woensdag 4 december 2013

Richtlijn excessief huilen en Ingeborg Bosch

Afgelopen week las ik het boek ‘De onschuldige gevangene’ van Ingeborg Bosch.
Dit boek beschrijft de risico’s van het niet bevredigen van de behoeften van pasgeboren baby’s en jonge kinderen. De schrijfster legt uit hoe dat tot afweermechanismen leidt die in het volwassen leven je functioneren in de weg staan. Het boek is geen pleidooi voor ongebreideld verwennen in een latere levensfase, maar voor de erkenning van de intense afhankelijkheid van baby’s in de vroege fase. Het is een zeer ongemakkelijk boek voor wie zijn of haar rol als ouder niet heel kritisch onder de loep wil nemen.

Onlangs schreef ik in een uitwisseling op Facebook dit aan een collega:
“Ik denk dat veel kinderen de onrust van hun ouders spiegelen. Voor onze oudste, die ook enorm veel heeft gehuild, gold dat denk ik ook. Ik ben benieuwd hoe ik daar nu mee zou omgaan, met de kennis en de inzichten die ik nu heb. Het idee dat de onrust van een kind in essentie de onrust van de ouders is, is voor veel ouders (én zorgverleners) echter een heel glibberig terrein, een gebied waarop velen zich niet durven wagen, want het betekent dat je naar je eigen geschiedenis moet kijken, naar hoe je ouders met jóu omgingen toen je zo klein was. Zoals Alfie Kohn in De Rode Hoed zei: "It is too troubling for people to consider the fact that their parents were not as terrific as they made them up." Het is een eindeloze keten van oorzaak en gevolg en we staan allemaal ergens op dat continuüm. De literatuur die ik de laatste jaren heb gelezen over stressregulatie en epigenetica hebben me de intense, holistische samenhang tussen dingen laten zien. Het is puur evolutionair gewoon ondenkbaar dat zoveel kinderen zoveel huilen en vervolgens zoveel inperking nodig hebben. Zo had onze soort nooit kunnen overleven. Het zegt volgens mij heel veel over hoe we onze samenleving hebben ingericht, over hoe het geboorteveld vorm heeft gekregen en over hoe we met de vroege ouderschaps-/kinderjaren omgaan.”

Het boek van Ingeborg Bosch (en de door haar ontwikkelde therapie Past Reality Integration) gaat over de bagage van de ouders, de afweermechanismen die ze als gevolg daarvan hebben ontwikkeld en hoe dat alles van invloed is op de zorg die ze hun kinderen kunnen bieden. Ze vertelt hoe jonge kinderen al die ervaringen weliswaar nog niet in hun narratieve geheugen kunnen opslaan, omdat dat nog niet volgroeid is in die eerste periode, maar hoe ze desondanks een herinnering opbouwen. Op het Indonesische eiland Bali , zo schrijft Bosch, worden baby’s gezien als een gift van de goden. Baby’s moeten daarom met respect worden behandeld, omdat ze zich anders wellicht bedenken en terugkeren naar de godenwereld. Balinese baby’s raken daarom de eerste maanden van hun leven de aardse grond niet aan, maar worden altijd gedragen en men laat ze nooit huilen.

Wie schetst mijn verbazing toen ik in het kader van dit onderwerp op bladzijde 77 de volgende tekst tegenkwam:
Hoe kunnen we anders bijvoorbeeld verklaren dat er officiële adviezen zijn voor het omgaan met ‘huilbaby’s’ – nota bene gedefinieerd als dat wat de ouders ervaren als een huilbaby [een bezwaar dat ik ook altijd heb gemaakt ten aanzien van de definitie in de huilrichtlijn! MVK] – waarbij de ouders een aantal weken lang naast het aanbrengen van regelmaat en voorspelbaarheid in de dagindeling, volgens een bepaald schema hun kind in bed moeten achterlaten als het huilt. Er wordt gesteld dat een baby het nodig heeft om 5 à 20 minuten te huilen om dan ‘opeens’ in slaap te vallen. Geadviseerd wordt om een kookweker op 30 minuten te zetten om zo de huiltijd objectief in de gaten te houden. (…)

Heeft de baby geleerd zichzelf te troosten of tegen zichzelf te zeggen dat mama straks echt wel weer komt? Of om ‘zelfbekwaam te worden in het reguleren van zijn gedrag’, zoals in het advies wordt gesteld? Ik denk het niet. Hoe kan een jonge baby van 1 tot 13 weken, want om die groep gaat het in dit advies, ‘bekwaam worden in het reguleren van zijn eigen gedrag’? Dit arme kind heeft geleerd dat het geen zin heeft om te huilen. Het heeft het opgegeven, zijn onmacht en hulpeloosheid zijn tot een maximum gestegen. In de woorden van Van der Kolk: zijn psyche is verstijfd/verstard geraakt, de ervaring zelf is in brokstukken afgesplitst in de lagere hersenen en de baby huilt niet of nauwelijks meer. Of nogmaals in de duidelijke en veelzeggende woorden van Marianne Riksen [Walraven, hoogleraar ontwikkelingspsychologie]: ‘Het zenuwstelsel van een baby beschikt niet over een rem om de stress te stoppen. Dat moet een buitenstaander doen. Als je een baby stelselmatig lang laat huilen, zal hij later moeite hebben met stressregulatie en het omgaan met spanningen.’

Blijkbaar duurt het een paar weken voordat een kleine baby zover is dat hij een staat van opgeven – eerst wanhoop (toename van huilen) en daarna hopeloosheid en onmacht (afname van huilen) – bereikt. Hoe schrijnend dat de afname in huilen door de opstellers van deze adviezen gezien wordt als een positief teken. Dit laat zien hoe ver wij nog afstaan van het goed aanvoelen en afstemmen van onze reactie op de gevoelens en verwachtingen van de baby – de eerdergenoemde wezenlijke vaardigheid van attunement of empathie.

Bladzijde 79:
Het is pijnlijk om te bedenken dat de soort aanpak waarbij geadviseerd wordt baby’s net zo lang te laten huilen totdat ze zelf in slaap vallen, met de kookwekker op 30 minuten [in de nieuwe versie wordt maximaal 20 minuten gezegd…], vanuit overheidswege wordt geadviseerd aan nietsvermoedende ouders die de traumaliteratuur niet kennen. Als we weten dat bij slechts 3 procent van de huilbaby’s een somatische oorzaak wordt gevonden voor het huilen, weten we dat al het andere excessieve huilen te maken heeft met emotioneel onbehagen. Een situatie waarin de baby ons maar al te hard nodig heeft om getroost, gerustgesteld, gekoesterd te worden in warmte, liefde en veiligheid. Hoe vinden we het nu, nu we volwassen zijn, als er niet gereageerd wordt op onze signalen van ontstemd zijn? (…)

Overigens wordt in hetzelfde officiële advies voor het omgaan met huilbaby’s, dat dateert uit 2005, geadviseerd om de baby niet continu te dragen en deze niet te voeden als zij huilt. De kern van het advies is zoals gezegd om niet direct te interveniëren, ‘zodat het kind zelf bekwaam wordt in het reguleren van zijn gedrag.’ Op aanraden van de overheid dus een aanzienlijke verlaging van de ouderlijke responsiviteit. Bovendien wordt in het rapport de suggestie gedaan om deze ‘bewezen effectieve aanpak’ ook toe te passen als preventieve maatregel. Als het zo goed werkt bij huilbaby’s, waarom dan de aanpak niet ook breed inzetten en op iedere baby toepassen? Misschien moeten we snel een kijkje nemen op Bali bij de goddelijke baby’s en vooral bij hun ouders?

Terugkeren naar de godenwereld betekent in de Balinese traditie: zuigelingensterfte. Men houdt de baby dus constant bij zich om sterfte te voorkomen en de baby veiligheid te bieden. In de richtlijn wordt het veelvuldig dragen echter min of meer ontmoedigd en het laten huilen wordt zoals gezegd aangemoedigd. Er is duidelijk nog een lange weg te gaan en ik wil graag herhalen wat ik vorige week zei: laten we er als samenleving alles aan doen dat onze kinderen niet met een achterstand beginnen. Er komt nog genoeg op hun pad waarvoor ze alle zeilen moeten bijzetten. Dan moeten die zeilen geen gaten bevatten die tot schipbreuk leiden. Bij tegenwind moeten ze juist de wind kunnen opvangen, zodat er koers kan worden gehouden.
Welke sturing zal de Nederlandse overheid op deze route kunnen en willen bieden? Heeft ze de moed om een richtlijn af te keuren en te laten terugtrekken op grond van de wetenschappelijke inzichten die royaal voorhanden zijn? Op pagina 16 van de richtlijn lezen we immers: De geldigheid van deze richtlijn verloopt eerder, indien resultaten uit wetenschappelijk onderzoek of nieuwe ontwikkelingen aanpassing vereisen.
Het is zover! De resultaten zijn er, allang, en de nieuwe ontwikkelingen ook, dus... herzien die tekst!

P.S. Ik weet dat Bosch naar de richtlijnversie van 2005 verwijst, maar helaas zijn veel van de punten die ze aanhaalt, ook in de huidige versie nog steeds terug te vinden. Er is in die tussenliggende acht jaar dus veel te weinig verbeterd.

1 opmerking:

  1. Ok het boek van Sue Gerhardt "Waarom liefde zo belangrijk is" vond ik erg goed en verhelderend. Mooie column Marianne

    BeantwoordenVerwijderen