Afgelopen week las ik het boek ‘De onschuldige gevangene’ van Ingeborg Bosch.
Dit boek beschrijft de risico’s van het niet bevredigen van
de behoeften van pasgeboren baby’s en jonge kinderen. De schrijfster legt uit
hoe dat tot afweermechanismen leidt die in het volwassen leven je functioneren
in de weg staan. Het boek is geen pleidooi voor ongebreideld verwennen in een
latere levensfase, maar voor de erkenning van de intense afhankelijkheid van
baby’s in de vroege fase. Het is een zeer ongemakkelijk boek voor wie zijn of
haar rol als ouder niet heel kritisch onder de loep wil nemen.
Onlangs schreef ik in een uitwisseling op Facebook dit aan
een collega:
“Ik denk dat veel kinderen de onrust van hun ouders
spiegelen. Voor onze oudste, die ook enorm veel heeft gehuild, gold dat denk ik
ook. Ik ben benieuwd hoe ik daar nu mee zou omgaan, met de kennis en de
inzichten die ik nu heb. Het idee dat de onrust van een kind in essentie de
onrust van de ouders is, is voor veel ouders (én zorgverleners) echter een heel
glibberig terrein, een gebied waarop velen zich niet durven wagen, want het
betekent dat je naar je eigen geschiedenis moet kijken, naar hoe je ouders met
jóu omgingen toen je zo klein was. Zoals Alfie Kohn in De Rode Hoed zei:
"It is too troubling for people to consider the fact that their parents
were not as terrific as they made them up." Het is een eindeloze keten van
oorzaak en gevolg en we staan allemaal ergens op dat continuüm. De literatuur
die ik de laatste jaren heb gelezen over stressregulatie en epigenetica hebben
me de intense, holistische samenhang tussen dingen laten zien. Het is puur
evolutionair gewoon ondenkbaar dat zoveel kinderen zoveel huilen en vervolgens
zoveel inperking nodig hebben. Zo had onze soort nooit kunnen overleven. Het
zegt volgens mij heel veel over hoe we onze samenleving hebben ingericht, over
hoe het geboorteveld vorm heeft gekregen en over hoe we met de vroege
ouderschaps-/kinderjaren omgaan.”
Het boek van Ingeborg Bosch (en de door haar ontwikkelde
therapie Past Reality Integration) gaat over de bagage van de ouders, de
afweermechanismen die ze als gevolg daarvan hebben ontwikkeld en hoe dat alles
van invloed is op de zorg die ze hun kinderen kunnen bieden. Ze vertelt hoe
jonge kinderen al die ervaringen weliswaar nog niet in hun narratieve geheugen
kunnen opslaan, omdat dat nog niet volgroeid is in die eerste periode, maar hoe
ze desondanks een herinnering opbouwen. Op het Indonesische eiland Bali , zo
schrijft Bosch, worden baby’s gezien als een gift van de goden. Baby’s moeten
daarom met respect worden behandeld, omdat ze zich anders wellicht bedenken en
terugkeren naar de godenwereld. Balinese baby’s raken daarom de eerste maanden
van hun leven de aardse grond niet aan, maar worden altijd gedragen en men laat
ze nooit huilen.
Wie schetst mijn verbazing toen ik in het kader van dit
onderwerp op bladzijde 77 de volgende tekst tegenkwam:
Hoe kunnen we anders bijvoorbeeld verklaren dat er
officiële adviezen zijn voor het omgaan met ‘huilbaby’s’ – nota bene
gedefinieerd als dat wat de ouders
ervaren als een huilbaby [een bezwaar dat ik ook altijd heb gemaakt ten aanzien van de definitie in de huilrichtlijn! MVK] –
waarbij de ouders een aantal weken lang naast het aanbrengen van regelmaat en
voorspelbaarheid in de dagindeling, volgens een bepaald schema hun kind in bed
moeten achterlaten als het huilt. Er wordt gesteld dat een baby het nodig heeft
om 5 à 20 minuten te huilen om dan ‘opeens’ in slaap te vallen. Geadviseerd
wordt om een kookweker op 30 minuten te zetten om zo de huiltijd objectief in
de gaten te houden. (…)
Heeft de baby geleerd zichzelf te troosten of tegen zichzelf
te zeggen dat mama straks echt wel weer komt? Of om ‘zelfbekwaam te worden in
het reguleren van zijn gedrag’, zoals in het advies wordt gesteld? Ik denk het
niet. Hoe kan een jonge baby van 1 tot 13 weken, want om die groep gaat het in
dit advies, ‘bekwaam worden in het reguleren van zijn eigen gedrag’? Dit arme
kind heeft geleerd dat het geen zin heeft om te huilen. Het heeft het
opgegeven, zijn onmacht en hulpeloosheid zijn tot een maximum gestegen. In de
woorden van Van der Kolk: zijn psyche is verstijfd/verstard geraakt, de
ervaring zelf is in brokstukken afgesplitst in de lagere hersenen en de baby
huilt niet of nauwelijks meer. Of nogmaals in de duidelijke en veelzeggende
woorden van Marianne Riksen [Walraven, hoogleraar ontwikkelingspsychologie]:
‘Het zenuwstelsel van een baby beschikt niet over een rem om de stress te
stoppen. Dat moet een buitenstaander doen. Als je een baby stelselmatig lang
laat huilen, zal hij later moeite hebben met stressregulatie en het omgaan met
spanningen.’
Blijkbaar duurt het een paar weken voordat een kleine baby
zover is dat hij een staat van opgeven – eerst wanhoop (toename van huilen) en
daarna hopeloosheid en onmacht (afname van huilen) – bereikt. Hoe schrijnend
dat de afname in huilen door de opstellers van deze adviezen gezien wordt als een
positief teken. Dit laat zien hoe ver wij nog afstaan van het goed aanvoelen en afstemmen van onze reactie
op de gevoelens en verwachtingen van de baby – de eerdergenoemde wezenlijke
vaardigheid van attunement of empathie.
Bladzijde 79:
Het is pijnlijk om te bedenken dat de soort aanpak waarbij
geadviseerd wordt baby’s net zo lang te laten huilen totdat ze zelf in slaap
vallen, met de kookwekker op 30 minuten [in de nieuwe versie wordt maximaal 20
minuten gezegd…], vanuit overheidswege wordt geadviseerd aan nietsvermoedende
ouders die de traumaliteratuur niet kennen. Als we weten dat bij slechts 3
procent van de huilbaby’s een somatische oorzaak wordt gevonden voor het
huilen, weten we dat al het andere excessieve huilen te maken heeft met
emotioneel onbehagen. Een situatie waarin de baby ons maar al te hard nodig
heeft om getroost, gerustgesteld, gekoesterd te worden in warmte, liefde en
veiligheid. Hoe vinden we het nu, nu we volwassen zijn, als er niet gereageerd
wordt op onze signalen van ontstemd zijn? (…)
Overigens wordt in hetzelfde officiële advies voor het
omgaan met huilbaby’s, dat dateert uit 2005, geadviseerd om de baby niet
continu te dragen en deze niet te voeden als zij huilt. De kern van het advies
is zoals gezegd om niet direct te interveniëren, ‘zodat het kind zelf bekwaam
wordt in het reguleren van zijn gedrag.’ Op aanraden van de overheid dus een
aanzienlijke verlaging van de ouderlijke responsiviteit. Bovendien wordt in het
rapport de suggestie gedaan om deze ‘bewezen effectieve aanpak’ ook toe te
passen als preventieve maatregel. Als het zo goed werkt bij huilbaby’s, waarom
dan de aanpak niet ook breed inzetten en op iedere baby toepassen? Misschien
moeten we snel een kijkje nemen op Bali bij de goddelijke baby’s en vooral bij
hun ouders?
Terugkeren naar de godenwereld betekent in de Balinese
traditie: zuigelingensterfte. Men houdt de baby dus constant bij zich om
sterfte te voorkomen en de baby veiligheid te bieden. In de richtlijn wordt het
veelvuldig dragen echter min of meer ontmoedigd en het laten huilen wordt zoals
gezegd aangemoedigd. Er is duidelijk nog een lange weg te gaan en ik wil graag
herhalen wat ik vorige week zei: laten we er als samenleving alles aan doen dat
onze kinderen niet met een achterstand beginnen. Er komt nog genoeg op hun pad
waarvoor ze alle zeilen moeten bijzetten. Dan moeten die zeilen geen gaten
bevatten die tot schipbreuk leiden. Bij tegenwind moeten ze juist de wind
kunnen opvangen, zodat er koers kan worden gehouden.
Welke sturing zal de
Nederlandse overheid op deze route kunnen en willen bieden? Heeft ze de moed om
een richtlijn af te keuren en te laten terugtrekken op grond van de
wetenschappelijke inzichten die royaal voorhanden zijn? Op pagina 16 van de richtlijn lezen we immers: De geldigheid van deze richtlijn verloopt eerder, indien resultaten
uit wetenschappelijk onderzoek of nieuwe ontwikkelingen aanpassing vereisen.
Het is zover! De resultaten zijn er, allang, en de nieuwe
ontwikkelingen ook, dus... herzien die tekst!
P.S. Ik weet dat Bosch naar de richtlijnversie van 2005 verwijst,
maar helaas zijn veel van de punten die ze aanhaalt, ook in de huidige versie
nog steeds terug te vinden. Er is in die tussenliggende acht jaar dus
veel te weinig verbeterd.
Ok het boek van Sue Gerhardt "Waarom liefde zo belangrijk is" vond ik erg goed en verhelderend. Mooie column Marianne
BeantwoordenVerwijderen