woensdag 19 november 2014

Beter weten

In iedere cultuur zijn er zaken die ‘taboe’ zijn, zaken waarover je niet praat, die je niet laat zien, die je niet mag doen, of die alleen onder zeer helder omlijnde omstandigheden zijn geoorloofd. Het gaat daarbij dus niet om dingen die door de wet worden verboden (hoewel dat soms ook zo is), maar met name over dingen die in de sociale context niet geoorloofd zijn, dingen waarvan anderen, die dat taboe onderschrijven, zouden kunnen zeggen: “Dat kan echt niet!” Zo zullen we (in het algemeen…) niet publiekelijk in onze neus peuteren, zelfs als niet-vegetariër geen hondenvlees eten en niet vrijen met broers en zussen.

Ik heb de ervaring dat er op het gebied van zorg voor jonge kinderen of misschien in het perinatale gebied (dus zwangerschap en baby’s eerste levensjaar) ook taboes zijn. Collega Gonneke van Veldhuizen heeft er ook al wel eens over geschreven, over dat zogenaamde ‘Voldemort-effect’, het verschijnsel van ‘she/he who (of ‘that which’) shall not be named’. Eén van die taboes betreft het feit dat je niet mag betwisten dat ouders altijd weten wat het beste is voor hun kind. Ik ben het met dat idee al jaren oneens en ik maak daarvan in relevante settings ook melding. Dat wordt me niet altijd in dank afgenomen.
Afgelopen week kwam dit fenomeen voorbij in een topic op een Facebookgroep. Iemand schreef: “[M]ama’s weten altijd wat het beste is voor hun kindje.”
In lijn hiermee is een andere kreet die je nog wel eens hoort: “Je hoeft mij niets nieuws te vertellen; ik weet zelf wel wat goed is voor mijn kind.”
Van beide uitspraken zou ik zeggen: ze zijn niet waar. Ze gaan er namelijk van uit dat je op een goed moment alles weet wat er te weten valt en wat nodig is om je kinderen ‘het beste’ (tjsa… wat is dáárvan dan weer de definitie…) te bieden en ze impliceren dus ook dat je niets kunt bijleren, dat je alle denkbare leerprocessen al hebt doorlopen (hoewel deze uitspraken vaak worden gedaan als de kinderen nog klein zijn…) en op grond daarvan tot een overzichtelijk totaalbeeld bent gekomen waaruit je precies datgene kunt plukken wat voor je kind het beste is.

Dat klinkt mij behoorlijk utopisch in de oren… en ook uitermate onrealistisch. Als ouders werkelijk altijd zouden weten wat het beste is voor hun kind, zouden we dan nog jeugdzorg nodig hebben? Zou er dan nog kindermishandeling bestaan? Zou er dan nog tot in lengte van jaren zo vol pijn en verdriet getobd worden door incestslachtoffers? Baby’s die men laat huilen omdat ze anders ‘verwend’ raken, ongeboren kinderen die aan alcohol en nicotine worden blootgesteld, kleine hummels die een ‘corrigerende tik’ krijgen… het zou allemaal tot het verleden behoren.

Ik zie dat vooralsnog echter niet gebeuren. We zijn allemaal feilbaar, dikwijls zelfs voor een deel omdat onze ouders niet wisten wat het beste voor ons was (of er in ieder geval niet naar konden handelen). En zelfs als we het wél weten, doen we het lang niet altijd. Dat laatste is echter weer een ander verhaal; ik wil nu focussen op het ‘weten’.

Het idee van ‘alles weten’ roept bij mij dat rijtje in gedachten dat ik ooit leerde tijdens een luistervaardigheidstraining van de VBN over stadia van bekwaamheid:
  • Onbewust onbekwaam: je hebt niet door wat je allemaal niet weet.
  • Bewust onbekwaam: je realiseert je dat je kennis mist en je start een leerproces.
  • Bewust bekwaam: je hebt al veel geleerd, maar toepassing gaat nog niet vanzelf.
  • Onbewust bekwaam: je hebt niet meer door wat je allemaal weet en toepast.
Collega Mieke van Rijn deelde vorige week de onderstaande afbeelding, die hier precies bij aansluit:

Er zit naar mijn idee veel defensiviteit in de uitspraak “Ik weet het zelf het beste; niemand hoeft te proberen mij te vertellen hoe het beter zou kunnen.” En vermoedelijk is er ook sprake van angst, angst om in de overweldigende wirwar van inzichten de controle kwijt te raken, de eigen autonomie te verliezen, de regie uit handen te moeten geven. Die angst is begrijpelijk, want als ouders de beslissingen niet al zelf uit handen geven, worden die hen door zorgverleners geregeld uit handen genómen. En dat komt dan weer omdat ook de zorgverlener vaak denkt: “Ik weet het het beste”, een gedachte die het daaropvolgende ingrijpen rechtvaardigt.

Het is natuurlijk ook niet niks, om te zeggen: “Ik weet het vaak niet; ik ben zoekende. Ik wil zo graag het beste voor mijn (of: het aan mijn zorg toevertrouwde) kind, maar er spelen zoveel zaken mee, dat ik het donders moeilijk vind om te kiezen en om te bepalen wie daarbij voor mij de meest geschikte inspirator is, wie ik kan vertrouwen, wiens kennis en vaardigheid up-to-date zijn met wat er zoal te weten valt en hoe die kennis bij mijn wereldvisie en bij mijn idee over kinderen en moraliteit past.”
Dit is een levenstaak, zou ik willen stellen, zowel voor ouders als voor zorgverleners. En die taak begint volgens mij bij het aanmoedigen van kinderen om altijd maar ‘Waarom?’ te blijven vragen en daarop dan naar eer en geweten te antwoorden, ook als je het antwoord niet weet! Als we er als volwassenen voor openstaan dat er altijd meer te weten valt en als we dat voorleven aan onze kinderen (en cliënten/patiënten) door zelf niet vast te roesten in bepaalde opvattingen, dan kunnen ze dat nadoen. Kritische nieuwsgierigheid biedt de beste kansen om dingen alsmaar beter te (leren) weten. Kennis vergaren vereist flexibiliteit, vraagt om de bereidheid om met anderen die op een specifiek gebied al meer weten, in gesprek te gaan en hun kennis op te snuiven en (na een gezonde analyse) te internaliseren. Kennis vergaren vergt ook een zekere nederigheid, de bescheidenheid om te erkennen dat je nooit alles kunt weten, en tegelijkertijd de vastberadenheid om meer te weten te komen. Zo word je stap voor stap onbewust bekwaam, tot zich weer een gebied aandient waarop je bewust onbekwaam bent.

En als je telkens opnieuw het leerproces in gaat, is er natuurlijk een tweezijdige kunst: enerzijds moet je uitvinden bij wie je kwalitatief hoogwaardige kennis kunt verwerven en anderzijds is er de taak om vervolgens, ook al weet je bepaalde dingen daarna beter, niet als ‘betweter’ door het leven te gaan, maar oog te houden voor het leerproces van de ander en de angst die er op grond van slechte ervaringen mogelijk onder ligt. Machtsmisbruik en vernedering zijn in leerprocessen taboe-instrumenten: ze ondermijnen alles wat nodig is om dingen te leren, zoals nieuwsgierigheid, (zelf)vertrouwen en plezier. Dat neemt niet weg dat ook als het leerproces constructief is, de verzamelde kennis soms confronterend kan zijn. Maar ja, wie al een paar jaar meegaat, die weet natuurlijk beter dan dat het leven altijd over rozen gaat. Gelukkig leidt ‘beter weten’ vaak ook tot meer inzicht en kracht en daar worden de meesten van ons dan toch weer heel blij van.
Laten we dus zorgen dat ‘Ik weet het niet, maar wil het graag beter weten’ geen taboe, maar een moedig motto mag zijn!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten