Traditiegetrouw verblijf ik ook deze herfstvakantie weer een
kleine week in mijn eentje op een mij zeer dierbaar geworden adres in het Loreley-gebied in Duitsland. Ik
rouwde er om het verlies van mijn ouders in 2004 en 2006 en bracht er stille,
contemplatieve dagen door. Ik las en studeerde er, wandelde uren door heuvels,
dalen en bossen en realiseerde me hoe indringend alleen-zijn kan voelen. Bewust gekozen momenten in je eentje kunnen heilzaam zijn en uitnodigen tot reflectie;
ze kunnen je dankbaar stemmen over alle dierbaren in je dagelijks bestaan. Opgedrongen of
noodgedwongen eenzaamheid voelt daarentegen voor de meeste mensen als pijnlijk.
Je mist het contact met de ander, loopt met je ziel onder de arm en raakt uit
balans. In essentie is dat waarover deze blogserie gaat, het diepe gevoel van
verward en verlaten zijn als je signalen niet worden opgevangen en je
aanwezigheid er niet toe lijkt te doen.
Gelukkig kies ik mijn retraitedagen zelf en ik kijk uit naar
de glooiende hellingen, de zon op het herfstlandschap, de intense kleuren en geuren
van het platteland… en de wetenschap dat er een liefdevol thuis is dat mij bij
terugkeer verwelkomt. Ik vertrek aan het
begin van de avond en post daarom dit blog een dag eerder dan de gewoonlijke
woensdag.
Op pagina 69 van de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’ begint Hoofdstuk 9, getiteld ‘Beleid bij kwetsbare ouders en kinderen’. De
inleiding bevat een aantal belangrijke aspecten:
Kwetsbare ouders krijgen het meestal niet gemakkelijker
wanneer er een baby wordt geboren. Onder kwetsbare ouders wordt hier verstaan:
ouders met psychische problemen/aandoeningen, ouders met een verstandelijke
beperking, asielzoekers, tienermoeders, multi-probleem gezinnen, etc. Bestaande
problemen verdwijnen niet door de geboorte en het is mogelijk dat, mede door
moeheid kort na de bevalling, er problemen bijkomen.
Uiteraard zijn er gradaties te onderscheiden in de mate
waarin ouders kwetsbaar zijn en sociale of persoonlijke problemen hebben. De
ernstige situaties verdienen ook absoluut krachtige ondersteuning. Dat neemt
niet weg dat bijna alle ouders in hun nieuwe rol kwetsbaar zijn en geacht
worden vaardigheden te hebben en aan te wenden waarvoor ze niet specifiek zijn
opgeleid. Veel beleid gaat uit van de vraag wat de ouders willen en nodig
hebben om goed te functioneren. Wat ik over de hele linie mis, is de vraag: “Wat
heeft de baby nodig en hoe kunnen we daar als ouders en verdere sociale
omgeving zo goed mogelijk aan tegemoet komen?”
Zoals ik in mijn vorig blog heb aangegeven, is het ouderschap een totaal andere fase dan de kindertijd. Het
ouderschap brengt, of we het nu leuk vinden of niet, vooral veel
verantwoordelijkheden en taken met zich mee. Als ouder heb je ten opzichte van
je kind meer plichten dan rechten. Ook het idee van ‘een eigen leven’ en ‘iets
voor jezelf doen’ draagt een problematische aanname in zich. Het impliceert dat
de zorg voor je kinderen niet tot je ‘eigen leven’ behoort en niet ‘iets voor
jezelf’ is. Vanzelfsprekend kunnen de taken je soms zwaar vallen, ben je
geregeld vermoeider dan je ooit dacht te kunnen zijn en lijkt er geen einde te
komen aan het beroep dat op je wordt gedaan. In mijn beleving heb je dan echter
niet zozeer ‘recht’ op ontspanning, maar de ‘verantwoordelijkheid’ om te zoeken
naar steun en dingen waarmee je je energie kunt opladen, zodat je er weer kunt
zijn voor je kind. Je kind heeft jou nodig om te leren op eigen benen te staan.
Die keuze maakte je toen je besloot om een kind in je leven te laten komen en
het is één van de weinig keuzes waarop je niet kunt terugkomen.
Geen bonnetje… geen ruiling mogelijk!
Al deze behoefte aan zorg van een jonge baby geldt nog
sterker als het kind te vroeg is geboren. Dat prematuur geboren baby’s meer
huilen, is dus niet alleen maar een kwestie van een verlate huilpiek (pagina
66), maar is met name een signaal van grotere behoefte aan nabijheid en zorg.
Pagina 69 geeft daarvoor een aantal goede aanbevelingen en ook pagina 74 geeft
een prachtige beschrijving van waarom het gaat:
In de infant mental health wordt er nadrukkelijk van uit
gegaan dat een baby nooit op zichzelf geobserveerd, gediagnosticeerd, behandeld
of bestudeerd kan worden. Dit moet altijd gebeuren vanuit de relatie van de
baby met de ouder/verzorger die met hem bezig is. Men spreekt dan van een
two-and-three-person-psychology in plaats van een one-person-psychology
(Weatherston, 2000; Rexwinkel and others, 2011). Men denkt dan ook minder in
termen van “zorg voor de baby” maar over het aangaan van een relatie met de
baby. De meeste gedachtes over de baby zijn niet uitsluitend gebaseerd op
gedragingen of cognities, maar worden bezien vanuit het perspectief van het
(meer of minder) kunnen mentaliseren door de ouder: denken en voelen over het
denken en voelen van de baby en het eigen denken en voelen. Een term die
daarbij o.a. veel gebruikt wordt is: “keeping the baby in mind” (Weahterston,
2000; Rexwinkel and others, 2011).
Hoofdstuk 12 op pagina 79 behandelt de volgende vraag: Welke anticiperende voorlichting tijdens zwangerschap en kraambed is van
invloed op de preventie en behandeling van excessief huilen?
Het zou mooi zijn als we in zo’n kort tijdsbestek alle
problemen konden voorkomen. Ik vrees dat het niet zo eenvoudig is. Wat we
normaal vinden in kindgedrag en wat we verwachten dat we als ouders moeten doen
om een goed begin te waarborgen… dat moeten we van onze ouders en buren en ooms
en tantes en docenten voorgeleefd krijgen. ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’ en
kinderen doen niet wat je zegt, maar wat je doet. Van harte aanbevolen: het
werk van Alfie Kohn en Thomas Gordon aangaande respectievelijk de
destructieve effecten van straffen en belonen en de positieve effecten van actief
luisteren.
Wanneer je hun werk leest, blijft er in essentie maar één
conclusie over: de periode waarin je het huilen kunt voorkomen, begint veel
eerder dan in de zwangerschap of de kraamtijd. Die begint in je eigen jeugd.
Nog een goede literatuurtip voor enorm veel meer achtergrondinformatie over dit
onderwerp: ‘Evolution, Early Experience and Human Development’ waarvan Darcia Narvaez, Jaak Panksepp en Allan Schore de redacteuren zijn. Saillant citaat: Asserts that human development is being misshaped by government
policies, social practices, and public beliefs that fail to consider
basic human needs (...!)
Pagina 81 van de richtlijn noemt twee belangrijke dingen:
- Goed geïnformeerde ouders hebben meer kans om reële
verwachtingen te ontwikkelen.
- Het kan ouders helpen als zij het huilen van hun baby
kunnen interpreteren en accepteren als een uiting van ongenoegen of stress.
Troosten hoeft dan niet gericht te zijn op het stoppen van het huilen, maar op
de behoefte van het kind.
Dat is de essentie: het huilen is een uiting van ongenoegen
of stress en de onderliggende behoefte moet inderdaad het uitgangspunt zijn als
er voor een bepaalde aanpak wordt gekozen.
Opdat men mij niet verkeerd begrijpt, wil ik nogmaals
benadrukken dat ik me er dondersgoed van bewust ben dat dit allemaal niet
eenvoudig is! Ouderschap is immers niet iets voor watjes, zoals dit artikel in Kiind Magazine zo treffend beschrijft.
Welke zorgverlener de ouders daarbij als ondersteunend ervaren,
is uiteindelijk aan hen zelf om te bepalen. De richtlijn noemt dat ook op
pagina 63, dus in die zin is de aanbeveling op pagina 89 de coördinatie in
handen te geven van één professional (bv vanuit de JGZ of het Centrum voor
Jeugd en Gezin), om ‘shoppen’ en langs elkaar heen werken te voorkomen wat
merkwaardig.
Tot slot voor vandaag een opmerking over deze aanbeveling: Het verdient aanbeveling de JGZ-richtlijn ‘Aanpak van excessief huilen bij
zuigelingen’ te vervangen door deze richtlijn.
Mag ik een hartstochtelijk pleidooi houden voor
onmiddellijke, krachtige afschaffing en verwijdering van deze oude versie uit
de dagelijkse praktijk van de JGZ? Die versie brengt veel te veel schade toe
aan de relatie tussen ouders en kinderen, zoals mijn blog van zaterdag 19 oktober en de vele reacties erop duidelijk mogen maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten