was er wel, de afgelopen weken, maar de tijd ontbrak ten enenmale.

En laat ik dan vandaag op de laatste nieuwsbrief van Vakblad Vroeg stuiten, waarin kond wordt gedaan van een onderzoek naar slaapproblematiek onder jonge kinderen. De titel van het stuk luidt: ‘Hoger risico op psychische problemen voor slecht slapende vierjarigen’. Ik weet niet hoe het jou als lezer vergaat, maar ik krijg bij zo’n kop meteen een stortvloed aan vragen in mijn hoofd. Als een goed wetenschapper in opleiding wil ik om te beginnen natuurlijk weten hoe het zit met de interne validiteit van het onderzoek, dus met de vraag hoe het met de causaliteit is gesteld: wat is oorzaak en wat is gevolg? Klopt de richting die hier wordt gesuggereerd? Is het slechte slapen de oorzaak van de grotere kans op psychische problemen... of is het misschien andersom? De onderzoekers hebben daar gelukkig ook naar gekeken en in de inleiding staat:  ‘Omgekeerd is een soortgelijk effect merkbaar, jonge kinderen met psychische problematiek hebben vaker een slaapstoornis.’

Printscreen van de website van Vakblad Vroeg

Het onderzoek is gehouden in Noorwegen, waar onderzoekers een enquête hebben gehouden onder ouders van zo’n 1000 peuters. De afgelopen weken hebben we ons als studenten intensief beziggehouden met het opstellen en afnemen van enquêtes en dat blijkt een verdraaid lastige aangelegenheid te zijn. Aan wie stel je vragen? Hoe werf je die groep? Welke vragen stel je? Zijn ze open of gesloten? In welke volgorde stel je ze? Prospectief (op basis van wat nog komt) of retrospectief (op basis van herinnering)? Hoe is de verhouding tussen jou, interviewer, en de geïnterviewde? Heeft die het gevoel in een bepaalde richting te moeten antwoorden? Komt dat door jouw vragen of door de ‘machtspositie’ die jij als onderzoeker hebt? Worden de ouders gevraagd omdat er een probleem is of ‘zomaar’? Als het goed is, kan ik op een deel van die vragen antwoord krijgen door het onderzoeksrapport te bestuderen. Dat heb ik op dit moment nog niet gedaan, maar ik kon vanuit de tekst van Vakblad Vroeg wel doorklikken naar ScienceDaily, waar ik wat meer informatie hoopte te vinden. Het stuk van Vakblad Vroeg bleek grotendeels een vertaling van het stuk op Science Daily te zijn, zodat ik op de Engelstalige site nog niet veel verder kwam. Ik zal binnenkort zoeken naar het originele artikel, waartoe ik als universitair student ineens toegang heb; wat een luxe!

Printscreen van de website van Science Daily (en kijk even naar het stuk er vlak naast... brrr!)

Nog lang niet al mijn vragen zijn namelijk beantwoord. Een greep uit de resterende:
-         - De symptomen van angst en depressie die het gevolg kunnen zijn van slaapstoornissen… kunnen die ook de oorzaak ervan zijn?
-         - Is het, zoals wordt gesteld, echt normaal dat kinderen van die leeftijd periodes hebben waarin ze slecht slapen?
-         - Wat is om te beginnen overigens de definitie van ‘slecht slapen’ en wie bepaalt die?
-         - Wat wordt er verstaan onder ‘corrigerende maatregelen’ om de slaapstoornis te verhelpen?
-         - Moeten we ons niet razend grote zorgen maken als er sprake is van psychiatrische stoornissen bij kinderen van vier jaar?
-         - Als die zodanig zijn dat je ze kunt meten… is er dan niet al heel, heel veel aan de hand?
-         - Wat wordt er bedoeld met de uitspraak ‘biologisch bepaald’ ten aanzien van de correlatie tussen psych(iatr)ische problemen en slaapstoornissen?
-         - Aan wat voor onderliggende genetica wordt daarbij gedacht en is in dat geval het kind niet doodziek (in plaats van dat het kampt met een meestal sociaal veroorzaakt probleem)?
-         - Hoe is de relatie met de ouders en hoe is de relatie van de ouders onderling?
-         - Als 20-40% van de kinderen problemen heeft met slapen (een primaire, automatische biologische functie, vooropgesteld dat die niet wordt verstoord) en dat slechts de helft ‘eroverheen groeit’, wat vinden we daar maatschappelijk gezien dan van?
En onvermijdelijk zijn er natuurlijk nog die laatste paar vragen:
-         - Hebben deze kinderen (uitsluitend) borstvoeding gehad en zo ja hoe lang en hoe lang ook nog in de nacht?
-         - Waar sliepen deze kinderen in de vroege periode en hoe werd er met hun huilgedrag omgegaan?
-         - Is er alleen naar het huidige slaapgedrag gevraagd, of ook naar het babyslaapgedrag?

Naast een paar methodologische issues (waar ik zelf nog niet helemaal diep genoeg in zit om er de finesses uit te filteren) zijn dit de dingen die ik door het rapport graag beantwoord zou willen zien.
Het staat er allemaal zo eenvoudig en het lijkt allemaal helder, maar bij veel onderzoek is het helemaal niet zo duidelijk wat er is onderzocht, wie er zijn bevraagd, op welke manier en hoe de analyse van de data en discussie over de resultaten zijn verlopen.



Het valt mij meer en meer op dat veel maatschappelijke, sociale, medische verschijnselen worden onderzocht, zónder dat er naar de babytijd wordt gekeken, zonder dat daarover kritisch wordt doorgevraagd, terwijl doorvragen, zoals wij leerden in één van de hoorcolleges, één van de belangrijkste aspecten is bij het naar boven halen van relevante onderzoeksresultaten. Het standaardverhaal… dat heb je zo op tafel, maar dan begint het pas… waarom, waarom, waarom? Het is het afpellen van de sociaal wenselijke, de maatschappelijk geaccepteerde laagjes wat nodig is om tot de kern te komen. Daarin heeft niet alleen de wetenschapper een taak, zoals professor Trudy Dehue liet optekenen voor het Festival der Wetenschappen in Felix Meritis in Amsterdam, maar ook het grote publiek: “Knowledge should be questioned for its ingredients and production. Not only at universities but in society at large the importance of scientific thinking, arguing and reasoning should be acknowledged.” Vraag door, neem niet alles zomaar aan, maar vraag de onderzoeker het hemd van het lijf. Dan neem je het onderzoek serieus en ook het gezondheidsbelang dat ermee is gediend. Als ik meer weet over dit specifieke onderzoek, dan meld ik mij weer!