Dinsdagmiddag… het
college is afgelopen en ik kijk op de klok. Als ik hard fiets, kan ik de trein
van 13.12 uur halen in plaats van die van 14.12 uur. Geen tijd, in dat geval,
om na te kletsen en ideeën uit te wisselen met medestudenten, maar thuis meer
tijd om in alle rust te werken aan de opdrachten voor woensdag en donderdag…
Gezien de overstelpende hoeveelheid leesvoer kies ik voor het laatste. Ik pak
mijn tas in, loop naar de fietsenkelder en spring op mijn vouwfiets voor een
supersnelle rit naar station Amsterdam-Zuid. Vandaar heb ik een rechtstreekse
verbinding met Assen en dus tijd om bijna twee uur lang ongestoord te lezen en
te werken.
Terwijl ik op mijn snelle
karretje door de stad vlieg, laat ik de uitspraken van het college door mijn
hoofd gaan. Ik merk dat ik het wel even kan gebruiken, die sprint naar de
trein, zodat ik mijn energie de vrije loop kan laten. Ik voel een mate van
onrust door wat ik heb gehoord. We zijn als eerstejaars in een week tijd al met
heel veel termen en begrippen en theorieën en cultuurvisies overladen en nu het
vandaag over voedsel en voedseltaboes ging, kwam het allemaal natuurlijk al
heel dicht bij mijn werk als lactatiekundige. Op zulke momenten merk ik hoezeer
dat borstvoedingsverhaal na twintig, vijfentwintig jaar een embodied iets is geworden voor me. Het
zit in mijn lijf, in mijn leven, in mijn denken en mijn visies. Als er vreemde
dingen over worden gezegd, wordt alles in mij wakker en gaat de adrenaline
(niet per se de cortisol, trouwens) stromen. Ik wil dan zorgen dat misvattingen
geen kans krijgen om in een nieuwe setting wortel te schieten, en zeker niet in,
zoals nu, een hele groep jonge academici die de beleidsmakers van de toekomst
zijn.
Casu Marzu, verrotte kaas met maden... een Sardinische delicatesse! |
Het onderwerp van vandaag
was ‘taboes’ en dan specifiek taboes over voedsel. Waarom eten Joden en moslims
geen varkens? Waarom eten Hindus geen koeien? Waarom eten niet-Sardiniërs geen
wormenkaas? Dat zijn boeiende vragen voor een antropoloog, want ze kunnen
vanuit heel veel invalshoeken worden benaderd en inzicht bieden in wat voor een
groep belangrijk is.
Een theoretisch instrument dat we al
op dag 1 aangereikt kregen, is het ‘Wiel van Cultuur’. Het Wiel bestaat uit
drie elementen: gedrag, ideeën en materie. Wanneer je naar een samenleving
kijkt, zie je dat deze elementen elkaar in een voortdurende beweging
beïnvloeden. Materie in de vorm van bijvoorbeeld internet beïnvloedt ons
gedrag. Ons gedrag (surfen op internet) beïnvloedt onze ideeën (we nemen
eenvoudig kennis van zaken die ver van ons bed gebeuren) en die ideeën
beïnvloeden vervolgens weer ons gedrag (we doen al dan niet mee aan de Ice
Bucket Challenge of we zien dat borstvoeding een belangrijke onderdeel is van
een duurzame leefstijl) en daarna weer de materie die we ontwikkelen
(donatiestructuren, borstvoedingsvoorlichting).
Taboes aangaande voedsel
kunnen ook vanuit diverse invalshoeken worden benaderd. Een bepaald idee kan er
de bron van zijn, maar het kunnen ook omgevingsomstandigheden zijn (materie) die
bepalen dat we iets niet (mogen) eten of juist wel. Zo zal een verbod op vis
niet aanslaan onder volkeren op de Noordpool: de omstandigheden laten zo’n
taboe niet toe. Taboes blijken daarom vaak aan te sluiten bij wat al gangbaar
is; doen ze dat niet, dan vinden ze geen weerklank.
We spraken dus onder
andere over het varken en over Indiase koeien. Zodra het begrip ‘melk’ in beeld
komt, ben ik alert. Doe een uitspraak als: “Varkens geven geen melk” of
“Indiase koeien geven bijna geen melk”… en dan heb je mij helemaal scherp.
Dan denk ik als net
begonnen student aan een handvol termen die ik al heb moeten bestuderen:
- etnocentrisme: een andere
cultuur beoordelen en wellicht veroordelen op basis van je eigen achtergrond;
- antropocentrisme: zaken
benaderen vanuit het idee dat de mens het middelpunt is;
- holisme: alle mogelijke
aspecten meenemen in je overwegingen en conclusies.
Ik kon het niet laten; ik
zei: “Alle koeien geven melk. Dat is een biologisch feit.”
En ik dacht: “Maar niet
alle koeien worden zo opgefokt als die in de veeteelt om een belachelijke
hoeveelheid melk te produceren die niet voor hun jongen is bedoeld, maar voor
menselijke consumptie. Zeggen dat ze bijna geen melk geven is etnocentrisch,
antropocentrisch en non-holistisch.”
Ik drukte me geloof ik
niet helder genoeg uit, want mijn opmerking werd als niet relevant voor de
discussie terzijde geschoven.
En over dat varken, dat
zogenaamd geen melk geeft, dacht ik: “Varkens kunnen we niet voor melk exploiteren, want ze zijn
voor de mens niet zo gemakkelijk te melken als diverse andere zoogdieren, maar voor
hun jongen geven ze gewoon voldoende melk, net als ieder ander zoogdier,
waaronder de mens. Zeggen dat een varken geen melk geeft is etnocentrisch,
antropocentrisch en non-holistisch.” (En ja, ik weet dat er pathologische
uitzonderingen zijn, maar we gaan even uit van de zoogdiernorm.)
Wat moet ik hier nu mee?
Maken deze gedachten mij tot een etnocentrische denker in mijn eigen
lactatiekundige niche? Moet ik het laten voor wat het is en doen alsof er niets
bijzonders is gezegd? Of is het zinnig dat ik hier donderdag (in de werkgroep
over hetzelfde onderwerp) op terugkom en benoem wat ik hierboven beschrijf? Wat
zegt het over mij dat ik me hier druk over maak? Waarom heb ik de behoefte om
iets wat ik beschouw als een misvatting, recht te zetten? Is het wel echt een
misvatting? Of is het gewoon een beetje onhandig geformuleerd? En doet dat
ertoe, hoe je formuleert?
Vooroordelen (www.favim.com) |
Het vak waarbij dit
college hoort, heet ‘Etnografisch Schrijfpracticum’. We gaan hier leren lezen
en schrijven. “Ah”, zei mijn man plagerig na de eerste week, “dat is leuk,
lezen en schrijven. Je zult zien dat er een wereld voor je opengaat!” We
moesten er samen hartelijk om lachen; ik kan immers best al wel aardig lezen en
schrijven. Het gaat in dit vak echter om de vaardigheid een cultureel verschijnsel
goed te bestuderen, de literatuur aandachtig te lezen en te overwegen en
vervolgens alles te combineren en een analyse te maken van hoe de praktijk zich
tot de theorie verhoudt. Daarbij is de essentie dat je leert je standpunt
overtuigend te onderbouwen en je woorden zorgvuldig te kiezen; je moet zodanig
formuleren dat er geen misverstanden ontstaan.
Ik heb dan ook zo'n idee dat, mits professioneel verwoord, een nadere beschouwing over de bovenstaande punten in het kleinere werkgroepverband zeker gepast is. Ik zal dus mijn gedachten nog wat laten gaan over waar voor mij de essentie zit van wat me triggerde. Antropologie, kennis van de mens, begint immers bij kennis over wie je zélf bent, over hoe jouw achtergrond je gemaakt heeft tot wie en hoe je nu bent en denkt!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten