Zoals velen inmiddels weten, ben ik sinds 1 september van
dit jaar fulltime student aan de Universiteit van Amsterdam. Ik studeer
Culturele Antropologie & Ontwikkelingssociologie en vandaag maakte ik mijn
eerste tentamen.
De afgelopen tien jaar was ik in de herfstvakantie altijd
een dag of wat in Duitsland, waar ik het lezen en werken aan één of ander
project afwisselde met wandelingen in het werkelijk schitterende, heuvelachtige
Loreley-gebied (ik schreef er eerder al eens over).
Dit jaar was het huis waar ik altijd verblijf, niet
beschikbaar en een eventueel alternatief was bezet. Nu moest ik kiezen: in
Nederland iets zoeken of helemaal niet weggaan deze herfst?
Tradities en rituelen zijn de moeite van het onderhouden
waard. We kennen als samenleving, maar ook als gezin en als individu allerlei
rituelen en gewoontes die ons helpen structuur aan te brengen en bijzondere
momenten te markeren. Ook voor onze kinderen zijn die hoogtepunten belangrijk. Die
rituelen zijn ijkpunten en als we ze mooi inkleuren, spreken ze al onze
zintuigen aan: de geur van appeltaart bij een verjaardag, de liedjes van de
Sinterklaas-cd rond 5 december, het strijklicht in de late middag over de
duinen aan zee, het gevoel van de vertrouwde sjaal om je hals in de winter, de
smaak van verse aardbeien en ook… de kleur en de geur van een gemengd bos in de
herfst met daar doorheen de prikkeling en de pluim van de rook van een
houtgestookte kachel. Daar verlangde ik naar, naar die indrukken, omdat de
herfst een moment is van terugblikken op de zomer en toeleven naar korte,
donkere dagen die je binnen houden en die vervolgens overgaan in alwéér een
nieuw jaar. Het is een soort evaluatiemoment en dat kunnen we allemaal meestal goed
gebruiken zo ergens in de jaarlijkse cyclus.
Ik besloot daarom toch te gaan, ook al zou ik mijn
vertrouwde stekkie missen, en ik vond een plekje in Gelderland, vanwaar ik nu
dit blog schrijf. Gisteren en eergisteren heb ik alleen maar gestudeerd,
gestudeerd en gestudeerd. Ik voel me de laatste weken soms als een kind dat met
alle zintuigen de hele wereld moet leren kennen, dat alles als nieuw ervaart en
daar alleen maar in kan groeien en van kan genieten, als er een veilige sociale
omgeving is. Die veilige omgeving heb ik (kopje thee van mijn man als ik ’s
avonds weer aan het leren sla, lieve smsjes van de kinderen om te informeren of
het lukt, vrienden en collega’s die benieuwd zijn hoe het gaat), maar ik ben me
er sterk van bewust dat velen die veiligheid ontberen.
Voor het vak ‘Etnografisch Schrijfpracticum’ (observeren en
vervolgens alles zorgvuldig beschrijven is de kern van het werk van de
antropoloog) lezen we deze weken het boek ‘In Search of Respect’, geschreven
door medisch antropoloog Philippe Bourgois. De ondertitel van het boek is ‘Selling
Crack in El Barrio’, een wijk in New York. Binnenkort moeten we een essay van
1750 woorden inleveren over dit indringende antropologische werk. Afgelopen
week moesten we lezen tot en met Hoofdstuk 2, maar ik was tijdens de werkgroep
op donderdagmiddag al bij Hoofdstuk 5: ik kan het boek haast niet meer
wegleggen, zo fascinerend is het. Een belangrijk onderdeel van de antropologie
als wetenschap is veldwerk: je mengt je onder de mensen van wie je wat te weten
wilt komen, leeft met hen hun dagelijks leven en leert hun gewoontes en hun
sociale context kennen. Voor een werkelijk goed beeld moet je dus met de
onderzoeksgroep samenleven, niet ernaar kijken van buitenaf, maar eraan
deelnemen van binnenuit. Immers… het is moeilijk om inzicht te krijgen in (laat
staan een mening te hebben over of een oordeel te koppelen aan) de leefwereld
van de ‘ander’, als je niet weet wat het leven van de ander inhoudt.
Philippe Bourgois heeft deze ‘participant observation’ (de
wetenschappelijke term voor veldwerk) wel heel serieus genomen: hij heeft vijf
jaar geleefd in El Barrio, de wijk in East Harlem waar crackdealers hun dagen
doorbrengen met het verkopen en gebruiken van drugs, waar vaders en moeders in
en uit de gevangenis wandelen en waar kinderen ernstig in de verdrukking komen
doordat ze opgroeien met wel heel problematische rolmodellen. Bourgois
realiseert zich hoe de socialisatie van kinderen verloopt, als hij zijn eigen
kleine zoontje termen uit de illegale cultuur hoort roepen die het mannetje
heeft opgepikt tijdens zijn verblijf met papa op straat. (Lees hier waar papa zich zoal mee bezighoudt of kijk dit filmpje.)
Zo gaat dat dus: onze kinderen nemen met al hun zintuigen op
wat er op ze af komt en vormen zich zo een beeld van de wereld om hen heen. Dat
kan gaan over de geur van appeltaart bij een verjaardag, maar ook over de geur
van crack. Het kan gaan over het luisteren naar Sinterklaasliedjes, maar ook
over het horen van pistool- of geweerschoten. Ze kunnen met aandacht kijken
naar de kleur van laat zonlicht, maar kunnen ook opgroeien met de aanblik van de
weggegooide naalden van cocaïne-spuitende drugsklanten. Ze kunnen genieten van
een warme sjaal om hun hals of zich verbijten bij de pijn van een dronken vader
of moeder die ze in elkaar slaat. Ze kunnen aardbeien proeven, of een spoor van
pindakaas uit een vrijwel lege pot, omdat er verder niets te eten is.
Dat zijn de dingen waarover Bourgois schrijft en dan is
alles ineens heel relatief.
Dan draait
mijn maag zich om als ik lees: “I used to get three beatings a night, every day,
from when I was thirteen till twenty-one. He made me lose five [pregnancies]. That’s
five miscarriages because of him.”
Dan springen me de tranen in de ogen als ik een crack-dealer
geciteerd zie worden over zijn kindertijd: “I missed my mom [heroïnegebruikster
en vaak afwezig, MVK]. I used
to cry every day; be a big sucker. I was thinking suicide.”
En ik voel een grote machteloosheid, gekoppeld aan mededogen
(waarvan ik niet weet of ik die in de werkelijkheid van dit straatleven ook zou
kunnen opbrengen), als één van de hoofdpersonen in de drugsscene zegt: “Plus I
don’t like to see people fucked up [handing over three vials to a nervously
pacing customer]. This is fucked-up shit. I don’t like this crack dealing. Word up. [gunshots in the distance]
Hear that?”
Wat zegt dit alles over het belang van een stabiel gezin en
veilige hechting in de vroege levensfase? Alles, zou ik denken. We kunnen die
eerste jaren niet overschatten, als het gaat om het belang ervan voor de jaren
erna. Onze kinderen nemen ons en de rest van de samenleving met al hun
zintuigen waar. Wat ze ruiken, horen, zien, voelen en proeven, vormt hun kennismaking
met het leven dat voor ze ligt. Laten we als maatschappij dus ons uiterste best
doen om kinderen een positieve straatcultuur te bieden, dat wil zeggen… een
cultuur, ook op straat, waar kinderen niet hoeven te zoeken naar het krijgen
van respect, maar waarin ze respect geven, omdat ze zelf ook zo zijn benaderd
door respectvolle ouders die begrepen wat hun kind nodig had.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten