Eerder deze week kreeg ik van een collega dit artikel
toegestuurd. Er staan mooie dingen in, zoals dit: “The close contact between mother and young is a defining feature of
mammals.” A defining feature… dat betekent zoveel als ‘een eigenschap die
karakteristiek is voor de soort’.
“The mother’s physical
presence and provision of species-typical postpartum behavior supports growth
and thriving of mammalian young.” De moeder is dus dichtbij en laat gedrag
zien dat bij haar soort hoort (en levert melk die bij haar soort hoort!), als
gevolg waarvan de jongen groeien en gedijen.
© Anna Vanderveen“Research in nonhuman mammals, mainly rodents, has shown that early maternal contact is accompanied by biobehavioral processes that promote physiologic and behavioral development and have an impact on the infant’s brain systems that manage stress and enhance social adaptation. Early maternal deprivation, on the other hand, exerts lifelong negative effects on offspring. Being
a
mammal therefore implies that the brain is not fully formed at birth, and
maturation of systems that enable adaptive functioning in the world are
gradually acquired through close contact with an
alert, responsive mother, albeit to
varying degrees across species.”
Dit zijn
grote uitspraken: de biologische gedragspatronen die moeder en kind samen laten
zien, zijn van invloed op de ontwikkeling van de fysiologie en het gedrag en
ook op de hersensystemen die voor stressregulatie zorgen en die de sociale
vorming ondersteunen. Een zoogdierbaby kan dus niet zonder haar moeder, want
dat blijkt levenslange, negatieve gevolgen te hebben.
Dat is
natuurlijk precies de reden waarom ik me zo druk maak over de richtlijn
excessief huilen en het opvoedprogramma TripleP, dat in mijn provincie Positief
Opvoeden Drenthe heet. Beide methodes doen namelijk allerlei aanbevelingen die
erop gericht zijn het kind de zaken in haar eentje te laten opknappen. Ze moet
zichzelf redden, moet bij huilen ‘tot zichzelf komen’ en mag niet ‘te
afhankelijk’ zijn. Het zijn wonderlijke gedachtegangen en onlangs gaf ik aan
iemand die mij allerlei vragen over mijn werk stelde, weer eens een paar
analogieën ten beste.
Stel je
voor… je hebt een kind van vier, vijf maanden en je zegt: “Nou, ik heb dit kind
nu vier, vijf maanden steeds moeten dragen. Het zal tijd worden dat ze zelf
gaat lopen.”
Stel je
voor… je hebt een kind van zeven jaar en je zegt: “Nou, ik heb nu zeven jaar
lang dit kind van eten en drinken en kleren voorzien. Het zal tijd worden dat
ze het zelf regelt.”
Stel je
voor… je hebt een kind van vijftien jaar en je zegt: “Nou ik heb nu vijftien
jaar het schoolgeld betaald en kost en inwoning verschaft. Het zal tijd worden
dat ze op zichzelf gaat wonen en in haar eigen onderhoud voorziet.”
Geen van
deze scenario’s zal als realistisch worden beschouwd. De ouder die dit met klem
poneert en met gretige inzet tracht te verwerkelijken en het kind bestraft als
het in de gegeven opgave niet slaagt, zal vermoedelijk bij het AMK worden
gemeld wegens mishandeling en geestelijke of fysieke verwaarlozing. De sociale
omgeving zal er schande van spreken en er zullen maatregelen volgen. En
volkomen terecht, mag ik wel zeggen.
Wat is in dezen nu het wezenlijke verschil met de ‘eisen’ die door veel zorgverleners en ouders worden gesteld aan pasgeboren baby’s die op tijd worden geboren of nog indringender… die veel te vroeg worden geboren? Waarom moeten die zelfredzaam zijn, acht of tien uur aan een stuk doorslapen, zonder borstvoeding kunnen en zichzelf kunnen vermaken, op een leeftijd waarop ze daar fysiek, psychisch en neurologisch nog niet aan toen zijn?
Zoals het onderzoek zegt (en zoals
veel meer literatuur aangeeft): Being a
mammal therefore implies that the brain is not fully formed at birth, and
maturation of systems that enable adaptive functioning in the world are
gradually acquired through close contact with an alert, responsive mother,
albeit to varying degrees across species.
Niet ieder zoogdierjong heeft haar
moeder even hard nodig, maar de mens is een draagzoogdier en mensenbaby’s
vallen dus in de categorie waarin de jongen echt niet zonder hun moeder kunnen
(ik ga er daarbij vanuit dat de baby bij de eigen moeder drinkt) en in ieder
geval niet zonder volwassene die lichaamscontact en geruststelling biedt.
Dat betekent dat baby’s in een
couveuse niet zo goed af zijn, in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd: “Je
kunt gerust naar huis gaan; je kind is hier in de couveuse met alle apparatuur
op de beste plek.” Dat is niet het geval, hoe pijnlijk dat wellicht ook is om
te horen. De beste plek is het moederlichaam (primaire hechtingsfiguur, met
borsten en melk) of het partner-/vaderlichaam (secundaire hechtingsfiguur).
Ik wil in die context graag een
mogelijk controversiële stellingname poneren: in je rol als ouder heb je naar
je kind toe voornamelijk plichten en veel minder rechten, met name in de eerste
jaren van het leven van je kind. De geboorte van zo’n afhankelijk mensje vergt
donders veel van ouders. De tijden van zomaar de deur uitlopen en met niemand
rekening hoeven houden, zijn voorbij. En zelfs als je thuis bent met je baby,
kun je niet ongestoord van alles en nog wat doen zoals je dat gewend was. Je
zult een ander ritme moeten vinden.
In extreme mate geldt dat wanneer
een baby veel te vroeg wordt geboren. Het beroep van je kind op jou is dan niet
minder (omdat het in het ziekenhuis ligt), maar gróter (omdat het zo
ongelooflijk kwetsbaar is). Je kind leeft niet meer aan de goede kant van je
buikwand (binnenin), maar aan de buitenkant. De afstand zou echter nog steeds
minimaal moeten zijn, oftewel: creëer huid-op-huidcontact en geef je eigen
melk, want kunstmatige zuigelingenvoeding is een risico voor je kind. Lees dit blog van collega
Linda Rikkers maar eens voor een aantal ontluisterende praktijken.
Het belang van die non-stop
beschikbaarheid van primaire en secundaire hechtingsfiguren, het belang van
borstvoeding, het belang van een autonome aanpak door de ouders die zich niet
laten vangen in de protocollen van het ziekenhuis, maar in het belang van hun
kind de grenzen opzoeken en verleggen… ze vormen samen vaak geen gemakkelijke
weg. De boodschap van ‘Koester je kleintje’ roept soms dan ook verzet op, zoals
onderstaand citaat laat zien:
Er
staan ook dingen in die me tegen de borst stuiten. Niet alleen over
borstvoeding (ik ben het absoluut met je eens dat borstvoeding de eerste keus
is voor elke pasgeborene, maar het is niet de enige mogelijkheid. Ik ben van
mening dat je een ouder ook moet steunen als het kind flesvoeding krijgt: als
er geen borstvoeding is of als je het niet kunt opbrengen om te kolven, is er
gelukkig een alternatief: flesvoeding. Donormelk is ook niet altijd het juiste
alternatief: een baby van 30 (zwangerschaps)weken verdraagt misschien de melk
van een moeder van een kindje van een half jaar helemaal niet: moedermelk past
zich immers aan aan de behoefte van het kind? Dat staat tenminste ook in je
boek: ”Moedermelk is dynamisch, want je lichaam maakt het aan voor precies jouw
baby in precies die fase van haar ontwikkeling.” Daarnaast denk ik niet
dat kunstvoeding risicovol is, het is natuurlijk wél dat moedermelk bescherming
biedt en dat een kind immuniteit kan opbouwen door het drinken van moedermelk
en die beschermende stoffen mist een kunstgevoed kind. Maar dat wil niet zeggen
dat er in de kunstvoeding risicovolle stoffen zitten.
Ik
zal je een ander voorbeeld geven. Op pagina 24 staat dat je je kind tenminste
een uur op de borst moet houden, dat het mondje niet mag worden uitgezogen…
Prachtig, een ideaal. Maar bij (extreem) prematuren lang niet altijd mogelijk:
hoe vaak moet een kind niet meteen worden geïntubeerd? En ja, het zou mooi zijn
als dat op de borst van het de moeder zou kunnen gebeuren, maar dat is lang
niet altijd mogelijk en tijd om in discussie met je arts te gaan is er niet
(als je daar emotioneel gesproken al toe in staat zou zijn).
In deze hartenkreet lees en hoor ik
verdriet en teleurstelling en opstandigheid, maar helaas hier en daar ook
gebrek aan correcte informatie. Hopelijk kan het bovengenoemde artikel, net als
‘Koester je kleintje’, helpen om het tekort aan informatie op te heffen en
misinformatie te voorkomen.
En als afsluiter wil ik jullie de
slotopmerking van de onderzoekers niet onthouden:
Finally,
it would be important to test whether for any human infant—premature
or born at term—if enhancing the
mother’s uninterrupted presence and full
bodily contact during the neonatal period may help reduce the high levels of
unregulated stress, sleep disturbances, and cognitive difficulties
observed in so many of today’s children.
Revolutie!
(Hoewel ‘Koester je kleintje’ primair is bedoeld voor ouders van een te vroeg geboren kind, kan ik het alle
ouders en zorgverleners van harte aanbevelen voor een diepgaand begrip van de
ontwikkeling van onze kinderen!)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten