woensdag 20 november 2013

Richtlijn excessief huilen, deel 10

Vandaag is de tweede helft aan de beurt van het boekje ‘Inbakeren brengt rust’, geschreven door Ria Blom, in de uitgave van februari 2011. Dit boekje is via een verwijzing in Bijlage 4 onderdeel van de ‘Multidisciplinaire richtlijn excessief huilen bij baby’s’.

Pagina 29
Laat je baby het eerste half jaar op jouw slaapkamer slapen, in zijn eigen bed en niet bij de jou in bed. Dit algemeen geldende advies staat beschreven in de folder Veilig Slapen van de Stichting Wiegedood/Consument en Veiligheid. Vraag ernaar op je consultatiebureau.

Het is winst dat er tegenwoordig expliciet wordt aangegeven dat coslapen in de vorm van rooming-in wenselijk is. Ouders horen echter ook gedegen informatie te krijgen over hoe ze coslapen in de vorm van bedding-in veilig kunnen vormgeven. De derde vorm van coslapen, een cosleeper, verdient zeer zeker ook aandacht.

Zet overdag het bed zo neer dat je naar je kind kunt gaan kijken zonder dat je kind je opmerkt.

Tja, stel je voor, dat je kind ziet dat je voor haar zorgt en haar in de gaten houdt…

Pagina 31
Een uitgerust kind drinkt bovendien krachtig en efficiënt. Voeden op verzoek en regelmaat gaan dan ook goed samen, mits de borstvoeding goed op gang is.

Het is mooi dat het ‘goed op gang’ zijn als voorwaarde wordt genomen, maar wanneer is de borstvoeding goed op gang? Veel moeder-kindkoppels hebben daar een heel aantal weken voor nodig. En zeker als er sprake is van onrust in de baby (uitgangspunt voor het inbakeren), duurt het vaak langer voordat het voeden goed loopt. De stelling dat ze elkaar niet bijten, lijkt dan ook voorbarig.

Wanneer je kind de regelmaat eenmaal te pakken heeft, zal hij zich uit zichzelf op zijn tijd melden voor de voeding. Het kan bijvoorbeeld zijn dat hij in de ochtenduren vier uur tussen de voedingen laat en in de namiddag/avond drie uur. Ook dit is een mooie regelmaat.

Tussenpozen van drie à vier uur, bij een baby van een paar weken… Reken even door en je komt tot de conclusie dat er in dat geval maximaal van 6 à 7 voedingen sprake kan zijn. Dat is weinig voor een pasgeborene. Het is in ieder geval een aantal dat de gemiddelde volwassene zeker niet haalt. Tel maar eens, hoe vaak je op een dag iets in je mond steekt. Onder de 10 keer blijft vrijwel niemand. En dan ben je een volwassen mens met een ontwikkeld rationeel brein dat inzicht heeft in tijdsverloop en dat tot probleemoplossing en zelfregulatie kan komen. Bovendien… als er wordt aangegeven dat de baby zich op ‘zijn tijd’ zal melden, bouw je dus de mogelijkheid in dat de frequentie (ruim) hoger ligt. Terecht, trouwens.

Pagina 32
Over de gewenningsfase en je eigen vragen daarbij:
Hoe ziet de dag eruit; wat doe je bij verzet en hoe lang laat je je kind huilen? (…)
Je geeft hem de kans zelf in slaap te komen, weliswaar huilend. (…) Een oververmoeide baby van vijf weken heeft wellicht minder krachten ter beschikking om fel te protesteren.

Dit laatste wordt als een voordeel gezien: wie te moe is van het huilen, heeft geen energie óm te huilen en zal snel in slaap vallen. Hoe dan ook: het huilen hoort er duidelijk bij en wordt als ‘gezond protest’ gekwalificeerd. Desondanks wordt het genegeerd en wordt er niet getroost.

Pagina 33
Wetende dat deze aanpak bij de meeste kinderen op korte termijn resulteert in aanzienlijk minder huilen en meer slapen, weegt het enkele keren huilen voor het in slaap vallen ruimschoots op tegen troosten met alleen effect voor het moment. (…) Verder speelt een rol wat je zelf kunt verdragen. (…) Je hoeft je hierdoor [door het felle protest] niet te laten afschrikken. Hoe zekerder je je voelt over de juistheid van deze nieuw ingeslagen weg, hoe beter je het huilen kunt verdragen zonder te reageren. (…) [Veel ouders] merken dat hun kind des te harder gaat huilen als ze weer weg gaan [zonder te troosten]. Geef je kind de ruimte voor gezond protest. Zo geef je hem ook de ruimte eigen krachten in te zetten om zélf kleine probleempjes op te lossen.

Wat zullen we hiervan zeggen…? Het is een groot misverstand dat troosten alleen maar effect heeft voor het moment. Troosten geeft in de baby een reactie die mede vormend is voor zijn hersenontwikkeling en stressregulatie, voor zijn veiligheidsbeleving in de wereld. Dat is niet een ‘effect voor het moment’, maar een levenslange imprinting. Dat een kind fel protesteert als het de ouders ziet weggaan zonder getroost te zijn, is logisch. Het is de ‘separation distress call’ die een baby laat horen om zijn overlevingskansen te vergroten. Alleen achterblijven staat voor een baby gelijk aan blootstaan aan levensbedreigende gevaren. Je kind weet immers niet dat er geen tijger om de hoek ligt, want haar amygdala registreert wel diezelfde angst, die primitieve, instinctieve angst voor roofdieren, voor opgegeten worden, voor hulpeloosheid.
Als dan wordt gesteld dat dit huilen opweegt tegen het troosten… over wie hebben we het dan? Voor wie weegt het ertegenop? Voor de baby…? Ik waag dat te betwijfelen.

Je kind mag de eerste paar dagen best 15 tot 20 minuten ongestoord huilen voordat hij in slaap valt. (…) Wanneer je het huilen goed beluistert, zul je na ongeveer tien minuten steeds vaker een kleine pauze horen. Laat jezelf hierdoor gerust stellen. Het betekent dat je kind toch niet zo overstuur is als het lijkt.

Wat een dramatische conclusie… Een kind dat van het huilen volledig overstuur raakt, zal inderdaad pauzes inlassen: de wanhoop en de uitputting slaan toe. Dat heet wanhoop of dissociatie.
Het woord ‘ongestoord’ in deze context is overigens ook zorgelijk; ‘ongestoord’ moet gelden voor prettige activiteiten, niet voor zaken die tot torenhoge stress en gevoelens van eenzaamheid leiden.

Pagina 34
Zoals hier beschreven klinkt het misschien nogal heftig en zul je er als ouder tegenop zien – je kind alleen laten huilen is het allermoeilijkste wat er is en gaat helemaal tegen je moedergevoel in –

Ja, voor veel ouders is dat gelukkig inderdaad nog het geval, ondanks alle slechte adviezen die ze krijgen. Het is te hopen dat ze dat gevoel volgen en dat ‘allermoeilijkste’ niet proberen te bereiken.

Wanneer je het nodig vindt iets te doen, doe het dan liefdevol, zwijgzaam en zo neutraal mogelijk.

Dit soort manieren van omgaan zijn in het verleden al wel uitgeprobeerd. Ze heten de ‘still face procedure’ en ze zijn voor een kind angstaanjagend. Het gebrek aan emotie in de primaire hechtingsfiguur terwijl het kind van slag is, is een ontluisterende ervaring voor het kleine mensje.
Bekijk dit filmpje maar eens; het gaat je door merg en been en mij springen er iedere keer weer de tranen van in de ogen. En dan te bedenken dat dit onderzoek al zo’n 35 jaar oud is… Willen we zo’n methode werkelijk aanbevelen?

Pagina 35
Wanneer dit niet helpt, kun je een speentje geven of op de slaapkamer een klein slokje aan de borst of uit de fles. (…) Deze manieren van troosten zijn hulpmiddelen voor de eerste paar dagen. Laat het geen nieuwe gewoonte worden.

Hier is andermaal sprake van een gebrekkig inzicht in de functie van het voeden aan de borst. Ook het voorstel voor het geven van een speen roept vraagtekens op. Daar zijn bezwaren tegen aan te voeren met het oog op de vaardigheid aan de borst. De dreigende toon in dit advies getuigt verder van een paternalistische, autoritaire aanpak.

Pagina 39
Over het afbouwen van de doeken en de aanpak in die fase, als er weer meer onrust ontstaat:
Je gaat bijvoorbeeld vaker lopen voor een speentje of je kind toch weer opnemen wanneer hij huilt. (…) Voor je het weet is je kind weer afhankelijk van je!

Dat een kind afhankelijk is van de ouders… dat duurt zo’n jaar of 18 (en als het kind gaat studeren, duurt het nog weer een jaar of vijf extra). Wat een onbegrijpelijke conclusie, dat je geen moer bent opgeschoten als je kind na een aantal weken inbakeren ‘weer’ van jou afhankelijk is. Natuurlijk is dat het geval! Je kind heeft je nodig, nog jarenlang, op allerlei gebieden. Je kind is op die leeftijd niet ‘weer’ van jou afhankelijk, maar NOG STEEDS en voorlopig ook nog heel lang!

Op pagina 44 vinden we de nabeschouwing met een aantal conclusies.
Na een verkwikkende slaap kan het uitgeruste kind zich weer vol overgave richten op de wereld om hem heen. Hij zal langer en aandachtiger met hetzelfde kunnen spelen zonder de ouder daarbij nodig te hebben. Wanneer we de regelmaat, eenduidigheid en het inbakeren zien als het bieden van grenzen, staan ze niet op zichzelf. Op een andere wijze kan het bieden van grenzen een vervolg hebben. Zoals grenzen in het speelgoedaanbod en in wat wel en niet geoorloofd is. Ook in pedagogische zin is liefdevolle begrenzing nodig. Zonder dit zla het nu bereikte resultaat in een volgende ontwikkelingsfase, bijvoorbeeld in de nee-fase, weer verloren kunnen gaan.

Wat hier gebeurt, is dat ouders een stevige waarschuwing krijgen: als je nu niet met inbakerdoeken grenzen aanbrengt, dan kun je het straks in de peutertijd wel vergeten, want dan wordt je kind onhandelbaar. Dit is klinkklare onzin. Natuurlijk heeft een kind op diverse manieren begrenzing en duidelijkheid nodig, maar daarbinnen moet er wel aan zijn primaire behoeften tegemoet worden gekomen.
Dit boekje laat op allerlei manieren zien dat er met die behoeften een loopje wordt genomen. Ik vind dat een verontrustende aangelegenheid en beschouw, net als ik dat een aantal jaren geleden deed, de verwijzing naar het werk van Ria Blom dan ook nog steeds als een groot probleem. Baby’s en ouders verdienen waarachtig betere pleitbezorgers dan diegenen in de kernredactie die tot deze stap hebben besloten. Deze aanbeveling is een misstap; hoe gaat de overheid deze bedreiging van de volksgezondheid een halt toeroepen? Als je suggesties hebt... plaats ze in de comment-box hieronder!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten