woensdag 18 juni 2014

Een tweede kans voor moeder en kind

Als lactatiekundige kun je met de meest uiteenlopende vragen te maken krijgen. Soms zijn ze heel eenvoudig, soms lijken ze heel eenvoudig maar zijn ze complex, en soms ook is bij de vraagstelling al duidelijk dat je er samen met de moeder goed voor moet gaan zitten om te inventariseren wat de beste aanpak is om te komen tot dat wat de moeder graag wil bereiken. Daarbij is haar conditie een zeer belangrijke factor. Wanneer ze pas onlangs is bevallen en misschien al een aantal dagen van tobben met het voeden achter de rug heeft, is de energievoorraad beperkt. Dan zijn soms de meeste suggesties voor beleid te veel gevraagd. Dan is het een kwestie van kijken hoe je de situatie eerst draaglijk kunt laten worden, waarbij de deur open blijft voor meer op de langere termijn.

We hanteren daarbij drie belangrijke uitgangspunten in een heel strikte volgorde:
- Voed de baby! Dat gaat altijd voor; liefst doen we dat natuurlijk met melk van de eigen moeder. Is die niet (voldoende) beschikbaar, dan is donormelk de voorkeursoptie. Is ook die niet (voldoende) aanwezig, dan krijgt de baby kunstmatige zuigelingenvoeding.
- Bescherm de melkproductie! Ook al kan de baby nog niet aan de borst drinken, om wat voor reden dan ook, het is van groot belang dat de borsten het signaal krijgen dat ze melk moeten produceren. De mate van stimulans in het (vroege!) begin bepaalt de productiecapaciteit voor de langere termijn.
- Werk aan het voedingsproces! De baby aan de borst krijgen als die daar zelf nog niet toe in staat was of als er iets is gebeurd waardoor de borst voor de baby negatieve associaties heeft gekregen, is de derde stap. Dit onderdeel vergt zachtheid en koestering en de kans op succes is groter als er veel huid-op-huidcontact is en de baby de borst als een prettige plek ervaart. De kans op succes is ook groter als de baby in goede conditie is (regel 1) en als er een mooie melkproductie is (regel 2). Deze drie stappen hangen onderling dus nauw met elkaar samen.

Dit hele verhaal gaat uit van een moeder die haar eigen baby heeft gebaard en wier lichaam is ingesteld op het voeden van haar kind. Onlangs had ik echter een moeder in begeleiding die ‘out of the blue’ voor een kindje ging zorgen. (Laten we haar Barbara noemen.) Ze is al jaren ingeschreven bij een voogdij-instelling die onder andere pleegzorg regelt. Barbara heeft in de loop der jaren al veel kinderen opgevangen voor kortere of langere tijd, maar nu kwam onlangs de vraag of ze als pleegmoeder een pasgeboren baby zou willen verzorgen! Ze moest op stel en sprong beslissen, want de vraag kwam tijdens de bevalling. De Eritrese, biologische moeder was 15 jaar, had een lang en droevig vluchtverhaal en zou bij de geboorte meteen afstand doen van het te vroeg geboren kindje. De vader was niet in beeld; niemand wist wie de vader was en het was niet ondenkbaar dat de jonge moeder door verkrachting zwanger was geworden. Dat is voor een kind natuurlijk geen goede spirituele start. Dit kleine mensje begint daardoor vanaf het eerste moment met een achterstand en heeft dus heel veel liefde en koestering nodig om de balans te vinden. Barbara had geen behoefte aan bedenktijd: ze reageerde acuut positief op het verzoek en het kleine mannetje, geboren met 30 weken en 6 dagen, lag een paar uren na zijn geboorte al met sonde en beademing bij haar op de borst. (Laten we hem Boy noemen.)

In mijn boekvertaling ‘Koester je kleintje’ wordt uitgebreid beschreven hoe cruciaal het voor een te vroeg geboren baby is om zo veel mogelijk tijd op het lichaam van de ouders door te brengen. Het moederlichaam heeft daarbij uiteraard de voorkeur, want via haar lichaam kan de baby ook worden gevoed en de geur van de borsten en de melk is een heerlijke zintuiglijke ervaring voor het kind.
Boy liet zien hoe waar dit alles is. De tijd bij Barbara en haar toegewijde zorg voor hem deden hem goed en al heel snel mocht hij uit het ziekenhuis worden ontslagen. Amper 34 weken oud was hij thuis bij Barbara en zij kon haar ogen niet van hem afhouden. Boy kwam ‘thuis’ in een gezin met nog drie kinderen, 15, 12 en 8 jaar oud, en geboren uit hun Nederlandse moeder Barbara en een Ethiopische vader. Dan is een Eritrese baby in huis natuurlijk niet zo vreemd en Barbara is vertrouwd met deze culturele achtergrond. Ze heeft haar eigen kinderen lang gevoed, dus ook dat is voor haar een totaal natuurlijke aanpak. Dat is dan ook precies waarover ze me mailde: “Kan ik dit kindje aan de borst krijgen? En hoe kom ik aan menselijke melk zolang ik zelf nog geen productie heb? Ik wil maar één ding voor dit kindje: veilige hechting waarborgen!”

Kijk, met zo’n vraag ben je bij mij natuurlijk aan het goede adres. Daar smelt ik voor. Veilige hechting is de essentie van alles wat ik doe. Net als collega Gonneke van Veldhuizen op haar homepage beschrijft, kijk ik daarbij primair vanuit het perspectief van het kind. Wat heeft het kind nodig? Wat zou het kind kiezen, als het daarover mocht beslissen? Ja, dat is voor een deel speculatie, maar veel minder dan je misschien zou denken. Er is fysiologisch namelijk heel veel over te zeggen en ook dat vind je op de pagina van Gonneke prachtig omschreven terug.
En ik vond het ook bij Barbara krachtig terug: heel haar wezen maakte zichtbaar dat ze haar hele lijf bijna alsnog om Boy heen wilde plooien. Ze wilde zo snel mogelijk van de flessen af, nog los van de vraag of er donormelk of kunstmatige zuigelingenvoeding in zou zitten. Ze wilde Boy aan de borst, nu, meteen! En ze wilde hem ook liever volledig UIT de borst voeden, niet alleen AAN de borst.

Dat vergt vanzelfsprekend een andere aanpak dan bij een pas bevallen moeder. En gezien het feit dat er geen voorbereidingstijd was voor Barbara, konden bepaalde protocollen voor relactatie (het opnieuw op gang brengen van de melkproductie) niet meer worden ingezet. Een groot voordeel in deze omstandigheden was echter Barbara’s conditie. Ze is fit en helder; haar lijf wordt niet geregeerd door grote hormonale schommelingen en hoeft niet te herstellen van de zwangerschap en de bevalling. Ze is één en al gretigheid en overgave en vastberadenheid om Boy aan de borst te krijgen en (liefst volledige!) productie te bereiken.
“Kan het ook wel eens mislukken, relactatie?”, vroeg ze me een dikke week na het consult. Ik antwoordde dat het afhankelijk is van wat je wilt bereiken, van je verwachtingspatroon, dus. Als volledige productie je doel is (en dat is het bij haar), dan is de kans op het niet bereiken van je doel groter dan wanneer het je doel is om je baby volledig aan de borst te voeden. Dát doel heeft ze namelijk al bijna bereikt! Tijdens het consult hebben we gekeken wat Boy kan en wil en ondanks zijn jonge leeftijd is hij sterk en aanhankelijk en slaagt hij erin de borst goed te pakken! Ik had een sonde bij me en een voedingsspuit en sindsdien voedt Barbara vrijwel alleen op die manier: Boy aan de borst, sondeslangetje in de mondhoek erbij in schuiven en genieten samen! Hij kan al geruime tijd ontspannen bij haar liggen, draait van genot met zijn oogjes en geeft zich helemaal over. Barbara doet dat ook en al in de dagen voor het consult had ze iets van een sensatie in haar borsten gevoeld die op een toeschietreflex lijkt. Dat is niet zo vreemd: ze is zo vastbesloten er voor Boy te zijn en hem een veilig thuis te bieden en ze draagt en knuffelt hem zo veel, dat ze natuurlijk bol staat van de oxytocine. En tsja… dat geeft die prikkeling in de borst!

Ze is met ondersteuning en volledige goedkeuring en aanmoediging van huisarts, kinderarts en voogd ook aan de medicatie en ze gebruikt ondersteunende kruiden in de hoop dat haar productie vlot op gang komt. Ze voelt een toename van activiteit in de borsten, maar of er al productie is, dat is nog niet helemaal duidelijk. Ze vindt kolven niks, net als flessen, en de borstvoedinghulpset beviel haar ook niet en dus legt ze nu aan en aan en aan en voedt ze met de sonde en de spuit. Ze heeft bovendien donormelk bemachtigd, dus ook dat is een prachtig aspect. Overigens is Barbara enerzijds blij met de positieve reactie van de zorgverleners, maar anderzijds ook wel verrast: “Fijn, hè, dat ze zo positief zijn? En het enige wat ik feitelijk deed (en doe) is alles eraan doen om de hechting optimaal te laten zijn. Schrijnend, dat dat als zo bijzonder wordt gezien, denk ik dan…”

Waar dit op uitdraait, zal de tijd leren, want er is officieel nog bedenktijd voor de biologische moeder. Eén ding is echter helder: als Boy mag blijven waar hij nu is, had hij zich, na alles wat er in zijn jonge leventje al is gebeurd, geen betere ‘nieuwe’ moeder kunnen wensen. Alle lof voor Barbara, die zo scherp voor ogen heeft waar het bij een baby om draait: veilige hechting als gevolg van liefdevolle overgave en dienstbaarheid aan de behoeften van het kind!

(P.S. Er is inmiddels ook melk; Barbara heeft de eerste beetjes gezien en is daar dolblij mee!)

2 opmerkingen: