Helemaal kriegel word ik ervan, van die stukken in de krant
die hele groepen diskwalificeren, niet alleen hele groepen mensen, maar ook hele
groepen taken, hele groepen bijdragen aan wat in z’n totaliteit de samenleving
vormt. Meer concreet gaat het me om het begrip ‘werk’ en wat er wel en niet
onder wordt geschaard. Geregeld kom je in allerlei omgevingen namelijk die
bijzondere termen tegen: ‘werkende vrouwen’, ‘werkende moeders’, maar ook ‘niet
werkende vrouwen’ en ‘niet werkende moeders’. Bij mij komt dan altijd de vraag
op: “Bestaan die dan, moeders die niet werken?”
In mei van dit jaar schreef ik samen met onze oudste dochter
dit artikel op de website Joop.nl , Jouw Online OpiniePagina. Hierin
gaven we aan wat ons bezwaar is tegen de veel gehanteerde definitie van ‘werk’.
Ik schreef er trouwens al eerder diverse blogs over, zoals hier,
en wil er nu opnieuw aandacht aan besteden, want het is een hardnekkige
kwestie. Dat kan geneuzel lijken, maar taalgebruik heeft een grote invloed op
de perceptie van begrippen. Ik breng in het kader daarvan nog maar weer eens
het artikel van Diane Wiessinger onder de aandacht, ‘Watch Your Language’.
Ik heb op vanDale het woord ‘werken’ ingegeven, want als we
niet weten waarover we het hebben, dan valt er moeilijk een zinnige uitspraak
over te doen. Dit is wat ik vond:
wer·ken (werkwoord; werkte,
heeft gewerkt)
1 bezig zijn, zijn
krachten gebruiken: aan
een roman werken
2 betaalde arbeid
verrichten, een beroep uitoefenen: waar werk je?; werk
ze! werk prettig!
3 uitwerking hebben: op de zenuwen werken invloed uitoefenen op
4 krimpen en uitzetten
van hout door weersinvloeden
* iets naar binnen werken opeten; iemand de kamer uit werken maken dat hij de kamer verlaat
Wanneer er wordt gesproken over ‘werkende moeders’, wordt
meestal op betekenis 2 geduid. Het betreft dan niet zozeer het woord ‘moeders’,
maar het woord ‘werkende’. Het moederschap zelf wordt niet als beroep gezien en wat zij doet is geen werk.
Velen zijn van mening dat je werkt wanneer je een betaalde
baan hebt, bij voorkeur buitenshuis, of nog specifieker: buiten je éigen huis,
want als je bij iemand ánders in huis de rommel opruimt en voor de kinderen
zorgt, dan heet het wel ‘werken’. Is dat niet merkwaardig? Stel je voor, ik heb
een buurvrouw met jonge kinderen en onze eigen kinderen vergen ook nog zorg en
aandacht. Wanneer wij allebei in ons eigen huis datgene doen wat nodig is om de
zaken goed te laten verlopen, ‘werken’ wij geen van beide. Wisselen wij
daarentegen van huis en doet zij bij mij de huishouding en ik bij haar en wij
ontvangen daarvoor van elkaar een salaris… dan werken we allebei. Financieel schieten
we er niets mee op (ervan uit gaande dat we beiden hetzelfde verdienen) en onze
kinderen worden er ook niet veel wijzer van. Zij worden immers verzorgd en
getroost door iemand die ze weliswaar goed kent, maar die niet dezelfde band
met ze heeft als hun eigen moeder, die ze gedragen en gebaard heeft en mogelijk
nog voedt.
Hoe komt het, dat het ouderschap en meer nog het moederschap
in onze samenleving zo weinig aanzien heeft? Waarom worden het begeleiden van
(eigen) kinderen naar volwassenheid en het erbij behorende zorgen voor een
(eigen) veilige en gezonde thuisomgeving betiteld als ‘niet werken’? Wanneer je
het woord ‘eigen’ vervangt door ‘andermans’, hebben we blijkbaar een totaal
andere situatie en gaan de politieke debatten over de vraag hoe we de kwaliteit
hoog kunnen houden met het oog op het economisch belang.
Dit hele onderwerp is een politieke aangelegenheid. Er ligt
een sterke focus op geld en op activiteiten die in het huishoudboekje van de
overheid worden geregistreerd en waaraan een prijskaartje kan worden gehangen.
Arbeid die niet financieel wordt beloond met een salaris dat ergens wordt
genoteerd, lijkt voor de overheid niet mee te tellen. De indruk wordt gewekt
dat die vorm van inspanning geen bijdrage levert aan de samenleving, aan de
economie, aan het welzijn en de welvaart. Wat niet in geld kan worden
uitgedrukt, lijkt van ondergeschikt belang. En het is niet eens alleen een
‘rechts-liberaal’ issue; ook de partijen ter linker zijde gaan erin mee. Ook
daar wordt het belang van aandachtige, liefdevolle en dus tijdrovende zorg in
de jonge jaren van een kind schromelijk onderschat.
Pathologie die voortvloeit uit suboptimale of slechte zorg
in het begin, leidt tot enorme persoonlijke, emotionele en gezondheidsschade
later in het leven. Daarmee wordt het dan dus ook een sociale,
maatschappelijke, economische aangelegenheid met financiële gevolgen, ook als
je niet in exacte cijfers de vinger erop kunt leggen.
Op woensdag 27 november 2013 las ik een stuk in de
Volkskrant met de kop ‘We zijn een traditioneel volk’. De ondertitel luidde: Nog steeds zijn het de mannen die vaker en
langer werken en de vrouwen die meer tijd aan het huishouden besteden. Ook
lunchen we massaal om half een en liggen we voor elven in bed.
Langer ‘werken’? Wat doen ze dan, als ze ‘werken’? En wat
doen al die mensen die ‘niet werken’ in die tijd?
Het artikel vervolgt met meer uitleg. Op de eerste zin daarvan
valt niets aan te merken; als dat is gemeten door het Sociaal en Cultureel
Planbureau, dan is dat zo: De groei van
het aantal uren dat wij betaalde arbeid verrichten, is tot stilstand gekomen.
Dat is een constatering die verder niets zegt over hoe we onze tijd
doorbrengen. Belangrijk is overigens wel dat dit niet per se betekent dat we
minder zijn gaan werken! Dat hangt namelijk, zoals waanzinnig veel in het
leven, volledig af van de definitie die je hanteert.
Als we spreken over ‘werken’, zou ik graag zien dat
betekenis 1 van vanDale wat meer nadruk krijgt: bezig zijn, je krachten
gebruiken. Met die definitie gaan de percentages van hoeveel iedereen werkt
drastisch omhoog.
Wie werkt, begint
vooral tussen 8 en 9.
Geloof me… wanneer we als ouders pas rond 8.00 uur beginnen,
slagen we er zeer zeker niet in om onze kinderen op tijd op school te krijgen.
Vrouwen werken
gemiddeld 17,9 uur, mannen 32,4 uur. Bijna veertig jaar geleden, in 1975, lag
dat op 6,8 tegen 32,3 uur; in 1995 was de verhouding al iets minder scheef:
12,6 tegen 32,9 uur.
Boeiende cijfers, niet waar? Een week heeft 7 x 24 = 168
uur. Daarvan werken vrouwen in 2013 blijkbaar 17,9 uur, maar in 1975 waren ze
maar gedurende 6,8 uur nuttig voor de samenleving. Wie gelooft dat…? Overigens
is die samenleving blijkbaar arbeidsintensiever en drukker geworden in krap veertig
jaar, want in totaal ‘werkten’ mannen en vrouwen samen 39,1 uur in 1975, 45,5
uur in 1995 en 50,3 uur in 2011 of 2013! Waar zijn we zo druk mee? Niet met
zorg, want dat is geen ‘werk’, toch?
De arbeidsparticipatie
van vrouwen van 20 jaar en ouder lag in 2011 op 64 procent. Dat betekent dat
bijna tweederde van de vrouwen ten minste twaalf uur per week werkt. Een jaar
na de geboorte van het eerste kind heeft slechts 10 procent van de moeders een
volledig baan.
Die 10 procent… zorgt die volledig voor hun kind, náást het
verrichten van 40 uren betaalde arbeid? Hoe moet ik mij dat voorstellen? Wat
betekent dat voor de behoeftebevrediging van die baby’s?
En als er iemand anders voor die baby’s zorgt… werkt die dan
wél? En waarom die 90% dan niet?
Over dit aspect schrijft Ingeborg Bosch (zie hier mijn blog van vorige week over haar visie) het volgende in haar boek ‘De
onschuldige gevangene’: We zouden met de
moderne kennis van de psychologie misschien eindelijk eens een generatie groot
kunnen brengen die zichzelf en het leven werkelijk aankan. De mensen die dat op
zich nemen, en voor het merendeel zijn het nu eenmaal vrouwen, zouden we moeten
koesteren. Ze zouden cursussen moeten kunnen volgen en er een financiële
vergoeding voor krijgen. Dat is een gezamenlijke maatschappelijke
verantwoordelijkheid ten opzichte van de volgende generatie. Het argument tegen
zorgloon is dat het de kans op terugkeer naar de arbeidsmarkt zou verkleinen.
Dat houdt dus de visie in dat de zorg thuis geen onderdeel van het
arbeidsproces is. Wat een onderschatting en wat een minachting. Het feminisme
heeft een gaatje laten vallen: veel moeders met kleine kinderen zitten
maatschappelijk nog steeds in de klem.
Zorg voor baby’s en jonge kinderen is een hoogwaardig (arbeids)onderdeel
van de samenleving, of je er nu wel of niet een salaris aan koppelt. Het wordt
tijd voor ‘evidence based’ politiek beleid op dit terrein!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten