We vallen tijdens de
colleges van het ene in het andere onderwerp dat raakvlakken heeft met het
lactatiekundige vak. Ik begon bij de VBN ooit bij het belang van borstvoeding, puur
om het voeden, maar zijsporen werden hoofdlijnen. Meer en meer ging ik borstvoeding
zien als een wezenlijk onderdeel van een veel groter geheel: van vrouwzijn, van
moederschap, van ouder-kindrelaties, van zelfvertrouwen, van empathie en
daarmee van ethisch bewustzijn… en zodoende dus ook van de manier waarop de
samenleving eruit ziet. Dat zijn grote stappen en soms lijken ze vergezocht
voor wie die link nog niet zo specifiek legde, maar ik heb er een diep vertrouwen
in dat deze relatie bestaat. Mijn uitdaging wordt nu om dat idee in te passen
in alles wat ik de komende jaren ga leren.
Daarvoor blijft het
contact met moeders en hun baby’s van groot belang. Vorige week zag ik een
moeder met haar kindje van een paar maanden. Ze is met haar gezin op
zomerverlof en keert binnenkort terug naar haar tijdelijke thuisbasis in
Zuidoost-Azië. Ze had daar tot haar spijt tijdens de bevalling en in de
kraamperiode niet de zorg gekregen waarop ze had gehoopt.
Nu was ze hier, maar ook
de voorbije maand in Nederland was verwarrend voor haar geweest. Ze had
allerlei boodschappen gekregen over de zorg voor haar kindje die strijdig waren
met haar diepe gevoel over wat goed was voor hen samen. Dat is altijd lastig
voor me. Als ook ik nog weer andere dingen ga zeggen… raakt ze dan nog meer
verward of helpen die haar om weer dichter bij haar gevoel te komen?
We spraken uitgebreid
over haar emoties, over haar eigen waardering voor de dingen die ze nu deed (en
haar frustratie over alle dingen die ze niet deed en waarvan ze vond dat ze ze wél
zou moeten doen). Toen ik zei dat wat ze nu doet voor haar kindje, immens
belangrijk is en dat er voor haar baby op de hele wereld geen belangrijker mens
is dan zij, kwamen voor de zoveelste keer de tranen. Ik zal eerlijk bekennen
dat ze dan bij mij ook hoog zitten, die tranen. Wat is het toch een toestand,
dat vrouwen door hoe onze samenleving functioneert, zozeer het gevoel hebben
dat wat ze voor hun kind doen, niet in verhouding staat tot wat ze deden toen
ze in een betaalde baan zaten.
Waar begint de vorming
van burgers? Waar wordt voor een wezenlijk deel bepaald hoe empathisch en
geduldig en blijmoedig we als mens in het leven staan? Waar ligt de basis voor
onze lichamelijke en geestelijke gezondheid? In die eerste levensjaren! De zorg
van onze moeder (in haar armen bij haar aan de borst) en van onze vader en
andere primaire en secundaire hechtingsfiguren legt het fundament onder hoe we
de komende tachtig, negentig jaar gaan functioneren. Het is te gek voor woorden
dat daarvoor zo weinig aandacht is.
Deze dagen las ik voor mijn
studie een artikel over de ongelijkheid tussen man en vrouw en hoe dat verschijnsel een universeel
principe is: het komt in iedere samenleving ter wereld voor. Uiteraard krijgt
die ongelijkheid overal op een andere manier vorm, maar ze bestaat, of het nu
gaat om ongelijke beloning van gelijke arbeid of om de ‘onreinheid’ bij
menstruatie, de uitsluiting van deelname aan rituelen of het gedwongen
huwelijk.
In Sherry Ortners artikel
‘Is Female to Male as Nature Is to Culture?’ komen deze aspecten voorbij, net
als een aantal ideeën van Simone de Beauvoir. Deze beroemde (kinderloze!)
schrijfster en filosofe, levensgezel van Jean-Paul Sartre en boegbeeld van het
feminisme, wordt aangehaald met citaten die bij mij de indruk wekken dat zij en
ik een totaal andere definitie van ‘feminisme’ hanteren. Er klinkt in mijn
beleving een pijnlijke verbittering in door.
Wat moeten we denken van het volgende: “She
[Simone de Beauvoir, MVK] points out that many major areas and processes of the
woman’s body serve no apparent function for the health and stability of the
individual woman (…). The breasts are irrelevant to personal health; they may
be excised at any time of a woman’s life. (…) the woman is adapted to the needs
of the egg rather than to her own requirements.” (pagina 74)
Wel, wel. En wat zijn dan ‘her own
requirements’, zo vroeg ik mij af. En
als we stellen dat een vrouw wordt overheerst door haar fysiologie, hoe zit dat
dan bij de man…? Hoe nuttig is zijn baard? Hoe zinvol is het feit dat hij een
penis heeft (als we voortplanting even helemaal uit de vergelijking wegknippen)?
En waartoe dient zijn testosteronniveau, dat via haantjesgedrag zoveel ellende
aanricht in de wereld?
Anders geformuleerd: is
de manier waarop we kijken naar de ‘waarde’ van man en vrouw niet een sociaal
construct in zichzelf, dat in stand wordt gehouden als de vrouwelijke
reproductie door gezaghebbende schrijvers, denkers en beleidsmakers als zo
minderwaardig wordt afgeschilderd?
Ook kinderen komen er niet zo goed van af;
in Ortners woorden: “Infants are barely human and utterly unsocialized; like
animals they do not walk upright, they excrete without control, they do not
speak. Even slightly older children are clearly not yet fully under the sway of
culture; they do not yet understand social duties, responsibilities, and
morals, their vocabulary and their range of learned skills is small.” (pagina 78)
Ik weet niet eens waar te
beginnen met mijn vraagtekens. Kinderen wordt zo tekortgedaan met een dergelijke
beschrijving. Het creëert een denkpatroon over kinderen dat volstrekt strijdig
is met de liefdevolle benadering die onmisbaar is voor de zorg die ze nodig
hebben om tot gezonde, invoelende volwassenen uit te groeien.
Gelukkig zitten er ook
wel wat meer genuanceerde passages in het artikel, bijvoorbeeld daar waar er
iets wordt gezegd over de rol van vrouwen als moeders jegens hun kinderen: “(…)
woman (…) is in fact the primary agent of their socialization. It is she who transforms the newborn infant (…) into a cultured
human (…) in order to be a bonafide member of the culture.” (pagina 79-80; de formulering wijkt iets af van de
versie die ik zelf heb gelezen)
En ook dit is belangrijk: “[woman] is half
of the human race, without whose cooperation the whole enterprise would
collapse.” (pagina 76)
En zo is het. Het lijkt
dan ook tijd dat het universele beeld wordt bijgesteld en dat we als mondiale
samenleving beter gaan zien hoe belangrijk liefdevolle zorg voor onze kleinsten
is. We weten tegenwoordig meer over de invloed van de vroege levensfase dan in
de tijd van De Beauvoir en van (dit artikel van) Ortner en deze kennis hoort
onderdeel te zijn van voorlichting en begeleiding.
De moeder die ik zag, mag
gewoon de tijd nemen om te groeien in die (letterlijk en figuurlijk) voedende
rol die ze bij de geboorte van haar kind heeft gekregen. Bij gelukkige, gezonde,
verantwoordelijke kinderen vaart iedereen wel!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten