Tijdens het voorbije Paasweekend las ik een boek uit met de
volgende fraaie titel: ‘De Bonobo en de tien geboden’, ondertitel ‘Moraal is
ouder dan de mens’. Het boek is geschreven door Frans de Waal, Nederlands-Amerikaans
primatoloog en bioloog met een doctorsgraad van de Universiteit Utrecht. Sinds
1981 woont hij in de Verenigde Staten, waar hij professor is aan de
psychologiefaculteit (ja, psychologie!) van Emory University en directeur van
het Living Links Center van het Yerkes National Primate Research Center, beide in Atlanta.
Al vaker was ik zijn naam tegengekomen als ik literatuur las
over fysiologie en de evolutionaire ontwikkeling van de mens tot op heden. Mijn
verjaardag vroeg in dit voorjaar was een mooie gelegenheid om twee van zijn
boeken op mijn verlanglijstje te zetten. (Het andere ligt er nog en heeft ook
al zo’n uitdagende titel: ‘Een tijd voor empathie’, ondertitel ‘Wat de natuur
ons leert over een betere samenleving’; daarover meer in een later blog.)
Het hele boek door filosofeert De Waal over de vraag wat
voor soort wezen de mens is: in essentie goed (en dus intrinsiek geneigd tot
moreel verantwoord gedrag) of in essentie kwaad (en dus geneigd tot alles wat
niet deugt, wat strikte regels noodzakelijk maakt om de boel niet te laten
ontsporen).
Dit is een vraagstuk dat altijd weer opduikt en waar velen
van ons mee worstelen. Hoe vaak zeggen we niet bij van alles en nog wat: “Zo
ben ik nu eenmaal”, alsof dat een gegeven is waaraan we niets kunnen
veranderen, alsof ons gedrag ons zelfs niet pas ‘met de paplepel’ is ingegoten,
maar al in de baarmoeder in ons diepste zijn is geplant. Het raakt ook aan de
eeuwige nature-nurture-vraag: aangeboren of aangeleerd? Gelukkig zijn we de
laatste decennia wel een heel stuk wijzer geworden op dit punt… dat wil zeggen…
degenen die zich erin hebben verdiept en de verantwoordelijkheid aandurven.
Zoals De Waal zegt op pagina 12: “Het debat draait niet zozeer om de waarheid
als wel om of je de waarheid aankunt. Voor wie gelooft dat moraliteit
rechtstreeks afkomstig is van God de Schepper betekent acceptatie van de
evolutieleer een morele afgrond.” Die morele afgrond bestaat er dan uit dat als
er geen God zou zijn die het allemaal heeft geregeld en in de gaten houdt, het
één grote losbandige bende zou worden op de wereld, want de mens kan niet ‘uit
zichzelf’ tot goede daden en tot rechtvaardige verdeling komen. Daarvoor
ontbeert de mensheid de intrinsieke motivatie.
De Waal houdt er een heel ander idee op na: “Misschien ligt
het aan mij, maar ik hoed me voor iedereen voor wie zijn geloof het enige is
wat hem van abject gedrag weerhoudt. Waarom zouden we er niet van uitgaan dat
onze menselijkheid, inclusief de zelfbeheersing die een leefbare samenleving
vereist, in ons zit ingebouwd? Gelooft ook maar iemand werkelijk dat onze
voorouders geen sociale normen hadden voordat ze godsdienstig werden? Hebben ze
nooit een ander die in nood verkeerde geholpen, nooit geklaagd over een
oneerlijke transactie? Mensen moeten zich zorgen hebben gemaakt over het
functioneren van hun gemeenschap lang voordat de huidige religies ontstonden,
slechts een paar duizend jaar geleden. Op een bioloog maakt een dergelijke
tijdschaal weinig indruk.” Dit is de essentie van zijn boek: we hebben ons als
mens en dus als zoogdier, als primaat, zo ontwikkeld dat we zorgzaamheid voor
onze naasten nodig hadden om te overleven. Die zorg en die behoefte aan
eerlijke verdeling, aan rechtvaardigheid, zit zozeer biologisch in ons
ingebakken, dat de vele regels en wetten die tot moreel gedrag moeten leiden,
alleen maar daarop voortborduren. Zouden we niet toch al tot moreel gedrag
geneigd zijn, dan zouden regels ons nooit werkelijk in het gareel kunnen
houden. De Waal: “Een goed vertrekpunt is te erkennen dat we sociale dieren
zijn en dat die achtergrond bepaalt hoe we met elkaar omgaan.” (pagina 33) “We
zijn groepsdieren die op elkaar leunen, elkaar nodig hebben en daarom plezier
beleven aan hulp verlenen en aan delen.” (pagina 62) “Niets is voor ons
natuurlijker dan voor onze dierbaren te zorgen.” (pagina 63)
De onrijpheid van jonge dieren vraagt ouderlijke zorg; die
wordt vooral bij zoogdieren gezien, maar ook bij vogels. Jonge dieren (vooral
jonge zoogdieren) gebruiken vaak de “isolatieroep”, in het Engels vaak de ‘separation
distress call’ genoemd en in simpel Nederlands: huilen. Je moet je als ouder
dus kunnen inleven in wat het jong nodig heeft: “Empathie vereist aandacht voor
de ander en gevoel voor zijn behoeften.” (pagina 16) Die empathie heeft zich in
de loop van duizenden jaren ontwikkeld en we weten dat het oeroude hormoon oxytocine
daarbij een belangrijke rol speelt.
De neiging om niet rücksichtslos het eigen belang na te
streven, maar rekening te houden met hen die minder bedeeld zijn, is al heel
oud. De Waal beschrijft een aantal archeologisch vondsten van menselijke resten
die duidelijk maken dat die mensen een ernstige fysieke tekortkoming hadden. “Dat
zwakke, gehandicapte en geestelijk achtergebleven individuen en anderen die de
samenleving een blok aan het been waren in leven bleven, beschouwen
paleontologen als een mijlpaal in de evolutie van compassie. Dat van
gemeenschapszin getuigende erfgoed is van cruciaal belang voor het thema van
dit boek, want het laat zien dat moraliteit minstens honderdduizend jaar ouder
is dan de huidige beschavingen en religies.” (pagina 67)
De Waal beschrijft de link tussen empathie en compassie
enerzijds en religie anderzijds. Religie legt sterk de nadruk op mededogen,
maar verbindt er duidelijke consequenties aan: “Daar komt nog de bijna
skinneriaanse voorliefde voor straf en beloning bij – van het hellevuur dat
zondaars wacht tot de hemelse maagden voor martelaars – plus de cultivering van
onze wens om ‘prijzenswaardig’ te zijn, zoals Adam Smith het noemde. Mensen
zijn zelfs zo gevoelig voor de publieke opinie dat we alleen maar een
afbeelding van twee ogen op een muur hoeven te zien om met goed gedrag te
reageren.”
Skinner was de grondlegger van het radicaal behaviorisme,
een stroming in de psychologie die sterk gericht is op gedrag en het veranderen
of inprenten van gedrag met behulp van straf en beloning. Hij zei “dat ieder
gedrag de uitkomst is van beloning en straf, en dat die beter werken naarmate
de tijd tussen een handeling en de gevolgen ervan korter is.” (pagina 109) Dat
idee is ook de basis onder het TripleP-programma, zoals in dit artikel van
Dylan van Rijsbergen wel heel erg goed en duidelijk wordt uitgelegd. De Waal zegt in zijn
Bonobo-boek: “Je beschouwt mensen of als inherent goed maar in staat tot kwaad of
als inherent kwaad maar in staat tot het goede.” Dat is waarschijnlijk de keuze
die we hebben en De Waal beschrijft hoe zelfs Darwin zich al uitsprak tegen het
idee dat altruïsme en goedheid jegens de naaste enkel een dun laagje ‘cultivering’
zijn over de slechte, ware aard van de mens.
Daarom ook is TripleP een verwerpelijke methode, zeker
wanneer die niet als interventie bij een probleem, maar als algemeen geldende
aanpak wordt ingezet. Er wordt een machtsverhouding tussen ouder(s) en kind
gecreëerd die ervan uitgaat dat het kind niet zelf met goede oplossingen zal
(kunnen) komen en ook zeker niet tot inzet en samenwerking geneigd is als er
geen straf of beloning is om dat gedrag ‘uit te lokken’. De Waal vindt dat
onzin. Hij acht de neiging tot goedheid diepgeworteld en zegt: “(…) die
beweerde dat we via intuïtieve processen tot morele besluiten komen. We denken
er nauwelijks over na. (…) Onze emoties beslissen, waarna de rede zijn best
doet ze bij te benen. (…) experimenten met kinderen en primaten wezen op
altruïsme zonder dat daarvoor beloningen nodig waren, baby’s van een halfjaar
oud zouden het verschil tussen ‘stout’ en ‘lief’ kennen en neurowetenschappers
ontdekten dat onze hersenen zijn geprogrammeerd om andermans pijn te voelen. (…)
Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat geest en lichaam van de mens zijn
voorbestemd tot samenwerking en zorg en dat we van nature morele oordelen over
anderen vellen.” (pagina 52/53)
De invloed van Skinner was en is enorm; hoe zou TripleP
anders zoveel overheidsgeld hebben kunnen losmaken? De Waal: “(…) – zijn school
was bijna een religie – maar is gelukkig op zijn retour. Hersenonderzoek heeft
deze gordiaanse knoop van wantrouwen jegens [dieren]emoties weten door te
hakken.” Nu wordt het tijd dat ook beleidsmakers in Nederland zich verdiepen in
wat De Waal te zeggen heeft. Zijn boek staat vol met verhalen over wetenschap
die laat zien dat de moraal niet van bovenaf hoeft te worden opgelegd door, om
met Van Rijsbergen te spreken, een ‘Strenge Vader’ in de vorm van God (“religie
de oorsprong van de moraal noemen zit er helemaal naast”, pagina 247) of in de
vorm van een straffende of belonende ouder die ‘wetten’ oplegt en gedrag
afdwingt met ‘consequenties’ (lees: straf). Voor de lange termijn heeft het de
voorkeur een ‘Zorgende Ouder’ te zijn: goed voorleven en het kind op het eigen
niveau serieus nemen als volwaardig mens die handelt in een betekenisvolle, liefdevolle
relatie en niet vanuit angst.
De Waal geeft een verklaring voor religie, waarin een soort “bovennatuurlijke
toezichthouder” een grote rol speelt. Toen we nog in kleine groepen leefden,
kende iedereen iedereen en hielden we elkaar in de gaten. Is dat dan het
recept, meer sociale cohesie, zodat we ons meer verantwoordelijk voelen voor
wat we doen en laten, en zien wat voor de ander de (pijnlijke, nadelige) gevolgen zijn van ‘wangedrag’? Het is geen
gemakkelijke maatschappelijke opgave, maar wat De Waal aanreikt, is
fascinerend!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten