In iedere cultuur zijn er
zaken die ‘taboe’ zijn, zaken waarover je niet praat, die je niet laat zien,
die je niet mag doen, of die alleen onder zeer helder omlijnde omstandigheden
zijn geoorloofd. Het gaat daarbij dus niet om dingen die door de wet worden
verboden (hoewel dat soms ook zo is), maar met name over dingen die in de
sociale context niet geoorloofd zijn, dingen waarvan anderen, die dat taboe
onderschrijven, zouden kunnen zeggen: “Dat kan echt niet!” Zo zullen
we (in het algemeen…) niet publiekelijk in onze neus peuteren, zelfs als
niet-vegetariër geen hondenvlees eten en niet vrijen met broers en zussen.
Ik heb de ervaring dat er
op het gebied van zorg voor jonge kinderen of misschien in het perinatale
gebied (dus zwangerschap en baby’s eerste levensjaar) ook taboes zijn. Collega
Gonneke van Veldhuizen heeft er ook al wel eens over geschreven, over dat
zogenaamde ‘Voldemort-effect’,
het verschijnsel van ‘she/he who (of ‘that which’) shall not be named’. Eén van
die taboes betreft het feit dat je niet mag betwisten dat ouders altijd weten
wat het beste is voor hun kind. Ik ben het met dat idee al jaren oneens en ik maak
daarvan in relevante settings ook melding. Dat wordt me niet altijd in dank
afgenomen.
Afgelopen week kwam dit
fenomeen voorbij in een topic op een Facebookgroep. Iemand schreef: “[M]ama’s
weten altijd wat het beste is voor hun kindje.”
In lijn hiermee is een
andere kreet die je nog wel eens hoort: “Je hoeft mij niets nieuws te
vertellen; ik weet zelf wel wat goed is voor mijn kind.”
Van beide uitspraken zou
ik zeggen: ze zijn niet waar. Ze gaan er namelijk van uit dat je op een goed
moment alles weet wat er te weten valt en wat nodig is om je kinderen ‘het
beste’ (tjsa… wat is dáárvan dan weer de definitie…) te bieden en ze impliceren
dus ook dat je niets kunt bijleren, dat je alle denkbare leerprocessen al hebt
doorlopen (hoewel deze uitspraken vaak worden gedaan als de kinderen nog klein
zijn…) en op grond daarvan tot een overzichtelijk totaalbeeld bent gekomen
waaruit je precies datgene kunt plukken wat voor je kind het beste is.
Dat klinkt mij behoorlijk
utopisch in de oren… en ook uitermate onrealistisch. Als ouders werkelijk
altijd zouden weten wat het beste is voor hun kind, zouden we dan nog jeugdzorg
nodig hebben? Zou er dan nog kindermishandeling bestaan? Zou er dan nog tot in
lengte van jaren zo vol pijn en verdriet getobd worden door incestslachtoffers?
Baby’s die men laat huilen omdat ze anders ‘verwend’ raken, ongeboren kinderen
die aan alcohol en nicotine worden blootgesteld, kleine hummels die een ‘corrigerende
tik’ krijgen… het zou allemaal tot het verleden behoren.
Ik zie dat vooralsnog
echter niet gebeuren. We zijn allemaal feilbaar, dikwijls zelfs voor een deel
omdat onze ouders niet wisten wat het beste voor ons was (of er in ieder geval
niet naar konden handelen). En zelfs als we het wél weten, doen we het lang
niet altijd. Dat laatste is echter weer een ander verhaal; ik wil nu focussen
op het ‘weten’.
Het idee van ‘alles
weten’ roept bij mij dat rijtje in gedachten dat ik ooit leerde tijdens een
luistervaardigheidstraining van de VBN over stadia van bekwaamheid:
- Onbewust onbekwaam: je hebt niet door wat je allemaal niet weet.
- Bewust onbekwaam: je realiseert je dat je kennis mist en je start een leerproces.
- Bewust bekwaam: je hebt al veel geleerd, maar toepassing gaat nog niet vanzelf.
- Onbewust bekwaam: je hebt niet meer door wat je allemaal weet en toepast.
Collega Mieke van Rijn
deelde vorige week de onderstaande afbeelding, die hier precies bij aansluit:
Er zit naar mijn idee
veel defensiviteit in de uitspraak “Ik weet het zelf het beste; niemand hoeft
te proberen mij te vertellen hoe het beter zou kunnen.” En vermoedelijk is er
ook sprake van angst, angst om in de overweldigende wirwar van inzichten de
controle kwijt te raken, de eigen autonomie te verliezen, de regie uit handen
te moeten geven. Die angst is begrijpelijk, want als ouders de beslissingen
niet al zelf uit handen geven, worden die hen door zorgverleners geregeld uit
handen genómen. En dat komt dan weer omdat ook de zorgverlener vaak denkt: “Ik
weet het het beste”, een gedachte die het daaropvolgende ingrijpen rechtvaardigt.
Het is natuurlijk ook
niet niks, om te zeggen: “Ik weet het vaak niet; ik ben zoekende. Ik wil zo
graag het beste voor mijn (of: het aan mijn zorg toevertrouwde) kind, maar er spelen zoveel zaken mee, dat ik het
donders moeilijk vind om te kiezen en om te bepalen wie daarbij voor mij de
meest geschikte inspirator is, wie ik kan vertrouwen, wiens kennis en
vaardigheid up-to-date zijn met wat er zoal te weten valt en hoe die kennis bij
mijn wereldvisie en bij mijn idee over kinderen en moraliteit past.”
Dit is een levenstaak,
zou ik willen stellen, zowel voor ouders als voor zorgverleners. En die taak begint volgens mij bij het aanmoedigen van
kinderen om altijd maar ‘Waarom?’ te blijven vragen en daarop dan naar eer en
geweten te antwoorden, ook als je het antwoord niet weet! Als we er als
volwassenen voor openstaan dat er altijd meer te weten valt en als we dat
voorleven aan onze kinderen (en cliënten/patiënten) door zelf niet vast te roesten in bepaalde
opvattingen, dan kunnen ze dat nadoen. Kritische nieuwsgierigheid biedt de
beste kansen om dingen alsmaar beter te (leren) weten. Kennis vergaren vereist
flexibiliteit, vraagt om de bereidheid om met anderen die op een specifiek
gebied al meer weten, in gesprek te gaan en hun kennis op te snuiven en (na een
gezonde analyse) te internaliseren. Kennis vergaren vergt ook een zekere nederigheid,
de bescheidenheid om te erkennen dat je nooit alles kunt weten, en tegelijkertijd
de vastberadenheid om meer te weten te komen. Zo word je stap voor stap
onbewust bekwaam, tot zich weer een gebied aandient waarop je bewust onbekwaam
bent.
En als je telkens opnieuw
het leerproces in gaat, is er natuurlijk een tweezijdige kunst: enerzijds moet
je uitvinden bij wie je kwalitatief hoogwaardige kennis kunt verwerven en
anderzijds is er de taak om vervolgens, ook al weet je bepaalde dingen daarna
beter, niet als ‘betweter’ door het leven te gaan, maar oog te houden voor het
leerproces van de ander en de angst die er op grond van slechte ervaringen
mogelijk onder ligt. Machtsmisbruik en vernedering zijn in leerprocessen
taboe-instrumenten: ze ondermijnen alles wat nodig is om dingen te leren, zoals
nieuwsgierigheid, (zelf)vertrouwen en plezier. Dat neemt niet weg dat ook als
het leerproces constructief is, de verzamelde kennis soms confronterend kan
zijn. Maar ja, wie al een paar jaar meegaat, die weet natuurlijk beter dan dat
het leven altijd over rozen gaat. Gelukkig leidt ‘beter weten’ vaak ook tot
meer inzicht en kracht en daar worden de meesten van ons dan toch weer heel
blij van.
Laten we dus zorgen dat ‘Ik
weet het niet, maar wil het graag beter weten’ geen taboe, maar een moedig
motto mag zijn!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten