Hier lezen we de volgende aanbeveling:
Professionals die worden geconfronteerd met excessief
huilende baby’s dienen zich bewust te zijn van het verband tussen stress en
emotionele problemen bij ouders en het vele huilen van de baby. Het is aan te
raden om de psychosociale situatie van de gezinnen goed in kaart te brengen en
zo nodig ondersteuning te bieden.
Dit lijkt me een kernthema. We zouden het ook niet alleen
over de hechting van de báby moeten hebben, als je het mij vraagt, maar zeer
zeker ook de hechting en geschiedenis van de ouders in het totaalbeeld moeten betrekken.
Zoals Ingeborg Bosch zegt over de methodiek Past Reality Integration: PRI leert
mensen zichzelf te bevrijden uit de greep van destructieve gevoelens en
gedragingen zoals angst, somberheid, stress, boosheid en verslavingen. PRI
beschouwt ze als afweren die dienen als bescherming tegen pijn uit het
verleden. Door PRI worden we ons bewust van hoe en wanneer we in deze afweren
verstrikt raken, en leren we hoe ze te ontmantelen. Dan zullen we steeds
evenwichtiger en liefdevoller in het leven staan. Dat maakt, ook voor de
kinderen om ons heen, een wereld van verschil.
Op de dvd ‘Een baby’s wereld’ zegt ze in lijn hiermee: Het
is moeilijk om aan onze kinderen te geven wat we zelf niet hebben gehad. Ik
denk dat dit nadrukkelijk naar voren komt wanneer we spreken over omgaan met excessief
huilen.
Eveneens op pagina 33 wordt het verschijnsel KISS
beschreven, een aandoening waarbij er sprake is van klemming ter hoogte van de
halswervels, mogelijk als gevolg van de baring, met vele gevolgen voor de
patiënt. Hypertonie (overmatige spanning in de spieren en overstrekken van het
lichaam) is één van de symptomen van KISS. Veel ouders die de erbij behorende
onrust in hun kind waarnemen en behandeling via een manueel therapeut in gang
zetten, hebben daarmee goede ervaringen. Het lijkt fysiologisch ook heel
begrijpelijk dat de geboorte (of de houding in de baarmoeder) soms tot deze
klachten kan leiden, zeker als er een kunstverlossing heeft plaatsgevonden en
er veel aan het kindje is getrokken.
Er is één geval geweest waarbij de
therapeut niet capabel bleek en het kindje tijdens de craniosacrale behandeling
is overleden. Dit is voor de kernredactie aanleiding om dit type behandeling
taboe te verklaren. Er overlijden echter ook kinderen aan allerlei andere
zaken. Worden alle behandelingen of situaties die daartoe de aanleiding
vormden, ook allemaal terzijde geschoven als gevaarlijk en levensbedreigend…?
(Ik denk aan operaties of aan chemotherapie.)
Onderaan bladzijde 34 lezen we dat meer onderzoek naar
probiotica gewenst is, omdat er hier en daar goede resultaten mee worden
geboekt. Zou dat dan niet ook moeten gelden voor behandelingsvormen waarmee
ouders goede resultaten ervaren, zoals manuele therapie?
Er lijkt een duidelijke bias bij de redactie te bestaan voor
wat wordt aanbevolen en wat wordt afgewezen als zinvolle behandeling. Het lijkt
mij dat het aan ouders is om daarin op basis van gedegen informatie een keuze
te maken.
Tot en met pagina 37 wordt een opsomming gegeven van
mogelijke oorzaken van excessief huilen. Op pagina 38 wordt een aantal
conclusies geformuleerd en in de eerste staat: Er zijn aanwijzingen dat in
minder dan 5% van de baby’s een medische oorzaak aan het excessieve huilen ten
grondslag ligt.
Is het percentage van 5% bedoeld om aan te geven dat we ons
geen zorgen hoeven te maken, omdat er immers bij 95% geen sprake is van een
‘medische’ oorzaak…?
En hoe moeten we het woord ‘medisch’ verstaan? Een kleine
zoektocht op internet leidt tot omschrijvingen als ‘tot de geneeskunde
behorend’, ‘geneeskundig’, ‘wat met gezondheid, ziekte en artsen te maken
heeft’. Dat zijn heel brede omschrijvingen, die niet specifiek bepaalde
gebieden, zoals het geestelijk welbevinden, lijken uit te sluiten. De richtlijn
maakt, bijvoorbeeld op pagina 35, een onderscheid tussen ‘medische’ en
‘psychosociale’ diagnostiek. Is dat onderscheid in deze vorm terecht? Splitsen
we een mens dan niet op een vreemde wijze op in twee delen die zogenaamd niets
met elkaar te maken hebben? Heb je dan ‘geneeskunde’ in de vorm van
‘gezondheid’ aan de ene kant en ‘psychosociale’ zaken aan de andere kant? Het
lijkt dan alsof het psychosociale deel van ons bestaan geen betrekking heeft op
onze gezondheid. Zou er niet moeten staan dat er een verschil is tussen fysieke
en psychosociale diagnostiek en zou men niet moeten onderkennen
dat ze allebei ‘medisch’ zijn? Of vinden we het met z’n allen moeilijk of
pijnlijk om ons voor te stellen dat een baby met psychische problemen zou kunnen kampen en dat die het huilen
verklaren…?
Dat is inderdaad pijnlijk, maar ondenkbaar en uit de lucht
gegrepen is het niet. Een baby is weliswaar neurologisch nog lang niet
volgroeid, maar de amygdala en het limbisch brein zijn zeer goed in staat om
angst en onrust te registreren en op te slaan als een emotie. Basaal zijn er in
die emoties twee opties voor een baby: veilig of niet veilig. (Ik heb het al in
een eerder blog genoemd.) Wanneer de baby de omgeving als onveilig ervaart, zal
dat zeker aanleiding tot huilen kunnen zijn.
Als slechts krap 5% ‘medisch’ is (aangenomen dat hier wordt
geduid op een somatische/fysieke oorzaak en geen psychosociale), zouden we ons
dan juist niet extra veel zorgen moeten maken over die 95% waarbij blijkbaar
iets anders aan de hand is? Als zo’n grote groep kinderen veel huilt, zonder
dat er sprake is van lichamelijke ziekte… is dat dan niet letterlijk en
figuurlijk een alarmerend signaal?
En hoe zouden we omgaan met de psychosociale component bij
onze volwassen medemens? Afgelopen week heb ik twee keer het volgende voorbeeld
aangehaald als analogie.
Je gaat op bezoek bij de buurvrouw, je praat wat en dan
barst ze in huilen uit: haar beste vriendin blijkt te zijn overleden. We
onderzoeken de ‘medische’, niet-psychosociale componenten van haar emotionele
staat: ze heeft het niet te koud en niet te warm, ze heeft comfortabele kleren
aan, ze heeft geen honger en geen dorst, ze heeft geen fysieke verwondingen met
pijn, ze heeft geen urineweginfectie, ze hoeft niet naar de wc, ze is niet
allergisch, ze heeft geen reflux, is niet depressief, heeft geen ernstig
verstoorde darmflora, is niet zodanig vermoeid dat ze naar bed moet en ze heeft
een dak boven haar hoofd. En toch blijft ze de komende weken veel huilen.
Wat doen we daar nu aan…? Welke verklaring geven we
ervoor? Laten we haar alleen? Bakeren we haar in? Hanteren we een protocol van
regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie? Leggen we haar wakker alleen in
bed? Of bieden we coregulatie in de vorm van troost en nabijheid?
Onlangs hoorde ik weer deze uitspraak: “Wat je met je beste
vrienden niet zou doen, wat je tegen hen niet zou zeggen… dat is meestal
tegenover je kinderen ook geen goed idee.” Het zal heus niet altijd opgaan,
maar het is een prachtig richtpunt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten