We maken in het leven allerlei overgangsfasen door. Een wilde greep: van borst naar vaste hap, van thuis bij mama naar peuterspeelzaal, van basisschool naar middelbare school, van eindexamen naar hoger onderwijs, van thuis wonen naar op eigen benen staan, van single naar een leven met partner. Op die laatste stap volgt vaak een fase waarmee ik als lactatiekundige te maken heb: van volwassen, zelfstandige vrouw naar de rol van moeder. Daar hoort een kleine tegenspeler bij, die eveneens een grote overgang doormaakt: een baby die van de baarmoeder naar de grote wereld gaat. Dat is niet niks, twee van die grote transities bij elkaar van twee mensen die samen in balans moeten komen, terwijl ze zelf nog niet eens hun nieuwe evenwicht hebben gevonden. Geen wonder dus, dat daarvoor intense aandacht nodig is en dat het zoeken is naar hoe en wat en wanneer. Wie kan, ondanks alle voorlichting en boeken en websites, vooraf bevroeden dat een baby écht zoveel tijd van je vraagt? Je dacht dat je met alle opgebouwde levenservaring zo’n klein mensje toch wel aan zou kunnen. Ineens versta je echter de taal van je gesprekspartner niet meer. Het dagelijks leven wordt een ‘crash course’, een survivaltocht, waarin je in hoog tempo moet zien te ontcijferen wat de ander van je wil, wat ‘ie bedoelt als ‘ie zus of zo kijkt of beweegt of pruttelt. En je minipartner is ook nog totaal van jou afhankelijk.
In de dierenwereld levert dat alles zoogdiermoeders op die, hoe vriendelijk hun karakter anders ook moge zijn, vervaarlijk agressief kunnen worden wanneer je hen en hun jongen te na komt. We kijken daar vaak met ontzag naar, hoe goed ze voor hun kroost opkomen en hoe prachtig de filmer van National Geographic dat in beeld heeft gebracht. Zo bezien is het wel merkwaardig dat wanneer mensenmoeders vergelijkbaar gedrag vertonen, ze gemakkelijk als ‘overbezorgd jong moedertje’ in de hoek worden gezet. “Gaat u maar, wij zorgen wel voor uw kindje. U moet aan uzelf denken, u hebt uw rust nodig. Er is niks aan de hand, uw kindje kan best even zonder u. U hoeft er echt niet aldoor bij te zijn. U hebt toch ook een eigen leven? U wilt u kind toch niet verwennen?”
Wat zou een leeuw inbrengen tegen deze redenering? Of een neushoorn? Of een poes? Vinden we hen ook overbezorgd? Of zeggen we in hun geval: “Het is een hele goede moeder; ze let voortdurend op haar jongen.” En een aap die haar kind alleen in een hoekje laat zitten… zeggen we dan: “Ze leert haar jong om onafhankelijk te zijn”…? Of zeggen we dan: “Ja, dat krijg je ervan, als dieren niet in het wild, maar in gevangenschap opgroeien. Dan hebben ze geen goede voorbeelden meer en weten ze niet meer hoe ze voor hun nageslacht moeten zorgen!”
Moeders die hun baby niet alleen laten en er voortdurend bij willen zijn, laten zien dat ze weten hoe het moet. Dat verdient respect en ondersteuning!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Wow, mooie vergelijking! En zo waar!
BeantwoordenVerwijderen