De afgelopen maanden heb ik geschreven over een hele serie
folders die het opvoedingsprogramma TripleP als basis hebben. De laatste aflevering ging over huiswerk. Toen ik deze week
wat zaken aan het archiveren was, kwam ik aantekeningen tegen op een stapel
kopieën die ik al in 2010 kreeg van iemand die zich opwond over deze aanpak.
Het betreft folders over een heel aantal onderwerpen:
Je kind voorbereiden op een nieuwe baby, Stress de baas
blijven, Ouderschap, Slaappatronen (deze heb ik helemaal volgekladderd met
commentaar…), Scheidingsangst, Huilen (vol met vreselijke uitspraken), Slaapproblemen
(lijkt te gaan over hoe je die kunt creëren…), Zindelijk worden, Leren praten, Weglopen,
Driftbuien, Ongehoorzaamheid, Zelf eten, Strijd aan de eettafel, Ruzie en
agressie, Ongehoorzaamheid II, Angsten bij kinderen, Helpen in huis, Pesten, Gedrag
op school, Huiswerk en Zelfbeeld.
Er lijkt, kortom, geen onderwerp te verzinnen of je kunt er
TripleP op loslaten. Een deel van deze folders is na 2010 uitgewerkt als een
POD-folder, Positief Opvoeden Drenthe, waarin bepaalde dingen hier en daar
anders zijn omschreven, maar de strekking in grote lijnen dezelfde blijft. De
rode draad in al deze folders is wat ik de afgelopen periode heb beschreven: de
ouder is de baas en zet de lijnen uit en het kind moet zich aan de regels
houden; het moet zo nodig met behulp van straffen en belonen zodanig worden
gemanipuleerd dat de ouders hun zin krijgen.
Uiteraard is dit niet de beschrijving die de mensen van POD
aan hun doelstellingen zullen hangen, maar gezien de formuleringen in de
folders is dit wel waar het op neerkomt.
De fase 'onbewust onbekwaam', niet weten wat je niet weet, is de zorgelijkste. |
Die focus op de machtsverhouding baart mij zorgen. Als je
als volwassene kijkt naar de relaties waarin je je prettig en veilig voelt… is
daarin sprake van machtsverhoudingen waarin jij de ondergeschikte bent en
waarin je je gedrag moet afstemmen op de wensen of eisen van de ander? Of is er
in zulke relaties sprake van vertrouwen en overleg, van het samen tot plannen
en besluiten komen? En als we dat met kinderen niet bereid zijn te doen, waar
zit ‘m dat dan in? Vertrouwen we het kind in essentie niet? Zijn we er niet van
overtuigd dat een kind een innerlijke wijsheid heeft, ook als er nog kennis
ontbreekt? (Onderscheidt een kind zich daarin trouwens wel wezenlijk van welke
volwassene dan ook? De volwassene die denkt alles te weten, is pas echt
gevaarlijk.) Hebben we het idee dat een kind zonder onze voortdurende
aansporingen tot niets goeds en productiefs geneigd is, en al helemaal niet tot
een coöperatieve opstelling in het gezin, waarbij taken ter hand worden genomen
en er rekening wordt gehouden met ieders behoeften? Wie heeft ons dat
wijsgemaakt, dat kinderen luie nietsnutten zijn die het liefst de boel
verstieren als je de teugels niet strak in handen houdt?
Als dat werkelijk de overheersende opinie is, wordt het dan
geen tijd die drastisch te herzien?
Vandaag las ik het bovenstaande artikel in het
‘Dagblad van het Noorden’; op de voorpagina luidde de kop: “Jeugd psychisch
ziek”…! Dat is nogal een bewering. En als je kijkt naar de cijfers in het
overzichtje… zo’n 25 tot bijna 40% van de jongeren tot 19 jaar heeft psychische
zorg nodig! Hoe kunnen we dan met z’n allen blijven beweren dat er niks mis is
met de opvoedings- en verzorgingsmethoden in de vroege fase? Of willen we graag
geloven dat een dergelijk groot aantal kinderen al psychisch ziek wordt
geboren? Dat lijkt me wel al te kras. De conclusie ligt dus voor de hand: die
psychische problematiek ontstaat in de baby- en/of kindertijd. Kijk naar de
eerste balkjes: ook kinderen van 11 jaar zitten al in de statistieken, met
cijfers van 17 à 22%. Wat gaat hier mis? Welke behoeften worden zozeer niet
bevredigd dat er psychische nood ontstaat?
En als we deze cijfers combineren met de schattingen die
aangeven dat zo’n 30 à 40% van de kinderen niet veilig gehecht is… hoe zien de
verbanden er dan uit? Ik heb daarover geen ondubbelzinnige informatie
beschikbaar, maar ik durf er zeker wel een slag naar te slaan. Ik vermoed een
duidelijke overlap. Ik vrees zelfs dat er veel kinderen zijn die niet eens in
die psychische begeleidingscijfers terechtkomen, terwijl ze toch niet goed
functioneren, geen ontspannen, creatieve, gebalanceerde jonge mensen zijn die
het leven met vertrouwen tegemoet zien.
Gezien alle zaken die de afgelopen weken in mijn blogs zijn
gepasseerd, word ik dan ook niet blij van een nieuwsbrief als de onderstaande.
Het is ook wat je van zorgverleners in het veld hoort: er is
geen ontkomen aan, aan dat hele TripleP. De overheid heeft er zo groots op
ingezet en er zoveel geld in gestoken, dat werkelijk iedereen die met jongeren
werkt, het als methodiek moet inzetten. Er zijn prestatie-afspraken gemaakt,
wat zoveel wil zeggen als dat instellingen zich moeten verantwoorden voor de mate
waarin ze TripleP (of in Drente POD) inzetten in de begeleiding van gezinnen.
Het programma werkt met allerlei formulieren en evaluatiedocumenten. Wordt het
traject met TripleP in gang gezet, dan moet er een formulier worden ingevuld.
Wordt er tussendoor met de ouders over hun kind(eren) overlegd, dan moet er een
formulier worden ingevuld. Wordt de zorg met het gezin afgesloten, dan moet er
een formulier worden ingevuld. Alles moet worden opgestuurd naar een centraal
orgaan, dat vervolgens kan zien hoeveel begeleiding er is geweest en in hoeveel
gevallen daarbij van TripleP/POD gebruik is gemaakt. Er worden PLG’s ingesteld
(‘professionele leergemeenschappen’), opgezet als intervisiegroepen, maar in de
praktijk meer ervaren als een controlemiddel om te zien of iedereen wel met
TripleP werkt, of men de formulieren wel begrijpt en invult en als men die niet
instuurt, wat daarvoor de reden is. Wat je zelf in een bepaalde situatie met
een gezin hebt gedaan, los van TripleP, valt buiten de kaders van het TripleP-programma
en mag niet worden ingestuurd als materiaal waarmee de zorg kwalitatief wordt
getoetst. Op basis van al deze teruggekoppelde informatie (waarbij in de
praktijk blijkt dat ouders sociaal wenselijke antwoorden geven bij het
afrondingsgesprek!) worden lovende verhalen geschreven over de effectiviteit
van het programma, terwijl een groot deel van begeleidingen helemaal niet wordt
geëvalueerd, omdat zorgverleners de formulieren niet invullen.
TripleP werkt in heel veel gevallen echter niet (ouders en zorgverleners
geven dat steeds meer aan), en het werkt in ieder geval niet als er sprake is
van meervoudige opvoedproblematiek; dat is voor TripleP zelfs een
contra-indicatie. En laat dat nu in heel veel gevallen aan de orde zijn. Dat
ligt ook voor de hand: als dat niet zo was, zouden er niet zo waanzinnig veel
kinderen psychische hulp nodig hebben; de problematiek is vaak complex. Toch
moeten die prestatie-afspraken worden nagekomen. Het gevolg is dat de minder
kritische zorgverleners zeggen: “Vul nu maar gewoon dat formuliertje in; zo
ingewikkeld is dat toch niet?” Degenen die hun beroepseer hoog willen houden, de
vaklieden die weten wat ze aan instrumenten in hun professionele bagage hebben
om zorg op maat te leveren, verzetten zich daar gelukkig tegen, al is het voor
hen zeker een risico om zich binnen de organisatie stevig uit te spreken tegen
de TripleP-aanpak. Wie de cliënt op het eerste plan zet, zal zich echter niet
willen verlagen tot het tevreden houden van de gemeente via het invullen van
formulieren.
De zorg mag zich gelukkig prijzen met mensen die niet
klakkeloos achter een door de overheid voor veel geld aangeschafte methode
scharen. Waar komen we terecht, als de in jaren opgebouwde deskundigheid van
zorgprofessionals in één zwaai van tafel wordt geveegd omdat een marketeer
heeft bedacht dat iedereen met dezelfde methode moet werken, los van de vraag
of die methode wel cliëntgericht en specifiek is? De gemeenten zijn inhoudelijk
niet op de hoogte van wat cliënten nodig hebben, maar dringen tóch het
TripleP-programma op. Iedereen moet TripleP-geschoold zijn of worden, zodat
iedereen met cliënten dezelfde truc kan toepassen, ook als mensen geen
hulpverlenersachtergrond hebben of als een dergelijke methodiek niet bij de
beroepsidentiteit past. Jongerenwerkers, opbouwwerkers, maatschappelijk
werkers… allemaal moeten ze het TripleP-harnas aantrekken, ook als ze daarin
geen toegevoegde waarde zien voor de cliënt en als opvoedondersteuning niet hun
‘core business’ is. TripleP/POD is bovendien geen vraaggestuurde methode en is
in essentie ook niet oplossingsgericht in de zin dat de kracht van zowel ouders
als kind wordt aangesproken. Het is een zeer directief programma: het schrijft
voor wat in welke situatie moet worden gedaan en hoe dat moet worden gehandhaafd.
De indruk die wordt gewekt, is dat je vrijwel ieder probleem kunt aanpakken,
als je de methode maar goed beheerst en allemaal hetzelfde doet, maar iedereen
die met individuele cliënten werkt, weet dat de ‘one-size-fits-all’-benadering
een illusie is. Iedereen heeft een eigen specialisme voor een eigen doelgroep.
Stel je voor… we gaan alle zorgverleners rondom de geboorte
‘perinatale werkers’ noemen en we geven ze allemaal één methodiek in handen,
die ze allemaal moeten kunnen toepassen. Ouders weten dan dus niet meer of ze
een vroedvrouw voor zich hebben, een kraamverzorgende, een gynaecoloog of een
lactatiekundige. Iedereen moet in voorkomende gevallen ook het werk van de
ander kunnen doen, want iedereen heeft toch die ene training gevolgd en kan toch
de formulieren invullen…? Gekkenwerk. Wat voor fysieke zorg niet kan, dat kan
voor psychische zorg evenmin.
Het is voor veel zorgverleners een grote frustratie dat ze
zich met zo’n commercieel programma moeten inlaten. Een aantal gedachten van
iemand die ik onlangs sprak: “Een term die circuleert, is de ‘Yorneonisering’
van de zorg in Drenthe. Yorneo heeft de gemeente volledig in de zak. Ze hebben
een monopoliepositie gekregen en hebben een dikke vinger in de pap als het gaat
om de vraag naar welke instanties er mag worden doorverwezen. Pas als Yorneo
vindt dat ze bepaalde zorg niet zelf kan leveren, mogen zorgverleners
doorverwijzen naar organisaties in bijvoorbeeld Groningen, ook als er met die
organisaties voorheen een zeer prettige en voor de cliënt heilzame werkrelatie
bestond. Verder is Yorneo een tweedelijns organisatie, die zich steeds meer in
de eerstelijn dringt. De gemeente laat zich daardoor helemaal inpakken.
Cliënten die via een verwijzing van de schoolarts of de huisarts zorg zouden
kunnen krijgen die uit de AWBZ kan worden betaald, worden via omwegen en
interne afspraken soms rechtstreeks naar Yorneo verwezen voor de duurdere POD4-trajecten.
De gemeente neemt vervolgens die kosten op zich, allemaal om te zorgen dat er
maar TripleP/POD wordt losgelaten op zorgvragers. Heeft de gemeente niet al
genoeg taken en financiële verantwoordelijkheden? Moet ze ook nog commerciële
programma’s in de benen houden, in plaats van die kosten via de normale kanalen
uit de AWBZ te laten betalen?
Yorneo is bovendien de club die de mensen schoolt die
volgens het programma POD-geschoold moeten worden en Yorneo ziet toe op het
verloop in de PLG’s. Ze bepalen mede de instrumenten die zorgverleners mogen
hanteren; zo zit VideoHomeTraining (VHT) niet meer in het aanbodpakket van
Yorneo, terwijl dit altijd een effectieve en evidence-based methode was. Wat is
daarvoor de reden? Waarom moeten goed werkende methodes van tafel? Dat kun je
toch niet ‘oplossingsgericht werken’ noemen? Bij POD prevaleert de methode boven
de klant, maar het moet andersom zijn. Je moet methodes opzij durven schuiven
als ze niet werken voor de cliënt. Het is ook kortzichtig, want onderzoek laat
zien dat de afstemming en het vertrouwen, de klik, tussen de cliënt en de
hulpverlener doorslaggevend zijn voor de effectiviteit, niet de methode. En
daarbij moet je natuurlijk ook nog kijken naar het verschil tussen de korte en
de lange termijn. Ik verwacht dat deze methode vanzelf zal verdwijnen, omdat de
praktijk laat zien dat het niet werkt. Omdat er zo ongelooflijk veel geld in is
geïnvesteerd, zal die natuurlijke dood helaas wel langer op zich laten wachten
dan voor de cliënt wenselijk is. Dat is kwalijk, want de methode is veel te
veel op de wensen van de ouder gericht in plaats van op het kind. Veel
problemen zijn secundair; aan boosheid of niet willen luisteren ligt bijna
altijd een ander, dieper liggend probleem ten grondslag. POD gaat echter sterk
over gezagsverhoudingen in plaats van over werkelijk contact tussen ouder en
kind. Het idee lijkt soms: ‘Zorgverlener, repareer mijn kind’, maar zo zit het
leven niet in elkaar. Ik zie dan veel meer waarde in de Present Child-methodiek (voorheen Fluisterkind), ontwikkeld door
Janita Venema. Het is niet eenvoudig om te aanvaarden dat je kind jou spiegelt,
dat de problemen die je in je kind ervaart, in wezen je eigen problemen zijn.
Toch is dat de weg en ik blijf mijn best doen om dat inzicht in mijn werk met
ouders tot stand te brengen, zonder de dwang die TripleP oplegt.”
Wat een mooi betoog! Ik kan me er helemaal in vinden en ik
hoop dat we het tempo waarin we die kant op gaan, drastisch kunnen opvoeren!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten