woensdag 27 november 2013

Richtlijn excessief huilen en Alfie Kohn

Op 14 november woonde ik de beide lezingen bij die Alfie Kohn gaf in De Rode Hoed in Amsterdam. De afgelopen periode las ik zijn boeken ‘Unconditional Parenting’ (Onvoorwaardelijk ouderschap) en ‘Punished by Rewards’ (Gestraft door beloningen). Beide boeken bepleiten een verstandhouding tussen ouders en kinderen (en docenten en leerlingen/studenten, en werkgevers en werknemers) die is gebaseerd op vertrouwen en waardering. Dat de één in de relatie theoretisch meer ‘macht’ heeft, zou er niet toe moeten leiden dat die macht ook wordt ingezet. “Hoe meer macht je gebruikt”, zegt Kohn, “hoe minder invloed je hebt. Macht is verwoestend voor de relatie met de ander.” Hij benadrukt dat dwang en macht slechts tot tijdelijke gehoorzaamheid leiden en niet tot een intrinsieke motivatie die het kind (of de student of de werknemer) aanzet tot datgene wat goed en fijn en wenselijk is. Voor meer van zijn uitspraken, zie hier.
(Foto via Live on Demand)

Wanneer de angst voor straf, de angst niet beloond te worden of de angst voor onthouding van prettige dingen, leidend is voor de keuzes die je in het leven maakt, dan is er geen sprake van vrij en ongedwongen creatief en leergierig zijn. Je zult dan veel minder geneigd zijn om risico’s te nemen, uitdagingen aan te gaan en fouten te maken. Je kiest daarentegen een aanpak die de grootste kans op succes en beloning biedt en de kleinste kans op straf. Bij een gemakkelijke opgave is de kans op een 10 immers groter.
Nog meer intrigerende uitspraken: “Het is veel gemakkelijker om ervan uit te gaan dat het probleem bij het kind ligt in plaats van bij het systeem. We moeten ons echter afvragen wat er aan de hand is. Als het kind niet doet wat wij zeggen, als het niet aan onze verwachtingen voldoet, dan is het zeer wel mogelijk dat het probleem bij onze verwachtingen en eisen ligt, in plaats van bij het kind.”

Wanneer we kijken naar de langetermijnwensen voor onze kinderen, is ‘compliance’, volgzaamheid, daar dan één van? Willen we dat onze kinderen klakkeloos opvolgen wat hun door anderen wordt opgelegd? Of zien we graag dat ze zich tot autonome, creatieve denkers ontwikkelen, die in hun sociale omgeving met empathie met anderen kunnen omgaan, zich kunnen inleven in wat hun handelingen voor anderen betekenen, zowel op kleine als op grote, mondiale schaal?
Belangrijke vragen zijn dus: “Wat wensen we onze kinderen toe voor de lange termijn?” en “Wat heeft het kind daarvoor nodig en hoe kan ik als ouder dat bieden?”

Dat is een heel grote vraag, eentje die ons de rest van ons leven als ouder zal bezighouden. Een boek als ‘Evolution, Early Experience and Human Development’ biedt prachtig zicht op waar die behoeften van onze kinderen liggen. Wat ze het allermeeste nodig hebben, is een gevoel van veiligheid. En zoals Kohn zegt: “Als je kinderen er een potje van maken en alles loopt mis... juist dán hebben ze jouw onvoorwaardelijke liefde het hardst nodig.”

Hoe verhoudt zich dit alles tot wat er in de richtlijn voor het omgaan met excessief huilen wordt bepleit? Bij die richtlijn hoort dus helaas ook het boekje van Ria Blom, dat ik de afgelopen twee weken heb geanalyseerd. Je vindt deze blogs hier en hier. Het boekje ademt een sfeer van macht waarmee ik grote moeite heb. Het suggereert dat die kleine, intens afhankelijke baby zo snel mogelijk onafhankelijk moet worden, zodat ze je niet meer nodig heeft.
Wat doet het met onszelf, als iemand duidelijk maakt dat we een enorm beslag op zijn of haar tijd leggen en dat dat liefst zo snel mogelijk voorbij moet zijn... ondersteunt dat ons zelfvertrouwen? Voelen we ons er gelukkig door, op ons gemak? Of jaagt het onze stress aan, waarna we met hogere cortisolspiegels alsmaar onrustiger worden, fouten gaan maken, niet goed meer kunnen nadenken en enkel nog aan het overleven zijn in de relatie met die ander?

“Huilen is goed voor de longen”, werd vroeger (of nog steeds?) gezegd. Een treffende variant die ik daarop ooit hoorde, is: “Bloeden is goed voor de aderen.” Ze zijn natuurlijk beide onzinnig.
Niet gehoord en geholpen worden is voor een baby vergelijkbaar met gestraft worden. Straffen, zo zegt Alfie Kohn op basis van onderzoek, is de grootste voorspellende factor voor ontwrichtend en verstorend gedrag. Wanneer je je het slachtoffer van bestraffing voelt, is de kans bovendien groter dat je zelf slachtoffers zult maken. Ergens in je systeem huist dan de drang tot compensatie, genoegdoening, vergelding… of milder en meer to-the-point geformuleerd: het alsnog bevredigen van de onvervulde behoeften.

Uiteindelijk gaat het er in de omgang met anderen (en dus ook in het ouderschap) niet om wat je intenties waren, maar of die ook zo zijn overgekomen. Heeft de ander het gevoel dat je het beste met hem of haar voorhad? Voelt de ander zich gehoord, gezien, gesteund, gewaardeerd, bemind? We kunnen het een huilende baby van een paar weken niet vragen. We zullen in ieder geval geen verbaal antwoord krijgen op de vraag of haar behoeften zijn bevredigd. Ik durf echter de stelling wel aan dat een kind dat huilend alleen wordt gelaten, niet door een intens geluksgevoel wordt overspoeld. Voor de neurologische en de hersenontwikkeling en voor de stressregulatie is dat geluksgevoel (oxytocine!) echter van groot belang. Al deze dingen zullen ons levenslang kunnen ondersteunen in ons functioneren of ons op achterstand zetten. Laten we er als samenleving alles aan doen dat onze kinderen niet met een achterstand beginnen. Er komt nog genoeg op hun pad waarvoor ze alle zeilen moeten bijzetten. Dan moeten die zeilen geen gaten bevatten die tot schipbreuk leiden. Bij tegenwind moeten ze juist de wind kunnen opvangen, zodat er koers kan worden gehouden. Ik hoop dat de instanties die richtlijnen uitvaardigen, zich daarvan ook bewust zijn. Ik zal er misschien nog maar weer eens een brief aan wagen.

woensdag 20 november 2013

Richtlijn excessief huilen, deel 10

Vandaag is de tweede helft aan de beurt van het boekje ‘Inbakeren brengt rust’, geschreven door Ria Blom, in de uitgave van februari 2011. Dit boekje is via een verwijzing in Bijlage 4 onderdeel van de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’.

Pagina 29
Laat je baby het eerste half jaar op jouw slaapkamer slapen, in zijn eigen bed en niet bij de jou in bed. Dit algemeen geldende advies staat beschreven in de folder Veilig Slapen van de Stichting Wiegedood/Consument en Veiligheid. Vraag ernaar op je consultatiebureau.

Het is winst dat er tegenwoordig expliciet wordt aangegeven dat coslapen in de vorm van rooming-in wenselijk is. Ouders horen echter ook gedegen informatie te krijgen over hoe ze coslapen in de vorm van bedding-in veilig kunnen vormgeven. De derde vorm van coslapen, een cosleeper, verdient zeer zeker ook aandacht.

Zet overdag het bed zo neer dat je naar je kind kunt gaan kijken zonder dat je kind je opmerkt.

Tja, stel je voor, dat je kind ziet dat je voor haar zorgt en haar in de gaten houdt…

Pagina 31
Een uitgerust kind drinkt bovendien krachtig en efficiënt. Voeden op verzoek en regelmaat gaan dan ook goed samen, mits de borstvoeding goed op gang is.

Het is mooi dat het ‘goed op gang’ zijn als voorwaarde wordt genomen, maar wanneer is de borstvoeding goed op gang? Veel moeder-kindkoppels hebben daar een heel aantal weken voor nodig. En zeker als er sprake is van onrust in de baby (uitgangspunt voor het inbakeren), duurt het vaak langer voordat het voeden goed loopt. De stelling dat ze elkaar niet bijten, lijkt dan ook voorbarig.

Wanneer je kind de regelmaat eenmaal te pakken heeft, zal hij zich uit zichzelf op zijn tijd melden voor de voeding. Het kan bijvoorbeeld zijn dat hij in de ochtenduren vier uur tussen de voedingen laat en in de namiddag/avond drie uur. Ook dit is een mooie regelmaat.

Tussenpozen van drie à vier uur, bij een baby van een paar weken… Reken even door en je komt tot de conclusie dat er in dat geval maximaal van 6 à 7 voedingen sprake kan zijn. Dat is weinig voor een pasgeborene. Het is in ieder geval een aantal dat de gemiddelde volwassene zeker niet haalt. Tel maar eens, hoe vaak je op een dag iets in je mond steekt. Onder de 10 keer blijft vrijwel niemand. En dan ben je een volwassen mens met een ontwikkeld rationeel brein dat inzicht heeft in tijdsverloop en dat tot probleemoplossing en zelfregulatie kan komen. Bovendien… als er wordt aangegeven dat de baby zich op ‘zijn tijd’ zal melden, bouw je dus de mogelijkheid in dat de frequentie (ruim) hoger ligt. Terecht, trouwens.

Pagina 32
Over de gewenningsfase en je eigen vragen daarbij:
Hoe ziet de dag eruit; wat doe je bij verzet en hoe lang laat je je kind huilen? (…)
Je geeft hem de kans zelf in slaap te komen, weliswaar huilend. (…) Een oververmoeide baby van vijf weken heeft wellicht minder krachten ter beschikking om fel te protesteren.

Dit laatste wordt als een voordeel gezien: wie te moe is van het huilen, heeft geen energie óm te huilen en zal snel in slaap vallen. Hoe dan ook: het huilen hoort er duidelijk bij en wordt als ‘gezond protest’ gekwalificeerd. Desondanks wordt het genegeerd en wordt er niet getroost.

Pagina 33
Wetende dat deze aanpak bij de meeste kinderen op korte termijn resulteert in aanzienlijk minder huilen en meer slapen, weegt het enkele keren huilen voor het in slaap vallen ruimschoots op tegen troosten met alleen effect voor het moment. (…) Verder speelt een rol wat je zelf kunt verdragen. (…) Je hoeft je hierdoor [door het felle protest] niet te laten afschrikken. Hoe zekerder je je voelt over de juistheid van deze nieuw ingeslagen weg, hoe beter je het huilen kunt verdragen zonder te reageren. (…) [Veel ouders] merken dat hun kind des te harder gaat huilen als ze weer weg gaan [zonder te troosten]. Geef je kind de ruimte voor gezond protest. Zo geef je hem ook de ruimte eigen krachten in te zetten om zélf kleine probleempjes op te lossen.

Wat zullen we hiervan zeggen…? Het is een groot misverstand dat troosten alleen maar effect heeft voor het moment. Troosten geeft in de baby een reactie die mede vormend is voor zijn hersenontwikkeling en stressregulatie, voor zijn veiligheidsbeleving in de wereld. Dat is niet een ‘effect voor het moment’, maar een levenslange imprinting. Dat een kind fel protesteert als het de ouders ziet weggaan zonder getroost te zijn, is logisch. Het is de ‘separation distress call’ die een baby laat horen om zijn overlevingskansen te vergroten. Alleen achterblijven staat voor een baby gelijk aan blootstaan aan levensbedreigende gevaren. Je kind weet immers niet dat er geen tijger om de hoek ligt, want haar amygdala registreert wel diezelfde angst, die primitieve, instinctieve angst voor roofdieren, voor opgegeten worden, voor hulpeloosheid.
Als dan wordt gesteld dat dit huilen opweegt tegen het troosten… over wie hebben we het dan? Voor wie weegt het ertegenop? Voor de baby…? Ik waag dat te betwijfelen.

Je kind mag de eerste paar dagen best 15 tot 20 minuten ongestoord huilen voordat hij in slaap valt. (…) Wanneer je het huilen goed beluistert, zul je na ongeveer tien minuten steeds vaker een kleine pauze horen. Laat jezelf hierdoor gerust stellen. Het betekent dat je kind toch niet zo overstuur is als het lijkt.

Wat een dramatische conclusie… Een kind dat van het huilen volledig overstuur raakt, zal inderdaad pauzes inlassen: de wanhoop en de uitputting slaan toe. Dat heet wanhoop of dissociatie.
Het woord ‘ongestoord’ in deze context is overigens ook zorgelijk; ‘ongestoord’ moet gelden voor prettige activiteiten, niet voor zaken die tot torenhoge stress en gevoelens van eenzaamheid leiden.

Pagina 34
Zoals hier beschreven klinkt het misschien nogal heftig en zul je er als ouder tegenop zien – je kind alleen laten huilen is het allermoeilijkste wat er is en gaat helemaal tegen je moedergevoel in –

Ja, voor veel ouders is dat gelukkig inderdaad nog het geval, ondanks alle slechte adviezen die ze krijgen. Het is te hopen dat ze dat gevoel volgen en dat ‘allermoeilijkste’ niet proberen te bereiken.

Wanneer je het nodig vindt iets te doen, doe het dan liefdevol, zwijgzaam en zo neutraal mogelijk.

Dit soort manieren van omgaan zijn in het verleden al wel uitgeprobeerd. Ze heten de ‘still face procedure’ en ze zijn voor een kind angstaanjagend. Het gebrek aan emotie in de primaire hechtingsfiguur terwijl het kind van slag is, is een ontluisterende ervaring voor het kleine mensje.
Bekijk dit filmpje maar eens; het gaat je door merg en been en mij springen er iedere keer weer de tranen van in de ogen. En dan te bedenken dat dit onderzoek al zo’n 35 jaar oud is… Willen we zo’n methode werkelijk aanbevelen?

Pagina 35
Wanneer dit niet helpt, kun je een speentje geven of op de slaapkamer een klein slokje aan de borst of uit de fles. (…) Deze manieren van troosten zijn hulpmiddelen voor de eerste paar dagen. Laat het geen nieuwe gewoonte worden.

Hier is andermaal sprake van een gebrekkig inzicht in de functie van het voeden aan de borst. Ook het voorstel voor het geven van een speen roept vraagtekens op. Daar zijn bezwaren tegen aan te voeren met het oog op de vaardigheid aan de borst. De dreigende toon in dit advies getuigt verder van een paternalistische, autoritaire aanpak.

Pagina 39
Over het afbouwen van de doeken en de aanpak in die fase, als er weer meer onrust ontstaat:
Je gaat bijvoorbeeld vaker lopen voor een speentje of je kind toch weer opnemen wanneer hij huilt. (…) Voor je het weet is je kind weer afhankelijk van je!

Dat een kind afhankelijk is van de ouders… dat duurt zo’n jaar of 18 (en als het kind gaat studeren, duurt het nog weer een jaar of vijf extra). Wat een onbegrijpelijke conclusie, dat je geen moer bent opgeschoten als je kind na een aantal weken inbakeren ‘weer’ van jou afhankelijk is. Natuurlijk is dat het geval! Je kind heeft je nodig, nog jarenlang, op allerlei gebieden. Je kind is op die leeftijd niet ‘weer’ van jou afhankelijk, maar NOG STEEDS en voorlopig ook nog heel lang!

Op pagina 44 vinden we de nabeschouwing met een aantal conclusies.
Na een verkwikkende slaap kan het uitgeruste kind zich weer vol overgave richten op de wereld om hem heen. Hij zal langer en aandachtiger met hetzelfde kunnen spelen zonder de ouder daarbij nodig te hebben. Wanneer we de regelmaat, eenduidigheid en het inbakeren zien als het bieden van grenzen, staan ze niet op zichzelf. Op een andere wijze kan het bieden van grenzen een vervolg hebben. Zoals grenzen in het speelgoedaanbod en in wat wel en niet geoorloofd is. Ook in pedagogische zin is liefdevolle begrenzing nodig. Zonder dit zla het nu bereikte resultaat in een volgende ontwikkelingsfase, bijvoorbeeld in de nee-fase, weer verloren kunnen gaan.

Wat hier gebeurt, is dat ouders een stevige waarschuwing krijgen: als je nu niet met inbakerdoeken grenzen aanbrengt, dan kun je het straks in de peutertijd wel vergeten, want dan wordt je kind onhandelbaar. Dit is klinkklare onzin. Natuurlijk heeft een kind op diverse manieren begrenzing en duidelijkheid nodig, maar daarbinnen moet er wel aan zijn primaire behoeften tegemoet worden gekomen.
Dit boekje laat op allerlei manieren zien dat er met die behoeften een loopje wordt genomen. Ik vind dat een verontrustende aangelegenheid en beschouw, net als ik dat een aantal jaren geleden deed, de verwijzing naar het werk van Ria Blom dan ook nog steeds als een groot probleem. Baby’s en ouders verdienen waarachtig betere pleitbezorgers dan diegenen in de kernredactie die tot deze stap hebben besloten. Deze aanbeveling is een misstap; hoe gaat de overheid deze bedreiging van de volksgezondheid een halt toeroepen? Als je suggesties hebt... plaats ze in de comment-box hieronder!

woensdag 13 november 2013

Richtlijn excessief huilen, deel 9

Vorige week liep ik wat vertraging op in het bemachtigen van de benodigde achtergrondinformatie, maar sinds gisteren heb ik die in huis en dus volgt nu deel 9 in de serie over de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’.

In Bijlage 4 van de richtlijn wordt het onderwerp ‘Inbakeren’ behandeld en daarbij wordt verwezen naar het boekje ‘Inbakeren brengt rust’ van Ria Blom, uitgave februari 2011. Zoals al eerder opgemerkt ben ik van mening dat de kernredactie met de verwijzing naar deze uitgave een groot risico neemt, in mijn beleving een onaanvaardbaar risico. Ik had zelf de versie van 2003 in de kast staan en hoopte dat die van 2011 op grond van alle inzichten een structureel ander document zou zijn. Die hoop is gistermiddag tijdens het lezen vervlogen. Het boekje staat bol van wonderlijke uitgangspunten en het is moeilijk te bepalen waar ik zal beginnen en wat ik zal behandelen en wat niet. Laat ik maar gewoon een start maken en zien waar we uitkomen. Zo nodig moet deel 10 ook over het inbakeren gaan. Ik zal zinnen citeren en mijn gedachten eraan toevoegen. Ook nu geldt weer dat ik het niet zonder meer eens ben met de dingen die ik niet bespreek. Ik pak de essentie eruit.
Ik wil er overigens op wijzen dat op bladzijde 7 dr. Monique L'Hoir (projectleider) en dr. Bregje van Sleuwen (onderzoekster) het voorwoord ondertekenen en zich daarmee duidelijk verbinden aan de inhoud van het boekje. Zij zijn ook degenen die zich sterk maken voor de implementatie van de richtlijn.

Pagina 8:
Vaak is dit [jengelgedrag rond drie weken] het gevolg van een onregelmatig slaap- en drinkpatroon.

Hoe kunnen we dat zeker weten? Een baby van drie weken hééft meestal nog helemaal geen duidelijke regelmaat; die is nog volop bezig om aan de wereld te wennen en heeft vooral nabijheid nodig. Daarnaast: wat is de definitie van ‘onregelmatig’? Dit wordt vooralsnog niet toegelicht.

Dan wordt het kind steeds in slaap geholpen in plaats van uit zichzelf in slaap te vallen.

Kan iemand mij vertellen hoe je voor een ander in slaap kunt vallen in plaats van dat zelf te doen?

Dezelfde kinderen drinken tien keer kleine beetjes aan de borst in plaats van vijf keer een volledige voeding.

Vijf keer? Op welke leeftijd? En ‘volledig’? Wat is de definitie? Waar is de fysiologie in deze visie?

Pagina 9:
Het inbakeren zelf moet worden gezien als een tijdelijk hulpmiddel om te komen tot regelmaat en zelfredzaamheid. Zo kan het kind weer toekomen aan de eigen slaap-, drink- en speelbehoefte.

Regelmaat, maar vooral zelfredzaamheid is de komende maanden (voor sommige aspecten zelfs jaren!) nog lang niet aan de orde. De mens is een draagzoogdier en een mensenkind is totaal afhankelijk van de verzorgers en dus van coregulatie. Het kind kan haar behoeften aangeven en het is aan de ouders om daar responsief op te reageren.

Inbakeren gebeurt niet in de kraamtijd. Ouder en kind moeten de kans krijgen zich op elkaar af te stemmen en natuurlijkerwijs in een regelmaat te komen.

Het is totaal onrealistisch om te verwachten dat dit afstemmingsproces na een week is voltooid.

Het leren ‘lezen’ van de lichaamstaal helpt daarbij en wordt zichtbaarder bij een niet ingebakerd kind.

Dat lijkt een juiste constatering, dus waarom dan al zo snel inbakeren?

Pagina 10
Naar de buik draaien wordt aanzienlijk bemoeilijkt door op de juiste manier in te bakeren en het bed op de juiste manier op te maken.

Naar de buik leren draaien is een ontwikkelingsstap in het leven van een kind. Waarom zou je die ontwikkeling willen bemoeilijken als het eenmaal zover is?

Pagina 11
Er worden indicaties voor inbakeren genoemd:
-          ontevredenheid/niet alleen kunnen zijn/spelen
-          veel huilen door onverklaarbare darmkrampjes

Een pasgeboren baby hoeft helemaal niet alleen te kunnen zijn of alleen te kunnen spelen. Daarvoor is het veel te vroeg. En wat de darmkrampjes betreft… die hebben dikwijls best een oorzaak waaraan met aangepast voedingsbeleid iets is te doen. Als er sprake is van de ‘normale’ onrust, dan helpen warmte en massage vaak goed, net als het gedragen worden.

Pagina 12
Deze kinderen [met onrustig drinkgedrag] blijven vaak aanmerkelijk beter ‘bij de les’ wanneer zij stevig gewikkeld in een omslagdoek of ingebakerd de borst of de fles aangeboden krijgen.

Borstvoeding geven met het kind in de bakerdoek lijkt mij een slecht plan. Voeden aan de borst is een belangrijke zintuiglijke ervaring voor zowel moeder als kind en de baby heeft daarbij de armen en haar hele lijfje nodig om zich op mama te kunnen oriënteren en de borst te vinden en te pakken.

Pagina 14
Met regelmaat wordt bedoeld: dezelfde opeenvolging van gebeurtenissen in de volgorde: slapen – wakker worden, dan ontbakeren – voeden – naar behoefte knuffelen op de arm of op schoot – alleen spelen in de box – moe, dan inbakeren en wakker in bed te slapen leggen.

De vraag die bij mij opkomt: op wiens behoefte aan knuffelen wordt hier gedoeld? En waarom mag een baby niet aan de troostende, warme borst in slaap vallen? Is dat niet wat heel veel jonge zoogdieren doen, bij mama liggen en genieten, terwijl mama ook zelf volop geniet?

Met eenduidigheid wordt bedoeld: dezelfde gebeurtenis op dezelfde plek, met name: altijd alleen-spelen van de baby in de box (…)

Waarom moet een baby alleen spelen? Waarom mag de primaire hechtingsfiguur niet de vertrouwde speelkameraad zijn, die de baby helpt de wereld te leren kennen vanuit de veiligheid van de armen?

Pagina 15
Wanneer je je handelen laat afhangen van de situatie, is er geen voorspelbaarheid.

Tsja, that’s life, dat niet alles voorspelbaar is. De grootste kunst die ouders zich eigen kunnen maken, is nu juist dat ze hun handelen wél van de situatie laten afhangen en er flexibel mee omgaan.

Het spreekt voor zich dat er na de late avondvoeding en in de nacht niet gespeeld wordt. (…) Leg je ingebakerde kind na de nachtvoeding wel terug in het eigen bed.

Dat het na verloop van maanden een goed idee is om er in de nacht geen feestje van te maken, daarin kan ik me vinden, maar we spreken hier nog over baby’s van dagen, weken oud. Die hebben nog geen idee van dag en nacht en hebben gewoon de klok rond liefdevolle aandacht nodig. Die mag echter niet bij de ouders in bed gegeven worden, want het ‘eigen’ bed is voorschrift…

Accepteer huilen voor het in slaap vallen in de overgangsfase naar een nieuw ritme met eenduidige patronen. (…) Sommige kinderen hebben het nodig zichzelf kortdurend in slaap te huilen.

Andermaal ontbreekt hier een definitie; wat moeten we onder ‘kortdurend’ verstaan? Hoe dan ook, het in slaap laten huilen wordt hier als volstrekt aanvaardbaar neergezet.
Op pagina 16 wordt het allemaal nog een flink stuk erger. Ik geef een lang citaat en wil daarmee graag laten zien dat de kookwekker weliswaar uit de richtlijntekst is verdwenen, maar er met het opnemen van dit boekje in de bijlage via de achterdeur tóch weer in komt (en nu geruststellend een ‘wekkertje’ wordt genoemd)! Dit is een beschamende aangelegenheid.
Dit citaat is voor deze week het laatste deel van het boekje. Pagina 17 tot en met 28 gaat over het daadwerkelijke inbakeren. Volgende week start ik op pagina 29, vanaf waar we nog meer dubieuze zaken over voeden en protest tegen het inbakeren tegenkomen.

Goed, het citaat dat mij grote zorgen baart, op pagina 16:
Spreek met jezelf af hoe lang je kind mag huilen. In het onderzoek werd ouders gevraagd om zich maximaal 30 minuten niet aan hun kind te laten zien. Dit om hem de kans te geven zelf in slaap te leren vallen. Om een reëel besef van de huilduur te hebben werd de kookwekker als hulpmiddel aangeraden, net als in de voorgaande drukken van dit boekje. Een aantal ouders/beroepsgenoten vond deze 30-minutengrens (de meeste kinderen huilen korter!) te lang. De kookwekker stuitte op weerstand. Uit ervaring is gebleken dat het omslagpunt van huilen naar slapen vaak rond de 15 minuten ligt. Daarom is besloten om het advies voor ongestoord (sic! MVK) laten huilen naar 15 tot 20 minuten te verlagen. Uiteraard is de keuze aan de ouder hoe deze tijd in de gaten te houden. Voor de een kan het helpen om op te schrijven hoe laat het kind naar bed gaat, de ander gebruikt liever een wekkertje.

Laat je gedachten erover gaan, mensen, en vraag je af of je graag deze behandeling zou ondergaan als je een baby was…