Zaterdag 22 september 2018 was het begin van het einde van
een tijdperk. En ik had daar geen idee van, toen ik opstond en me voorbereidde
op de dag die voor me lag.
We zouden die dag tijdens de extra Algemene Ledenvergadering
(ALV) van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk (VBN) doen wat in juni nog niet
was gedaan, namelijk het voorgedragen nieuwe bestuur daadwerkelijk kiezen. Het
demissionaire bestuur had besloten om na jaren trouwe dienst geen dispensatie
aan te vragen voor het verlengen van de zittingstermijn en na veel moeite en
inspanning en een eerdere mislukte poging was er andermaal een club vrouwen
opgestaan die aangaf de taken te willen overnemen. Daarbij was één ding van
groot belang: de te benoemen kandidaten zouden de aanwezigen tijdens de extra vergadering
moeten overtuigen van de haalbaarheid van de door hen gemaakte plannen voor de
VBN. Zouden ze daarin niet slagen, dan zou het volgende onderdeel van de agenda
van deze septembervergadering een extra dwingend karakter krijgen: stemmen over
opheffing van de Nederlandse borstvoedingsvereniging. Ik kon me niet
voorstellen dat het zover zou komen, want het werk van de VBN is nog láng niet
klaar. Dag aan dag blijkt dat nog heel veel vrouwen op geen stukken na de steun
en informatie krijgen die ze nodig hebben om de borstvoedingsrelatie met hun
kind goed vorm te geven en geruime tijd in stand te houden. Dat zouden de leden
in het algemeen en de VBN-medewerkers in het bijzonder toch ook wel weten? En
daarom zouden we er toch gezamenlijk wel voor zorgen dat we met frisse moed de
komende jaren in zouden gaan, ook al zou dat betekenen dat de VBN er anders zou
gaan uitzien?
Dat de vrouwen zich beschikbaar stelden als bestuurslid was
een dappere beslissing, want een vereniging als de VBN, met een geschiedenis
van 40 jaar vrijwillige dienstverlening aan zwangeren en voedende moeders, met
een fantastische infrastructuur voor een hoogkwalitatieve interne scholing en inmiddels
met een Facebookgroep waar je ‘u’ tegen zegt (meer dan 16.000 leden!)… dat is
niet zomaar een organisatie. Dat is een groep mensen die met hart en ziel
decennialang hebben gewerkt aan de in de statuten vermelde doelstelling: ‘het
vermaatschappelijken van borstvoeding’. Dat is ook een club die een naam heeft
opgebouwd bij zorgverleners.
Tegelijk was de VBN de laatste jaren echter óók een
vereniging die, net als veel andere verenigingen, steeds moeilijker aan nieuwe
actieve krachten kon komen. Het aantal leden nam af (als baby’s schoolgaande
kinderen werden, kwam er een einde aan het lidmaatschap), het aantal nieuw op
te leiden mensen groeide nauwelijks meer (veel vrouwen hebben betaalde banen
die weinig tijd overlaten voor vrijwilligerswerk dat ook nog een gratis, maar
tijdsintensieve opleiding vergt), trouwe medewerkers vertrokken (ze verruilden
na zoveel jaar het VBN-werk voor andere activiteiten) en alles bij elkaar
rustte het werk voor de VBN op steeds minder schouders. De scholingsdagen, ooit
bruisende bijeenkomsten met overlopende workshoplokalen, vonden nog maar twee
in plaats van drie keer per jaar plaats en de opkomst werd kleiner. Wat was er
aan de hand? Was het werk niet meer nodig? Weet iedereen hoe je met plezier en
succes borstvoeding kunt geven? Zijn de bakerpraatjes en foute adviezen de
wereld uit? Anders gezegd: was de ‘vermaatschappelijking’ voltooid?
Nee, nog lang niet, helaas, en dat maakt dat ik met weemoed
kijk naar het besluit dat op 22 september uit de vergadering rolde. Nadat eerst
de nieuwe plannen te weinig support kregen, werd met meer dan de benodigde
twee-derde meerderheid van stemmen besloten dat er in dat geval geen toekomst meer
is voor de VBN. Het voorstel tot opheffing werd aangenomen. We waren er
allemaal stil van. Ik vroeg met gepaste galgenhumor of er in het traject dat nu
volgt, ook nog tijd en budget zal zijn voor therapie, zodat we zouden kunnen
verwerken wat er was gebeurd en praten over het verlies van de VBN uit ons
leven. We moesten allemaal wel lachen, maar grappig was het niet.
De VBN was voor velen en zeker ook voor mij namelijk
jarenlang prominent aanwezig in het alledaagse bestaan. Alles wat ik nu doe en
waarvoor ik me inzet, waarvoor ik momenteel werk en studeer, is bij de VBN
begonnen.
De geboorte van onze derde dochter in 1994 liet me door
omstandigheden zien hoe ongewoon het voor vrouwen was geworden om de regie over
de zorg en voeding van hun baby in eigen hand te houden en ik besloot om een
idee dat al sinds de geboorte van de eerste en de tweede dochter sluimerde, te
verwezenlijken: contactpersoon worden van de VBN, ervaring en kennis delen met
andere (aanstaande) moeders! Hoogzwanger van onze vierde en jongste dochter nam ik mijn
certificaat in ontvangst en… ‘the rest is history’, zoals ze dat soms zeggen.
Hoe die geschiedenis verliep? Wel… om de week volle groepen met zwangeren in de ‘tuinkamer’ in ons eerste huis in Assen, elke tweede woensdag van de maand enthousiaste bijeenkomsten van voedende moeders die na afloop op straat nog zonder mij verder kletsten, lange werkweken met redactie- en beleidswerk voor de VBN, lezen, lezen, lezen over alles en nog wat dat met borstvoeding en het welzijn van jonge kinderen te maken had, toegroeien naar het starten met de opleiding tot lactatiekundige, verwoede pogingen om de invoering van kind- en borstvoedingsonvriendelijke landelijke richtlijnen positief te beïnvloeden, slagen voor het IBLCE-examen en in ons nieuwe huis in Assen mijn eigen lactatiekundige praktijk starten, drie boeken vertalen waarin borstvoeding een hoofdrol speelt en uiteindelijk, na daar zo’n dertig jaar van te hebben gedroomd, mijn universitaire studie invullen met een focus op het kindwelzijn, op het belang van sensitief en responsief ouderschap voor de gezonde ontwikkeling van jonge kinderen, zodat ze empathische, creatieve, constructieve en goed geaarde volwassenen kunnen worden. Als alles goed gaat, ben ik in juni 2019 medisch antropoloog en kan ik als ‘IBCLC, MSc’ hopelijk op uiteenlopende manieren bijdragen aan dat idealistische doel. Al die stappen hebben de VBN als fundament. En ik ben niet de enige met zo’n soort traject. Ik heb veel lactatiekundige collega’s voor wie dat geldt en we hebben al afgesproken dat we de jaarlijkse ‘VBN-lactatiekundigendag’ in stand houden, compleet met die naam, wat mij betreft. Sommige VBN-collega’s hebben er vrede mee dat het einde is gekomen in dit jaar waarin we het 40-jarig jubileum van de vereniging vieren. Anderen vinden het toch wel droevig en ik behoor absoluut tot die laatste groep.
Hoe die geschiedenis verliep? Wel… om de week volle groepen met zwangeren in de ‘tuinkamer’ in ons eerste huis in Assen, elke tweede woensdag van de maand enthousiaste bijeenkomsten van voedende moeders die na afloop op straat nog zonder mij verder kletsten, lange werkweken met redactie- en beleidswerk voor de VBN, lezen, lezen, lezen over alles en nog wat dat met borstvoeding en het welzijn van jonge kinderen te maken had, toegroeien naar het starten met de opleiding tot lactatiekundige, verwoede pogingen om de invoering van kind- en borstvoedingsonvriendelijke landelijke richtlijnen positief te beïnvloeden, slagen voor het IBLCE-examen en in ons nieuwe huis in Assen mijn eigen lactatiekundige praktijk starten, drie boeken vertalen waarin borstvoeding een hoofdrol speelt en uiteindelijk, na daar zo’n dertig jaar van te hebben gedroomd, mijn universitaire studie invullen met een focus op het kindwelzijn, op het belang van sensitief en responsief ouderschap voor de gezonde ontwikkeling van jonge kinderen, zodat ze empathische, creatieve, constructieve en goed geaarde volwassenen kunnen worden. Als alles goed gaat, ben ik in juni 2019 medisch antropoloog en kan ik als ‘IBCLC, MSc’ hopelijk op uiteenlopende manieren bijdragen aan dat idealistische doel. Al die stappen hebben de VBN als fundament. En ik ben niet de enige met zo’n soort traject. Ik heb veel lactatiekundige collega’s voor wie dat geldt en we hebben al afgesproken dat we de jaarlijkse ‘VBN-lactatiekundigendag’ in stand houden, compleet met die naam, wat mij betreft. Sommige VBN-collega’s hebben er vrede mee dat het einde is gekomen in dit jaar waarin we het 40-jarig jubileum van de vereniging vieren. Anderen vinden het toch wel droevig en ik behoor absoluut tot die laatste groep.
We stelden in de vergadering, die dus achteraf de
opheffingsvergadering bleek te zijn, vast dat er nog steeds veel draagvlak is,
maar dat de draagkracht ontbreekt. Velen dragen de VBN een warm hart toe, maar
er zijn er te weinig die nog zoveel uren in de club willen steken als veel
anderen door de decennia heen hebben gedaan en voor wie het VBN-werk een
onbetaalde fulltime baan was. Dat de tijden zijn veranderd, is een cliché, maar
ook hier schuilt er veel waarheid in. De samenleving is individualistischer
geworden en er ligt meer nadruk op het werken in een betaald dienstverband. Het
onbetaalde thuisblijfmoederschap werkt maatschappelijk gezien niet bepaald
statusverhogend en de impact van de kindertijd op de volwassen gezondheid en psychosociale
stabiliteit is nog altijd zwaar onderbelicht. Dat maakt dat ook de tijd die door
ouders in die vroege fase wordt gestoken, maar matig op waarde wordt geschat.
En als dat wél gebeurt, dan worden de dingen die daarvoor nodig zijn (zoals in
ieder geval langer bevallings- en ouderschapsverlof) niet of slecht
gefaciliteerd. Voeg daaraan een snelle digitalisering en sterke medicalisering
toe en een grote impact van multinationals waar het de promotie van allerlei
onnuttige en ongezonde producten (waaronder die van kunstmatige
zuigelingenvoeding, ondanks de WHO-code uit 1981) en je hebt een recept voor
het sterven van vrijwilligersverenigingen. Het is voor de ‘harde kern’ van de
VBN-ers nog niet eenvoudig gebleken om daarop een passend antwoord te vinden
voor de inrichting van de organisatie. We waren met z’n allen gewoon altijd
waanzinnig trots op het hoge kennisniveau van alle contactpersonen en overige
medewerkers. Terecht! Dat heeft namelijk massa’s moeders en gezinnen
ondersteund bij het creëren van een mooie borstvoedingstijd met hun kind.
Toch had ik graag dat nieuwe bestuur een poging zien wagen om de VBN helemaal om te bouwen naar een vorm die past bij deze tijd, waarin we hadden kunnen zoeken naar wat als ‘overtollige bagage’ had moeten worden gelabeld en waarin we dat wat goed is, hadden kunnen behouden. Ik vind het ongelooflijk spijtig dat dat niet is gelukt. Desondanks blijf ik mij met hart en ziel inzetten voor alles wat ik binnen en door en via en met en ondanks en dankzij de VBN heb geleerd, als professional en vooral ook als mens. Net gisteren nog kreeg ik een mail van een moeder die ik een aantal jaren geleden hielp op Kerstavond; die avond was ons wederzijds bijgebleven. Ze zouden hun ongeboren kindje op zeer korte termijn verliezen en nu werd er medicatie voorgesteld waarvan ze niet wist of die samen kon met het voeden van hun oudste dochter. Ik heb het uitgezocht en haar ook verder nog wat suggesties gegeven voor hoe ze de dagen erna te werk kon gaan. Wat een verdriet… In haar mail gisteren schreef ze hoe het hen verder was vergaan en hoe belangrijk mijn beschikbaarheid en hulp die avond voor ze waren geweest. Op zulke momenten even te mogen meelopen met mensen in de kwetsbare fase van hun ouderschap… dat is een groot voorrecht, een dankbare taak, en een rol die zorgzaamheid en zorgvuldigheid vraagt. Ik hoop daarmee nog jaren te mogen doorgaan en zoals gezegd: de basis van de daarvoor benodigde kennis en attitude ligt bij de VBN.
En hoewel ik als lactatiekundige allang geen vrijwilliger
meer ben, blijft de grondhouding die ik daar leerde in mijn praktijkvoering
aanwezig, zoals het idee dat ik geen advies geef, maar informatie. Hoe het
voeden in gezinnen vorm krijgt, beslissen ouders zelf en ik ben beschikbaar om
ze met kennis en expertise te ondersteunen in die reis met hun kind. Met het oog daarop heb ik gisteren mijn
recertificeringsexamen afgelegd. Als ik slaag (uitslag eind december…!), mag ik
weer tien jaar praktiseren als lactatiekundige. Daarin ik ga ik diverse
VBN-collega’s vast en zeker nog veel tegenkomen, want in die ‘harde kern’… daar
is de motivatie voor het borstvoedingswerk nog altijd springlevend!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten