dinsdag 12 juni 2018

Het bed delen met je baby en (on)verantwoord(elijk) gedrag, deel 2


Afgelopen donderdag schreef ik hier over wat mij op 31 mei was overkomen voor de deur van De Meervaart in Amsterdam, waar die dag een Kraamcafé werd gehouden. De reden dat ik daar was, was hetgeen er op het programma stond die dag. Dit is een deel van de tekst van het programma:
Het minder voorkomen van dat waarvoor wordt gewaarschuwd, namelijk wiegendood, wordt aangegrepen als reden voor een scholing erover. Tegelijkertijd weten we niet werkelijk hoeveel kinderen er bij de ouders in bed slapen, gedrag dat vaak als één van de belangrijkste factoren bij wiegendood wordt gepresenteerd. Een hypothese: stel dat er 15 kinderen bij de ouders in bed slapen en er zijn 15 gevallen van wiegendood (dit is ongeveer het jaarlijkse aantal in Nederland). Als er geen verklaringen worden gevonden voor hun overlijden, dan zou je kunnen stellen dat het sterftecijfer of de kans op wiegendood bij het slapen in één bed 100% is.
(Dit is trouwens niet zeker: de essentie van wiegendood (vanwaar die naam?!) is dat er *geen* oorzaak voor het overlijden wordt gevonden. Als het kind dus door verstikking zou zijn overleden, is het *wel* babysterfte, maar *geen* wiegendood. Voor de realiteit maakt het geen verschil, want het kind is gestorven en dat is een tragedie, hoe het overlijden ook wordt genoemd. Voor de wetenschap en de voorlichting maakt het echter wél verschil, omdat sterfte door wiegendood en sterfte door een bekende oorzaak verschillende grootheden zijn, die een andere aanpak vereisen.)
Nu een andere hypothese: stel dat er 15.000 kinderen bij de ouders in bed slapen en er zijn 15 gevallen van wiegendood, overlijdens waarbij geen andere oorzaak wordt gevonden. In dat geval is de kans op wiegendood door samen slapen maximaal 0,001% (want er kunnen nog steeds andere oorzaken zijn, maar we weten het niet: dat is immers de essentie van wiegendood, een *niet bekende oorzaak*). En zo kunnen we doorgaan: nemen 100.000 ouders hun kinderen bij zich in bed en sterven er 15 waarvoor geen andere oorzaak kan worden gevonden, dan is het risico 0,00015%.
Het verschil tussen beredeneren en ervaren, tussen analyseren en voelen
Mijn punt: hoe gevaarlijk het is om baby’s bij de ouders in bed te laten samen, weet je pas als je *exact* weet hoeveel kinderen dat doen en hoeveel kinderen *daardoor* sterven. Je moet zeer zorgvuldig alle mogelijk relevante factoren in beeld hebben, anders kun je er geen zinnige uitspraak over doen. Als je niet helder hebt om hoeveel baby’s het gaat en of de baby kunstvoeding kreeg, of de ouders hadden gerookt, gedronken, medicijnen hadden genomen, hadden geblowd of onveilig beddengoed hadden gebruikt… dan weet je simpelweg niet wat de grootste factor was in het sterven van het kind. En met al dat dreigen kun je er vanuit gaan dat veel ouders niet heel enthousiast zijn om te vertellen dat hun kind (al dan niet regelmatig) bij hen in bed slaapt. Ze zullen bij vragen daarover gemakkelijk geneigd zijn een sociaal wenselijk antwoord te geven: ‘Baby slaapt in eigen bed.’

Overigens werd in het NOS-item van een aantal maanden geleden betoogd dat 25% van de gevallen van wiegendood kinderen betreft die bij de ouders in bed lagen (zie dit blog). Het blijft verbazingwekkend dat *niemand* op het idee komt om te vragen waar die andere 75% dan liggen. Als dat kinderbedden zijn… zijn die dan niet véél gevaarlijker dan het ouderlijk bed? En als er een trend wordt benoemd dat kinderen steeds vaker bij de ouders in bed liggen, terwijl er tegelijkertijd wordt gesignaleerd dat de wiegendoodcijfers dalen… wat moet daarvan dan de conclusie zijn? Kan het zijn dat ouders steeds beter in staat zijn om zich goed te laten informeren over hoe ze veilig met hun kind samen kunnen slapen, zodat ze ook in de nachtelijke uren het kind zowel fysiek een veilige plek kunnen geven als psychisch en emotioneel een gevoel van veiligheid kunnen bieden? Dat laatste, zo heeft de wetenschap inmiddels onomstotelijk aangetoond, is namelijk cruciaal voor hoe een kind opgroeit tot volwassene, voor de mate waarin een mens de eigen stress kan reguleren, zichzelf kan beheersen en empathie voor een ander kan opbrengen. Zonder een diepgeworteld gevoel van veiligheid en eigenwaarde zijn deze laatste dingen heel moeilijk. De kans is dan veel groter dat mensen hun frustraties afreageren op een ander, dat ze anderen agressief tegemoet treden, dat ze niet goed tot rustig overleg in staat zijn, dat ze hun emoties niet kunnen beheersen.

Daar ligt ook een deel van de basis van de controverse over dit onderwerp. Het zou interessant zijn uit te zoeken hoe felle tegenstanders van samen slapen zélf sliepen toen ze kind waren. Hoe hebben hún ouders het nachtelijk ouderschap vormgegeven? Mochten ze bij bange dromen bij papa en mama in bed kruipen? Werden ze opgepakt en gevoed en getroost toen ze als baby huilmomenten hadden? Moesten ze al snel ‘zelfredzaam’ zijn of mochten ze uitproberen en falen, zonder dreiging en chantage? Werd gehoorzaamheid afgedwongen of werd zelfstandigheid gekoesterd, zodat ze stapsgewijs kon groeien? Was het genot van lichamelijk contact een moeilijk onderwerp, voorbehouden aan bepaalde relaties, of een vanzelfsprekendheid, geuit met knuffels en omhelzingen en samen tot rust komen? Er zijn zooooo veel vragen denkbaar en een goed begin erbij is reflectie: “Hoe ben ik groot geworden? Hoe gingen de belangrijke volwassenen in mijn omgeving met mij om? Hoeveel veiligheid heb ik als kind ervaren en hoe veilig voel ik mij nu bij mijn naasten? Hoe werd er macht uitgeoefend en hoe tracht ik zelf macht uit te oefenen? Werd ik gezien en gehoord toen ik klein was? Word ik gezien en gehoord nu ik volwassen ben? Hoe is mijn zelfbeeld?” Wanneer je onder ogen moet zien dat je deze vragen op een verdrietige wijze moet beantwoorden, volgt vaak een periode van rouw. Als je nu wél een veilige sociale omgeving hebt, kun je die rouw een plaats geven en werken aan je herstel en aan je vaardigheden om empathisch en geduldig met anderen om te gaan.

Daarmee is de cirkel rond. Ik stond in Amsterdam ‘Slapen met je baby’ uit te delen omdat eerlijke en empathische informatievoorziening belangrijk is, omdat kraamverzorgenden daarin aan het begin van een nieuw mensenleven een waardevolle rol kunnen spelen, én omdat de praktijk heeft uitgewezen dat ze vaak niet breed worden geschoold op dit punt van samen slapen. De meneer van de organisatie die mij belaagde, was een voorbeeld van hoe zaken uit de hand kunnen lopen als je jezelf niet in de hand hebt.
Behalve veel vragen zijn er ook veel oorzaken van het agressieve gedrag denkbaar; dat neemt echter niet weg dat je als volwassene verantwoordelijk bent voor je eigen gedrag. Ik ben daarom vandaag bij het politiebureau geweest om met de dienstdoende agent te overleggen over wat de beste aanpak is van deze gebeurtenis, aangezien ik van anderen hoorde dat deze man zich vaker zo gedraagt. De wijkagent zal bij hem langs gaan en nogmaals laten weten dat zijn handelwijze verwerpelijk is, hoe irritant hij het ook moge vinden dat ik daar sta. Dat is nu eenmaal een vrijheid die we hebben in een democratische samenleving, dat je een ander geluid mag laten horen dan het dominante of meest gepraktiseerde, en dat je daarvoor mag demonstreren. (En een eventuele volgende keer zal ik zorgen dat ik precies dáárvoor, voor een demonstratie, de juiste procedures doorloop!) Ik hoop dat een bezoek van de wijkagent hem op de één of andere manier tot reflectie zal brengen, dat hij anderen in zijn omgeving heeft met wie hij kan overleggen, die hem kunnen bereiken en die hem kunnen laten zien dat er betere manieren zijn om met andere meningen en tegenslagen om te gaan dan schreeuwen en schelden, razen en tieren en andermans spullen beschadigen.
Ik zei tegen iedereen aan wie ik een boek gaf: ‘Ik heb een cadeautje voor je; veel plezier ervan in je werk!’ Dat hoop ik oprecht, dat kraamverzorgenden ouders ondersteunen bij alles wat nieuw is in het leven met een pasgeboren baby, zeker ook bij het nachtelijk ouderschap. Voor velen is dat immers een intense uitdaging en tegelijkertijd zó belangrijk voor hoe een baby de wereld ervaart. Wanneer we leren wat een baby voor die veiligheid nodig heeft, zullen we beter in staat zijn ons eigen gemis te herkennen. Als we die rouw verwerken, hoeven we de boosheid erover niet door te geven en dáárvan wordt de wereld dan écht een stuk veiliger!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten