Jaren geleden, in 2006, woonde ik het Europese
lactatiekundigencongres bij in Maastricht. Ik was nog maar net aan de opleiding
begonnen en was nog niet zo thuis in die wereld. Ik kende de ‘grote namen’ nog
niet en wist niet wat de ‘heikele issues’ waren in mijn toekomstige beroep. Ik
genoot van de lezingen, van al het boeiende en interessante wat voorbijkwam,
maar het viel allemaal nog niet heel duidelijk op z’n plaats, binnen een kader
dat me helder voor ogen stond.
In één van de pauzes maakte ik een babbeltje met een
buitenlandse spreker. Hij had wat allergieklachten en zocht een zakdoek. Ik had
papieren zakdoekjes in de tas, bood hem er één aan en hij nam het vriendelijk
in ontvangst. Zijn zachtmoedige en tegelijkertijd krachtige en overtuigende
uitstraling vielen me op.
Pas jaren later realiseerde ik me werkelijk met wie ik had
gesproken, ook al kende ik zijn naam al: James McKenna, antropoloog aan de
Universiteit van Notre Dame in de Verenigde Staten! Destijds had ik niet kunnen
vermoeden dat ik vijf jaar later het door hem geschreven boek ‘Sleeping With
Your Baby’ in het Nederlands zou uitbrengen nadat ik samen met hem intensief
aan de vertaling had gewerkt. In die vijf jaren heb ik ontdekt hoe prachtig de
overlap is tussen antropologie en lactatiekunde.
Ik ben er intussen meer en meer van overtuigd geraakt dat de
meeste borstvoedingsproblemen helemaal geen borstvoedingsproblemen zijn, maar
antropologische, sociale, culturele en psychologische problemen. Zoiets basaals
als het voeden van ons nageslacht… dat zou toch niet zo’n problematische
aangelegenheid moeten zijn? Dat zoveel vrouwen er niet in slagen een
bevredigende borstvoedingsrelatie tot stand te brengen of in stand te houden,
kan gewoon niet de uitslag van een fysiologische loterij zijn; anders had de
mensheid toch niet kunnen overleven? Hoe bestaat het, dat we als samenleving zo
ver van onze oorsprong zijn afgedreven dat ouders op een consultatiebureau door
de ‘zorgverleners’ worden aangemoedigd om het hulpgeroep van hun kind te
negeren en zelfs te bestraffen? Dat kunnen we toch geen vooruitgang in onze
ontwikkeling meer noemen? We beschikken dan wel over hoogontwikkelde digitale
communicatiekanalen en hoogontwikkelde manieren om planeten op lichtjaren
afstand te bewonderen, maar hoe zit het met de intermenselijke netwerken met
mensen om de hoek en dierbaren in ons huis? Zijn we nog wel ‘human beings’ of
zijn we dikwijls vooral ‘human doings’?
Al deze vragen hebben me tot nog veel meer vragen geleid,
zoals:
· - Zijn er specifieke mannen- en vrouwenbezigheden?
· - Hoe waarderen we als samenleving allerlei
verschillende taken?
·
- Wat is de invloed van de invulling van het
dagelijks leven op je zelfbeeld?
·
- Wat hebben kinderen op basis van hun blauwdruk
nodig en wie kan ze dat het beste bieden?
·
- Op welke manier kan de maatschappij de verschillende
leeftijdsfases beter op biologische patronen afstemmen?
·
- Wat is de impact van opvoedmethodes op het
karakter van de samenleving?
·
- Hoe sterk is de verbinding tussen lichaam en
geest?
Het is maar een greep. Zoals ik onlangs zei: “Toen ik begon
in dit vakgebied, leken sommige dingen met borstvoeding te maken te hebben.
Inmiddels vraag ik me af wat er eigenlijk niet mee te maken heeft.”
Hongerig naar kennis en naar een antwoord op tenminste een deel
van die vragen heb ik me de afgelopen jaren een slag in de rondte gelezen in de
meest prachtige boeken op ons brede vakgebied en dat van aangrenzende
disciplines. Er is veel waarvoor je me niet hoeft wakker te maken, maar laat me
niet los bij een rijkelijk gevulde boekentafel bij een goed congres, want dan
kan ik niet zonder iets te kopen weer vertrekken. Nu in de nazomer onze jongste
dochter de deur uit gaat na het afronden van het gymnasium, lijkt de tijd dan
ook rijp om een lang gekoesterde wens in vervulling te laten gaan: antropologie
studeren!
Om alvast wat in de stemming te komen, heb ik afgelopen
weekend getracht met een antropologisch oog te kijken naar wat zich allemaal
afspeelde op de Negenmaandenbeurs. Vrijdag en zaterdag sprak ik op het
Kennisplein in totaal vier keer een half uur over coslapen. Daarvóór en daarna
had ik voldoende tijd om op me te laten inwerken wat jonge ouders zoal krijgen
voorgeschoteld. Het is overweldigend; mij is het allemaal te veel en te druk en
te lawaaierig en te commercieel. Uiteraard doen vooral de enorme stands van de
fabrikanten van kunstmatige zuigelingenvoeding mij zeer aan de ogen. “Wat kost
dat wel niet allemaal?” vroeg ik mijn collega die er zaterdag ook was, “handen
vol geld!” “Nee, hoor”, zei ze met een grijns, “dat is allemaal gratis!” We
schudden bedroefd glimlachend ons hoofd; consumenten hebben niet in de gaten dat
al die promotie, al dat weggeefmateriaal en al die misinformatie natuurlijk
gewoon betaald worden met de prijs van het product dat ze aanschaffen. De
promotie ervan was ook op de Negenmaandenbeurs weer in grote letters strijdig
met de internationale WHO-code.
Gelukkig was er ook een stand met draagdoeken die heel goed
werd bezocht. Gezien de rest van het aanbod is zo’n grote draagdoekenstand
bijna een uitzonderlijke gast in het geheel. Ik hoop dat het effect ervan is
dat het belang van nabijheid meer vanzelfsprekend wordt onder alle ouders, ook
onder hen voor wie het dragen in de sociale omgeving nog niet heel gewoon is.
Van een andere orde is een stand voor ‘Natuurlijke geslachtsbeïnvloeding’,
zoals het visitekaartje zegt. Aan de ene kant vraag ik me dan af of de wens
daartoe te maken heeft met de steeds grotere behoefte in de westerse
samenleving om het leven precies naar wens in te kleuren. Anderzijds is het een
gegeven dat er al millennia lang voorkeuren bestaan voor een jongen of een
meisje. Daar kunnen economische, sociale of religieuze motieven aan ten
grondslag liggen. Toch blijf ik het een moeilijk onderwerp vinden, want brengt
niet ieder kind een heel eigen input mee en kunnen we niet gewoon dankbaar zijn
voor wat dat specifieke kind toevoegt aan ons bestaan…? Het spreekt voor zich
dat als er medische risico’s zijn bij de geboorte van één bepaald geslacht, er
een andere lading ligt op dit onderwerp, maar ‘zomaar’…?
En zo’n Negenmaandenbeurs… is dat een geschikte omgeving
voor het laten maken van een echo…? Daar was namelijk ook een stand van. En dat
je daar dan een dvd van krijgt… of dat je meteen een pakket aanschaft met een
tegoed voor nog een aantal echo’s… zodat je precies kunt weten wat je kunt
verwachten? Kunnen we echt niet meer wachten en verwachten zonder iets te
weten, in vertrouwen op wat komt, in afwachting en verwachting van een geheim
dat bij de geboorte zal worden onthuld? Weten we wel zo zeker dat echo’s zo
onschadelijk zijn en dat ze een baby in dat veilige holletje niet verstoren? Is
het logisch, dat je iets wilt weten als daarvoor de technische mogelijkheid
aanwezig is?
En over techniek gesproken… een toedieningsysteem waarbij
tussen de fles en de speen een verwarmingselement aanwezig is, zodat je geen
magnetron of flessenwarmer nodig hebt… is dat vooruitgang? Of wat vroeger een
‘wipstoeltje’ heette, nu uitgevoerd met instelbare wiebelsterktes zodat je baby
van links naar rechts of van voor naar achter wordt geswingd, zonder dat je je
met je kind bezig hoeft te houden… (antropo)logisch?
Kortom: er was heel wat waarvan ik me afvraag of alle
kindertjes van de toekomst er wel mee gebaat zijn. Ik kijk dan ook uit naar de
Ouders Natuurlijk-beurs waar de bezoekers
scherp het lezingenprogramma in de gaten houden, hongerig als ze zijn naar
deskundige informatie over zaken rondom de geboorte en het opgroeien van hun
kroost. Ouders die net voor de ingang hun niet opgerookte sigaret op de grond
gooien… die zul je daar vrijwel niet zien en het grote aantal draagdoeken en
borstdrinkende hummeltjes is hartverwarmend!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten