Vorige week rond deze tijd, donderdag 31 mei, was ik thuis aan het bijkomen van een trip naar Amsterdam die me erg heeft geschokt en me veel te denken
heeft gegeven. Ik was bij De Meervaart in Amsterdam agressief bejegend door
iemand die mijn actie, het uitdelen van ‘Slapen met je baby’ aan
kraamverzorgenden, niet kon waarderen. Hij was door anderen opgetrommeld, kwam
met zijn auto voorrijden, stapte met een dreigende lichaamshouding uit en trok
meteen van leer. Hij voer tegen mij uit, hanteerde zonder mij iets te vragen of
met mij te overleggen meteen schuttingtaal, schopte tegen mijn spullen aan,
gooide mijn banner over straat, tilde de doos met boeken op en kwakte die een
eindje verder weer neer, en al die tijd bleef hij schreeuwen en schelden, razen
en tieren tegen mij. Of het mijn aanwezigheid voor de deur van ‘zijn’ evenement
was dat hem zo nijdig maakte of het onderwerp waar ik voor stond… daar ben ik
nog niet uit. De twee opties haken op een bijzondere manier in elkaar. Toch
vind ik het uitermate pijnlijk dat de organisator van een studiedag voor
kraamverzorgenden, die worden geschoold over hoe ze jonge gezinnen een zo
gezond en liefdevol mogelijke start kunnen geven, zó tekeer gaat tegen iemand
die over exact dát onderwerp iets uitdeelt. Hoe kunnen we dat duiden?
In één bed slapen met degene van wie je waanzinnig veel
houdt, het lichaam van die ander dichtbij weten, armen om je heen voelen, je
bewust zijn van het feit dat je niet alleen bent… de meeste mensen zullen zich
er zeer goed een voorstelling van kunnen maken. Voor volwassenen is het een
soort vanzelfsprekendheid dat ze met hun partner in één bed slapen,
uitzonderingen daargelaten. Voor baby’s is het echter afwachten of ze ’s nachts
kunnen rekenen op de nabijheid van hun moeder, die hen met haar borsten van hun
basale voeding en van troost en veiligheid voorziet. Voor baby’s luidt het
overheersende devies van veel zorgverleners jegens ouders kort samengevat:
‘Neem je kind niet bij je in bed, want daar gaat het dood!’ Tamelijk kras, maar
hier komt het op neer; geen uitleg, geen nuance, geen context, en vooral: geen
aanmoediging tot het onderzoeken van de vele manieren waarop je met elkaar de
nacht kunt doorbrengen en tot het bereiken van een geïnformeerde beslissing. Gewoon
ronduit verbieden: dat wordt het ‘veiligst’ geacht.
Op veel andere terreinen zien we dat verbieden niet werkt; degene die het verbod krijgt opgelegd, wordt hooguit zwijgzamer en vooral ook slinkser om zo te zorgen dat het verboden gedrag niet wordt waargenomen, dat de ‘dader’ niet wordt ‘betrapt’. Het werkt daarmee geen verbinding in de hand, maar vernedering, geen vertrouwen, maar verwijdering. Het stimuleert geen dialoog, maar bevestigt een (al dan niet terecht vermeend) autoriteitsverschil. De verbieder leeft in de veronderstelling macht te hebben over de ander en die ander iets te kunnen opleggen. (Zelfs als dit tijdelijk waar is… hoe lang zal die macht duren?) Tegelijkertijd wordt gedreigd met de consequenties van het negeren van het verbod: ‘Je mag niet te laat thuiskomen van het feestje, anders mag je morgen niet weg’, ‘Je mag je schoolwerk niet op de tweede plaats zetten, anders komt er niks van je terecht’, ‘Je mag geen koekje, anders word je te dik’, en dus deze: ‘Je mag je baby niet in bed nemen, anders zal die dood gaan.’
Op veel andere terreinen zien we dat verbieden niet werkt; degene die het verbod krijgt opgelegd, wordt hooguit zwijgzamer en vooral ook slinkser om zo te zorgen dat het verboden gedrag niet wordt waargenomen, dat de ‘dader’ niet wordt ‘betrapt’. Het werkt daarmee geen verbinding in de hand, maar vernedering, geen vertrouwen, maar verwijdering. Het stimuleert geen dialoog, maar bevestigt een (al dan niet terecht vermeend) autoriteitsverschil. De verbieder leeft in de veronderstelling macht te hebben over de ander en die ander iets te kunnen opleggen. (Zelfs als dit tijdelijk waar is… hoe lang zal die macht duren?) Tegelijkertijd wordt gedreigd met de consequenties van het negeren van het verbod: ‘Je mag niet te laat thuiskomen van het feestje, anders mag je morgen niet weg’, ‘Je mag je schoolwerk niet op de tweede plaats zetten, anders komt er niks van je terecht’, ‘Je mag geen koekje, anders word je te dik’, en dus deze: ‘Je mag je baby niet in bed nemen, anders zal die dood gaan.’
Wat zegt ons dat over de visie van de verbieder op de medemens?
Waarom is er zo’n honger naar die machtspositie? Wat veroorzaak die drang tot
intimidatie, tot emotionele chantage, tot straffen? Waar komt het wantrouwen
vandaan? Wie heeft de verbieder, vaak al in de kindertijd, op zodanige wijze
behandeld dat die nu, als volwassene, denkt dat dit een effectieve, motiverende
handelwijze is die de onderlinge relatie verstevigt? En hoe denkt de verbieder
dit soort sanctie- en dreiggedrag tot in lengte van jaren vol te houden? Waarom
krijgen ouders voor het vervoer van baby’s in auto’s wél heldere instructies
over stoeltjes en chauffeursgedrag in plaats van het vervoer te verbieden?
Waarom krijgen jongeren wél seksuele voorlichting, zodat seks letterlijk en
figuurlijk veilig verloopt, aangezien we weten dat verbieden niet helpt? Waarom
gebeurt dat in het algemeen niet bij coslapen? Waarom roept een baby in het
ouderlijk bed zóveel controverse op?
Veel vragen… waarop niet zo eenvoudig een antwoord te formuleren
is. Ik heb me er afgelopen week weer het hoofd over gebroken, vanwege de bovengenoemde
ervaring bij De Meervaart. Net als in 2013 was ik daarheen gegaan om aan de
bezoekers van het Kraamcafé een exemplaar van ‘Slapen met je baby’ uit te
reiken. Het programma van het
Kraamcafé maakte duidelijk dat er opnieuw een podium zou worden geboden aan een
paar sprekers van wie ik weet dat ze faliekante tegenstanders zijn van het
ouderlijk bed als slaapplaats van baby’s. De argumenten die vóór een dergelijke
slaapgewoonte pleiten, worden systematisch genegeerd, de risico’s van onveilige
manieren van bedding-in worden uitvergroot, terminologie wordt onzorgvuldig
gehanteerd en woordgebruik laat een neiging tot emotionele chantage zien. De ‘dode-baby’-kaart,
zoals die wel wordt genoemd, wordt gretig getrokken. Geen enkele ouder wil haar
of zijn kind verliezen, dus de dreiging daarmee, alsof het een onvermijdelijk
gevolg van het gekozen slaapgedrag is, is heftig. Vaak zoeken ouders daardoor
alternatieven voor het in bed nemen van het kind die veel gevaarlijker zijn dan
het weloverwogen veilig maken van de slaapomgeving. Zo is ’s nachts slaperig in
een stoel zitten met een baby in je armen een heel onveilige toestand, net als slapen met
een baby op een bank die daarvoor niet is ontworpen.
Uitdeelactie in 2013, met dezelfde banner als in 2018 |
Ik snap wel dat het irritant kan zijn, dat je een evenement
organiseert en dat er ‘tegengeluiden’ van dat wat je sprekers binnen gaan
betogen, direct buiten voor de deur te horen zijn, maar zijn agressie en
vernielzucht daarop dan het adequate antwoord? Ter plekke heb ik me gedeisd
gehouden, maar ik voelde mij zeer bedreigd. Ik stond te trillen op mijn benen,
het hart klopte me in de keel en het zweet brak me uit. Omdat ik geen
eigenrichting wens te plegen, heb ik de politie gebeld, zodat die mij kon
beschermen tegen verdere en fysieke escalatie. Het is treurig dat het zover
moest komen en ik heb daarom afgelopen week nagedacht over de vraag hoe ik
hierop zou kunnen reageren. Daarover zal ik dinsdag meer vertellen.
(Hier kun je 'Slapen met je baby' bestellen!)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten