Afgelopen week kwam ik bij het bijlezen van mijn mail dit bericht tegen in de nieuwsbrief van Vakblad
Vroeg. De titel is ‘Traumabehandeling bij baby’s verdient expliciete aandacht’.
Onder de titel staat een foto van een baby die huilend in bed ligt.
Deze titel-foto-combinatie vormt in mijn hoofd een
verwarrend geheel. Dat komt door de volgende dingen:
- * jonge baby’s huilend alleen in bed laten liggen
(de baby op de foto oogt zeer overstuur) kan een oorzaak zijn van
vroegkinderlijk trauma;
-
* jonge baby’s huilend alleen in bed laten liggen
is een verschijnsel dat nog veel voorkomt en door allerlei partijen op
uiteenlopende manieren (ook protocollair) wordt aangemoedigd;
-
* jonge baby’s huilend in bed laten liggen wordt
helaas ook door Vakblad Vroeg niet integraal afgewezen;
-
* er wordt gesproken over traumabehandeling bij
baby’s in vervolg op traumatische gebeurtenissen, maar opvoedingsstrategieën
worden op zichzelf niet als een mogelijke oorzaak van trauma benoemd;
-
* er wordt gesproken over wat problemen bij het
kind met de ouders doen, maar niet over wat problemen bij de ouders met het
kind doen;
-
* er wordt gesproken over het behandelen van het
kind, maar niet over het behandelen van de ouders en hun eigen onderliggende
trauma, dat via hun kind intergenerationeel wordt.
Drie kernpunten hieruit verdienen wat meer aandacht,
namelijk opvoedingsstrategieën als oorzaak van trauma, de invloed van ouderlijk
trauma op het kind, en de preventie van problemen of de aanpak als ze er
eenmaal zijn. Tot slot deel ik nog wat algemene overwegingen over dit
onderwerp.
Opvoedingsstrategieën
en trauma
In veel sectoren van de Nederlandse samenleving wordt ernaar
gestreefd een kind zo snel mogelijk ‘zelfstandig’ en ‘zelfredzaam’ te laten
worden. Ook in het recente rapport Stress
bij kinderen: hoe houden we het gezond? staat: ‘Het is ook belangrijk dat
kinderen al vroeg leren om met zichzelf om te gaan. Ook bij tegenslag of als ze
problemen hebben. Zelfregie en veerkracht moeten zo jong mogelijk geleerd
worden’ (NCJ 2019: 56) . Het staat hier als een gegeven, een feitelijkheid,
maar in essentie is dit een ideologie die past bij de neoliberale samenleving,
waarin individualisme, onafhankelijkheid en zelfredzaamheid op een voetstuk
staan. Afhankelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid worden daarin vaak als
lastige fenomenen gezien, omdat ze de individuele invulling van het leven
lastiger maken en een ondertoon van ‘zwak’ en ‘niet productief’ in zich dragen.
Ook in veel opvoedingsstrategieën komt de wens tot zo vroeg mogelijke
zelfstandigheid naar voren, met name voor baby’s en jonge kinderen.
Mensenkinderen zijn echter zeer onrijp als ze worden geboren en kunnen om
allerlei redenen zichzelf nog niet redden. Ze hebben een volwassene nodig die
voor coregulatie zorgt, die zorgt dat ze bij stress of ingrijpende
gebeurtenissen niet helemaal over hun toeren raken. Wanneer ze veiligheid
ervaren, groeien ook de zelfregulatie en de zelfstandigheid. Wanneer er sprake
is van sensitieve en responsieve ouders, zullen veel gebeurtenissen niet tot
trauma leiden, ook medische ingrepen niet, maar tot een levenservaring die goed
kan worden verwerkt. Zoals arts Gabor Maté zegt: het is niet de gebeurtenis
zelf die voor trauma zorgt; trauma ontstaat wanneer een gebeurtenis emotioneel
niet adequaat wordt verwerkt en chronische stress creëert. Een kind dat alleen
wordt gelaten, niet wordt getroost, wordt gestraft of op andere wijze wordt
vernederd, loopt daarom een groter risico op blijvend trauma. De wijze waarop
een kind wordt verzorgd en grootgebracht, doet er dus toe.
De invloed van ouderlijk
trauma
Ook voor de ouders doet het ertoe hoe ze zijn grootgebracht
en hoeveel troost en koestering ze ondervonden in hun jonge jaren. Een
sensitieve setting om in op te groeien voedt een gevoel van existentiële
veiligheid, van er mogen zijn en gezien en gehoord worden. Ouders die dat zelf
onvoldoende hebben ervaren, dragen deze pijn vaak in zich mee en baby’s en
jonge kinderen kunnen die pijn triggeren of spiegelen. Wanneer we het probleem
bij het kind leggen, vermijden we het gesprek over hoe de ouders zijn
opgegroeid en wat zij hebben gemist of juist te veel hebben moeten ervaren. Dat
kan het trauma in zowel het kind als de ouders bestendigen.
Preventie van
problemen en aanpak als ze er zijn
Wanneer we kijken naar hoe problemen kunnen worden opgelost
(of liever natuurlijk nog: kunnen worden voorkomen!), zou het goed zijn om bij
de oorzaak te beginnen en het levensverhaal van de ouder centraal te stellen.
Hoe was de kindertijd? Hoe gingen de ouders van de ouders met hen om? Welke
dingen waren lastig in het leven? Waar kwam dat door? Wat van vroeger doet nog
zeer en maakt verdrietig? Hoe speelde dit in de zwangerschap en tijdens de
bevalling en de kraamtijd een rol? Hoe beïnvloedt dit alles de visie van de
ouders op hun kind en op de opvoeding? Hoeveel draagkracht is er in de ouders?
Wie of wat kan helpen om die draagkracht te vergroten, als die momenteel in de
zorg voor de baby of het kind niet toereikend is? Dat zijn allemaal heel
belangrijke vragen, maar ze worden bij problemen die worden toegeschreven aan
het kind, veelal niet gesteld. Dat is spijtig, want als de draagkracht van de
ouder(s) tekortschiet, dan is de kans aanwezig dat dat zo blijft en dan worden
de problemen vaak groter in plaats van kleiner.
Het is waar, zoals Marianne Went
in het artikel zegt, dat bij het brede publiek nog onvoldoende bekend is dat gebeurtenissen
in het vroege leven al voor trauma kunnen zorgen. De gedachte lijkt nogal eens te
zijn: ‘Ach, het kind was toen nog zo klein; daar heeft het niks van gemerkt’,
terwijl kinderen juist heel gevoelig zijn. Helaas lijkt ook nog niet voldoende
bekend dat trauma via sensitief ouderschap, door ouders die niet zelf met veel
trauma worstelen, meestal kan worden voorkomen. Behandeling zou veel meer op de
ouders gericht kunnen zijn in plaats van op de kinderen, aangezien het
ontbreken van ouderlijke sensitiviteit vaak met ouderlijk trauma te maken
heeft. Dat het ontstaan van trauma onvoorspelbaar is en dat er weinig kennis is
over wat je kunt doen om het te voorkomen, lijkt me dan ook te somber
geformuleerd. Er is echt al veel bekend over de waarde van sensitiviteit en
lichamelijke aanwezigheid van de primaire verzorger; die helpen om via coregulatie
de stress bij het kind omlaag te brengen. De fysiologie zorgt daarvoor:
veiligheidsbeleving brengt het lichaam tot rust. Het vermindert de stress, die
daardoor niet toxisch wordt en niet als een negatieve ervaring in de meer
primitieve delen van het brein wordt opgeslagen. Dan is de kans op trauma al
fors gereduceerd.
Algemene overwegingen
Slapen, eten, huilen… het zijn heel primaire functies en als
er zonder een aanwijsbaar ziektebeeld problemen mee zijn, dan is er vaak wat
aan de hand in de emotionele dynamiek tussen ouder(s) en kind. Overigens is het
natuurlijk belangrijk om eerst de verwachtingspatronen op een realistisch
niveau te krijgen. Veel babygedrag dat als probleem wordt gezien (vaak willen
drinken, veel vastgehouden willen worden, niet alleen willen slapen), zijn
volstrekt normaal voor een jong mensenkind. Dat soort behoeften liggen in onze
biologische blauwdruk besloten, ook al passen ze dikwijls slecht bij de huidige
maatschappelijke patronen.
Marianne
Went noemt terecht de symbiotische eenheid tussen ouder en kind. Ik vind het
alleen jammer dat vervolgens de focus weer ligt op hoe zwaar dingen voor de
ouder zijn. De dingen die zwaar zijn voor een ouder, zijn vrijwel zonder
uitzondering zwaarder en ingrijpender voor het kind, puur op grond van de
fysieke en mentale onrijpheid. Ik denk dan ook dat we als samenleving meer
aandacht zouden kunnen en moeten schenken aan traumaverwerking in de ouders.
Dat lijkt me de allerbeste vorm van preventie van trauma in de kinderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten