Vandaag is de tweede helft aan de beurt van het boekje
‘Inbakeren brengt rust’, geschreven door Ria Blom, in de uitgave van februari
2011. Dit boekje is via een verwijzing in Bijlage 4 onderdeel van de
‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’.
Pagina 29
Laat je baby het
eerste half jaar op jouw slaapkamer slapen, in zijn eigen bed en niet bij de
jou in bed. Dit algemeen geldende advies staat beschreven in de folder Veilig
Slapen van de Stichting Wiegedood/Consument en Veiligheid. Vraag ernaar op je
consultatiebureau.
Het is winst dat er tegenwoordig expliciet wordt aangegeven
dat coslapen in de vorm van rooming-in wenselijk is. Ouders horen echter ook
gedegen informatie te krijgen over hoe ze coslapen in de vorm van bedding-in
veilig kunnen vormgeven. De derde vorm van coslapen, een cosleeper, verdient
zeer zeker ook aandacht.
Zet overdag het bed zo
neer dat je naar je kind kunt gaan kijken zonder dat je kind je opmerkt.
Tja, stel je voor, dat je kind ziet dat je voor haar zorgt
en haar in de gaten houdt…
Pagina 31
Een uitgerust kind
drinkt bovendien krachtig en efficiënt. Voeden op verzoek en regelmaat gaan dan
ook goed samen, mits de borstvoeding goed op gang is.
Het is mooi dat het ‘goed op gang’ zijn als voorwaarde wordt
genomen, maar wanneer is de borstvoeding goed op gang? Veel moeder-kindkoppels
hebben daar een heel aantal weken voor nodig. En zeker als er sprake is van
onrust in de baby (uitgangspunt voor het inbakeren), duurt het vaak langer
voordat het voeden goed loopt. De stelling dat ze elkaar niet bijten, lijkt dan
ook voorbarig.
Wanneer je kind de
regelmaat eenmaal te pakken heeft, zal hij zich uit zichzelf op zijn tijd melden voor de voeding. Het kan
bijvoorbeeld zijn dat hij in de ochtenduren vier uur tussen de voedingen laat
en in de namiddag/avond drie uur. Ook dit is een mooie regelmaat.
Tussenpozen van drie à vier uur, bij een baby van een paar
weken… Reken even door en je komt tot de conclusie dat er in dat geval maximaal
van 6 à 7 voedingen sprake kan zijn. Dat is weinig voor een pasgeborene. Het is
in ieder geval een aantal dat de gemiddelde volwassene zeker niet haalt. Tel
maar eens, hoe vaak je op een dag iets in je mond steekt. Onder de 10 keer
blijft vrijwel niemand. En dan ben je een volwassen mens met een ontwikkeld
rationeel brein dat inzicht heeft in tijdsverloop en dat tot probleemoplossing
en zelfregulatie kan komen. Bovendien… als er wordt aangegeven dat de baby zich
op ‘zijn tijd’ zal melden, bouw je dus de mogelijkheid in dat de frequentie
(ruim) hoger ligt. Terecht, trouwens.
Pagina 32
Over de gewenningsfase en je eigen vragen daarbij:
Hoe ziet de dag eruit;
wat doe je bij verzet en hoe lang laat je je kind huilen? (…)
Je geeft hem de kans
zelf in slaap te komen, weliswaar huilend. (…) Een oververmoeide baby van vijf
weken heeft wellicht minder krachten ter beschikking om fel te protesteren.
Dit laatste wordt als een voordeel gezien: wie te moe is van
het huilen, heeft geen energie óm te huilen en zal snel in slaap vallen. Hoe
dan ook: het huilen hoort er duidelijk bij en wordt als ‘gezond protest’
gekwalificeerd. Desondanks wordt het genegeerd en wordt er niet getroost.
Pagina 33
Wetende dat deze
aanpak bij de meeste kinderen op korte termijn resulteert in aanzienlijk minder
huilen en meer slapen, weegt het enkele keren huilen voor het in slaap vallen
ruimschoots op tegen troosten met alleen effect voor het moment. (…) Verder
speelt een rol wat je zelf kunt verdragen. (…) Je hoeft je hierdoor [door het
felle protest] niet te laten afschrikken. Hoe zekerder je je voelt over de
juistheid van deze nieuw ingeslagen weg, hoe beter je het huilen kunt verdragen
zonder te reageren. (…) [Veel ouders] merken dat hun kind des te harder gaat
huilen als ze weer weg gaan [zonder te troosten]. Geef je kind de ruimte voor
gezond protest. Zo geef je hem ook de ruimte eigen krachten in te zetten om
zélf kleine probleempjes op te lossen.
Wat zullen we hiervan zeggen…? Het is een groot misverstand
dat troosten alleen maar effect heeft voor het moment. Troosten geeft in de
baby een reactie die mede vormend is voor zijn hersenontwikkeling en
stressregulatie, voor zijn veiligheidsbeleving in de wereld. Dat is niet een ‘effect
voor het moment’, maar een levenslange imprinting. Dat een kind fel protesteert
als het de ouders ziet weggaan zonder getroost te zijn, is logisch. Het is de
‘separation distress call’ die een baby laat horen om zijn overlevingskansen te
vergroten. Alleen achterblijven staat voor een baby gelijk aan blootstaan aan
levensbedreigende gevaren. Je kind weet immers niet dat er geen tijger om de
hoek ligt, want haar amygdala registreert wel diezelfde angst, die primitieve,
instinctieve angst voor roofdieren, voor opgegeten worden, voor hulpeloosheid.
Als dan wordt gesteld dat dit huilen opweegt tegen het
troosten… over wie hebben we het dan? Voor wie weegt het ertegenop? Voor de
baby…? Ik waag dat te betwijfelen.
Je kind mag de eerste
paar dagen best 15 tot 20 minuten ongestoord huilen voordat hij in slaap valt.
(…) Wanneer je het huilen goed beluistert, zul je na ongeveer tien minuten
steeds vaker een kleine pauze horen. Laat jezelf hierdoor gerust stellen. Het
betekent dat je kind toch niet zo overstuur is als het lijkt.
Wat een dramatische conclusie… Een kind dat van het huilen
volledig overstuur raakt, zal inderdaad pauzes inlassen: de wanhoop en de
uitputting slaan toe. Dat heet wanhoop of dissociatie.
Het woord ‘ongestoord’ in deze context is overigens ook zorgelijk;
‘ongestoord’ moet gelden voor prettige activiteiten, niet voor zaken die tot
torenhoge stress en gevoelens van eenzaamheid leiden.
Pagina 34
Zoals hier beschreven
klinkt het misschien nogal heftig en zul je er als ouder tegenop zien – je kind
alleen laten huilen is het allermoeilijkste wat er is en gaat helemaal tegen je
moedergevoel in –
Ja, voor veel ouders is dat gelukkig inderdaad nog het
geval, ondanks alle slechte adviezen die ze krijgen. Het is te hopen dat ze dat
gevoel volgen en dat ‘allermoeilijkste’ niet proberen te bereiken.
Wanneer je het nodig
vindt iets te doen, doe het dan liefdevol, zwijgzaam en zo neutraal mogelijk.
Dit soort manieren van omgaan zijn in het verleden al wel
uitgeprobeerd. Ze heten de ‘still face procedure’ en ze zijn voor een kind
angstaanjagend. Het gebrek aan emotie in de primaire hechtingsfiguur terwijl
het kind van slag is, is een ontluisterende ervaring voor het kleine mensje.
Bekijk dit filmpje maar eens; het gaat je door merg en been en mij springen er iedere keer weer de
tranen van in de ogen. En dan te bedenken dat dit onderzoek al zo’n 35 jaar oud
is… Willen we zo’n methode werkelijk aanbevelen?
Pagina 35
Wanneer dit niet
helpt, kun je een speentje geven of op de slaapkamer een klein slokje aan de
borst of uit de fles. (…) Deze manieren van troosten zijn hulpmiddelen voor de
eerste paar dagen. Laat het geen nieuwe gewoonte worden.
Hier is andermaal sprake van een gebrekkig inzicht in de
functie van het voeden aan de borst. Ook het voorstel voor het geven van een
speen roept vraagtekens op. Daar zijn bezwaren tegen aan te voeren met het oog
op de vaardigheid aan de borst. De dreigende toon in dit advies getuigt verder
van een paternalistische, autoritaire aanpak.
Pagina 39
Over het afbouwen van de doeken en de aanpak in die fase,
als er weer meer onrust ontstaat:
Je gaat bijvoorbeeld
vaker lopen voor een speentje of je kind toch weer opnemen wanneer hij huilt.
(…) Voor je het weet is je kind weer afhankelijk van je!
Dat een kind afhankelijk is van de ouders… dat duurt zo’n
jaar of 18 (en als het kind gaat studeren, duurt het nog weer een jaar of vijf
extra). Wat een onbegrijpelijke conclusie, dat je geen moer bent opgeschoten
als je kind na een aantal weken inbakeren ‘weer’ van jou afhankelijk is.
Natuurlijk is dat het geval! Je kind heeft je nodig, nog jarenlang, op allerlei
gebieden. Je kind is op die leeftijd niet ‘weer’ van jou afhankelijk, maar NOG
STEEDS en voorlopig ook nog heel lang!
Op pagina 44 vinden we de nabeschouwing met een aantal
conclusies.
Na een verkwikkende
slaap kan het uitgeruste kind zich weer vol overgave richten op de wereld om
hem heen. Hij zal langer en aandachtiger met hetzelfde kunnen spelen zonder de
ouder daarbij nodig te hebben. Wanneer we de regelmaat, eenduidigheid en het
inbakeren zien als het bieden van grenzen, staan ze niet op zichzelf. Op een
andere wijze kan het bieden van grenzen een vervolg hebben. Zoals grenzen in
het speelgoedaanbod en in wat wel en niet geoorloofd is. Ook in pedagogische
zin is liefdevolle begrenzing nodig. Zonder dit zla het nu bereikte resultaat
in een volgende ontwikkelingsfase, bijvoorbeeld in de nee-fase, weer verloren kunnen
gaan.
Wat hier gebeurt, is dat ouders een stevige waarschuwing
krijgen: als je nu niet met inbakerdoeken grenzen aanbrengt, dan kun je het
straks in de peutertijd wel vergeten, want dan wordt je kind onhandelbaar. Dit
is klinkklare onzin. Natuurlijk heeft een kind op diverse manieren begrenzing
en duidelijkheid nodig, maar daarbinnen moet er wel aan zijn primaire behoeften
tegemoet worden gekomen.
Dit boekje laat op allerlei manieren zien dat er met die
behoeften een loopje wordt genomen. Ik vind dat een verontrustende
aangelegenheid en beschouw, net als ik dat een aantal jaren geleden deed, de
verwijzing naar het werk van Ria Blom dan ook nog steeds als een groot
probleem. Baby’s en ouders verdienen waarachtig betere pleitbezorgers dan diegenen
in de kernredactie die tot deze stap hebben besloten. Deze aanbeveling is een
misstap; hoe gaat de overheid deze bedreiging van de volksgezondheid een halt
toeroepen? Als je suggesties hebt... plaats ze in de comment-box hieronder!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten