donderdag 31 maart 2011

Wirwar

Het valt in onze tijd niet mee om je een weg te banen in de overdaad aan informatie.
Hoe kun je als leek bepalen of informatie betrouwbaar is, of je er wat aan hebt? Klopt dat wat je leest of hangt het van halve waarheden en hele leugens aan elkaar? Wie is de financier van de website waar je rondstruint voor raadgevingen? Welke belangengroepen beïnvloeden de informatie die aan het grote publiek wordt doorgegeven? Waar hangen carrières en ego’s af van het slagen van een bepaald project? Een moeilijk te analyseren wirwar…












Als je leest dat onderzoek heeft uitgewezen dat tomaten beschermen tegen kanker… en je komt er vervolgens achter dat het onderzoek is gefinancierd door een fabrikant van tomatenketchup, wat is dan de waarde van de onderzoeksconclusies?
Als iemand een onderzoek heeft geleid en dat wetenschappelijke werk wordt door vervolgstudies onderuitgehaald… hoe beoordeel je dan de poging om het eerder geformuleerde standpunt te blijven verdedigen?
Als onderzoek laat zien dat kinderen gebaat zijn bij een beperkt aantal vaste verzorgers en de maatschappij is zo ingericht dat aan die voorwaarde in de kinderopvang niet kan worden voldaan… hoe kijk je dan naar de verzuchting dat dit een valse poging is om moeders weer aan het aanrecht vast te plakken?
Kortom: onderzoek op waarde schatten is een gecompliceerde aangelegenheid. Het vergt allerlei vaardigheden. Je moet weten hoe de onderzochte groep is samengesteld en op welke manier de populatie is geworven voor de studie. Kregen mensen er geld voor? Moesten ze er iets voor doen of laten? Wie financierde het onderzoek? Had dat invloed op de keuze van deelnemers? Welke definities zijn er gehanteerd bij het beschrijven van resultaten? Hoe is er gecorrigeerd voor verstorende invloeden? Had de onderzoeker voldoende voorkennis over het onderwerp om de juiste opzet te kiezen? Als je bepaalde resultaten op de korte termijn ziet, kun je dan conclusies trekken, ook al weet je niets over de gevolgen op de lange termijn? Worden proefpersonen lang genoeg gevolgd? Of is dan het geld op, omdat de financier voornamelijk belang had bij de conclusies op de korte termijn?
Zoals gezegd: het valt niet mee, om wijs te worden uit die wirwar. Wat goed is voor de ene groep, is dat niet noodzakelijkerwijs voor de andere groep. Dat vezels goed zijn voor de volwassen darmflora, betekent niet dat je baby’s vezels moet geven, omdat hun darmen anders niet goed functioneren. Dat het goed is voor volwassenen om te lopen, betekent niet dat het slecht is voor baby’s om te worden gedragen.
Soms moet je al die kennis vergeten en bedenken: “Hoe gaat het in de natuur, als we niet ingrijpen?” Dan wordt een lammetje bijvoorbeeld zomaar geboren en staat het op een zonovergoten zondagmiddag met wiebelige pootjes met zijn snoetje tegen mama aan te duwen, op zoek naar haar tepels. De placenta glinstert in het gras. Niemand bemoeit zich ermee; moeder en kind kunnen in alle rust bijkomen en hun instincten volgen. Dat zou een mooie, beschrijvende ‘case study’ kunnen zijn!

dinsdag 22 maart 2011

Transitie

We maken in het leven allerlei overgangsfasen door. Een wilde greep: van borst naar vaste hap, van thuis bij mama naar peuterspeelzaal, van basisschool naar middelbare school, van eindexamen naar hoger onderwijs, van thuis wonen naar op eigen benen staan, van single naar een leven met partner. Op die laatste stap volgt vaak een fase waarmee ik als lactatiekundige te maken heb: van volwassen, zelfstandige vrouw naar de rol van moeder. Daar hoort een kleine tegenspeler bij, die eveneens een grote overgang doormaakt: een baby die van de baarmoeder naar de grote wereld gaat. Dat is niet niks, twee van die grote transities bij elkaar van twee mensen die samen in balans moeten komen, terwijl ze zelf nog niet eens hun nieuwe evenwicht hebben gevonden. Geen wonder dus, dat daarvoor intense aandacht nodig is en dat het zoeken is naar hoe en wat en wanneer. Wie kan, ondanks alle voorlichting en boeken en websites, vooraf bevroeden dat een baby écht zoveel tijd van je vraagt? Je dacht dat je met alle opgebouwde levenservaring zo’n klein mensje toch wel aan zou kunnen. Ineens versta je echter de taal van je gesprekspartner niet meer. Het dagelijks leven wordt een ‘crash course’, een survivaltocht, waarin je in hoog tempo moet zien te ontcijferen wat de ander van je wil, wat ‘ie bedoelt als ‘ie zus of zo kijkt of beweegt of pruttelt. En je minipartner is ook nog totaal van jou afhankelijk.
In de dierenwereld levert dat alles zoogdiermoeders op die, hoe vriendelijk hun karakter anders ook moge zijn, vervaarlijk agressief kunnen worden wanneer je hen en hun jongen te na komt. We kijken daar vaak met ontzag naar, hoe goed ze voor hun kroost opkomen en hoe prachtig de filmer van National Geographic dat in beeld heeft gebracht. Zo bezien is het wel merkwaardig dat wanneer mensenmoeders vergelijkbaar gedrag vertonen, ze gemakkelijk als ‘overbezorgd jong moedertje’ in de hoek worden gezet. “Gaat u maar, wij zorgen wel voor uw kindje. U moet aan uzelf denken, u hebt uw rust nodig. Er is niks aan de hand, uw kindje kan best even zonder u. U hoeft er echt niet aldoor bij te zijn. U hebt toch ook een eigen leven? U wilt u kind toch niet verwennen?”

Wat zou een leeuw inbrengen tegen deze redenering? Of een neushoorn? Of een poes? Vinden we hen ook overbezorgd? Of zeggen we in hun geval: “Het is een hele goede moeder; ze let voortdurend op haar jongen.” En een aap die haar kind alleen in een hoekje laat zitten… zeggen we dan: “Ze leert haar jong om onafhankelijk te zijn”…? Of zeggen we dan: “Ja, dat krijg je ervan, als dieren niet in het wild, maar in gevangenschap opgroeien. Dan hebben ze geen goede voorbeelden meer en weten ze niet meer hoe ze voor hun nageslacht moeten zorgen!”
Moeders die hun baby niet alleen laten en er voortdurend bij willen zijn, laten zien dat ze weten hoe het moet. Dat verdient respect en ondersteuning!