maandag 20 november 2017

De gelijkwaardigheid van het kind

Afgelopen vrijdag liep ik mee in de stiltewandeling die hier in Assen geregeld wordt georganiseerd. Het concept is als volgt: we komen samen bij een verzamelpunt in Assen, rijden met zo weinig mogelijk auto’s naar de plek van de wandeling, lopen naar een oude molen aan het beginpunt, lezen met elkaar een gedicht dat tot nadenken stemt, wandelen vervolgens een dik uur in stilte met het gedicht in het hoofd, rijden met de auto’s terug en praten onder het genot van koffie en thee na over het gedicht. De route is altijd dezelfde, maar varieert natuurlijk met het verloop van de seizoenen, met de weersomstandigheden en met je eigen stemming en beslommeringen. Vrijdag lazen we een gedicht van Antjie Krog, dichter en in 1995 lid van de Waarheids- en Verzoeningscommissie (TRC in het Engels) in Zuid-Afrika . Ze schreef daarover de bundel ‘Land van genade en verdriet’ en we lazen gedicht 9, met daarin de regels:

wat moet je met het oude
hoe word je jezelf tussen anderen
hoe word je heel
hoe word je vrijgemaakt in begrip
hoe maak je goed
hoe snijd je schoon

Die ene regel, ‘hoe word je jezelf tussen anderen’ (dat zelf waarin al ‘het oude’ meeklinkt), die bleef tijdens de wandeling in mijn hoofd hangen. Ik las in de voorbije week het boek ‘Your Competent Child’ uit van de auteur Jesper Juul en deze kwestie, hoe je jezelf kunt worden, zijn en blijven in het sociale contact met anderen, heb ik daarin als een kernthema ervaren. Bovendien zie ik in de doelstellingen van de TRC een bijzondere link met wat Jesper Juul bepleit, namelijk dat we als ouders in de communicatie met onze kinderen zouden moeten streven naar openheid, naar het dragen van verantwoordelijkheid voor de dingen die we doen en zeggen, ook als die verwerpelijk zijn, en naar ‘gelijke waardigheid’ (‘equal dignity’, wat lijkt op ‘gelijkwaardigheid’). Een belangrijke aanname die hij daarbij doet en die eeuwenlang min of meer werd ontkend, is dat kinderen ‘actual beings’ zijn vanaf hun geboorte. Ze zijn geen ‘semi-beings’ of ‘potential beings’, maar vanaf het begin volwaardige persoonlijkheden die net als volwassenen gevoelens hebben, serieus genomen willen worden en er last van hebben als dat niet gebeurt. Voor sommigen zal dat een ‘dûh’-gevoel oproepen, voor anderen is dat toch nog een redelijk nieuw idee, zeker als je kijkt naar wat er door allerlei ‘experts’ vaak wordt bepleit. Straffen, time-outs opleggen, denigrerend toespreken, onredelijke grenzen stellen, huilen negeren, op schema voeden… er zijn massa’s ouderlijke benaderingswijzen en ‘officiële’ opvoedmethoden die als zeer gangbaar of zelfs onmisbaar worden gezien en gepropageerd om van een kind een ‘fatsoenlijke volwassene’ te maken. Jesper Juul rekent drastisch af met al deze zaken.

Auteur Juul is gezinstherapeut en werkt met ouders en kinderen aan een wederzijds respectvolle communicatie en bejegening binnen gezinnen. In het boek bespreekt hij manieren waarop je zó met elkaar kunt omgaan, dat ieders integriteit wordt bewaard en dat ouders tegelijkertijd toch ook een stevig houvast voor hun kinderen zijn. Wat daar wat hem betreft niet bij past, zijn allerlei vormen van geweld, zowel fysiek als verbaal als in de volwassen houding ten opzichte van het kind. Dat betekent helemaal niet dat een ouder niet de persoonlijke grenzen mag aangeven, maar wél dat die vanuit de eigen behoefte worden overgebracht en niet zo worden geformuleerd dat het kind de ‘schuldige’ is van de ergernis van de volwassene.
Een paar belangrijke thema’s in zijn boek:
-        Het gezin is eeuwenlang een machtsstructuur geweest waarin de man de macht had over de vrouw en de volwassenen de macht hadden over de kinderen. Het doel van de opvoeding was om te zorgen dat de kinderen zich zouden aanpassen en dat zij degenen die de macht hadden, zouden gehoorzamen (pag. 4).
·         Juul gaat op dit aspect op meerdere plekken in het boek nader in. Hij beschrijft hoe het vreemd is dat ‘uitdagend’ gedrag van een kind, dat onderdeel is van de natuurlijke ontwikkeling naar onafhankelijkheid, als een probleem wordt gezien. Het idee dat een kind ‘lastig’ is, is vooral gebaseerd op de gedachte dat een kind ondergeschikt moet blijven aan de volwassene. Om de ‘orde te handhaven’, is het stellen van regels en grenzen een veel gehanteerd instrument, maar het maakt ouders en kinderen tot tegenstanders in een machtsstrijd.

-        Gelijkwaardigheid en gelijkheid zijn twee verschillende begrippen; ook als mensen heel verschillende taken en rollen hebben, kan er sprake zijn van gelijkwaardigheid.
·         Het kan moeilijk zijn om anderen met een gevoel van gelijkwaardigheid tegemoet te treden, wanneer we als kind zelf niet als gelijkwaardige individuen zijn behandeld (pag. 22).

-        Er bestaat een existentieel dilemma, namelijk dat van het conflict tussen het individu enerzijds en de groep of de samenleving anderzijds. Dit kan worden gezien als het conflict tussen integriteit en samenwerking (pag. 23).
·         In tegenstelling tot wat vaak wordt gesteld, zijn kinderen zeer geneigd tot samenwerking en meewerken; dikwijls doen ze dit ten koste van hun eigen integriteit. Ze gaan over hun eigen grenzen heen en zorgen niet meer goed voor zichzelf, als ze het gevoel hebben dat ze de liefde en acceptatie van hun ouders kwijtraken als ze niet meewerken. Wat eruit ziet als meewerken en samenwerking, is in feite vaak aanpassing door het kind dat aan de ouderlijke verwachtingen wil voldoen. Dat kan resulteren in imitatiegedrag (respectvolle gedrag jegens het kind leidt tot respectvol gedrag door het kind) of tot wat Juul noemt ‘omgekeerde medewerking’. Dit omschrijft hij als gedrag dat door de ouders als lastig wordt gezien, maar in feite competente feedback vanuit het kind is: een kind dat veel huilt, laat het niet onderkende verdriet van de ouder(s) zien. Het kind geeft daarmee stem aan gevoelens die door de ouder(s) worden onderdrukt.
-      
Er is een verschil tussen zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde. Zelfvertrouwen gaat over de dingen die we goed kunnen, gevoel van eigenwaarde gaat over dat we onszelf de moeite waard vinden om wie we *zijn*, los van wat we *doen*. Zo is er ook een verschil tussen ‘erkenning’ en ‘beoordeling’ en tussen ‘persoonlijke verantwoordelijkheid’ en ‘sociale verantwoordelijkheid’ en deze dingen hangen allemaal samen.
·         Als we als kind werkelijk gezien en bemind worden, ontwikkelen we een krachtig gevoel van eigenwaarde. We worden met empathie benaderd en erkend en de kans is groot dat we dan ook anderen zo benaderen. Doordat we verantwoordelijkheid voor onze eigen integriteit dragen, kunnen we ook anderen met empathie tegemoet treden en daarmee vullen we onze sociale verantwoordelijkheid in. Gevoel van eigenwaarde, erkenning en persoonlijke verantwoordelijkheid maken ons tot persoonlijkheden die onafhankelijk kunnen denken en intrinsiek gemotiveerd zijn.

-        Wanneer kinderen met geweld worden bejegend, heeft dit emotionele, mentale, existentiële en fysieke gevolgen voor de rest van hun leven (pag. 90).
·         Onder het mom van opvoeding en ontwikkeling wordt er nog steeds veel geweld gebruikt jegens kinderen en veel volwassenen nemen daarvoor geen verantwoordelijkheid. Dit verlaagt de cognitieve, emotionele en sociale intelligentie van kinderen. Het is bovendien een gemiste kans, want kinderen dagen met hun hele wezen hun ouders uit om meer volwassen te worden; ze kunnen samen in een prachtige opwaartse ontwikkelingsspiraal komen als ieders integriteit wordt gerespecteerd.

-        Voor een gezonde relatie tussen mensen is het belangrijk dat ze een ‘persoonlijke taal’ leren spreken, een taal waarmee gevoelens worden uitgedrukt, reacties worden verwoord en behoeften en grenzen worden aangegeven (pag. 114).
·         Persoonlijke taal is een manier om persoonlijke verantwoordelijkheid en eigenwaarde vorm te geven, een manier om de eigen grenzen te markeren zonder de integriteit van de ander aan te tasten. Dit stemt overeen met de Gordon-methode op het gebied van luistervaardigheid en de zogenaamde ‘ik-boodschap’. Zeggen ‘Ik wil nu even rustig lezen’ is een heel andere boodschap dan ‘Wat ben je lastig; je laat me niet met rust.’ De eerste formulering geeft een kind de kans om zijn sociale verantwoordelijkheid te oefenen; de tweede is een beoordeling die zijn integriteit en zijn gevoel van eigenwaarde aantast.


Juul is stellig: hij schrijft op pagina 192 dat het de ouders zijn die verantwoordelijk zijn voor het creëren van een gezinssfeer waarin iedereen kan groeien en gedijen. Daarbij is het belangrijk de dialoog aan te gaan en niet simpelweg te verbieden of toestemming te geven (pag. 180). Ik vind dat een mooi uitgangspunt, al ben ik van mening dat de kinderen daarin, als ze eenmaal volwassen en de deur uit zijn, ook een rol hebben.
Juul is tegelijkertijd ook niet kinderachtig in zijn visie: ouders mogen best zeggen wat zij ergens van vinden, ook als dit bij het kind frustratie oplevert, zolang ze maar luisteren en het kind met respect behandelen. Immers, ‘[t]he longer it takes us to listen, the louder they speak’ (pag. 184).
De controle en de macht meer loslaten, 'go with the flow', stelt ons in staat om meer te genieten van onze kinderen en te zien hoezeer ook zij zoeken naar en zich inspannen voor een liefdevolle, respectvolle relatie met degenen die hun het dierbaarst zijn. Onze kinderen als leermeesters en opvoeders… een mooie paradigmaverschuiving!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten