Toen ik gisteren, vrijdagavond, rond 20.30 uur thuiskwam, zag ik dat ik een bezorger had gemist. Gelukkig weten die rondom ons huis een aantal plekken waar ze dingen kunnen achterlaten en zo haalde ik een pakketje tevoorschijn waarvan het adreslabel de afzender verraadde… Uitgeverij Samsara! Het boek! Na de digitale versie was nu de echte, mooie papieren editie van mijn vertaling van James McKenna’s ‘Safe Infant Sleep’ aangekomen! Ik griste een mesje uit de keukenlade en sneed het plakband door dat stevig om het karton heen zat: ‘Veilig slapen met je baby – Deskundige antwoorden op al je vragen over coslapen’! Twee exemplaren met glanzende rode letters keken me aan. Dit was het fraaie eindresultaat van weer een fascinerend vertaalproces. Wat een mirakel is dat toch altijd, beginnen aan een creatieve reis, zonder al precies te weten waar je uitkomt, maar er zeker van te zijn dat je inspanning de moeite waard is omdat je van het onderwerp houdt, omdat je op een positieve impact vertrouwt voor de doelgroep, en omdat je diep ontzag en warme waardering hebt voor degene die zijn levenslange carrière heeft gewijd aan onderzoek voor precies die doelgroep: baby’s en jonge kinderen en hun ouders, die aan het begin staan van hun leven samen.
James McKenna heeft met dit boek alles bij elkaar willen brengen wat hij gedurende zijn werkzame leven als onderzoeker heeft verzameld over coslapen, bedsharing, borstvoeding en breastsleeping. Dat is niet niks, zeker als je bedenkt dat hij jarenlang een geluid liet horen waar velen liever niet naar luisterden, waartegen ze zich soms zelfs met hand en tand verzetten. McKenna had hier heel persoonlijk mee te maken: ‘Men was niet langer geïnteresseerd in mijn onderzoek of in de perspectieven van wie dan ook die tegengas gaf aan hun [AAP’s] gezichtspunt’ (p. 79). Hij liet zich echter niet weerhouden van het doen van gedegen onderzoek en van het bepleiten van zijn visie. Daarbij bleef het onderwerp controversieel. De negatieve oordelen over samen slapen gingen soms zelfs zo ver dat ouders voor de rechter werden gedaagd omdat ze schuldig werden geacht aan de dood van hun kind. Het is pijnlijk om te lezen dat er dan een getuigenis van een uitzonderlijk goed onderlegde wetenschapper aan te pas moet komen om ouders vrij te pleiten.
Toch laten deze verhalen vooral ook zien hoe moedig James McKenna met zijn onderwerp is omgegaan. Ze tonen het diepe vertrouwen dat hij heeft in de evolutionaire erfenis, in de kracht van de ouder-kindrelatie en in de vaardigheid van ouders om te begrijpen hoe ze voor hun kind een veilige slaapomgeving kunnen organiseren. Door uit te leggen wat een baby of jong kind nodig heeft, kunnen ouders leren de signalen van hun kind te herkennen en goed te duiden. Ze ervaren daardoor hoe waardevol hun aanwezigheid is voor hun baby. Wanneer ze weten hoe onrijp hun kind is bij de geboorte, dan is het eenvoudiger om de intense behoefte aan contact te snappen. Wanneer ouders weten hoe afhankelijk hun kind is van ouderlijke zorg, dan is het logisch dat hun baby pas tot rust komt als dat warme moederlijf weer dichtbij is. Met zoveel meer inzicht in wat een baby werkelijk nodig heeft, kun je als ouders het bieden van nabijheid zien voor wat het is: een investering voor de toekomst, een fundament onder de levenslange gezondheid, de basis voor krachtige hersenontwikkeling en stressregulatie. Het verlangen van het kind naar de ouder(s) verdwijnt immers niet op het moment dat de westerse visie op kinderbedtijd voorschrijft dat er geslapen moet worden.
Dat is dan ook precies waarop McKenna door het hele boek heen hamert: mensen zijn ‘wired for connection’ – ze zijn prosociaal, actief op zoek naar verbinding met anderen. Als we ons realiseren hoe diep de menselijke behoefte is aan betekenisvol contact met dierbare anderen, zowel lichamelijk als emotioneel en sociaal, dan kunnen we voorspellen dat een samenslaapverbod niet werkt. Die behoefte aan verbinding is ook waarom een seksverbod voor pubers niet werkt: de aangeboren drang naar intiem contact met een ander mens is daarvoor te groot en dus leggen we uit hoe het veilig kan. Nabijheid en contact zijn de biologische norm voor de mens; zo hebben we ons door de millennia heen ontwikkeld. Dat is dan ook de reden dat ik, met toestemming, het boek zó heb vertaald dat borstvoeding en samen slapen ook taalkundig de norm zijn. Borstvoeding is niet beter; geen borstvoeding is minder goed. Bedsharing heeft geen voordelen, maar gunstige eigenschappen. En breastsleeping zorgt niet voor minder stress, maar voor een gezonde stressregulatie.
Ik hoop oprecht dat het boek een gesprek tussen ouders onderling en tussen ouders en zorgverleners op gang kan helpen brengen. McKenna moedigt ouders aan om dapper te zijn en het gesprek erover niet uit de weg te gaan en niet te liegen over de slaapgewoontes in hun gezin: ‘Als het niet lukt je zorgverlener nieuwe informatie aan te reiken, breng je met openheid in ieder geval het gesprek op gang’ (p. 61). ‘Misschien moet je een korte preek aanhoren van je zorgverlener, maar door erover te vertellen kun je helpen breastsleeping normaal te maken voor jezelf en andere ouders die ook graag op die manier willen slapen met hun kind’, zo luidt zijn advies (idem). Ook zorgverleners steekt hij een hart onder de riem: ‘Hun baan zou niet in gevaar moeten komen als ze precies datgene doen waarvoor ze zijn opgeleid: moeders en baby’s veiligheid bieden via het ondersteunen van borstvoeding en veilige manieren van slapen’ (p. 81). Hij eindigt met een ferme stellingname: ‘Vooral artsen moeten weten hoe belangrijk het voor je is en hoe gewoon en veelvoorkomend breastsleeping werkelijk is. Het is niet langer aanvaardbaar dat je je stilhoudt, terwijl individuen die niets weten over jouw gezin nog steeds een eenzijdige, negatieve, ‘gezaghebbende’ visie verkondigen. Die visie botst namelijk volledig met de inzichten van andere onderzoekers en met het vertrouwen dat zij in ouders hebben. Bovendien laat zo’n visie heel veel ouders in de steek. Dat is ongepast, want ouders hebben waardevolle kennis over de unieke behoeften van hun eigen kind; zij weten hoe ze daaraan het beste kunnen beantwoorden. Geniet van je baby. Vier de liefde die jullie als gezinsleden met elkaar delen; het is een voorrecht die liefde samen te mogen ervaren. En bovenal: voel je op je gemak met de wetenschap dat jij altijd het beste in staat zult zijn om te beoordelen wat wel of niet goed is voor jullie allemaal’ (p. 226).
Rest mij tot slot niet veel meer dan een oprecht ‘dankjewel’
uit te spreken richting de vier prachtige professionals die vanuit hun eigen
achtergrond een mooi Nederlands tintje aan het boek hebben gegeven en gezamenlijk
het eerste en het laatste woord hebben: Roseriet Beijers PhD (universitair docent
en onderzoekerRadboud Universiteit), Elke Slagt-Tichelman PhD (verloskundige en
docent aan de Verloskundige Academie Amsterdam-Groningen), drs. Marilene de
Zeeuw (klinisch psycholoog/psychotherapeut en IMH-specialist) en ir. Rachel
Verweij (hechtingscoach, draagconsulent en wetenschapsjournalist). Dank, lieve
vrouwen; jullie weten als professional én als moeder hoe cruciaal die eerste
jaren van onze kleintjes zijn!