woensdag 25 juni 2014

Zelfbeschikkingsrecht... voor wie? Deel 4

Naar aanleiding van Deel 1 van deze miniserie kwam de vraag van iemand die in dezelfde besloten groep meeleest als waar de discussie was ontstaan, hoe ik dit alles zag in het licht van de visie van de Geboortebeweging (GB). Die visie en missie vind je hier. Ik had deze tekst al wel eerder onder ogen gehad, maar hij stond me niet letterlijk voor de geest en dus was het goed dat ernaar werd gevraagd. Dat nodigde mij uit er nog weer eens naar te kijken en de tekst in verband te brengen met mijn beschouwingen over het onderwerp.

Voordat het zover was, schreef ik echter Deel 3, een reactie op alle discussie die Deel 1 en Deel 2 hadden losgemaakt. Ik beschreef onder andere met welke verwachting ik de uitnodiging voor meelezen en meedenken met de GB had aangenomen: “Tot slot: mijn verwachting bij ‘Geboortebeweging’ was een prominente rol voor het kind. Het woord ‘geboorte’ gaat immers niet primair over de vrouw. Geboren worden is wat het kind doet. Mijn idee was dat er een gezamenlijke inzet zou zijn voor een veilige en gezonde geboorte van het kind en dat het zou gaan over wat een aanstaande moeder nodig heeft om die veilige en gezonde geboorte van haar kind te waarborgen.”
Deze en eerder gedeelde ideeën leidden er een paar uur na publicatie van Deel 3 toe dat ik uit de Klankbordgroep van de GB werd gezet. Men vond mij er, na alles wat ik heb geschreven, niet meer passen, want ik lijk de visie niet te onderschrijven of me daarvan in ieder geval een heel verkeerd beeld te hebben gevormd.

Wanneer je een visie of een stelling bestudeert, moet je je afvragen hoe letterlijk je een formulering moet nemen en welke ideeën eraan ten grondslag liggen. En ook: kijk je naar de letter of naar de geest? Is de tekst voor meerderlei uitleg vatbaar? Als mij wordt gevraagd (zoals in een vragenlijst van het bevolkingsonderzoek LifeLines gebeurde): “Hebt u wel eens pijn aan uw been gehad?”, dan kan ik die vraag strikt gezien niet met ‘nee’ beantwoorden. Je hoeft maar een keer flink uitsloverig te sporten en stevige spierpijn op te lopen, of het antwoord is al ‘ja’. Toch was dat niet wat ze in deze vragenlijst wilden weten, maar in feite was ‘ja’ wel het enige goede antwoord.

Of ik inderdaad de visie niet (volledig) onderschrijf, wilde ik onderzoeken door een bespreking ervan deze week, maar ik heb besloten daar (in ieder geval voorlopig) van af te zien.
De hele toestand heeft me zeer aangegrepen en heeft me veel stof tot nadenken gegeven en ik ben nog niet ‘uitgedacht’. Ik heb allerlei dingen overwogen, ik heb diverse teksten gelezen en er dingen in opgemerkt, ik heb tekst(suggesties) ontvangen die ik nog niet heb doorgenomen en ik heb gesprekken gevoerd met een filosoof, aankomend juristen, vakgenoten en mensen zonder specifieke link met dit onderwerp. Aan de hand van dat alles ben ik nog doende mijn eigen visie erop verder uit te denken. Bovendien heb ik op dit moment geen ruimte voor een vervolg van de emotionele discussie, want die gaat te zeer ten koste van andere zaken waaraan ik aandacht moet of wil besteden. Verder bestaat de kans dat ik nog met een paar mensen in gesprek ga om te kijken waar de verschillen van opvatting zitten en ook daarom wil ik er nu niet nader op ingaan, hoewel dit onderwerp wat mij betreft zeker op de agenda mag blijven.

Voor nu laat ik het dus hierbij . Mocht ik aanleiding zien om het onderwerp opnieuw aan de orde te laten komen in een blog (een deel van mijn visie op de visie heb ik namelijk al geschreven), dan merken jullie het wel.

Tot slot een aantal citaten uit deze TED-talk van Margaret Heffernan, getiteld ‘Dare to Disagree’:

“He actively sought disconfirmation, different ways of looking at her data, in order to disprove her. He saw his job as creating conflict around her theories, because it was only by not being able to prove that she was wrong, that he could give her the confidence she needed to know that she was right.
It’s a fantastic model of collaboration: thinking partners who aren’t echo chambers. I wonder how many of us have or dare to have such collaborators?
(...)
[These two people] saw their conflict as thinking. So what does that kind of constructive conflict require? First of all, it requires us to find people who are very different from ourselves. That means we have to resist the neurobiological drive, which means that we really prefer people who are mostly like ourselves, and it means we have to seek out people with different backgrounds, different disciplines, different ways of thinking and different experience and find ways to engage with them. That requires a lot of patience and a lot of energy. (...) That’s a kind of love, because you simply won’t commit that amount of time and energy if you don’t really care. And it also means we have to be prepared to change our minds.
(...)
[Every time the researcher went head to head with someone, it made her think and think and think again.]
“My mother didn’t enjoy a fight, but she was really good at them.”
It’s one thing to do that in a one-to-one relationship, but it strikes me that the biggest problems we face, many of the biggest disasters we’ve experienced, mostly haven’t come from individuals; they’ve come from organisations, some of them bigger than countries, many of them capable of affecting hundreds, thousands, millions of lives. So how do organisations think? Well, for the most part... they don’t. And that isn’t because they don’t want to; it’s really because they can’t. And they can’t, because the people inside of them are too afraid of conflict.
(...)
It means that people like many of us who have run organisations and gone out of our way to try to find the very best people we can, mostly fail to get the best out of them. So how do we develop the skills we need, because it does take skill and practice, too. If we aren’t going to be afraid of conflict, we have to see it as thinking and then we have to get really good at it.
(...)
[About someone trying to solve a problem leaving the organisation and finding allies elsewhere:)
Yes, there was a lot of conflict and debate and argument, but that allowed everyone around the table to be creative and to solve the problem.
(...)
Like almost all whistle blowers, he wasn’t a crank. He was passionately devoted to the organisation and the higher purposes that organisation served. He had been so afraid of conflict, until finally he became more afraid of the silence. When he dared to speak, he discovered much more inside himself and much more give in the system than he had ever imagined.
(...)
So how do we have these conversations more easily and more often?
(...)
What matters [in that system] is that PhD-candidates in Delft are willing and able to stand up to authority. I think it’s a fantastic system, but I think leaving it to PhD candidates is far too few people and way too late in life. We need to teach these skills to kids and adults at every stage of their development if we want to have thinking organisations and a thinking society. The fact is that most of the biggest catastrophes we’ve witnessed, rarely come from information that is secret or hidden. It comes from information that is freely available and out there, but that we are wilfully blind to because we can’t handle, don’t want to handle the conflict that it provokes. But when we dare to break that silence or when we dare to see and we create conflict, we enable ourselves and the people around us to do our very best thinking. Open information is fantastic, open networks are essential, but the truth won’t set us free until we develop the skills and the habit and the talent and the moral courage to use it. Openness isn’t the end, it’s the beginning.”

Ik wens iedereen veel wijsheid bij het beschermen van de belangen van de nieuwe generatie!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten