Vorige week woensdag was mijn blog een droevig verhaal, een
aaneenschakeling van adviezen om het kind in de steek te laten. Een kind kan op
die manier natuurlijk gemakkelijk allerlei angsten ontwikkelen. Deze week pak
ik de folder ‘Verlatingsangst’ bij de kop (ondertitel: ‘Veilig je kindje hier
doorheen loodsen’) en je vraagt je af wat deze folder aanraadt, als je nog in
het hoofd hebt wat die over ‘Lekker slapen’ te berde bracht. Hopelijk gaat het
deze keer beter!
De openingszin op pagina 02: Gaat je baby in het begin moeiteloos van hand tot hand, na zes maanden
kan dit ineens veranderen en wil hij alleen nog maar bij jou of je partner
zijn.
Was dat wel zo’n goed idee, om je kind in de eerste dagen en
weken van hand tot hand te laten gaan…? Het is een misverstand te denken dat
kinderen niet in de gaten hebben dat ze bij iemand anders dan de hun vertrouwde
primaire hechtingsfiguren (meestal mama en papa) zijn. Ook, of misschien juist
een kleine baby neemt van alles waar en houdt van de veiligheid van de lichamen
die haar vertrouwd zijn. Bezoek doet er daarom goed aan om niet aan te dringen
op dat doorgeven van de baby als was ze een speeltje.
Hij wordt eenkennig,
kan ineens bang voor vreemden of terughoudend zijn en je kunt hem niet
probleemloos meer achterlaten bij andere verzorgers.
Dat impliceert dat je dat in een eerdere fase wel kon doen,
je kind ‘probleemloos’ (wat is daarvan de definitie?) achterlaten. Over wat
voor tijdsduur hebben we het bij dat ‘achterlaten’? Een baby die aan de borst
is, heeft zeer regelmatig een voeding nodig en die dient, zeker in het begin,
bij voorkeur niet met een fles te worden gegeven, maar aan de borst. Ook
kinderen die wel uit de fles drinken, zijn er echter (en misschien nog wel
meer) bij gebaat dat ze langzaam maar zeker hun sociale kring mogen uitbreiden
en niet direct aan zoveel verschillende mensen worden blootgesteld. Ze kunnen
dat gezien de onrijpheid van hun brein nog niet overzien en al die gezichten werken
dan verwarrend, terwijl het geruststellende lichaamscontact met de meest vertrouwde persoon in
zo’n geval ontbreekt.
Het is een normaal
verschijnsel dat hoort bij de sociale ontwikkeling van je kind. (…) Het is een
fase in zijn leven waar hij (weer) jouw hulp bij nodig heeft.
We praten in geval van scheidings- of verlatingsangst over
kindjes van ongeveer één à anderhalf jaar. Dat is een periode waarin een kind
nog bij vrijwel alles de hulp van de ouders nodig heeft. Het woord ‘weer’ is
hier dan ook niet gepast.
Elke baby is weer
anders. Het ene kind kun je moeiteloos bij andere verzorgers achterlaten, het
andere zet de hele boel op zijn kop.
En welk kind is in de ogen van de schrijvers een
‘probleemgeval’, het eerste of het laatste kind? Gezien het woord ‘moeiteloos’,
vermoed ik dat het tweede type kind als ‘lastig’ wordt gezien. Ik ben zelf
echter een andere mening toegedaan. Een kind dat alles maar goed vindt en
helemaal niet protesteert als de vertrouwde mensen niet alleen uit haar
blikveld verdwijnen, maar zelfs het pand verlaten… daarbij mag je je gerust
afvragen of alles in orde is.
Kom je je kind weer
ophalen, dan kun je ook weer verschillend gedrag aantreffen. Het kan zijn dat
hij dolblij is en graag door je opgepakt wil worden. Maar schrik niet als hij
gaat huilen of overstuur raakt. Ook kan je kindje je compleet negeren of boos
op je zijn.
Nou… enige schrik bij het beschreven gedrag lijkt me toch
wel op z’n plaats! Wat er wordt beschreven, heet in de psychologische
literatuur namelijk gedrag dat bij onveilige hechting hoort! Als je kind dit op
deze jonge leeftijd laat zien (en ook als het een kind niets uitmaakt of je er
wel of niet bent), is de kans aanwezig dat er in het vroege hechtingsproces een
aantal dingen zijn misgegaan. Dat verdient zeer zorgvuldige aandacht en een
goed gesprek van een deskundige met de ouder(s). Hoe eerder de omgangs- en
opvoedingsstijl kan worden bijgestuurd, hoe beter het is voor de (sociale)
ontwikkeling van het kind en voor de ouder-kindrelatie op de langere termijn.
Pagina 03: Uit ervaring
moet hij leren dat je altijd weer terugkomt en zal zijn angst afnemen. Hij kan
dan rustig afscheid van je nemen. Crèchekinderen hebben daarom ook minder last
van verlatingsangst. Zij zijn er nu eenmaal aan gewend.
(De taalfout is niet van mij.)
Is dat zo…? Zijn crèchekinderen eraan gewend dat je
terugkomt? Of hebben ze zich geschikt in het feit dat je weggaat en hebben ze
gemerkt dat daar geen ontkomen aan is?
Even verderop, op pagina 04, lezen we namelijk dit: Dwing je kindje niet om zich met anderen in
te laten als hij dat niet wil. Hij gaat zelf wel op ontdekking als hij eraan
toe is. Laat hem gerust eerst de kat uit de boom kijken.
Hoe moeten we deze twee uitspraken met elkaar rijmen…? Gaan
kinderen naar een crèche omdat ze ‘eraan toe’ zijn en wachten ouders op dat
moment? Of gaan ze naar de crèche omdat het schema van de ouders daaraan toe is
en betekent dat dat het kind, hoe je het ook wendt of keert, toch gedwongen
wordt om zich met anderen in te laten, ook als hij dat niet wil? En wie gaat
samen met hem een veilige situatie creëren waarin hij de kat uit de boom kan
kijken?
Pagina 05: Gaat hij
huilen bij onbekenden, laat hem dan bij je blijven totdat hij kalm is. Negeer
zijn angst niet, want dan raakt hij
alleen maar meer van streek.
Dat lijkt me een terechte observatie, maar hoe past dit bij
de dringende adviezen van de folder over slapen, waarin het ‘gillen en
schreeuwen’ zozeer genegeerd moest worden dat je zelfs werd geadviseerd je
eigen slaapkamerdeur op slot te doen? Hoe zit het daar met het negeren van
angst en het alsmaar verder van streek raken? Uren huilen, 7-10 dagen lang,
werd daar als een slimme zet gepresenteerd. Hoe gaan we deze inconsistentie
aanpakken en oplossen?
Hoe banger hij is, hoe
meer baat hij heeft bij de veiligheid van een kalme en ontspannen ouder.
Reageert hij goed op nieuwe mensen? Prijs hem dan!
Daar gaan we weer: prijzen en belonen. Hoe voelt het om alsmaar
geprezen te worden voor iets wat onder normaal sociaal contact valt, voor het
groeten van de buurman, voor het vriendelijk te woord staan van de cassière, voor
het beantwoorden van een vraag van een collega? “Goed zo, Jan! Wat heb je goed
‘dankjewel’ tegen de postbode gezegd toen je de aangetekende brief in ontvangst
nam! Knap, hoor!” “En Truus, wat heb je goed de was opgehangen en het eten
gekookt, zeg! Je krijgt een sticker van mij!”
Verlatingsangst wordt als een normale ontwikkelingsfase
beschreven, maar ik vraag me tegenwoordig geregeld af of dat zo is. In het
Engels wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘common’ (veelvoorkomend) en
‘normal’ (normaal). We zijn vaak geneigd om dingen die ‘common’ zijn,
vervolgens ‘normal’ te noemen, maar is dat terecht? Je kunt ook wennen aan
abnormale dingen en dan niet meer doorhebben hoe abnormaal ze zijn. Ik acht het
zeker niet uitgesloten dat wanneer kinderen de kans krijgen om veel tijd met
hun primaire hechtingsfiguren door te brengen (veel gedragen worden, lang
borstvoeding krijgen, coslapen), ze deze fase van scheidingsangst overslaan.
Waarom zou je bang zijn, als je hebt geleerd dat je blindelings kunt vertrouwen
op de mensen van wie je afhankelijk bent en van wie je houdt? Dan zou de
veilige hechtingsstijl wel eens een stuk dominanter kunnen worden.
Er worden in het algemeen vier hechtingsstijlen
onderscheiden:
-
veilige hechting;
-
vermijdende hechting (onveilig);
-
afwerende hechting (onveilig);
-
gedesorganiseerde hechting (onveilig).
Schattingen (zoals hier en hier laten zien dat de percentages van onveilige hechting in de richting gaan van
30-40%; dat zijn forse getallen! Dat betekent dat meer dan eenderde van de
kinderen onveilig gehecht is. Er wordt veel geschreven over dit onderwerp,
zoals dit artikel laat zien. Dit filmpje geeft een beeld van het Strange Situation-experiment,
in de 70er jaren ontwikkeld door Mary Ainsworth. Al die aandacht voor en uitleg
over hechting is niet voor niets. De
hechtingsstijl heeft enorme implicaties voor het latere leven en het is dan ook
van groot belang om opvoedstijlen die dat gebrek aan vertrouwen in de hand
werken en daarmee onveilige hechting stimuleren, zeer kritisch te benaderen en
waar mogelijk uit te bannen. Laten we ons dit soort informatie aantrekken, als
samenleving en zeker als beleidsmakers!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten