Op 14 november woonde ik de beide lezingen bij die Alfie Kohn gaf in De Rode Hoed in Amsterdam. De afgelopen periode las ik zijn boeken ‘Unconditional Parenting’
(Onvoorwaardelijk ouderschap) en ‘Punished by Rewards’ (Gestraft door
beloningen). Beide boeken bepleiten een verstandhouding tussen ouders en
kinderen (en docenten en leerlingen/studenten, en werkgevers en werknemers) die
is gebaseerd op vertrouwen en waardering. Dat de één in de relatie theoretisch
meer ‘macht’ heeft, zou er niet toe moeten leiden dat die macht ook wordt
ingezet. “Hoe meer macht je gebruikt”, zegt Kohn, “hoe minder invloed je hebt.
Macht is verwoestend voor de relatie met de ander.” Hij benadrukt dat dwang en
macht slechts tot tijdelijke gehoorzaamheid leiden en niet tot een intrinsieke
motivatie die het kind (of de student of de werknemer) aanzet tot datgene wat
goed en fijn en wenselijk is. Voor meer van zijn uitspraken, zie hier.
(Foto via Live on Demand)
Wanneer de angst voor straf, de angst niet beloond te worden
of de angst voor onthouding van prettige dingen, leidend is voor de keuzes die
je in het leven maakt, dan is er geen sprake van vrij en ongedwongen creatief
en leergierig zijn. Je zult dan veel minder geneigd zijn om risico’s te nemen,
uitdagingen aan te gaan en fouten te maken. Je kiest daarentegen een aanpak die
de grootste kans op succes en beloning biedt en de kleinste kans op straf. Bij
een gemakkelijke opgave is de kans op een 10 immers groter.
Nog meer intrigerende uitspraken: “Het is veel gemakkelijker
om ervan uit te gaan dat het probleem bij het kind ligt in plaats van bij het
systeem. We moeten ons echter afvragen wat er aan de hand is. Als het kind niet
doet wat wij zeggen, als het niet aan onze verwachtingen voldoet, dan is het
zeer wel mogelijk dat het probleem bij onze verwachtingen en eisen ligt, in
plaats van bij het kind.”
Wanneer we kijken naar de langetermijnwensen voor onze
kinderen, is ‘compliance’, volgzaamheid, daar dan één van? Willen we dat onze
kinderen klakkeloos opvolgen wat hun door anderen wordt opgelegd? Of zien we
graag dat ze zich tot autonome, creatieve denkers ontwikkelen, die in hun
sociale omgeving met empathie met anderen kunnen omgaan, zich kunnen inleven in
wat hun handelingen voor anderen betekenen, zowel op kleine als op grote,
mondiale schaal?
Belangrijke vragen zijn dus: “Wat wensen we onze kinderen
toe voor de lange termijn?” en “Wat heeft het kind daarvoor nodig en hoe kan ik
als ouder dat bieden?”
Dat is een heel grote vraag, eentje die ons de rest van ons
leven als ouder zal bezighouden. Een boek als ‘Evolution, Early Experience and
Human Development’ biedt prachtig zicht op waar die behoeften van onze kinderen
liggen. Wat ze het allermeeste nodig hebben, is een gevoel van veiligheid. En
zoals Kohn zegt: “Als je kinderen er een potje van maken en alles loopt mis...
juist dán hebben ze jouw onvoorwaardelijke liefde het hardst nodig.”
Hoe verhoudt zich dit alles tot wat er in de richtlijn voor
het omgaan met excessief huilen wordt bepleit? Bij die richtlijn hoort dus
helaas ook het boekje van Ria Blom, dat ik de afgelopen twee weken heb
geanalyseerd. Je vindt deze blogs hier en hier.
Het boekje ademt een sfeer van macht waarmee ik grote moeite heb. Het
suggereert dat die kleine, intens afhankelijke baby zo snel mogelijk
onafhankelijk moet worden, zodat ze je niet meer nodig heeft.
Wat doet het met onszelf, als iemand duidelijk maakt dat we
een enorm beslag op zijn of haar tijd leggen en dat dat liefst zo snel mogelijk
voorbij moet zijn... ondersteunt dat ons zelfvertrouwen? Voelen we ons er
gelukkig door, op ons gemak? Of jaagt het onze stress aan, waarna we met hogere
cortisolspiegels alsmaar onrustiger worden, fouten gaan maken, niet goed meer
kunnen nadenken en enkel nog aan het overleven zijn in de relatie met die
ander?
“Huilen is goed voor de longen”, werd vroeger (of nog
steeds?) gezegd. Een treffende variant die ik daarop ooit hoorde, is: “Bloeden
is goed voor de aderen.” Ze zijn natuurlijk beide onzinnig.
Niet gehoord en geholpen worden is voor een baby
vergelijkbaar met gestraft worden. Straffen, zo zegt Alfie Kohn op basis van
onderzoek, is de grootste voorspellende factor voor ontwrichtend en verstorend
gedrag. Wanneer je je het slachtoffer van bestraffing voelt, is de kans bovendien groter
dat je zelf slachtoffers zult maken. Ergens in je systeem huist dan de drang
tot compensatie, genoegdoening, vergelding… of milder en meer to-the-point geformuleerd: het alsnog
bevredigen van de onvervulde behoeften.
Uiteindelijk gaat het er in de omgang met anderen (en dus
ook in het ouderschap) niet om wat je intenties waren, maar of die ook zo zijn
overgekomen. Heeft de ander het gevoel dat je het beste met hem of haar
voorhad? Voelt de ander zich gehoord, gezien, gesteund, gewaardeerd, bemind? We
kunnen het een huilende baby van een paar weken niet vragen. We zullen in ieder
geval geen verbaal antwoord krijgen op de vraag of haar behoeften zijn
bevredigd. Ik durf echter de stelling wel aan dat een kind dat huilend alleen
wordt gelaten, niet door een intens geluksgevoel wordt overspoeld. Voor de
neurologische en de hersenontwikkeling en voor de stressregulatie is dat
geluksgevoel (oxytocine!) echter van groot belang. Al deze dingen zullen ons
levenslang kunnen ondersteunen in ons functioneren of ons op achterstand
zetten. Laten we er als samenleving alles aan doen dat onze kinderen niet met
een achterstand beginnen. Er komt nog genoeg op hun pad waarvoor ze alle zeilen
moeten bijzetten. Dan moeten die zeilen geen gaten bevatten die tot schipbreuk
leiden. Bij tegenwind moeten ze juist de wind kunnen opvangen, zodat er koers
kan worden gehouden. Ik hoop dat de instanties die richtlijnen uitvaardigen,
zich daarvan ook bewust zijn. Ik zal er misschien nog maar weer eens een brief
aan wagen.