woensdag 23 juli 2014

Rijkdom

Natuurlijk breekt rond je vijftigste levensjaar de ouderdom nog niet aan… en toch kijken we tegenwoordig af en toe weemoedig terug met z’n tweeën. Waar zijn de tijden dat we een gezin met jonge kinderen waren? Waar zijn ze gebleven, de jaren dat we op vakantie gingen met vier kleine, zingende of babbelende meisjes op de achterbank van de auto, met het cassettebandje van Haasje en Rammelaar eindeloos op ‘repeat’, terwijl de kilometers richting Frankrijk, Spanje of Italië onder ons door gleden? Waar zijn die romantische momenten, dat ze ’s avonds op de camping fris gedoucht in pyjama terugkwamen van het toiletgebouw en dan rozig van de hele dag spelen lekker in de tent kropen en heerlijk naar zomerzon roken?
Dat waren mooie tijden. Toch was het thuis, in de routine van alledag, ook wel eens bikkelen toen ze klein waren. Het dagelijkse ritme verliep lang niet altijd zo harmonieus als voor kinderen en ouders wenselijk is. Niet alleen het geduld met de kinderen was soms meer dan op, maar ook het geduld en het begrip dat we voor elkaar konden opbrengen, was soms ver te zoeken. Ik vroeg me destijds wel eens af hoe we het nog zestig, zeventig jaar leuk zouden kunnen houden met z’n tweeën. Soms was het maar goed dat de kinderen er waren; die vragen simpelweg dat je je stinkende best doet om elkaar terug te vinden in de wirwar van hun ontwikkeling, die van je partner en die van jezelf. Soms had ik het gevoel dat we beleefd langs elkaar heen leefden, in afwachting van een fase waarin we elkaar weer zouden zien zoals we ooit begonnen, met oprechte en intense aandacht voor elkaar en niet zo opgeslokt door de zorg voor die kleine donders.

Toch hadden we blijkbaar een stevig fundament gelegd in de jaren voordat de meisjes kwamen, want we konden daarop verder bouwen. De kinderen werden groter en kregen meer en meer hun eigen leven en zo blikken we achterom de laatste tijd: we hebben de stormen van een gezin met vier opgroeiende kinderen doorstaan en komen in mooi, nieuw vaarwater samen. Ik wilde ‘rustiger vaarwater’ schrijven, maar dat klopt niet.
Dat veelbesproken ‘empty nest syndrome’… daar was ik aldoor al niet zo bang voor, hoewel het best gek voelt dat nu ook onze jongste dochter uitvliegt en het ouderlijk nest verlaat. Het punt is alleen dat ik zelf straks aanmerkelijk minder tijd in het empty nest zal doorbrengen dan ik de afgelopen vijfentwintig jaar in het drukbevolkte nest heb gedaan. Dat zit zo.

Na de middelbare school lukte het me niet om voldoende energie bij elkaar te rapen voor de universiteit. Mijn eigen ouderlijk gezin was uit elkaar gevallen; ik rouwde daarom en ontbeerde de emotionele stabiliteit die nodig was voor de uitdaging van een academische studie. Ik wist niet welke vervolgopleiding ik leuk vond en wat er bij mij paste, want mijn ouders en ik hadden daarover niet in alle rust met elkaar gefilosofeerd. Bovendien kreeg ik datgene wat ik wel koos, soms ook maar nauwelijks voor elkaar. Sinds een paar jaren weet ik wat er toen fysiologisch met me gebeurde: cortisol en adrenaline voerden de boventoon. Stress tastte mijn immuunsysteem aan, stelde mijn concentratie en mijn leervermogen op de proef. De onrust vrat energie en zorgde dat ik geen voedingsstoffen opnam en steeds magerder werd. De onveilige hechting en het onverwerkte verdriet van mijn moeder hadden een enorme impact op mijn eigen hechtingsbeleving en op mijn zelfvertrouwen. Cognitief had ik uitdaging nodig, maar fysiek en emotioneel kon ik die niet aan.

Ik rondde mijn tweejarige directiesecretaresse-opleiding af, inclusief een juridische en een medische specialisatie (waar ik later veel plezier van zou blijken te hebben), we trouwden, ik had een aantal jaren een betaalde baan en in mei 1990 werd onze oudste geboren, gevolgd door haar zussen in december 1991, juli 1994 en juni 1996. Ik werd contactpersoon bij de VBN en lactatiekundige, maar al die tijd bleef die ene grote wens… een universitaire studie volgen!
Jarenlang vond ik de omstandigheden er niet geschikt voor. De drukte met de kinderen thuis vergde al mijn aandacht; ze hadden recht op mijn zorg voor hen en ik genoot ervan ze te zien opgroeien en te ondersteunen bij alles wat ze tegenkwamen. Mijn wens bleef vooralsnog een droom.

Maar dat gaf niet; dromen die je koestert, kunnen altijd nog werkelijkheid worden. Nu onze jongste vanaf september in Utrecht gaat studeren, is het zover: ik ga beginnen aan mijn studie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie aan de Universiteit van Amsterdam!
Ik heb begin juni de tegenwoordig verplichte matchingsbijeenkomsten bijgewoond. Het begrip matching houdt in dat je meeloopt met een introductie-studieprogramma om te kijken of jij en de studie wel een goede match zijn. De twee dagen werden zowaar met een echt tentamen afgesloten. Ze waren boeiend en ik denk dat deze studie op dit moment verreweg de beste manier is om mijn academische vorming te laten aansluiten bij mijn lactatiekundige werk.

Over één ding maak ik me echter nog wel zorgen… dat mooie, prachtige, geweldige lactatiekundige werk… gaat dat niet in de verdrukking komen straks, als ik geacht word 40 uur per week aan de studie te besteden, net als iedere andere fulltime student? Hoe moet ik 40 uur extra inpassen in een week die zonder studeren ook altijd al overloopt van het werk? Ik heb er geen antwoord op; de tijd zal het moeten leren.
Op de één of andere manier zal ik de komende jaren een vorm moeten vinden voor de combinatie van het werk voor de praktijk en de taken voor mijn studie. De tijd is rijp, het moment is daar, ik ben er klaar voor en ik hoop van alles bij te leren dat mijn werk als lactatiekundige nog completer maakt, zeker ook vanwege de masterrichting Medische Antropologie die in Amsterdam wordt aangeboden.
Lezen en schrijven zullen de twee belangrijkste vaardigheden worden tijdens de hele studie. Wie mij een beetje kent, weet dat dat geen straf voor me is. Dat doe ik altijd al; het enige verschil is dat ik straks niet steeds zelf de titels kan uitkiezen! :-)

Met dit alles in het verschiet leef ik nu al een aantal weken of maanden in een soort vacuüm; het is alsof ik in de wachtkamer zit totdat ‘het’ begint en dat ik me tijdens het wachten moet vermaken. Nu vermaak ik me meer dan prima (het werk loopt me over de schoenen die ik niet aan heb met dit warme weer), maar toch voelt het gek. Wat gaat er komen? Wat moet ik loslaten? Wat kan ik vastgrijpen? Hoe vind ik mijn weg tussen al die jonge mensen die net van school komen? Hoe kan ik mijn vakgebied voor het voetlicht brengen? Hoe kan ik met docenten in gesprek om samen te kijken wat mooie onderzoeksthema’s zijn? Allerlei vragen, waarmee opgroeiende kinderen te maken hebben, zijn nu ook weer mijn vragen en dat voelt heel bijzonder.
Gelukkig ben ik tegenwoordig veilig gehecht in mijn eigen gezin. Mijn man en ik kijken met vertrouwen en dankbaarheid naar onze kinderen, die zo krachtig en gretig in het leven staan. We kijken ook met vertrouwen en dankbaarheid naar onze relatie, die diep geworteld is in ons gezamenlijke verleden en onze liefde voor elkaar.
Daarom kijken we er erg naar uit om komend weekend voor het eerst in vijfentwintig jaar weer drie weken met z’n tweeën op vakantie te gaan naar een prachtig land waar we eindeloos zintuiglijke indrukken kunnen opdoen, waar we even niet met het cognitieve deel van ons brein actief hoeven te zijn, maar waar we de natuur op ons kunnen laten inwerken. We gaan energie tanken voor het jaar dat voor ons ligt en dat een nieuwe fase inluidt met veel veranderingen. Eén ding hoop ik in ieder geval te kunnen handhaven, namelijk iedere woensdag een blog alhier. Ga er daarbij maar vanuit dat de inhoud stapsgewijs antropologischer van aard zal worden, al blijft borstvoeding natuurlijk prominent aanwezig!

Allemaal mooie zomerweken gewenst en tot in augustus!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten