Op donderdag begeef ik mij altijd naar de supermarkt voor de wekelijkse boodschappen. Sommige mensen mopperen wat af aangaande het inkopen van levensmiddelen, maar ik begrijp dat nooit. Wat een luxe, wat een zegen, dat je zomaar naar een winkel kunt gaan waar je keuze hebt uit een overdadige hoeveelheid voedsel, zodat je geen honger hoeft te lijden. Er zijn veel plaatsen op de wereld waar men graag met ons zou ruilen, stel ik me zo voor; dankbaarheid lijkt gepast.
Tegenwoordig ga ik altijd alleen, maar vroeger was het een hele onderneming met één, twee, drie of vier kinderen. Ik nam er altijd wel een paar mee, enerzijds omdat ze niet alleen thuis konden zijn, anderzijds omdat ik rond lopen in een supermarkt om velerlei redenen een uiterst leerzame exercitie vind. Het inkopen begon in feite altijd thuis al. Ik vroeg de meisjes wat ze de komende week wilden eten en ze wisten dat er variatie in het menu moest zitten: een keer aardappels, een keer rijst, een keer pasta, een keer stamppot, een keer soep, een keer een quiche… Ook moesten de kleuren van de groente gevarieerd zijn, dus niet in één en dezelfde week zuurkool, bloemkool en witlof.
Al die inspraak motiveerde de week erna bij het eten (“Oh, eten we vandaag wat ik heb gekozen? Yes!”) en maakte ook het inkopen doen interessant: “Wat moet daar ook alweer allemaal bij?” Eenmaal in de winkel hoefden ze niet bij mij te blijven; ze kenden mijn route en konden zich dus altijd weer bij mij voegen, zusjes hand in hand. Ze gingen met graagte op pad, als ik zei: “Haal jij even de witte bonen in tomatensaus? En neem ook maar een pot augurken mee.”
Zo werd het een spannende speurtocht en de kinderen kwamen opgetogen terug als ze het benodigde artikel hadden gevonden. Ze mochten ook helpen uitzoeken bij de koekjes en de chips, maar de hoeveelheden bleven beperkt en bij de kassa was ik tamelijk onverbiddelijk: aldaar geen extra snoepgoed meer. En ja… incidenteel leidde dat wel eens tot onaangename driftbuien. Had ik toen maar meer vaardigheden gehad om haar emotie beter te duiden en te benoemen…
Vorige week had ik drie bijzondere ontmoetingen rondom kindertjes in de supermarkt.
Terwijl ik rondliep, zag ik twee moeders met allebei een kindje. Het ene kindje zat ik de draagzak, maar hing veel te laag op moeders buik. Ik aarzelde… haar aanspreken of me er niet mee bemoeien? Ik besloot een poging te wagen; tenslotte zou het jammer zijn als ze korter draagt omdat haar rug het niet meer volhoudt. “Mag ik wat zeggen?”, vroeg ik, langzaam naar haar toe lopend. “Ik zie dat je heel mooi je kindje draagt, maar ze hangt heel laag.” Ik wachtte even en vulde aan: “Ik zie ook dat je een beetje achterover leunt om in balans te blijven. Is dat niet vermoeiend voor je rug?” Ja, dat merkte ze zelf ook! “Fraai is dat”, zei ze plagerig tegen haar vriendin, “wil je soms dat ik last van mijn rug krijg?!” Ik legde uit dat een kindje zó hoog moet zitten dat mama zo een kusje op het hoofd kan geven. “Maar hij kan niet hoger”, zeiden de moeder en de vriendin in koor. Een beetje zoeken wees uit dat dat wel degelijk mogelijk was en met vereende krachten kortten we de banden in. Moeder merkte tot haar vreugde onmiddellijk verbetering. De drager was qua design niet zo best; het inkorten van de banden die het kindje dicht tegen mama aan moesten houden, was helaas niet mogelijk. Toch voelde het zo al een stuk beter. Toen ik later naar huis reed, zag ik haar op de fiets zitten; ze wachtte voor het rode licht en… gaf haar dochter een kusje op het hoofd!
Ik rekende af en liep richting de uitgang, toen een cassière tegen iemand riep: “Mevrouw, uw boodschappen!” De jonge moeder keek om, liet de wandelwagen los en nam met een blos op de wangen de tas in ontvangst. Diverse mensen zagen het en schudden lachend het hoofd om haar vergeetachtigheid. Ik keek haar aan zei lachend: “Beter zo dan andersom, hoor; heel goede prioriteit! Je was in ieder geval je kind niet vergeten!” Ze grinnikte: “Ooooh nee, zéker niet!”
Ik liep de winkel uit, schoof de kar op de vlakke roltrap omhoog en zag een klein meisje van ongeveer tweeënhalf jaar bovenaan staan. Haar moeder stond onderaan en zei: “Kom maar, stap er maar op!” Ik vroeg of ik haar dochtertje zou helpen en dat vond ze goed. Ik was eerder boven dan de boodschappenkar en bukte bij het meisje: “Zal ik je helpen? Stap er maar op, mama wacht op je, kijk maar!” Ze moest er niets van weten en keek benepen naar beneden. “Zullen we samen naar mama toe gaan?”, stelde ik voor, maar ook dat idee kon haar goedkeuring niet wegdragen. Ze begon nu wat te jammeren. Mama had inmiddels gezien dat het niet ging lukken en was de trap op gestoven. Samen stapten ze op de roltrap die ze naar beneden bracht: moeder en kind herenigd.
Al met al kan de supermarkt een heel avontuur zijn, zowel voor moeders als voor jonge kinderen. Ik hoop dat ouders hun kleine en grotere kinderen blijven meenemen. Hoe mooi is het niet, als die kleine mensjes na het zoet en zacht van de borst de kleur en geur van het vaste voedsel mogen ervaren. Als je er dan ook nog een kopje thee of koffie kunt drinken en wat tijd inruimt in je planning voor een rustig bezoek, kan de supermarkt een sociaal dorpsplein worden!
vrijdag 22 februari 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten