woensdag 26 juni 2013

Crap


De discussie over de methode van Harvey Karp gaat nog even door, zoals ook blijkt uit het blog op Blikborstvoeding en het bericht erna waarin de verwerpelijkheid van het toepassen van trucs wordt besproken.
De afgelopen dagen ben ik doende geweest te zoeken naar onderbouwing van óf de geschiktheid en veiligheid van de methode óf materiaal dat aantoont dat deze methode gevaarlijk is en als kindermishandeling zou moeten worden gekwalificeerd. Het eerste heb ik niet gevonden. Voor het laatste gaan zeker stemmen op. (Studies die hierover gaan, ben ik deels op het spoor en zal ik zo snel mogelijk delen.) Dit is een deel van wat Robin Grille tegen mij zei over deze clip:
“That felt like watching a horror movie! What is going on there is that the baby is being stupified by the tight swaddling, the sharp hissing into his ear, and the rough shaking. Basically a knock-out, not a happy baby, but a convenient baby (for now, anyway). This is NOT to make baby happy, but to make the parents happy (‘shut the baby up, we want to sleep’). I cannot stomach the insensitivity.”


In het licht van wat Robin Grille over wereldvrede en kinderopvoeding heeft gezegd in ‘Parenting for a Peaceful World’ valt goed te begrijpen dat hem dit voluit tegen de borst stuit. Ik vind het altijd weer bemoedigend dat, bij alle onzin die aan ouders wordt verkocht, er toch ook altijd weer mensen opstaan die wat beters te bieden hebben en die het belang van het kind voorop stellen. Ze gaan niet uit van de vraag hoe we het kind kunnen africhten zodat het in de overvolle agenda past, maar van wat de baby nodig heeft. Robin Grille is zeker één van die mensen. Ik kan een ieder zijn beide boeken van harte aanbevelen! Zowel de bovengenoemde titel als ‘Heart to Heart Parenting’ is een liefdevolle verhandeling over hoe de zorg voor onze kinderen van invloed is op de mate waarin volwassenen optreden tegen misstanden en onrechtvaardigheid. De ontdekkingen in de epigenetica maken dit op het allersubtielste niveau zichtbaar.

In ‘Koester je kleintje’ wordt verwezen naar de angst die ssshh-geluiden bij een baby oproepen. Zodoende vroeg ik ook Jill en Nils Bergman naar hun visie erop. Ook daarop kwam een interessante reactie. Jill zei:
"Harvey Karp (what many call Harvey Krap!) is bad for our mental health! I went on his own website and found these ominous statements: 'All babies are born with an automatic 'off'- switch for their crying called the calming reflex', said Karp. 'With the calming reflex, there are five different ways of turning it on to calm the baby down, but they have to be done in exactly the right way.'
Do we as parents really want to switch our infants 'off'?! It considers 'sleep tormented parents', but gives no evidence for what tormenting effects it has on the babies!"


Die houden we erin, stel ik voor, ‘Krap’, uitgesproken als ‘krep’, verwijzend naar het Engelse ‘crap’,  wat zoveel als 'rotzooi', 'geleuter', 'gezeik' betekent. Daar kan ik me wel in vinden als beschrijving voor deze methode.
Wat Karp op zijn website zegt over de communicatieve vaardigheden van baby’s, is bijvoorbeeld 'crap': “[Crying is] the only way our newborns can communicate their needs to us.”
Wie ook maar één aandachtige, liefdevolle blik op een baby heeft geworpen en de wereld door de ogen van dat prachtige, kleine mensje probeert te zien, weet dat dit klinkklare nonsense is. Het is algemeen bekend dat huilen een laat signaal van een behoefte is. Het betekent meestal dat je subtielere, eerdere signalen hebt gemist. Zo moeilijk te begrijpen kan dat ook niet zijn, want wat in dat opzicht voor baby’s geldt, geldt in de meeste gevallen voor volwassenen nog steeds. Tegen de tijd dat we huilen om iets, is er meestal al veel verdriet of eenzaamheid aan voorafgegaan.

De website van 'The Happiest Baby' is bijzonder misleidend, aangezien 'crap' en gegevens met een redelijk waarheidsgehalte voortdurend door elkaar heen lopen. Argeloze, hopeloze of oververmoeide ouders kunnen daardoor met geen mogelijkheid zicht krijgen op wat wijsheid is.

Jill gaf nog wat overdenkingen bij de vijf elementen van Karp's methode:
- Inbakeren verhindert de baby om zichzelf te troosten door de handjes bij elkaar te brengen en op de vingers te zuigen, zoals het kind in de baarmoeder deed.
- Het wilde heen en weer bewegen heeft het risico van intraventriculaire bloedingen (hersenbloedingen) doordat de centrifugale krachten het bloed in de hersenen stuwen.
- Het harde geluid, met de stijgende geluidsintensiteit, is een waarschuwingssignaal voor de amygdala, waardoor de baby in een angst/freeze/doodsangst/dissociatie-opeenvolging terechtkomt, wat ernstige sociale gevolgen kan hebben.
- De gevolgen van het gebruik van de speen zijn onderwerp van vele wetenschappelijke studies; het gebruik heeft negatieve aspecten ten aanzien van de kaken en de tanden, de anatomische structuur van het gehemelte en kan later spraakproblemen geven.

Ik vind het uitermate bedenkelijk dat een methode als deze tegen (soms fikse) betaling aan de man wordt gebracht en dat er alweer allerlei ‘trainers’ zijn die denken daarvan een graantje te kunnen meepikken. “Recept voor Shaken Baby Syndrome”, zei iemand tegen me. “Kindermishandeling”, zei een ander die het filmpje had gezien, “oppakken en achter de tralies zetten.” Zijn er meer voorstanders van acute criminalisering van dit programma in het kader van de internationale terreurbestrijding…? Dan gaan we daarna kijken hoe het komt dat baby’s in de westerse samenleving blijkbaar zóveel huilen dat hun ouders er niet meer mee kunnen omgaan en zich genoodzaakt zien de gekste trucs uit de kast te (laten) halen om hun kinderen tot rust te brengen. Evolutionair gezien gebeurt daar werkelijk iets wat wetenschappelijke aandacht verdient.


(P.S. Ik kreeg van één van onze kinderen de opmerking dat het een ‘ad hominem’ is, als ik mij zo krachtig uitspreek tegen dit geheel en het ‘Krap’ noem. Ik zou het liever ‘ad rem’ noemen aangezien ik mij verzet tegen de gedachte dat een baby een uit-knop heeft, tegen de toegepaste methode omdat die indruist tegen sensitief ouderschap en tegen de marketing van deze methode, omdat die misbruik maakt van de onzekerheid die eigen is aan het beginnend ouderschap. Daarnaast ben ik zeker ook van mening dat de promotor van een methode als deze mede verantwoordelijkheid draagt voor de schade die, gezien het gebrek aan onderbouwing, niet kan worden uitgesloten.)

zaterdag 22 juni 2013

Nieuwe aanpak: CBM

(Dit blog had een andere naam, maar ik heb van TBM nu CBM gemaakt; voor toelichting zie blog van 2 juli 2013.)
Gisteren las ik zowel in de Volkskrant als in het Dagblad van het Noorden een artikel over hoe voor veel vrouwen de bevalling tot een trauma leidt, zozeer zelfs dat de term PTSS erop van toepassing wordt verklaard.
Een posttraumatisch stresssyndroom, omdat je een kind hebt gebaard… Met een beetje inzicht in hoe voortplanting functioneert, kun je begrijpen dat dit vanuit evolutionair oogpunt een volstrekt onhoudbare situatie is. Om haar nageslacht te kunnen grootbrengen, tot een leeftijd waarop de jongen voor zichzelf kunnen zorgen, is het van uitzonderlijk groot belang dat een moeder goed bij zinnen is. Ze moet gezond zijn, ze moet alert zijn op haar omgeving, ze moet dat wat zich aan haar voordoet, op waarde kunnen schatten en in staat zijn te bepalen in hoeverre ze toenadering kan zoeken of juist vermijdingsgedrag moet vertonen. Ze moet kunnen coreguleren; ze moet de onrijpe functies van haar kind kunnen compenseren en bijsturen en haar boreling kunnen aanmoedigen om op onderzoek uit te gaan. Haar stresslevels moeten niet te hoog zijn, omdat stress ‘besmettelijk’ is voor haar kind en tot een ongezonde afstemming van het stresssysteem leidt.

Dit is een klein gedeelte van wat Wikipedia zegt over de symptomen van PTSS:
“De symptomen zijn herbeleving (nachtmerries of flashbacks), vermijding van herinneringen of emotionele uitschakeling hiervan, ernstige prikkelbaarheid en slaapstoornissen, extreme spanning als gevolg van bepaalde prikkels, irritatie en hevige schrikreacties. Het is ook mogelijk dat de persoon symptomen van andere psychische aandoeningen vertoont zoals een klinische depressie.”

Met zulke klachten (en met alle andere die verderop in het artikel worden beschreven of die hier worden genoemd) is het niet mogelijk om goed voor een kind te zorgen. Een kind heeft een primaire hechtingsfiguur nodig die stevig en stabiel met beide benen op de grond staat, niet één die zelf de bescherming en koestering nodig heeft waarop het kind bij de geboorte aanspraak maakt. Dit is één van de graphics in ‘Koester je kleintje’, een plaatje dat de essentie van het emotionele leven van een baby weergeeft:

Wanneer de moeder na de geboorte van haar kind voor een veilige omgeving moet zorgen, maar zélf juist steeds voor dit dilemma staat (‘Ben ik veilig?’) en er met ‘nee’ op antwoordt, komen de veilige hechting en de hersenontwikkeling van de baby ernstig in gevaar.
Natuurlijk is het dan belangrijk om de symptomen aan te pakken en te zorgen dat het trauma wordt verwerkt. Op die manier kan verdere schade aan zowel de moeder als de baby worden voorkomen.

Wat ik in de beide krantenartikelen echter geheel mis, is de vraag hoe iets wat de essentie van de voortplanting is (een kind baren) zodanig uit de hand heeft kunnen lopen dat het qua emotionele beleving gelijkstaat aan een oorlogstrauma. Het mag niet zo zijn dat we als samenleving alleen maar kijken naar hoe we die klachten kunnen verhelpen, zonder de onderliggende vraag te stellen: hoe kunnen we dat trauma voorkomen?

Sheila Kitzinger beschrijft in ‘Birth and Sex’ hoe de geboortecultuur in het westen alle spontaniteit is kwijtgeraakt en hoe dat tot pijn en onrust heeft geleid. Dat wat een psychoseksuele ervaring zou moeten zijn, een die een transitie markeert, is verworden tot een medisch-chirurgische crisis: “Pregnancy and birth are de-sexed and treated as medical conditions. Women are turned into objects on which doctors act.”

Nog een lang citaat, om een indruk te geven van wat volgens haar de huidige stand van zaken is:
Women are fed into the hospital system at one end, are processed through it, and come out at the other with a baby. Instead of being a personal private, intimate experience, the mother is on an assembly line. (…) ‘We need to restrain your hands otherwise you might contaminate my sterile field’, the obstetrician explains. (…) The woman is effectively split into two halves, the lower end the ‘working part’, which is the property of the obstetrician, and the upper segment, consisting of head, neck, shoulders, breasts and arms, which, one suspects the technician working down the other end would do away with if it were feasible. In the position of a beetle on its back she is instructed to push the baby out.
(…) Each woman is treated as an ambulant pelvis during pregnancy and a contracting uterus in labour.”

Zo is het eerst wel voldoende; you get the drift.
En natuurlijk zet Kitzinger het hier allemaal een beetje dik aan en moet je af en toe lachen om haar beschrijvingen. Ze zijn echter schokkend herkenbaar en dus eerder om te huilen dan om te lachen. Ze zijn in lijn met de zorgen die Michel Odent vaak uit ten aanzien van de manier waarop er wereldwijd met baring en geboorte wordt omgegaan.

Ik zou zeggen: laten we luisteren naar schrijvers als deze en ons serieus wat aantrekken van hoe zij de problematiek analyseren. Als ze ongelijk hadden, hadden we niet zulke onrustbarend hoge cijfers voor trauma en PTSS. Omwille van een gezonde samenleving moet een baring niet ‘traumatic’ maar ‘orgasmic’ zijn. Google maar eens, op ‘orgasmic birth’. Onrealistisch…? Verder weg van onze menselijke oorsprong dan de alsmaar stijgende sectio-cijfers…? Het lijkt mij niet. Het wordt tijd voor CBM, Confidence Based Medicine!

woensdag 19 juni 2013

Boekenjunkie

Vorig jaar in september, na afloop van het SBO-congres in Ede, vroeg ik aan Nils Bergman, die uitgebreid over neuroscience en hersenontwikkeling had verteld: “Is het een goed idee om werk van Allan Schore aan te schaffen?” Allan Schore is wereldwijd één van de grote namen op het gebied van de neuropsychologie, een vakgebied dat allerlei andere disciplines krachtig beïnvloedt, maar deels ook de eigen wortels in die vakgebieden vindt. (En lees vooral ook door op zijn eigen website, waarheen je onderaan de Wiki-pagina een link vindt. Je leest hier en hier over de risico’s die hij ziet aan de heel vroege kinderopvang.)

Gezien alles wat Nils Bergman aanreikt in zijn presentaties over de aanleg van het brein in de vroege levensfase, leek het me zinvol een stap dieper te gaan en Schore te lezen. “Doe maar niet”, zei Nils, “want dat is zó moeilijk lezen; daar kom je niet doorheen.” Dat was een onverwachte reactie, maar wel een die ik serieus nam, zeker ook omdat hij gelukkig wel een andere suggestie had. “Lees liever ‘Affective Neuroscience’ van Jaak Panksepp”, was de tip van Nils; “dat is deels een samenvatting van het werk van Schore en deels eigen werk van Panksepp.” Boekenjunkie als ik ben, altijd in voor goede leesideeën, ging ik op zoek naar het boek. Dat soort lijvige, ‘groundbreaking’ boeken zijn altijd duur, maar ik vond een tweedehands exemplaar en begon er gretig in te lezen. Poeh… als dit prettig leesbaar was in vergelijking met Allan Schore, dan kon ik niet anders dan Nils gelijk geven, want ‘Affective Neuroscience’, over de neurologische mechanismes achter emotie, was ook nog een hele kluif. Tijdens een twee uur durende treinreis kwam ik maar tien bladzijden verder; razend boeiende, maar ook razend ingewikkelde materie behandelt het boek. Ik legde het op de stapel ‘nog te lezen’; misschien moest ik eerst nog andere dingen beter begrijpen.


Ik pakte dus iets anders en de afgelopen weken heb ik drie titels gelezen die ik kocht tijdens het congres dat ik in april in Manchester bezocht: ‘The Red Tent’ (Anita Diamant), ‘The Hormone of Closeness (Kerstin Unväs Moberg) en ‘Birth and Sex’ (Sheila Kitzinger). Als de andere twee die ik daar kocht (‘Childbirth in the Age of Plastics’ van Michel Odent en ‘Childbirth Without Fear’ van Grantly Dick-Read) net zulke page-turners zijn, dan heb ik nog heel wat moois tegoed. Het is ongelooflijk inspirerend en ongelooflijk knap, wat al deze mensen op hun eigen vakgebied hebben gedaan om onze ontwikkeling als mens te beschrijven en te plaatsen in een neurobiologische en psychosociale context. Het is waarachtig niet niks, wat die vroege fase betekent voor de rest van ons leven.

Dat maakt dat je sommige ontwikkelingen met grote zorgen gadeslaat. Er zijn twee gewaardeerde collega’s met wie ik geregeld over deze materie van gedachten wissel: Gabriëlle Jurriaans en Linda Rikkers. De afgelopen dagen hebben we veel gesproken over de methode van Harvey Karp, ‘The Happiest Baby on the Block’. We keken alle drie met afgrijzen naar dit filmpje.

Daarin zie je naar ons idee overduidelijk een baby die, zoals Nils Bergman en Allan Schore zouden beschrijven, in een staat van ‘freezing’ is: doen alsof je dood bent, niet meer bewegen, niet meer communiceren, opdat je het gevaar kunt afwenden. Dit wordt ook wel dissociatie genoemd, je onttrekken aan de ondraaglijke realiteit. Wanneer een kind dit regelmatig moet doen, heeft dat een heftige, negatieve invloed op de hersenontwikkeling en de sociale vaardigheden.

Tijdens ons gesprek erover kwam Linda met een boekenwens die zij nog had: ‘Evolution, Early Experience and Human Development’, geschreven door vele grote namen, waaronder… Darcia Narvaez, Jaak Panksepp en Allan Schore! Dat was wel een heel mooi stel namen! Ik kon me niet bedwingen en ging op zoek. Het duurde niet lang voor ik het had gevonden en al de volgende dag arriveerde het per post. Wat een traktatie, zoveel experts in één boek bij elkaar, met zulke indrukwekkende uitspraken op basis van zoveel onderzoek! Ik lees dit soort boeken altijd met een potlood in de hand om aan te strepen wat ik belangrijk vind en… ik kan wel aan de gang blijven! Deze paragraaf, al aan het begin van het eerste hoofdstuk, bezorgde me kippenvel: "The evidence across animal, human psychological, neurobiological, and anthropological research is increasing and converging to demonstrate lifetime vulnerability of brain and body systems among those with poor early care. Even when medicines are available to alleviate symptoms of dysfunction, the underlying suboptimal structures remain. This problem may be particularly true for emotional and moral functioning."
Dan volgt een indrukwekkend rijtje problemen die kunnen voortvloeien uit die levenslange kwetsbaarheid: ADHD, autisme, angst, depressie, diabetes, hypertensie, obesitas en diverse auto-immuunziektes.

Wat ik in dit alles evenzeer indrukwekkend vind, is de mate waarin de hechtingstheorie van John Bowlby nog steeds als fundament onder al dit werk ligt. Natuurlijk is erop doorgebouwd, maar een bouwsel zonder krachtige basis… dat stort in. En dat doet het huis van de veilige hechting niet. Het staat, na al die jaren, nog fier overeind en Allan Schore geeft Bowlby de eer die hem toekomt, bijvoorbeeld in dit artikel. Ook dat toont aan dat je een echte kei in je vak bent: weten waar je vandaan komt, erkennen dat je veel te danken hebt aan je voorgangers en vaststellen dat jouw prestaties een onderdeel vormen van een zich telkens verder uitbreidend inzicht in de menselijke ontwikkeling. Ik kan tot tranen geroerd raken door dat soort mensen, die van een onderwerp niet alleen hun passie, maar een levenslange carrière hebben gemaakt, mensen die je in één adem associeert met het onderwerp waarvoor ze steeds opnieuw hun nek uitsteken, ook als dat niet altijd even goed valt in de sociale omgeving en het heersende tijdsgewricht.

Bij zulke toppers voel ik mij weliswaar heel klein worden, als een kind dat aan het begin staat, maar niet onveilig of onzeker. Ik voel me, al lezend, aan de hand genomen door de onderzoekers, die mij niet commanderen, mijn denkruimte niet inperken (inbakeren…), en mij niet volstoppen met woorden waarvoor ik me moet afsluiten (dissociatie...), maar die mij wijzen op alles wat zij om zich heen waarnemen. Als wakkere, wijze, oplettende ouders reiken ze me dingen aan waarmee ik mijn gedachten kan vormen en waarmee ik kan leren hoe de wereld in elkaar zit. En weet je wat… dat is een heerlijke wandeling, wanneer je die met redelijk ontbloot lijf, vitamine D tankend op een stretcher in de zomerzon, kunt afleggen!

dinsdag 11 juni 2013

Primum non nocere


Vandaag een week geleden, op dinsdag 4 juni 2013, woonde ik samen met een heel aantal anderen in Amsterdam de drieënhalf uur durende tuchtzaak bij die door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) was aangespannen tegen drie vroedvrouwen. Laura van Deth, Elisabeth Polak en Rebekka Visser moesten zich in deze zaak verantwoorden voor de wijze waarop ze een aantal bevallingen hadden begeleid die volgens de VIL, de verloskundigeindicatielijst, als ‘hoogrisico’ hadden moeten worden aangemerkt en dus hadden moeten worden doorverwezen naar de tweede lijn, de gynaecoloog in het ziekenhuis.

Een aantal zinnen uit het begin van het betoog van de IGZ, bij monde van Mirna Oosting:
"Een zwangerschap tast het recht van een vrouw niet aan. Een zwangere vrouw mag kiezen waar zij wil bevallen, thuis of in ziekenhuis, ook bij een hoog-risico zwangerschap, die normaal gesproken in het ziekenhuis zou moeten plaatsvinden. Deze keuze moet echter niet leiden tot onverantwoorde zorg van de verloskundige met grote risico's voor moeder en kind. Deze onverantwoorde zorg kan de zwangere vrouw, net als iedere andere patiënt overigens, niet afdwingen. (…) Een patiënt kan wel zorg weigeren te ontvangen, en die wens dient dan te worden gerespecteerd. (…) Mensenrechten, de rechten van de vrouw, kunnen nimmer leiden tot situaties waarin de patiënt aanspraak kan maken op onverantwoorde zorg. Niet alleen de wensen van de patiënt, maar ook de veldnormen bepalen welke zorg moet worden verleend. Als er sprake is van een situatie waarin medisch handelen niet langer zinvol is mag een zorgverlener niet langer handelen, mag deze geen medische zorg meer verlenen. Dat zou in strijd zijn met het goed hulpverlenerschap.
Het verweer in deze zaak op mensenrechten, het conflict daarvan, wat uitgebreid in de stukken staat, dient dan ook naar de visie van de inspectie geheel te worden verworpen.

Dat is niet niks, dat de Inspectie zegt het beroep op de mensenrechten geheel te verwerpen.
Dit zijn de eerste regels op de homepage van Human Rights in Childbirth:
Who Makes the Decisions in Childbirth? Who Is Looking Out for the Baby? These are questions of legal authority and autonomy. These are questions of human rights. The woman giving birth has the right to decide everything that happens to her body and her baby around childbirth.  She has the right to be respected as the person most invested in the well-being of her unborn child, and the person with the authority to make decisions on its behalf. These are the fundamental human rights of the birthing woman. And yet, these rights are so commonly violated, that most women are not even aware that they have them.

Deze constatering is essentieel in de hele discussie rondom thuisbevallingen. Wanneer bevallingen van zodanige aard zijn of worden dat ze niet langer door een ervaren vroedvrouw kunnen worden begeleid, maar de zorg van een gynaecoloog vereisen… wie heeft dan het laatste woord? Wie bepaalt hoe de baring verloopt en wie daarbij aanwezig is? Is de moeder een lastig omhulsel voor de baby die voorop staat of is de barende vrouw de volwaardige gesprekspartner van de zorgverlener?

Een aantal punten ter overweging:
  • De inspectie noemde de barende vrouw een ‘patiënt’; is dat gepast?
  • De inspectie sprak bij herhaling over het ‘afdwingen’ van zorg door de ‘patiënt’; is dat wat er gebeurt, als een vroedvrouw en haar cliënt in overleg tot afspraken komen?
  • De inspectie legde zeer veel nadruk op de term ‘onverantwoorde zorg’ in de eerste lijn en op het belang van risico’s vermijden; hoe moeten we die nadruk zien in relatie tot de veelvoorkomende cascade van interventies in de tweede lijn?

Woordgebruik is niet onschuldig. Zoals Sheila Kitzinger zegt in haar nieuwe boek ‘Birth and Sex’ (over de psychoseksuele, transitionele ervaring die een geboorte zou moeten zijn): “Language not only reveals how we think about birth; it also shapes the way we think.” Door bij herhaling te spreken over een ‘patiënt’, over ‘afdwingen’ en over ‘onverantwoorde zorg’, ontstaat een bijna criminele sfeer rondom de thuisbaring en de begeleiding daarvan door de vroedvrouw. De toon is dan gezet: we hebben het over een nauwelijks nog beslissingsbekwaam wezen (de barende, de ‘patiënt’) die op een bijna hysterische manier zorg ‘afdwingt’ van een vroedvrouw die daar klakkeloos in meegaat en vervolgens ‘onverantwoorde zorg’ levert.

Een dergelijke weergave van de omstandigheden is volstrekt bezijden de werkelijkheid. Er was in de onderhavige casuïstiek sprake van hoogopgeleide moeders, die zich door de gynaecoloog geschoffeerd voelden (“Ik ga niet voor een barende vrouw op de knieën”). De vrouwen namen verantwoordelijkheid voor de geboorte van hun kind en wilden niet gedwee protocollen volgen. Rebekka merkte krachtig op dat de vrouwen zich vaak niet alleen niet gehoord vóelen, maar ook werkelijk niet gehoord wórden. Ze noemde het onacceptabel dat een barende vrouw door politie en onder dreiging van ingrijpen door het AMK uit haar huis kan worden gehaald.

Dergelijke toestanden vergroten de behoefte aan ‘unassisted childbirth’ (UC): vrouwen willen überhaupt geen zorgverlener meer aan het bed, omdat ze ervaren dat hun wensen niet worden gerespecteerd. De professionals die de vrouw wél serieus nemen, worden dan vanzelf gevonden en Laura van Deth en Rebekka Visser horen bij die groep. Zoals Laura antwoordde op de vraag waar haar taak voor de zwangere of barende vrouw ophoudt: “Niet, die houdt niet op; ik zal er altijd voor haar zijn.” Ze verwees daarbij via haar advocaat naar de eed van Hippocrates, waarvan geheimhouding van hetgeen haar ter ore komt, een belangrijk onderdeel is, evenals het basale uitgangspunt geen schade te berokkenen. Tevens is ze op grond van verloskundige richtlijnen verplicht de barende vrouw zorg te blijven bieden, ook wanneer de zorgvraag buiten de gangbare richtlijnen valt. Laura gaf verder aan dat in haar visie de verantwoordelijkheid voor de eigen bevalling altijd bij de vrouw zelf ligt.

De Inspectie was echter van oordeel dat ze een ‘totaal verkeerde perceptie van professionaliteit heeft en dat het een verwerpelijke attitude is om verantwoordelijkheid af te wentelen op de patiënt’.
Dat impliceert dat de verantwoordelijkheid niet al bij de barende lag…! Is dat waar we naartoe willen? Is dat hoe we de vrouwenrechten willen beschermen?

Ik mag hopen dat het tuchtcollege met meer wijsheid de zaak beoordeelt dan de IGZ heeft gedaan. Zoals de advocaat van Laura en Elisabeth zei: “Psychische schade aan vrouwen is aanzienlijk en disrespectvolle behandeling van de zwangere en de barende is aan de orde van de dag.” Vroedvrouwen verzetten zich daartegen en komen dan onrechtvaardig genoeg met de wetgever in conflict. Een zeer ernstig voorbeeld hiervan is de Hongaarse Ágnes Geréb. Een cliënt van haar heeft daarop een rechtszaak aangespannen en gewonnen en nu ligt er dus dwingende jurisprudentie over vrouwenrechten rondom zwangerschap en geboorte. Het is waarachtig te hopen dat de Nederlandse staat inziet dat die niet zomaar ‘verworpen’ kan worden.

Over een week of vijf weten we meer. In de tussentijd gaan vele vroedvrouwen in Nederland door met hun prachtige werk. Ik draag ze een zeer warm hart toe. Krachtig moederschap begint in de zwangerschap en de baring is een wonderschone transitie. Borstvoeding is vervolgens een vanzelfsprekende voortzetting van de moeder als veilige habitat voor de baby. Zo groeien moeder en kind samen de toekomst in, veilig gehecht aan elkaar.

maandag 3 juni 2013

Kleine stapjes


En opnieuw was de zaterdag gevuld met borstvoedingsactiviteiten! In het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen vond voor de zevende keer alweer de Kraammarkt plaats. Er waren heel wat standhouders en gedurende de dag wandelden er ook heel wat bezoekers langs de kraampjes.
Net als in een voorgaand jaar stond ik naast collega Ingrid Nijwening van CloseTogether. Zij heeft de hele dag door altijd veel bekijks met al haar draagdoeken en levensechte poppen en hoewel ze dit keer haar tweeling niet meer bij zich had, bleven er evengoed veel mensen hangen bij haar demonstraties voor het knopen en ombinden van de diverse dragers. Een week eerder op de OudersNatuurlijk-beurs in Doorwerth leek de behoefte aan knoopdemonstraties minder te zijn… daar liep vrijwel iedereen al met de baby in de doek! Prachtig, al die overvloed aan gedragen baby’s en al die ouders die zich blijkbaar de techniek al helemaal eigen hadden gemaakt.

Afgelopen zaterdag in Assen stond er op een goed moment een vader voor mijn neus met een babymeisje met heldere kijkertjes. Ik keek hem aan, want hij kwam me zo bekend voor. Ik zei: “Hé, wacht, had ik jullie vorig jaar niet bij mij aan de kraam en was je vrouw toen niet zwanger?” “Jazeker”, was zijn enthousiaste reactie, “dat klopt!” en hij vestigde trots de aandacht op zijn mooie dochter. “Tien maanden is ze nu en ze krijgt nog steeds borstvoeding, want we hebben enorm veel gehad aan alles wat je ons hebt verteld!” Zo leuk, dat soort ontmoetingen, en even later volgde er nóg een, want ik trof een ouderpaar met dochter van anderhalf, net van de borst af, en moeder weer met dikke buik. Ik was er in de beginperiode op consult geweest en blijkbaar had ook dat bijgedragen aan een naar wens verlopen borstvoedingsperiode. We spraken nog wat over de mogelijkheid van tandemvoeden, want moeder had nog maar een paar weken zwangerschap voor de boeg en het peutertje was pas onlangs gestopt met drinken. Het leek ze een boeiende gedachte, twee kindertjes aan de borst, en ze zeiden misschien nog wel even te kijken hoe het oudste meisje op de overvloed aan melk na de bevalling zou reageren.


Ook gisteren en vandaag heb ik denk ik het nodige aan informatie en ondersteuning kunnen bieden in de twee consulten die ik deed en waarbij ik bij beide kindertjes een korte tongriem vaststelde. Ik belde van schrik nog een collega: “Ken je dat gevoel, dat je denkt dat je alleen nog maar te korte tongriempjes ziet?!” Ze begon hartelijk te lachen: “Ja, ik denk ook vaak dat ik overdiagnosticeer, maar dat is toch niet zo. Ik weet waarop ik moet letten en die moeders komen immers ook niet voor niks bij ons!” Dat is natuurlijk helemaal waar en het kindje dat ik zondagmiddag zag, is vandaag, maandag, al geknipt. De ouders zien nu al veel meer beweeglijkheid van de tong, maar het mannetje moet natuurlijk nog wel even in de gaten krijgen wat hij nu wél kan met zijn tong wat tot en met zondag nog onmogelijk was. Hopelijk doorlopen ze samen probleemloos het leerproces, zodat ook zij van een lange borstvoedingsperiode kunnen genieten.

En vanochtend had ik een jonge, bijna afgestudeerde antropologe op consult met haar zoontje van een maand oud. Eigenlijk ging alles behoorlijk goed, maar moeder zag toch wat aanknopingspunten voor verbetering. Fantastisch, zo’n moeder die voelt dat het niet optimaal loopt, ook al valt er niet zo heel veel aan te merken op hoe het allemaal gaat. Ook nu zag ik een kindje dat de tong maar matig kon optillen en daardoor moeite had om de borst goed aan te happen, stevig vast te houden en daarbij zogen, slikken en ademhalen goed te coördineren. Ook deze moeder gaat waarschijnlijk op zoek naar iemand die bereid is haar baby te behandelen.

Er kwamen nog diverse andere zaken ter sprake, zoals de slaapplek van het jongetje. “Ja, hij ligt veel bij ons in bed, maar dat mag niet, hè?” “Van wie niet?”, vroeg ik, “van mij wel, hoor!” “Oh ja?”, was haar verbaasde reactie, waarop we over ‘Slapen met je baby’ spraken en over wat ze kunnen doen om een veilige slaapsetting te creëren.
We spraken ook over idealen in het ouderschap en hoe die soms in de praktijk niet altijd zo gemakkelijk te realiseren zijn, hoewel je ze zelf best scherp voor ogen kunt hebben. Ik vertelde dat ik heel wat ideeën heb over hoe de zorg voor baby's geoptimaliseerd kan worden, hoe ik dagelijks werk aan die stip op de horizon en hoe sommigen zeggen dat dat veel te idealistisch is en dat je gewoon kleine stapjes moet zetten en het niet allemaal zo groot moet maken.
Daar kwam de antropologe echt boven in de jonge moeder; ze sprak een gedachte uit waarmee ik me van harte verbonden voel: “Met kleine stapjes op weg naar de stip op de horizon!”