Als er gelegenheid voor was geweest, had ik zeker ook even in mijn eigen mond laten kijken. Jaren geleden al zei Catherine Watson Genna, expert op het gebied van tongriemen, dat ook ik tongue-tied ben! Ik wist niet wat ik hoorde… ik? Hoezo? Ik kan mijn tong flink ver uitsteken en er ook mijn achterste kiezen mee schoon peuteren. Tsja, het is waar: borstvoeding is voor mij destijds mislukt (en jarenlang zei mijn moeder tegen mij dat het een kwestie van geluk was of je kon voeden of niet…), ik heb forse spijsverteringsproblemen gehad als baby, ik had om de haverklap oorontstekingen, ik was heel erg vaak verkouden, mijn amandelen zijn een paar keer geknipt, mijn neusluchtweg is ooit ‘uitgebrand’ om meer doorgang te creëren, mijn onderste twee snijtanden staan naar binnen, ik heb een hoog gehemelte en ik snurk… maar tongue-tied? Sinds die opmerking van Cathy ben ik me meer en meer in de materie gaan verdiepen en hoewel ik toen het verband nog niet zag tussen al die vroegere klachten van mij en de mogelijkheid dat mijn tongriem te kort is, weet ik nu dat die zaken zeker causaal gerelateerd kunnen zijn. Dat betekent dat ze niet toevallig samen voorkwamen, maar dat er een reële mogelijkheid is dat de tongriem er de oorzaak van was. Zal onze tweede dochter, die (op mijn voorstel) op haar 18e haar tongriem liet knippen, het dan van mij hebben geërfd? We zullen het zien; er doet zich vast binnenkort wel weer een kans voor en anders maak ik zelf een afspraak.
In het uiterst leerzame boek ‘Tongue-Tie; Morphogenesis,
Impact, Assessment and Treatment’ van Alison Hazelbaker, volgt na het vorige
week besproken Hoofdstuk 4 een ‘photo gallery’. Twaalf pagina’s lang, met op
iedere pagina zes foto’s, kun je je vergapen aan de vele vormen van een te
korte tongriem of lipriem. Plaatjes kijken is een nuttige bezigheid voor dit
soort dingen: het duurt immers wel even voordat je zoveel cliënten hebt gezien
met dit probleem, dat je alle mogelijke uiterlijkheden bent tegengekomen! :-)
Hoofdstuk 5 behandelt spraak en andere aangezichtskwesties.
Alison geeft een historisch overzicht van hoe er naar dit spraakaspect werd
gekeken in de 20e eeuw. Hoewel er veel casuïstiek was, werd het vaak
toch als onbeduidend afgedaan, ondanks dat de spraak na knippen meestal
verbeterde.
Andere onderwerpen in dit hoofdstuk zijn de ‘deviate
swallow’ (hoe kaken, gebit, gehemelte en spieren zich afwijkend ontwikkelen als
de mobiliteit van de tong niet normaal is), de gebitshygiëne, ongecontroleerde
speekselproductie (sputteren terwijl je spreekt en ophoping van speeksel in je
mond) en slaapapneu. Dat laatste is zeker een zorgelijk iets, want het betekent
dat de zuurstofvoorziening niet goed op orde is en het kan tot ernstige
(over)vermoeidheid leiden, omdat je lichaam maar niet in de diepe slaap komt of
blijft. Alison verwijst naar
het belangrijke werk van Brian Palmer: “Bottle-feeding, pacifier use, excessive
oral habits and tongue-thrusting can actually have a negative impact on the
shape of the oral cavity by placing abnormal forces on bone and teeth within
the oral cavity. (...) These [abnormal]
forces create the high palates, narrow dental arches and retruded chins
that put individuals at risk for snoring and sleep apnea.” Alison komt tot de
volgende conclusive: “Each facet of the orofacial complex influences the
others. The craniofacial, oral, and pharyngeal structures are so complex and
physiologically linked, one compromised factor can disturb all the others. Tongue-tie
comprises the first ‘domino’.” (pag.
120)
Hoofdstuk 6
gaat over de verschillende assessmentmethodes die er zijn en hoe bepaalde
overwegingen (kunnen) worden gemaakt: “Some believe that if the baby can feed on
a bottle, the mother should switch to bottle-feeding since there are no
particular advantages to breastfeeding. This position was then, and remains,
untenable and indefensible.” (pag. 127)
Ze refereert hiermee nogmaals aan de in Hoofdstuk 4
besproken effecten van een te korte tongriem in het algemeen, dus óók als er
sprake is van voeden met een fles. Eén citaat nog uit dat hoofdstuk: “Tongue-tied individuals do not have
tongue-tip-to-anus progressive contractions. As a result, sluggish digestion
develops, which leads, in turn, to gastrointestinal tract inflammation, reflux,
excess gas and bloating, poor nutrient absorption, and poor elimination.
Infants may be colicky, experience reflux and/or have secondary lactose
intolerance if breastfed (Coryllos et al., 2004; Griffiths, 2004).”
Een correct assessment is natuurlijk doorslaggevend voor een
goede diagnose. De functie van de tong is daarbij belangrijker dan het
uiterlijk. Het risico op de bovengenoemde langetermijnproblemen horen een onderdeel te zijn van de afwegingen
aangaande behandeling. Het is niet voldoende dat een kind zich kan redden aan
de borst; er zijn immers voor het latere leven ook ingrijpende gevolgen
mogelijk als de tong niet goed functioneert. Welke tool je ook gebruikt voor
dat assessment, er is natuurlijk oefening nodig en zelf leer ik op dat punt nog
steeds bij. Alison heeft een beoordelingsmethode ontwikkeld, the Hazelbaker
Assessment Tool for Lingual Frenulum Function (HATLFF) en sommige professionals
vinden het een lastig ding om mee te werken. Alisons scherpzinnige reactie daarop: “Clinicians should not, on the one
hand, demand thoroughness to justify treatment and, on the other hand, complain
about the time it takes to be thorough.” (pag. 138) Ik moet daar om
lachen, om zo’n stelling, en voel me er waarachtig ook zelf door aangesproken! Zag
ik maar zo’n 100 kinderen in de week… dan ging ik bij allemaal de HATLFF
afnemen, in de hoop dan ook weer eens ‘gewone’ tongriemen te zien en zo beter
het onderscheid te leren maken! Nu denk ik vaak, zoals gezegd, dat het toch
niet waar kan zijn dat ik alwéér een te korte tongriem zie, terwijl ik echt
beter word in het herkennen van de signalen. En als het dan mis is, dan moet er
wat gebeuren, want: “It is as unethical to overtreat as it is to undertreat.” (pag. 141) “Parents should be
adequately educated so they can make informed decisions about their child’s
care.” Zo is het maar net!
De rest van Hoofdstuk 6 bevat een uitgebreide analyse van de
diverse assessment tools en hun wetenschappelijke degelijkheid.
Hoofdstuk 7 bespreekt de diverse behandelingsmethodes en de
voors en tegens ervan. Er is helaas nog een groot gebrek aan kennis en er is
ook angst voor de behandeling: “Professionals do little service for parents bij
leading them to blieve that treatment carries substantial risks when there is
no evidence for such an assertion. (…) Scare tactics about unproven risks
deprive parents of good information for sound choice-making.” (pag. 169) Ze
geeft vervolgens een uitgebreide opsomming van aspecten die het problematisch
maken om een afwachtende houding aan te nemen. Zo wordt er wel eens gesteld dat
korte tongriemen vanzelf scheuren of verdwijnen: “If lingual frenula always
stretch or rupture, then no older children or adults would not be tongue-tied.”
(pag. 173) Geen speld tussen te krijgen, lijkt me! “Tongue function without
intervention leans toward ever-increasing levels of compensation” (pag. 173),
en ‘compensation’ betekent dan dat andere delen van het lichaam gedrag gaan
vertonen dat de gebreken van de tong moet compenseren. Dit leidt in het lichaam
altijd tot klachten; daarin onderscheidt de tongriem zich niet van andere
lichaamsdelen. Als je een zere teen hebt en mank loopt, krijg je ook elders in
je lichaam overbelasting; dat is een anatomisch gegeven.
De rest van Hoofdstuk 7 en het nawoord bevatten nog diverse
krachtige aanbevelingen, waar we als zorgverleners in het perinatale gebied
allemaal mee aan de slag kunnen… nee, aan de slag móeten!
Oh, en wie graag bewijs, bewijs, bewijs wil… er zitten ook
nog even 20 pagina’s literatuurreferenties in, dus leesvoer genoeg!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten