vrijdag 11 september 2015

Vitamine D: van vitaal belang voor je gezondheid!

Een lang blog vandaag, want ik wil iets belangrijks met jullie delen, dat ik niet verder kan inkorten.
Lactatiekundige zorg heeft ook aandacht voor de voedingsstatus van de moeder en zo raakte ik naast die over hechting en borsten verzeild in kennis over vitamines. De afgelopen weken heb ik met groeiende verbazing het boek ‘The Vitamin D Solution’ gelezen, geschreven door één van de pioniers op dit gebied, Michael F. Holick, PhD, MD, professor aan het Boston University Medical Center in de Verenigde Staten. Ongelooflijk, hoe belangrijk vitamine D is voor ons algeheel welzijn en hoeveel aandoeningen je kunt voorkomen met een gezonde D-status… of liever omgekeerd: hoeveel ellende er op allerlei gezondheidsgebieden voortvloeit uit de pandemie die vitamine D-deficiëntie is. Hier vind je het (Engelstalige) boek. Het kost, zoals je ziet, € 12,76 en hoewel ik geen aandelen of zo heb in dit leesvoer, zou ik iedereen op het hart willen drukken dit boek aan te schaffen en te lezen. Het is een bedragje van niks voor een schat aan kennis! Ik wil mijn exemplaar best uitlenen, maar als jullie daar allemaal om vragen, dan duurt het veel te lang voordat je aan de beurt bent en al die tijd ga je dan wellicht afwachten of het wel echt een goed idee is om vitamine D te gaan slikken. En als ik het over slikken heb, dan heb ik het over degelijke hoeveelheden, niet de miezerige 400 IE/IU (internationale eenheden/units) die door de Nederlandse Gezondheidsraad en ook door diverse andere instanties en zorgverleners worden geadviseerd. Die 400 IE/IU zijn bij een chronisch tekort namelijk net zoiets als een emmer water over je uitgedroogde tuin: dat zet geen zoden aan de dijk.
Het is inmiddels september, dus met de winter in aantocht is het van groot belang dat je je status op peil houdt… of in veel gevallen: brengt, aangezien er straks uit het zonlicht geen UVB meer kan worden opgevangen om D aan te maken. Een slechte status aan het begin van de winter betekent een dramatische toestand aan het einde ervan en dus een nóg kwetsbaarder gezondheid.

Wie mij privé tegenkomt, weet dat ik al langer gefascineerd ben door deze vitamine. Ik heb al tegen heel wat mensen gezegd: “Hoe is je status? Slik maar gewoon een supplement, want je status is vrijwel zeker te laag en zomaar niet te hoog!” De aanstichter van deze gretigheid is mijn inmiddels extreem goed geïnformeerde lactatiekundige collega Emmy Janson. Ze is een paar jaar geleden begonnen dit hele onderwerp te bestuderen en tot op de bodem uit te pluizen en heeft al heel wat conclusies met haar collega’s gedeeld. Sommigen in mijn sociale kring kijken mij wat meewarig aan als ik voorstel dat ze hun vitamine D-status laten prikken door de huisarts, maar dat is de enige manier waarop je een nulmeting kunt doen en vanaf daar kun je je eigen beleid bepalen op basis van de vele informatie die er beschikbaar is over deze zonvitamine. Dat is hoe Emmy het begon uit te leggen aan ons en ik weet één ding zeker: als Emmy ergens in duikt, dan doet ze dat grondig en dan deugen de dingen die ze er vervolgens over meldt.

Laat ik beginnen met een aantal basiszaken.
-         * Vitamine D is in essentie geen vitamine, maar een (pre)hormoon. Vitamines zijn namelijk ‘vitale amines’, stoffen die je nodig hebt voor je overleving, maar die je niet zelf kunt aanmaken in je lichaam en die je dus uit je voeding moet halen. Vitamine D maak je wél zelf aan; je doet dat in je huidcellen. Onder invloed van de UVB-straling in het zonlicht maken cellen in je huid een stof aan die door de lever en de nieren wordt omgezet in de stof die we gewoonlijk vitamine D noemen en die dan bruikbaar is voor het lichaam. In voeding zit ook wel wat vitamine D, maar weinig. Vrijwel niemand zal erin slagen op basis van haar dieet een goede D-status op te bouwen. Wat daarvoor nodig is, is regelmatige, onbeschermde blootstelling aan de zon in de maanden dat de zon recht genoeg boven de aarde staat om die straling bij ons te laten terechtkomen. Grofweg is dat op onze breedtegraad op aarde in de zomermaanden van 10.00 -17.00 uur (en in maart en september van 12.00-15.00 uur).
-          * Blootstelling aan de zon, vooropgesteld dat je niet verbrandt, is *niet* gevaarlijk voor je gezondheid. Een tekort aan zonlicht en zodoende een tekort aan vitamine D is dat zeer zeker wel. Bedenk dat je, wanneer je wél in de zon bent maar tegelijkertijd ook zonnebrandcrème gebruikt, de opname van UVB zodanig vermindert dat je weinig tot geen vitamine D kunt aanmaken.
-         * Vitamine D speelt een cruciale rol in je metabolisme en in de functies van je spieren, je hart, je neurologie en je immuunsysteem in brede zin en dus ook de regulatie van ontsteking (wat iets anders is dan infectie!), zoals bij reuma en ziekte van Crohn. Al deze systemen hebben dus te lijden onder een vitamine D-deficiëntie; bij disfunctioneren stijgt de kans op ziekte. We praten dan over de link van een vitamine D-tekort met hartproblemen, bloedvatproblemen, vroeggeboorte, preeclampsie (zwangerschapsvergiftiging), hoge bloeddruk, aderverkalking, arthritis, MS, osteoporose, slechte wondgenezing, apnoe, luchtweginfecties, spierzwakte, een gebrek aan algehele conditie, fybromialgie, diabetes, arthritis, ziekte van Crohn, depressie, premenstrueel syndroom (PMS), slaapproblemen en dementie. Er zijn zelfs sterke aanwijzingen dat diverse vormen van kanker door een vitamine D-tekort in de hand worden gewerkt! (Dit lijstje is niet uitputtend; er is meer.)
-         * Vitamine D die je aanmaakt in de zon, gaat zeker twee keer zo lang mee als vitamine D die je via een supplement inneemt en bovendien geeft de blootstelling aan de zon ook andere gunstige effecten die je mist bij een supplement.
-         * De gunstige effecten van vitamine D op je botstelsel worden pas bereikt als je ook voldoende vitamine K (bijvoorbeeld uit groene groente) en kalk binnenkrijgt (vitamine K helpt bij de opname van kalk) en het is daarom goed om uit te zoeken hoe je de inname van deze bestanddelen zo in balans kunt krijgen, dat je hele lichaam erop kan gedijen.

Nu zijn er ongetwijfeld mensen die zeggen: “Maar ik ben een zonaanbidder, dus ik heb dat niet nodig.” Aangezien we in Nederland echter slechts een klein deel van het jaar en een klein deel van de tijd de gelegenheid hebben om dat nuttige zonlicht op te vangen, is het een goed idee om het hele jaar door vitamine D te slikken. Zo wordt het een goede routine, die je niet vergeet, omdat je het iedere dag doet.

Een goed plan van aanpak zou het volgende kunnen zijn:

* Lees je in op deze site of deze of deze, zodat je weet wat het belang is van vitamine D en wat je waarde zou moeten zijn aan het einde van de zomer, zodat je er de winter mee doorkomt. D krijg je uit de zon en nauwelijks uit voedsel, dus als je een tekort hebt, is er maar één optie: suppleren. Voeding alleen zal je status niet wezenlijk verbeteren. (Let op: in Amerika wordt een andere waarde gehanteerd dan in Nederland, dus je moet rekenen! De waarde die de Amerikanen hanteren (ng/ml), moet je met 2,5 vermenigvuldigen om op de Nederlandse waarde (nmol/L) uit te komen. De Amerikaanse waarde 30-100 als voldoende vertaalt zich dan dus in 75-250 voor de Nederlandse waarde.)
* Laat bij de huisarts je vitamine D-status prikken en vraag expliciet om de waarde die wordt vastgesteld. Een uitslag als 'hij is voldoende' of ‘een beetje laag’ is te vaag; vraag om het getal van de waarde. (Dikke kans dat deze onder de 50 zit...)
* Nu heb je een nulmeting en als die te laag is (wat voor het gros van de mensen helaas het geval is...), kun je grondig gaan suppleren. Ga daarbij niet te kinderachtig te werk, maar slik een flinke dagelijkse dosis; dat houdt in een paar duizend internationale eenheden (IU of IE) per dag en dus niet 400 IU, zoals vaak wordt voorgeschreven.
* Voer de komende weken nog een verstandig zonbeleid: tussen 12.00 en 15.00 uur zo bloot mogelijk en zónder zonnebrand een aantal minuten tot een half uur per dag in de zon om optimaal UVB-straling op te nemen. Dát is namelijk de straling die in je huid wordt opgenomen en daar in de voorloper van vitamine D wordt omgezet (waarna je lever, je nieren en andere lichaamscellen de rest doen). Van oktober tot april kun je door de stand van de zon in ons land geen vitamine D aanmaken, hoe veel je ook buiten bent, dus geniet er nog even van! (Let op: zorg dat je niet verbrandt en smeer je na die onbeschermde zonperiode in met een goede crème, die zowel tegen UVA als UVB beschermt of, een andere goede suggestie: bedek een groter deel van je lichaam met kleding.)
* Het kan even duren voordat je status beter is en je je beter gaat voelen, maar voor de rest van je leven is een goede status van groot belang en NU is dus een goed moment om ermee te beginnen! (Ter controle kun je over een half jaar nog eens laten prikken en kijken hoeveel je vooruit bent gegaan. Wees erop verdacht dat je huisarts er wellicht het nut niet van inziet; je zult zelf moeten beslissen hoe je daarmee wilt omgaan.)

Op het vitamine D-verhaal bij zwangerschap en borstvoeding kom ik hopelijk binnenkort nog eens terug. Daar wil ik me nog wat meer in verdiepen, maar één ding staat vast: moeders die D-deficiënt zijn, baren D-deficiënte kinderen. Dat is om allerlei redenen een zeer zorgelijke aangelegenheid, want zoals hierboven aangegeven: de gevolgen van een slechte D-status zijn enorm.

In veel gevallen zal een zorgverlener niet aan de status van je vitamine D-gehalte denken als je met klachten komt. Het lijkt te simpel, te eenvoudig: een gratis therapie, of desnoods een goedkoop supplement als ‘medicijn’ tegen je klachten? Ja, dat is zeer goed mogelijk, maar ja… de farmaceutische industrie kan op vitamine D natuurlijk geen winst maken en op jouw verantwoorde zonnebad al helemaal niet! Bovendien ziet het er niet zo intelligent uit: “Ben je ziek? Ga maar regelmatig een poosje in de zon liggen!” En toch is dat mogelijk in veel gevallen het beste advies dat mensen zouden kunnen krijgen.
“Nee, niet doen”, schreeuwen paniekzaaiers, “daar krijg je huidkanker van!” Holick heeft heel veel onderzoek gedaan (je kunt daarover lezen in zijn boek) en legt uit dat de meeste vormen van huidkanker goed te behandelen niet-melanomen zijn: meestal niet dodelijk. Hij heeft becijferd dat het aantal sterfgevallen door een teveel aan zonlicht zich tot andere vormen van veel dodelijker kanker als gevolg van een tekort aan zonlicht verhoudt als 1:50. Tegenover één sterfgeval aan te grote blootstelling staan dus zo’n 50 sterfgevallen door een D-deficiëntie. Dat is niet niks.
Je cellen hebben soepelheid nodig om hun functies goed te vervullen. Missen ze soepelheid en kracht, dan maken foute cellen een veel grotere kans om zich te ontwikkelen: kanker.
En daarnaast zijn er dus veel sterfgevallen door andere ziekteoorzaken, zoals hartaanvallen en bloedvatproblemen.

Het is allemaal nogal heftig, de gevolgen van een vitamine D-tekort. Ik ben ervan geschrokken en ben nu extra gemotiveerd om mijn dagelijkse dosis trouw in te nemen. Overdosering via een supplement met zogenaamd toxische gevolgen is namelijk vrijwel onmogelijk. Door specifieke, ingenieuze mechanismen in de huid en de rest van je lichaam kun je met zonlicht sowieso niet overdoseren voor vitamine D, maar zelfs met supplementen is dat hoogst onwaarschijnlijk. Je zou daarvoor meer dan 10.000 of 20.000 IE/IU per dag moeten slikken gedurende meer dan zes maanden en dan een gehalte hebben van zo’n 375 nmol/L of hoger. De meeste mensen zullen echter eerst flink moeten slikken om maar eens op 75 nmol/L uit te komen, dus daarover geen zorgen!
(Over de details over bepaalde gehaltes en aanvullingen met andere vitamines of mineralen verschillen diverse schrijvers van mening (zie bijvoorbeeld dit eveneens goedkope boek van Wagner, Taylor en Hollis; ik heb het niet gelezen, maar collega Emmy wel. Over één ding zijn de auteurs het echter grondig eens: de meeste mensen hebben een veel te lage D-status en het is voor je algehele gezondheid op zowel de korte als de lange termijn van belang die status te optimaliseren.)

Daarnaast is gezond eten natuurlijk ook een fantastisch goed idee, maar voor je vitamine D-status is dat niet voldoende. Holick heeft berekend dat je voor je benodigde dagelijkse dosis vitamine D het volgende zou moeten consumeren: drie blikjes sardientjes, tien tot twintig glazen met D versterkte melk, tien tot twintig bakjes ‘cereal’, vijftig tot honderd eidooiers of elke avond 200 gram wilde zalm! Dat is een ondoenlijke zaak, dus maak het jezelf wat gemakkelijker. Koop en lees dat boek, mensen, of het boek van Wagner, Taylor en Hollis… of beide of dit Nederlandstalige boek!
Spendeer zo’n luttel bedrag aan je gezondheid en draag de gewoonte van vitamine D slikken over op je kinderen. Iedereen is altijd een voorstander van preventie; dit is waarschijnlijk één van de allerbeste en ook meest simpele vormen van preventie: geniet van de zon en suppleer! Op jullie gezondheid!

vrijdag 4 september 2015

Probleemoplossing

Om maar met de deur in huis te vallen: ik ben een hartstochtelijk voorstander van probleemoplossing. Dat lijkt een open deur, maar mijn ervaring is dat er vaak met grote overgave aan symptoombestrijding wordt gewerkt. Mij lijkt dat op z’n zachtst gezegd een suboptimale aanpak. Ik draai liever de kraan dicht in plaats van ijverig met goed materieel te dweilen. Ik zorg liever voor nieuwe schroeven in de scharnieren van een keukendeurtje dan dat deurtje steeds met geweld dicht te drukken. Ik trek liever passende schoenen aan dan steeds dure blarenpleisters te plakken. En toen we een paar keer aan het verbouwen waren in en aan ons huis, zag ik liever mijn vakkundige timmermannen lang werken aan een goed fundament voor de uitbouw of aan passende openingen voor de nieuwe kozijnen, dan na verloop van tijd te moeten stutten of tocht en lekkage te moeten aanpakken. In diezelfde lijn help ik ook liever borstvoedingsproblemen op te lossen dan dat ik met een moeder een grondig plan schrijf om de symptomen van die problemen te bestrijden. En zo logisch als dat allemaal moge klinken… ik zie dus echt vaak dat dat wel gebeurt. Hoe ziet dat eruit? Een klein, redelijk eenvoudig uit te breiden rijtje:
O een tepelhoed gebruiken om de pijn van het aanleggen te dempen;
O bijvoeden om de tekortschietende productie te compenseren;
O blijven oefenen met allerlei aanlegmethoden om de te korte tongriem te omzeilen;
O inbakeren om de eenzame of onrustige baby te kalmeren;
O minder aanleggen om de borst bij een borstontsteking ‘rust’ te geven.
En de ultieme symptoombestrijding: stoppen met de borstvoedingsrelatie om van alle problemen af te zijn.

Als vrouw je intrede doen in het moederschap is niet zomaar wat; het is een grote transitie, een ingrijpende overgangsfase in je leven, groter dan voor je partner en anderen in je sociale omgeving. Zeker als je voor de eerste keer een baby krijgt, ga je een intens groot leeravontuur aan. Er is veel dat je over je baby moet leren, maar er blijkt vaak ook ineens heel veel in jezelf te zijn waarop je grondig en toegewijd moet studeren en dat kan een spannend, uitdagend pad zijn, maar ook een confronterende weg vol hindernissen. Een kind vormt immers vaak een kraakheldere spiegel, al denken we misschien dat we een ander gereflecteerd zien als we erin kijken. Zijn we dat zelf…? Is wat dat kleine kindje laat zien, een deel van wie wij zijn? En waarom kunnen we de taal van ons kind nog zo slecht ontcijferen? Heel veel leerpotentieel, kortom.

Hoewel er in de media, in tijdschriften en in cursussen op veel manieren aandacht aan het (aanstaande) moederschap wordt besteed, wordt er tegelijkertijd ook verwacht dat je die taak vervult naast alle andere taken die je al had en dat die andere taken daarbij voortgang vinden zonder al te veel verandering te ondergaan. Ik heb daar een vrij ongecompliceerd idee over: dat kan niet.
Hoe ik tot die simpele gedachte kom? Daar heb ik een aantal argumenten voor; laten we met de voor de hand liggende beginnen.
O Een kind vraagt praktische aanpassingen.
In je huis maak je ruimte voor je kind en hoe groter het wordt, hoe meer ruimte het vraagt met een eigen kamer, speelgoed en een plek om huiswerk te maken. Je koopt een draagdoek, past slaapplekken aan, plaatst een zitje op je fiets en koopt wellicht een andere auto. En verder verandert natuurlijk je dagritme.
O Een kind vraagt financiële aanpassingen.
Een heel aantal van deze praktische aanpassingen gaan met financiële aanpassingen gepaard. Er moeten kleren worden gekocht, schoolboeken, lidmaatschappen van sportverenigingen, fietsen, extra verzekeringen en natuurlijk ook meestal de toegang tot allerlei onderwijsinstellingen.
O Een kind vraagt sociale aanpassingen.
Daar waar je gemakkelijk de deur uitliep voor de geboorte van je kind, moet je nu meer nadenken: ga je alleen, gaat je kind mee, en zo niet wie zorgt er dan voor je baby en is het okay om je baby daar mee naar toe te nemen waar je van plan was heen te gaan? Je plant minder afspraken omdat je zelf nog moe bent of omdat je baby rust nodig heeft en uitgaan ziet er ineens heel anders uit.


Dat zijn de ‘simpele’, de logische dingen. De meest ingrijpende is waarschijnlijk echter de emotionele, de psychologische aanpassing die de komst van een kindje in je gezin met zich meebrengt. Daar waar je, eventueel in goed overleg met je partner, altijd helemaal je eigen leven kon inrichten en de keuzes kon maken die bij jou en jullie pasten, heb je ineens een klein mensje in je midden dat je aandacht vraagt, dat je laat zien hoe kwetsbaar je bent, dat maakt dat er altijd een draadje naar die jonge ander is, hoe ver je ook weggaat of hoezeer je ook met andere dingen bezig bent. Je draagt ineens een grote verantwoordelijkheid voor de veilige en gezonde start van een mensenleven.

Daar zijn heel wat vaardigheden voor nodig en ik denk dat borstvoeding geven en eventuele problemen daarbij overwinnen, een wonderbaarlijk mooie leerschool is voor die capaciteiten. Je legt daarmee een stevig fundament onder het leven van je kind, maar versterkt ook het fundament onder je eigen bestaan. Stoppen met voeden wordt bij oplosbare problemen dan symptoombestrijding, een soort ‘voortijdig schoolverlaten’, een gemiste kans op ‘jong geleerd, oud gedaan’.
Ook voortijdige schoolverlaters bouwen geregeld een goed en waardevol leven op. Toch is de kans reëel dat ze vroeg of laat tegen een kennisleemte aanlopen die hun mogelijkheden beperkt en die ze graag zouden opvullen, wat ineens op latere leeftijd om allerlei redenen een stuk lastiger blijkt.

Ik pleit daarom oprecht en uit het diepst van mijn hart voor lactatiekundige zorg in het basispakket, zodat moeders niet na één consult het gevoel hebben het bijltje erbij te moeten neergooien omdat er te veel huiswerk ligt. Maak van moeders en jonge ouders geen voortijdige schoolverlaters, maar gun ze de kans op het doorlopen van dat vormende, verrijkende, persoonlijk én maatschappelijk belangrijke leertraject van het ouderschap!

woensdag 3 juni 2015

Ostium uteri

WAARSCHUWING VOORAF: Dit blog bevat informatie over de vrouwelijke anatomie, dus wie het schaamrood op de eigen kaken niet kan verdragen bij het lezen over fysieke aspecten van het vrouwzijn, doet er goed aan deze tekst weg te klikken.

Onlangs vond ik op mijn Facebook-tijdlijn een bericht over giftige stoffen in tampons. Ik deelde het bericht, met de opmerking dat dit, na allerlei berichten over gifstoffen in voedingsmiddelen, opnieuw informatie was om over na te denken en aanleiding om een alternatief te zoeken. Eén van de reacties was dat ik de mooncup zou kunnen proberen. Ik ben bekend met deze optie en heb er zelfs één aangeschaft een paar jaar geleden, want de gezondheid van mijn lijf en de ecologische vriendelijkheid van dit dingetje spreken mij zeer aan. Helaas is mijn baarmoedermond zodanig gekanteld dat deze optie voor mij niet geschikt bleek en dat meldde ik in reactie op het voorstel voor de mooncup. Vanuit mijn sociale omgeving kreeg ik vervolgens de opmerking dat dit een ongepaste mededeling was voor op Facebook, want ‘way too much information’. Ik vroeg na wat er zo ongepast aan was, maar kreeg er niet echt duidelijk antwoord op. Er werd voorgesteld dat ik de opmerking zou verwijderen. Ik heb dat niet gedaan en zal dat ook niet doen en ik zal in het navolgende uitleggen waarom niet.

Ik was acht jaar oud ten tijde van mijn menarche, razend vroeg, maar mijn moeder had het zien aankomen en had me goed voorgelicht. Mijn oma vond het ‘niet normaal’ en raadde mijn moeder aan ermee naar de huisarts te gaan. Mijn moeder zag daar het nut niet zo van in, maar ging toch. De huisarts schijnt te hebben gevraagd of mijn moeder en ik er een probleem mee hadden. Dat was niet het geval. Dan was er geen probleem, was de conclusie van de huisarts. (Ja, kom er maar eens om, om zo’n huisarts!) De regelmaat zat er niet meteen in, maar vanaf een jaar of drie later wel; toen was ik dus elf. Dat betekent dat ik al zo’n veertig jaar producten gebruik die in de media vaak met het woord ‘dameshygiëne’ worden aangeduid. Het grootste deel van al die jaren heb ik niet geweten dat tampons wellicht schadelijk kunnen zijn door de stoffen die ze bevatten. Is dat niet vreemd? Waarom wordt daarover zo weinig informatie verstrekt? Is de gezondheid van vrouwen daarvoor niet belangrijk genoeg, ondanks dat zij het zijn die een nieuwe generatie ter wereld brengen?

In 1990 baarde ik thuis, in ons eigen bed, ons eerste kind. (Voor wie niet zo bekend is met het verschijnsel geboorte: baby’s komen via de baarmoedermond ter wereld.) We hadden voor een thuisbevalling gekozen, omdat we een diep vertrouwen hadden in het functioneren van mijn lichaam. Ik voel me daarmee volledig vertrouwd en ik heb geen problemen met de verschijnselen die met die wonderbaarlijke vruchtbaarheid gepaard gaan. Een kind mogen dragen en het licht mogen doen zien, is immers, hoe cliché ook, een mirakel. (Voor wie niet zo bekend  is met het verschijnsel zwangerschap: sperma komt via de baarmoedermond in de baarmoeder en vandaar in de eileiders terecht, waarna er een bevruchting kan plaatsvinden.) Ik ben naar onze dochters toe ook altijd heel open geweest over al die zaken, omdat ik er oprecht van overtuigd ben dat normaal omgaan met die lichamelijkheid, de beste garantie biedt op het voorkomen van taboes en trauma’s aangaande alle processen rondom de voortplanting en, veel groter nog, rondom het vrouwzijn. Hun menarche was wat mij betreft reden voor een moeder-dochter-etentje: wat een zegen voor de toekomst, als dit aspect van je ontwikkeling probleemloos verloopt. (Voor wie niet zo bekend is met het verschijnsel menstruatie: menstruatiebloed verlaat via de baarmoedermond het vrouwelijk lichaam.)

Inmiddels ben ik twintig jaar actief in het borstvoedingswerkveld en heb ik een waanzinnige hoeveelheid kennis opgedaan aangaande alles wat met borstvoeding verbonden is en hoe daarop ook de baring van invloed is. Een bevalling waarbij een vrouw niet angstig is, waarbij ze zich veilig voelt met haar eigen lichaam en de mensen om haar heen en waarbij er respect is voor de heilige eenheid tussen moeder en kind direct na de geboorte… zo’n bevalling is een zeer bekrachtigende ervaring, eentje die levenslang bij de vrouw in kwestie blijft, die haar moederschap ondersteunt en die haar kinderen een prachtig, bemoedigend voorbeeld biedt, zeker als die baring ook nog eens wordt gevolgd door een bevredigende borstvoedingsperiode. Zo’n ervaring helpt om geen angst over te dragen, maar vertrouwen, geen pijn, maar een intense ervaring, geen gebeurtenis waar je even doorheen moet, maar een vormende, spirituele transitie naar een nieuwe levensfase.

Als borstvoedingsvrijwilliger en lactatiekundige heb ik inmiddels ruim twintig jaar ervaring met de problemen waarmee voedende vrouwen in aanraking komen. Veel van die problemen hebben te maken met een gebrek aan kennis over het functioneren van het eigen lichaam of met een gebrek aan kennis over de risico’s van bepaalde keuzes in de reproductieve periode.
Natuurlijk zijn er ook situaties waarin mannen te weinig weten over risico’s in gezondheidskwesties, maar hoe je het ook wendt of keert… het lichaam en de fysiologie van de vrouw zitten met de maandelijkse fluctuaties ingewikkelder in elkaar dan die van de man. Gezien het feit dat de vrouw het nageslacht draagt, baart en zoogt, zijn de consequenties van risicovolle benaderingen in haar geval ook groter. Dat kun je discriminatie noemen en je kunt zeggen dat vrouwen daarin zijn achtergesteld. Je kunt ook zeggen dat vrouwen de eer hebben een grote verantwoordelijkheid te mogen dragen op dat punt en dat ze daarin bevoorrecht zijn. (Drie keer raden voor welke optie ik ga…)

Dat wat begon als borstvoedingsbegeleiding, is voor mij daarom in ruim twintig jaar uitgegroeid tot betrokkenheid bij de vrouwelijke gezondheid: vrouwen zijn de schakel in de keten van de gezondheid van de volgende generatie, waar natuurlijk ook jongens en mannen uit voortkomen. De vrouw is in mijn opinie dan ook niet zomaar een radertje in het systeem, maar een fundamentele schakel in de doorgaande lijn van de geschiedenis. Haar gezondheid, haar vaardigheden, haar emotionele en psychologische kracht en stabiliteit zijn van doorslaggevend belang voor haar kroost en daarmee voor de samenleving. Daar spreek ik me graag voor en over uit en niet alleen in abstracte termen, maar soms ook in heel persoonlijke bewoordingen. Ik zie zelf niet hoe mij dat diskwalificeert of voor schut zet, maar blijkbaar zijn bepaalde taboes groter dan ik doorhad.
In een besloten groep deed ik navraag naar hoe vreemd het was dat ik in de context van veilige of onveilige tampons en mooncups iets had gezegd over de stand van mijn baarmoedermond. Dit was één van de reacties:
“Verschillende mensen nemen aanstoot aan verschillende dingen. Wat voor jou normaal is en bespreekbaar, kan een ander te ver gaan. Ik ben van mening dat als er een discussie over menstruatiebloed en mooncups gaande is en je daar aanstoot aan zou kunnen nemen, je op moet houden met verder lezen. Het lijkt me namelijk niet meer dan logisch dat als een gekantelde baarmoeder al tot je persoonlijke taboe-top-tien behoort, mooncups en menstruatiebloed in pyjama's daar niet ver achteraan kunnen komen. Het lijkt mij een geval van gebrek aan impulscontrole van de klager; schijnbaar heeft de nieuwsgierigheid het toch gewonnen.”

Dit blog is geen pleidooi om willekeurig welk intiem detail op Facebook te posten. Wel lijkt het me belangrijk om zaken binnen hun context te beoordelen. Dan kun je natuurlijk nog steeds van mening verschillen over wat ‘gepast’ is en wat niet, maar dat de vrouwelijke gezondheid in dit soort zaken (denk ook aan mammografieën: carcinogene röntgenstralen ter controle van kanker?!) niet prominenter in beeld is, dát vind ik dan weer ongepast en het zou fijn zijn als dáárover wat meer lawaai zou worden gemaakt.
Tot slot nog deze link over de hypothetische mannelijke menstruatie; mooie omdenksuggestie!

woensdag 20 mei 2015

Onderzoek (met de klemtoon op de laatste lettergreep)!


Een wonderlijk gevoel maakt zich van me meester: na bijna vier maanden helemaal opgeslurpt te zijn door de antropologie, heb ik nu ineens elf dagen voor de boeg waarin er geen studieverplichtingen zijn! Ik had vandaag net als maandag een tentamen en daarmee heb ik (als er voldoendes uitrollen…) twee grote vakken afgesloten. In juni volgt nog een kleiner vak, maar dat begint echt pas op 1 juni, dus dat betekent dat ik even niets hoef te doen! Wat een aparte ervaring!
Maar goed… ‘niks hoef te doen’… dat betekent natuurlijk dat het de allerhoogste tijd is om weer eens een blog te schrijven. De wil was er wel, de afgelopen weken, maar de tijd ontbrak ten enenmale.

En laat ik dan vandaag op de laatste nieuwsbrief van Vakblad Vroeg stuiten, waarin kond wordt gedaan van een onderzoek naar slaapproblematiek onder jonge kinderen. De titel van het stuk luidt: ‘Hoger risico op psychische problemen voor slecht slapende vierjarigen’. Ik weet niet hoe het jou als lezer vergaat, maar ik krijg bij zo’n kop meteen een stortvloed aan vragen in mijn hoofd. Als een goed wetenschapper in opleiding wil ik om te beginnen natuurlijk weten hoe het zit met de interne validiteit van het onderzoek, dus met de vraag hoe het met de causaliteit is gesteld: wat is oorzaak en wat is gevolg? Klopt de richting die hier wordt gesuggereerd? Is het slechte slapen de oorzaak van de grotere kans op psychische problemen... of is het misschien andersom? De onderzoekers hebben daar gelukkig ook naar gekeken en in de inleiding staat:  ‘Omgekeerd is een soortgelijk effect merkbaar, jonge kinderen met psychische problematiek hebben vaker een slaapstoornis.’

Printscreen van de website van Vakblad Vroeg

Het onderzoek is gehouden in Noorwegen, waar onderzoekers een enquête hebben gehouden onder ouders van zo’n 1000 peuters. De afgelopen weken hebben we ons als studenten intensief beziggehouden met het opstellen en afnemen van enquêtes en dat blijkt een verdraaid lastige aangelegenheid te zijn. Aan wie stel je vragen? Hoe werf je die groep? Welke vragen stel je? Zijn ze open of gesloten? In welke volgorde stel je ze? Prospectief (op basis van wat nog komt) of retrospectief (op basis van herinnering)? Hoe is de verhouding tussen jou, interviewer, en de geïnterviewde? Heeft die het gevoel in een bepaalde richting te moeten antwoorden? Komt dat door jouw vragen of door de ‘machtspositie’ die jij als onderzoeker hebt? Worden de ouders gevraagd omdat er een probleem is of ‘zomaar’? Als het goed is, kan ik op een deel van die vragen antwoord krijgen door het onderzoeksrapport te bestuderen. Dat heb ik op dit moment nog niet gedaan, maar ik kon vanuit de tekst van Vakblad Vroeg wel doorklikken naar ScienceDaily, waar ik wat meer informatie hoopte te vinden. Het stuk van Vakblad Vroeg bleek grotendeels een vertaling van het stuk op Science Daily te zijn, zodat ik op de Engelstalige site nog niet veel verder kwam. Ik zal binnenkort zoeken naar het originele artikel, waartoe ik als universitair student ineens toegang heb; wat een luxe!

Printscreen van de website van Science Daily (en kijk even naar het stuk er vlak naast... brrr!)

Nog lang niet al mijn vragen zijn namelijk beantwoord. Een greep uit de resterende:
-         - De symptomen van angst en depressie die het gevolg kunnen zijn van slaapstoornissen… kunnen die ook de oorzaak ervan zijn?
-         - Is het, zoals wordt gesteld, echt normaal dat kinderen van die leeftijd periodes hebben waarin ze slecht slapen?
-         - Wat is om te beginnen overigens de definitie van ‘slecht slapen’ en wie bepaalt die?
-         - Wat wordt er verstaan onder ‘corrigerende maatregelen’ om de slaapstoornis te verhelpen?
-         - Moeten we ons niet razend grote zorgen maken als er sprake is van psychiatrische stoornissen bij kinderen van vier jaar?
-         - Als die zodanig zijn dat je ze kunt meten… is er dan niet al heel, heel veel aan de hand?
-         - Wat wordt er bedoeld met de uitspraak ‘biologisch bepaald’ ten aanzien van de correlatie tussen psych(iatr)ische problemen en slaapstoornissen?
-         - Aan wat voor onderliggende genetica wordt daarbij gedacht en is in dat geval het kind niet doodziek (in plaats van dat het kampt met een meestal sociaal veroorzaakt probleem)?
-         - Hoe is de relatie met de ouders en hoe is de relatie van de ouders onderling?
-         - Als 20-40% van de kinderen problemen heeft met slapen (een primaire, automatische biologische functie, vooropgesteld dat die niet wordt verstoord) en dat slechts de helft ‘eroverheen groeit’, wat vinden we daar maatschappelijk gezien dan van?
En onvermijdelijk zijn er natuurlijk nog die laatste paar vragen:
-         - Hebben deze kinderen (uitsluitend) borstvoeding gehad en zo ja hoe lang en hoe lang ook nog in de nacht?
-         - Waar sliepen deze kinderen in de vroege periode en hoe werd er met hun huilgedrag omgegaan?
-         - Is er alleen naar het huidige slaapgedrag gevraagd, of ook naar het babyslaapgedrag?

Naast een paar methodologische issues (waar ik zelf nog niet helemaal diep genoeg in zit om er de finesses uit te filteren) zijn dit de dingen die ik door het rapport graag beantwoord zou willen zien.
Het staat er allemaal zo eenvoudig en het lijkt allemaal helder, maar bij veel onderzoek is het helemaal niet zo duidelijk wat er is onderzocht, wie er zijn bevraagd, op welke manier en hoe de analyse van de data en discussie over de resultaten zijn verlopen.



Het valt mij meer en meer op dat veel maatschappelijke, sociale, medische verschijnselen worden onderzocht, zónder dat er naar de babytijd wordt gekeken, zonder dat daarover kritisch wordt doorgevraagd, terwijl doorvragen, zoals wij leerden in één van de hoorcolleges, één van de belangrijkste aspecten is bij het naar boven halen van relevante onderzoeksresultaten. Het standaardverhaal… dat heb je zo op tafel, maar dan begint het pas… waarom, waarom, waarom? Het is het afpellen van de sociaal wenselijke, de maatschappelijk geaccepteerde laagjes wat nodig is om tot de kern te komen. Daarin heeft niet alleen de wetenschapper een taak, zoals professor Trudy Dehue liet optekenen voor het Festival der Wetenschappen in Felix Meritis in Amsterdam, maar ook het grote publiek: “Knowledge should be questioned for its ingredients and production. Not only at universities but in society at large the importance of scientific thinking, arguing and reasoning should be acknowledged.” Vraag door, neem niet alles zomaar aan, maar vraag de onderzoeker het hemd van het lijf. Dan neem je het onderzoek serieus en ook het gezondheidsbelang dat ermee is gediend. Als ik meer weet over dit specifieke onderzoek, dan meld ik mij weer!

vrijdag 17 april 2015

Strijdlust

Het is donderdag 16 april, 22.04 uur, en ik zit in een totaal lawaaierige kroeg in het hartje van Amsterdam. Tot een half uur geleden was ik op een steenworp afstand van hier als eerstejaars student aanwezig bij een vergadering van de Universiteit van Amsterdam (UvA). In één van de zalen op het Binnengasthuis-terrein, bij locatie Oude Manhuispoort (OMHP), vond een hoorzitting plaats over de ontruiming van het Maagdenhuis afgelopen zaterdag, 11 april. Anderhalve maand lang aten en dronken, sliepen en praatten, musiceerden en vooral discussieerden studenten in dit bestuurlijke centrum van de UvA aan het Spui. Ze voerden actie voor meer democratie in de organisatie van de universiteit, voor meer inspraak, voor een betere besteding van de financiële middelen, voor meer vaste contracten voor jonge en ervaren docenten en voor nog veel meer, als ik het allemaal goed heb begrepen. In het voorbije weekend zou er nog een wetenschappelijk festival worden gehouden, zo was afgesproken, en op maandag zouden ze het pand schoon en netjes opleveren. Zover kwam het niet: op zaterdag heeft de ME, na een uitspraak van de rechter in een door het College van Bestuur (CvB) aangespannen kort geding, het pand ‘ontruimd’, al waren er vrijwel geen studenten meer binnen. Die stonden op straat, alwaar diverse mensen hardhandig zijn weggesleurd en waar een aantal is gearresteerd. Omdat sommige studenten uit principe weigerden hun identiteit prijs te geven, zijn ze in ‘vreemdelingendetentie’ gezet: men weet zogenaamd niet wie ze zijn en voor zover bekend maakt het CvB geen aanstalten om het voor de studenten op te nemen en hun invrijheidstelling te bespoedigen. Dit duurt nu dus bijna een week (!) en ik hoorde zojuist dat ze maximaal negen maanden (!!) kunnen worden vastgehouden. Over al dit geweld en over de legitimiteit van het aanblijven van het CvB ging vanavond de vergadering. De aanwezigen konden zowel hun grieven over als hun steun voor de ontruimingsbeslissing laten horen. Mensen brachten met passie hun visie in, die in essentie meer over beleid ging dan over de ontruiming, al kan die als symptomatisch worden gezien voor waar veel klachten over gaan. Soms werden visies met applaus ontvangen, soms met ijzige stilte, soms, om de spreker niet te onderbreken, met opgestoken wapperende handen, als teken van instemming.
Slaapplaatsen in de gangen van het Maagdenhuis

Ik zat erbij en ik keek ernaar: hoe antropologisch, zo’n observerende houding! Wekenlang hebben jullie via mijn blog niks van me gehoord, omdat mijn vakken mijn aandacht volledig opslurpten. Vanavond tijdens de avond dacht ik: “Ik wil weer eens schrijven en wel over wat hier gebeurt!” Ik nam namelijk iets wonderlijks waar, iets wat me de laatste weken al vaker is overkomen. Al het oproer op de UvA houdt de gemoederen intens bezig en ik moest denken aan hoe dat met vlagen ook voor borstvoedingsonderwerpen geldt. Na twintig jaar ben ik in dat prachtige vak van mij zodanig thuis, dat ik er altijd wel een mening over heb. Ik vind er iets van. Ik wil er iets mee. Ik sta aan een kant. Als mensen er een betoog over houden, dan heb ik er associaties bij; dan heb ik een gevoel over hoe de spreker zich verhoudt tot het onderwerp, wat de gekozen positie is en hoe die aansluit of afwijkt van de visie die ik zelf in de loop der tijd heb ontwikkeld en die niet alleen maar over het daadwerkelijke voeden gaat, maar zeer zeker ook over de onderwerpen die er onlosmakelijk mee zijn verbonden. Ik zie de context, ik zie hoe bepaalde methodes en wijzen van aanpak recht doen aan de wetenschappelijke inzichten of die juist flagrant schenden. Het lijkt en voelt ook altijd alsof het allemaal zonneklaar is: “Dit behoeft toch geen uitleg? Het is toch overduidelijk dat X gelijk heeft en op het juiste spoor zit en Y niet?!” En als ik aanwezig ben bij zo’n vergadering waar van alles wordt besproken, dan verheug ik me over bepaalde uitspraken of ik wind me er mateloos over op. Dan heb ik het idee bondgenoten te hebben gevonden of juist getuige te zijn geweest van hoeveel er nog moet veranderen. Al die emoties hebben ook een fysiologische en emotionele impact op me: blijdschap, ergernis, hart in de keel, buikpijn, zweten, ontroering, verontwaardiging, hoop, wanhoop en vooral… strijdlust!

En nu? De afgelopen weken heb ik het allemaal aangehoord en aangekeken, alle opwinding en strijdvaardigheid. Ik was na afloop van een tentamen met een studiegenoot in het Maagdenhuis en ik proefde de sfeer in het voorheen zo sjieke pand, dat nu was bezaaid met posters en spandoeken, stoelen en vergaderschema’s, luchtbedden en slaapzakken, geurige levensmiddelen en tandenborstels bij de wc’s. En ik wist het niet, net zoals ik het vanavond niet wist. Het is blijkbaar niet zo simpel om te bepalen hoe het zit, om uit te vissen wie aan de ‘goede’ en wie aan de ‘verkeerde’ kant staan (als die kanten al bestaan). En toch vraagt ieder beleidsterrein vroeg of laat om keuzes, om beslissingen aangaande de vraag wat de hoogste prioriteit moet hebben of krijgen. Wanneer weet je genoeg? Wanneer weet je genoeg over baby’s en borstvoeding (of over een universiteit en het brede veld dat dáár bij hoort) om te kunnen zeggen: “Je kunt hoog of laag springen, maar dit beleid deugt gewoon niet en het moet echt anders. Dit kunnen we niet langer tolereren, want er vallen slachtoffers. Wat hier gebeurt, is op grond van die en die basale uitgangspunten ethisch niet verantwoord!” Ik ben zo eigenwijs dat ik denk dat ik daarover op het lactatiekundige gebied zo langzamerhand wel een goed gefundeerde mening heb ontwikkeld. Voor de UvA heb ik die zeker nog niet, al krijg ik er wel langzaam een betere indruk van. Daarom is het wel bijzonder dat ik vrijdagochtend bij een heel belangrijke vergadering over UvA-beleid zal zijn en vrijdagmiddag bij een belangrijke vergadering over borstvoedingsbeleid. Ik ben benieuwd, hoe ze elkaar gaan beïnvloeden in mijn hoofd! Volgende keer schrijf ik verder, onder andere over hoe dit soort zaken zich verhouden tot het dragen van verantwoordelijkheid en waarom dat voor veel mensen zo’n groot en moeilijk ding lijkt.
Open dialoog en sprekers van niveau ten behoeve van bezinning

Nu gaat de klok richting 23.00 uur en ik krijg zojuist bericht dat ik over een half uur op mijn logeeradres terecht kan, dus ik pak mijn spullen in en spring op de fiets, coslapen met onze oudste dochter, voormalig borstkind, voormalig UvA-student en nu promovenda op filosofisch-ethisch gebied! Man, wat een leven, wat een wereld… wat een rijkdom aan ervaringen en wat een zegen het allemaal te mogen meemaken!'
(Ik ben nog 'on the move' vandaag; mooi beeldmateriaal volgt later dit weekend.)

P.S. Deze verklaring van de Raad van Toezicht volgde vrijdag, nadat de Centrale Ondernemingsraad (COR) en de Centrale Studentenraad (CSR) hadden vergaderd en hun conclusie hadden overgebracht.

donderdag 5 maart 2015

Rites de passage: 50!

Vandaag ben ik ziek thuis. In het weekend was het al niet geweldig, dinsdag op mijn collegevrije dag was het één en al gehoest en gesnotter en gister ben ik dapper om 5.52 uur in de trein gestapt, maar viel de dag me zwaar. Van de terugreis heb ik niks gemerkt, want ik was uitgeput in slaap gevallen en werd gelukkig net op tijd wakker om in Assen uit te stappen! Vandaag geef ik het lijf een beetje rust in pyjama naast de warme kachel. Dat is wel spijtig, want ik zou vanmiddag trakteren in mijn werkgroep: morgen is het feest en word ik 50! Ik ben die dag onder de pannen voor een studiedag met collega’s, maar de zaterdag heb ik iets gepland voor een clubje dierbare vrouwen. Waar zich die dag en de rest van het weekend zullen afspelen… dat weet ik echter niet, want onze eigen vier mooie dochter-vrouwen hebben het één en ander in petto waarover ik niets weet. Verrassing, dus!

Daar houd ik wel van, van verrassingen, en dus had ik er gisteren zelf ook één georganiseerd, voor mijn jaargenoten in dit geval. Het leek me helemaal ‘on topic’ om al die antropologen-in-wording te laten proeven van mijn geliefde vakgebied en dus mochten ze allemaal een exemplaar van ‘Slapen met je baby’ meenemen. In de antropologie leren we onder andere over ‘rites de passage’, rituelen die bij bijzondere gelegenheden worden uitgevoerd en die zo een transitie markeren in het leven van degene die het ritueel ondergaat. De transitie gaat gepaard met een statusverandering en voor mij geldt die ook: ik ben in dit 50e levensjaar student geworden en ik doorleef deze status met dankbaarheid en verwondering. Daarover en over de link tussen antropologie en lactatiekunde wilde ik mijn medestudenten graag wat vertellen en dus sprak ik  (in verkorte versie, want mijn verkouden stem liet het afweten) de collegezaal toe met het onderstaande:

“Toen ik vorige week tijdens het NWS-college* zei dat ik Arendsoog had gelezen, antwoordde Nina:
“Ja, maar jij bent oud!” En daar heeft ze, in vergelijking met jullie, natuurlijk helemaal gelijk in.
En ik was dan wel niet in het Bungehuis of het Maagdenhuis, maar in mijn eigen vakgebied ben ik ook al jaren een actievoerder, ‘a rebel with a cause’. Dat werk begon na de geboorte van onze derde dochter, toen ik die kraamvrouwenkoorts kreeg waarover Gerben sprak.
We zijn, zoals we hier zitten, allemaal unieke individuen. We zijn allemaal gesocialiseerd op een bepaalde manier en allemaal beginnen we dat proces als baby. Dat is mijn vakgebied als lactatiekundige: baby’s en de borstvoedingsrelatie met hun moeder.

Geboren worden en bevallen zijn ‘rites de passage’. En hoe je babytijd verloopt, is een belangrijk element in wie je later wordt; daar zitten echt causale elementen in, om in M&T-termen** te spreken! Als mens hebben we een warm nest nodig om ons sociale, ons culturele, en dus ons menselijke potentieel optimaal te ontplooien. Een veilig begin is in feite het grootste culturele kapitaal waarmee je de wereld kunt ingaan. Dat is dan ook het paradigma van waaruit ik werk: bij mij staat het belang van het kind voorop, want een gelukkig kind vergroot de kans op een verantwoordelijke volwassene. Ieder levensverhaal dat zo wordt geschreven, is historisch-particularistisch en al die verhalen samen beïnvloeden hoe de samenleving eruit ziet.
Hoe etnocentrisch we kijken, hoe agressief we zijn, hoe we beoordelen wat eerlijk is, hoe het is gesteld met ons moreel besef, hoe we denken dat een rechtvaardige samenleving of universiteit eruit ziet, hoe we leren verantwoordelijkheid te dragen en agency*** in te zetten… al die dingen hangen mede af van de mate van empathie die we als kind ontwikkelen, de mate dus, waarin we ons in de ander kunnen inleven. Hoe empathisch we zelf zijn, wordt mede bepaald door de empathie van onze ouders, door de vraag hoe sensitief zij waren in hun reacties op de behoeften die we als kind hadden, en die dan groot en dringend en fysiek zijn en bijna geen uitstel dulden.

Hoe dat werkt, daarover is veel geschreven, vooral ook in het Engels, terwijl ouders hier vaak behoefte hebben aan goed leesbare teksten in het Nederlands. Dat is de reden dat ik een paar jaar geleden aan het vertalen geslagen ben met een boek van één van mijn helden, die zijn hele carrière heeft gewijd aan de moeder-kindinteractie tijdens de nachtelijke uren. Het is een controversieel boek, met informatie die ouders in de reguliere zorg vaak niet krijgen.

Ik noemde al de rites de passage… een verjaardag is soms ook een rite de passage en dit jaar zeker: ik word vrijdag 50 en ik heb waarachtig ook een nieuwe status gekregen: ik ben student geworden! Dat ik nu antropologie studeer, is omdat zoveel kennis van borstvoeding antropologisch van aard is. En omgekeerd denk ik dat antropologische kennis zeer gebaat is bij een basisbegrip van waar het allemaal begint. Wat mensen doen als ze volwassen zijn, is immers altijd een gevolg van hun levensgeschiedenis tot dan toe. Het is een optelsom van alle ervaringen, van vertrouwen dat beschaamd of gehonoreerd is, van respect dat werd gegeven of ontnomen, van eigenwaarde die werd gevoed of beschadigd.

Bij verjaardagen is het gebruikelijk om cadeautjes te krijgen, maar op deze voor mij bijzondere verjaardag wil ik graag een cadeautje geven. Er staan doosjes met boeken bij de deur. Ik hoop dat ik jullie daarmee een beetje kan laten proeven van mijn ‘Leidenschaft’, om met Weber**** te spreken, voor deze ‘Wissenschaft als Beruf’, en voor hoe dat veilige begin er voor de jongsten van onze samenleving kan uitzien. De antropologische raakvlakken zijn voor mij een bron van inspiratie. Socialisatie en persoonlijkheidsontwikkeling beginnen heel vroeg; de invloed van nurture (en dus ook van culture) op nature blijkt veel groter te zijn dan vroeger werd gedacht. Dat betekent dat ouderschap van grote invloed is op hoe kinderen zich ontwikkelen en dus ook op hoe de samenleving zich ontwikkelt, want de samenleving… die begint bij ieder kind weer een beetje opnieuw.
De schrijver van mijn eerste boekvertaling is als antropoloog een mondiale autoriteit op zijn specifieke gebied en er is voor jullie allemaal een boek; neem een exemplaar mee en laat me nog maar eens weten wat je ervan vindt. Ik wens jullie veel leesplezier! Dank jullie wel!”

Er zijn zo’n 80 exemplaren meegenomen en wie er niet was, mag volgende week alsnog één afhalen op de faculteit. Ik hoop dat men er plezier aan beleeft.
Ik heb zo’n idee dat ik aan het komende weekend ook plezier ga beleven: de voorbereidingen zijn wat mij betreft klaar en de rest is bij de kinderen in vertrouwde en vaardige handen. Nu alleen nog een goede nacht slapen en stoppen met hoesten en dan mag het feest losbarsten!


* Eén van de twee vakken in dit blok: Inleiding Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen
** Het andere vak: Methoden en Technieken
*** Belangrijk antropologisch begrip: persoonlijke daadkracht
**** Max Weber, één van de grondleggers van de sociologie, gericht op ‘Verstehen’, op het begrijpen en oorzakelijk verklaren van sociaal handelen

woensdag 25 februari 2015

Context, deel 3

Sinds twee weken schrijf ik over hoe dingen in een context moeten worden gezien en hoe ook altijd alles door de eigen context wordt bepaald. De afgelopen dagen kwam mij in dat opzicht een aantal interessante teksten onder ogen. Ik zag eerst de reacties (die mensen zitten in mijn netwerk, in mijn context…) en pas daarna het gewraakte origineel, dat gisteren bij mij terechtkwam. In de context van een samenleving waarin dienstbaarheid aan de belangen van een kind waarvoor je (meestal) zeer bewust hebt gekozen bijna uit de tijd lijkt, valt zo’n tekst, hoe droevig ook, misschien wel te verklaren. Laten we er eens gedetailleerd naar kijken (citaten cursief).

Velen zullen het al hebben gelezen, het artikel van Phaedra Werkhoven in de NRC van zaterdag 21 februari: Volgende stap van de borstvoedingsmaffia schreeuwt de kop. Daaronder staat een foto van een baby die door de verzorger wel wat al te stevig bij het hoofd gegrepen lijkt te worden tijdens het drinken uit de fles. Krijgt deze baby flesvoeding? Ja, want er is een fles in beeld. Krijgt deze baby kunstmatige zuigelingenvoeding? Daar ben ik niet zo zeker van, want de kleur van de inhoud van de fles geeft aanleiding te denken dat er met deze voedingsmethode wellicht een vroege versie van moedermelk wordt aangeboden. Daar gaat mevrouw Werkhoven dus meteen al de mist in met haar inleiding, waarin ze stelt: Verloskundigen verbreken hun banden met Sanoma wegens advertenties voor flesvoeding. Dat lijkt me een kort-door-de-bocht-formulering van wat de KNOV heeft gedaan; de KNOV heeft de cont(r)acten ongetwijfeld primair opgezegd vanwege de reclame voor kunstmatige zuigelingenvoeding. Die vormen namelijk de hoofdmoot van dit soort reclames. In de kunstmatige zuigelingenvoedingsindustrie zit de bulk van het geld waarmee de bekritiseerde reclames worden betaald. Hoe meer mensen zich laten misleiden door deze reclames, hoe meer geld er is om nóg meer mensen over te halen. Zo zijn er afgelopen jaar volgens deze site 600.000 pakketten melkpoeder naar China verscheept; de 14,5 miljoen euro die dat kostte, was volgens onder andere de Volkskrant 6% van de omzet van de pakketdienst van PostNL. Ik word er beroerd van als ik eraan denk hoeveel menselijk kapitaal er wordt verspild door het feit dat zoveel Chinese baby ’s nu ook al niet meer bij hun moeder drinken. De wereld schreeuwt om ecologisch duurzame oplossingen voor van alles en nog wat en wat gebeurt er in heel die context met de voeding voor de kleinsten in de wereld? Die wordt op grote schaal on-duurzaam gemaakt en al die kleine baby’s beginnen zo al met een onnodig grote ecologische voetafdruk.

De tweede zin van de inleiding, flesvoeding is geen zaak van leven of dood, ongeacht wat verloskundigen ook zeggen (de taalfout is niet van mij), is door mijn college Gonneke van Veldhuizen in dit goede blog uitgebreid behandeld, dus die laat ik voor wat het is.

We lezen verder en volgens mevrouw Werkhoven wordt de aanname dat borstvoeding het beste is (…) niet overtuigend door de wetenschap onderschreven. Ik ben benieuwd naar wat voor onderzoek mevrouw Werkhoven op zoek is en wat zij aan onderbouwing nodig heeft alvorens ze overtuigd is van iets. Ik ben benieuwd of ze ook denkt dat roken geen schade voor de gezondheid geeft, omdat ook die bewering niet voldoende is onderbouwd.

Twijfelaars aan de juistheid van onderzoek dat het belang van borstvoeding ondersteunt, kunnen volgens haar op felle reacties van de zogeheten borstvoedingsmaffia rekenen. Al vaker heb ik de definitie van het woord ‘maffia’ opgezocht en met lezers gedeeld, maar het kan geen kwaad dat nog eens te herhalen. Dit is wat de digitale vanDale erover zegt: 1 geheime bond van misdadigers op Sicilië; 2 grootscheepse, georganiseerde wereld van de misdaad; 3 (minachtend) besloten wereldje: medische maffia.
Even een gedachtenexperiment, een analogie met andere groepen die zich ergens sterk voor maken:
Amnesty International… mensenrechtenmaffia?
Nierstichting… plasmaffia?
Dalai Lama-aanhangers… monnikenmaffia?
Artsen zonder grenzen… noodhulpmaffia?
Unicef… kindermaffia?
You get the drift: het hele gebruik en het napraten van dat ‘maffia’-woord (Werkhoven en de NRC-redactie doen er enthousiast aan mee) is tendentieus. Je laat ermee zien dat je het niet hebt begrepen.

Dat blijkt even verderop ook, want de ‘Internationale Gedragscode voor het op de markt brengen van vervangingsmiddelen voor moedermelk’, in 1981 uitgebracht door de WHO en daarom meestal kortweg de WHO-code genoemd, wordt in het artikel aangeduid met WHO-borstvoedingscode. Waar de code voor is bedoeld, wordt door de collega’s van de Stichting Babyvoeding hier helder uitgelegd. Ze hebben ook nog naar de NRC geschreven, maar dat heeft blijkbaar niet tot plaatsing geleid.

Vervolgens beklaagt mevrouw Werkhoven zich over het feit dat [v]oor alle andere voeding waarmee ouders hun opgroeiende kinderen volstoppen volop geadverteerd [mag] worden, maar poedermelk (…) als iets van de duivel [wordt gezien]. Het is natuurlijk weer een heel andere discussie, maar het feit dat er voor snoep en ongezonde voeding volop wordt geadverteerd, ligt tegenwoordig wel degelijk onder vuur. Overgewicht en slechte voeding zijn een enorme belasting zijn voor de volksgezondheid en daarmee voor allerlei andere aspecten van de samenleving. In die sociaaleconomische context verdient ook die reclame dus een veel kritischer benadering.

De volgende zin bepleit een vrije keuze voor ‘flesvoeding’ (lees: kunstmatige zuigelingenvoeding) op basis van eerlijke informatie. Ten eerste wordt eerlijke informatie natuurlijk niet gerealiseerd door reclame; dat is nu net het hele punt van de WHO-code. Ten tweede is eerlijke informatie de enige manier om een werkelijk goed gefundeerde keuze mogelijk te maken. Ten derde maakt eerlijke informatie over een product de aanschaf van het ongezonde alternatief niet onmogelijk. Rokers kunnen gewoon sigaretten kopen, drinkers gewoon alcohol en fastfoodliefhebbers gewoon een vette, van allerlei dubieuze ingrediënten voorziene hap. Dat kan allemaal; dat zijn de ‘zegeningen’ van de vrije markteconomie.

Vervolgens is de conclusie: Aanstaande moeders zullen wel degelijk meer moreel gedwongen worden door hun verloskundige hun kind borstvoeding te geven. Het beschikbare bewijs is voor mevrouw Werkhoven weliswaar niet toereikend, maar in het algemeen wordt de onderbouwing van het belang van borstvoeding als meer dan voldoende gezien. Met informatie daarover aan hun cliënten maken verloskundigen het oh zo belangrijke ‘informed decision making’ mogelijk: kiezen op basis van niet door commercie of geldelijke belangen gestuurde informatie. Dat wordt breed als een groot goed gezien en het behoort tot de taken van een zorgverlener om daarvoor voorwaarden te creëren. Dat is geen moreel opgelegde dwang, maar het is waar dat het wel als morele dwang kan worden gevoeld. Ik zou willen vragen: wat is daar mis mee? We zeggen ook dat het geen goed idee is om kinderen te slaan; leidt dat tot morele dwang om ze zonder lichamelijke mishandeling groot te brengen? Ja, gelukkig wel, zou ik zeggen. Ik word een beetje moe van al dat gedoe over schuldgevoel: niemand die ervan overtuigd is dat ze het goede heeft gedaan, op welk terrein dan ook, ontwikkelt een schuldgevoel. Zoals ik het eerder deze week elders formuleerde: schuldgevoel is een zegen, de leermeester voor het geweten. Schuldgevoel is een belangrijke factor in onze morele ontwikkeling. Wie zich nooit schuldig voelt, omdat er geen inzicht is verworven in de schade die een ander door bepaald gedrag oploopt, zal gedrag dat niet deugt gemakkelijker herhalen. Omgekeerd: wie weet dat ze alles in het werk heeft gesteld om problemen, op welk terrein dan ook, te voorkomen, zal zich niet schuldig voelen, zelfs als er dingen misgaan. Wel kun je dan natuurlijk rouwen, verdrietig zijn, spijt hebben van de gevolgen van wat je deed. Schuldgevoel en rouw zijn echter twee verschillende dingen. Ik begrijp daarom niet waarom degenen die zeggen bewust voor kunstmatige zuigelingenvoeding te kiezen, telkens zo boos worden over informatie die vraagtekens plaatst bij de effecten van die keuze. Hier lees je meer over mijn visie op schuldgevoel.

Tot slot, over de eisen aan ‘moderne’ moeders (wat zijn dat eigenlijk, ‘moderne’ moeders?): die zijn inderdaad belachelijk hoog en wetgeving om pas bevallen moeders en hun kinderen (en hun partners) meer ruimte te geven in die veeleisende beginperiode is dringend nodig. Het is te gek voor woorden dat vrouwen en gezinnen alsmaar weer te horen krijgen dat ze binnenkort weer aan het werk moet[en]… over morele dwang gesproken! Wetgeving wordt gemaakt door de volksvertegenwoordigers die we zelf kiezen. Kiezen we met z’n allen telkens weer voor partijen voor wie economische groei (meer omzet! meer consumptie!) de hoogste prioriteit heeft, dan wordt het niet beter. Dan voeren we de stress op en blijven ook de kosten voor de gezondheidszorg de pan uit rijzen. Ik vraag me werkelijk af wat mevrouw Werkhoven bedoelt als ze zegt: Een moeder komt voor heel wat grotere uitdagingen te staan voor de gezondheid van haar kind. Welke zijn dat dan? Weet mevrouw Werkhoven niet dat het fundament voor de gezondheid in die eerste fase wordt gelegd, dat je darmgezondheid de basis is van je immuniteit, dat de beschikbaarheid van dat warme, voedende moederlichaam een weldaad is voor het psychisch welbevinden, ook op de lange termijn?

Overigens moet een kind niet aan de borst hangen, zoals het laatste woord luidt; dat is een vrij goede garantie voor een voortijdige beëindiging van de borstvoedingsrelatie. Misschien vinden de adverteerders voor kunstmatige zuigelingenvoeding dat een goede ontwikkeling (meer omzet! meer consumptie! meer winst!), maar voor de gezondheid, voor het milieu en voor de tijdsintensieve aandacht voor en overgave aan een jong leven is het vooral verlies. Het gaat er inderdaad om dat moeder en kind gelukkig zijn, maar helaas zijn er aanwijzingen dat (voortijdig) stoppen met borstvoeding tot gevoelens van intens verlies en depressie leidt. Of doet dat in de context van de kapitalistische samenleving allemaal niet ter zake…?
Ethisch gezien niet meer dan terecht, lijkt mij, de bescherming die de WHO-code wil bieden. Petje af, dus, voor de KNOV! Wie volgt?