woensdag 17 september 2014

Kracht baren

We vallen tijdens de colleges van het ene in het andere onderwerp dat raakvlakken heeft met het lactatiekundige vak. Ik begon bij de VBN ooit bij het belang van borstvoeding, puur om het voeden, maar zijsporen werden hoofdlijnen. Meer en meer ging ik borstvoeding zien als een wezenlijk onderdeel van een veel groter geheel: van vrouwzijn, van moederschap, van ouder-kindrelaties, van zelfvertrouwen, van empathie en daarmee van ethisch bewustzijn… en zodoende dus ook van de manier waarop de samenleving eruit ziet. Dat zijn grote stappen en soms lijken ze vergezocht voor wie die link nog niet zo specifiek legde, maar ik heb er een diep vertrouwen in dat deze relatie bestaat. Mijn uitdaging wordt nu om dat idee in te passen in alles wat ik de komende jaren ga leren.

Daarvoor blijft het contact met moeders en hun baby’s van groot belang. Vorige week zag ik een moeder met haar kindje van een paar maanden. Ze is met haar gezin op zomerverlof en keert binnenkort terug naar haar tijdelijke thuisbasis in Zuidoost-Azië. Ze had daar tot haar spijt tijdens de bevalling en in de kraamperiode niet de zorg gekregen waarop ze had gehoopt.
Nu was ze hier, maar ook de voorbije maand in Nederland was verwarrend voor haar geweest. Ze had allerlei boodschappen gekregen over de zorg voor haar kindje die strijdig waren met haar diepe gevoel over wat goed was voor hen samen. Dat is altijd lastig voor me. Als ook ik nog weer andere dingen ga zeggen… raakt ze dan nog meer verward of helpen die haar om weer dichter bij haar gevoel te komen?

We spraken uitgebreid over haar emoties, over haar eigen waardering voor de dingen die ze nu deed (en haar frustratie over alle dingen die ze niet deed en waarvan ze vond dat ze ze wél zou moeten doen). Toen ik zei dat wat ze nu doet voor haar kindje, immens belangrijk is en dat er voor haar baby op de hele wereld geen belangrijker mens is dan zij, kwamen voor de zoveelste keer de tranen. Ik zal eerlijk bekennen dat ze dan bij mij ook hoog zitten, die tranen. Wat is het toch een toestand, dat vrouwen door hoe onze samenleving functioneert, zozeer het gevoel hebben dat wat ze voor hun kind doen, niet in verhouding staat tot wat ze deden toen ze in een betaalde baan zaten.
Waar begint de vorming van burgers? Waar wordt voor een wezenlijk deel bepaald hoe empathisch en geduldig en blijmoedig we als mens in het leven staan? Waar ligt de basis voor onze lichamelijke en geestelijke gezondheid? In die eerste levensjaren! De zorg van onze moeder (in haar armen bij haar aan de borst) en van onze vader en andere primaire en secundaire hechtingsfiguren legt het fundament onder hoe we de komende tachtig, negentig jaar gaan functioneren. Het is te gek voor woorden dat daarvoor zo weinig aandacht is.

Deze dagen las ik voor mijn studie een artikel over de ongelijkheid tussen man en vrouw en hoe dat verschijnsel een universeel principe is: het komt in iedere samenleving ter wereld voor. Uiteraard krijgt die ongelijkheid overal op een andere manier vorm, maar ze bestaat, of het nu gaat om ongelijke beloning van gelijke arbeid of om de ‘onreinheid’ bij menstruatie, de uitsluiting van deelname aan rituelen of het gedwongen huwelijk.
In Sherry Ortners artikel ‘Is Female to Male as Nature Is to Culture?’ komen deze aspecten voorbij, net als een aantal ideeën van Simone de Beauvoir. Deze beroemde (kinderloze!) schrijfster en filosofe, levensgezel van Jean-Paul Sartre en boegbeeld van het feminisme, wordt aangehaald met citaten die bij mij de indruk wekken dat zij en ik een totaal andere definitie van ‘feminisme’ hanteren. Er klinkt in mijn beleving een pijnlijke verbittering in door.

Wat moeten we denken van het volgende: “She [Simone de Beauvoir, MVK] points out that many major areas and processes of the woman’s body serve no apparent function for the health and stability of the individual woman (…). The breasts are irrelevant to personal health; they may be excised at any time of a woman’s life. (…) the woman is adapted to the needs of the egg rather than to her own requirements.” (pagina 74)
Wel, wel. En wat zijn dan ‘her own requirements’, zo vroeg ik mij af. En als we stellen dat een vrouw wordt overheerst door haar fysiologie, hoe zit dat dan bij de man…? Hoe nuttig is zijn baard? Hoe zinvol is het feit dat hij een penis heeft (als we voortplanting even helemaal uit de vergelijking wegknippen)? En waartoe dient zijn testosteronniveau, dat via haantjesgedrag zoveel ellende aanricht in de wereld?
Anders geformuleerd: is de manier waarop we kijken naar de ‘waarde’ van man en vrouw niet een sociaal construct in zichzelf, dat in stand wordt gehouden als de vrouwelijke reproductie door gezaghebbende schrijvers, denkers en beleidsmakers als zo minderwaardig wordt afgeschilderd?

Ook kinderen komen er niet zo goed van af; in Ortners woorden: “Infants are barely human and utterly unsocialized; like animals they do not walk upright, they excrete without control, they do not speak. Even slightly older children are clearly not yet fully under the sway of culture; they do not yet understand social duties, responsibilities, and morals, their vocabulary and their range of learned skills is small.” (pagina 78)
Ik weet niet eens waar te beginnen met mijn vraagtekens. Kinderen wordt zo tekortgedaan met een dergelijke beschrijving. Het creëert een denkpatroon over kinderen dat volstrekt strijdig is met de liefdevolle benadering die onmisbaar is voor de zorg die ze nodig hebben om tot gezonde, invoelende volwassenen uit te groeien.
Gelukkig zitten er ook wel wat meer genuanceerde passages in het artikel, bijvoorbeeld daar waar er iets wordt gezegd over de rol van vrouwen als moeders jegens hun kinderen: “(…) woman (…) is in fact the primary agent of their socialization. It is she who transforms the newborn infant (…) into a cultured human (…) in order to be a bonafide member of the culture.” (pagina 79-80; de formulering wijkt iets af van de versie die ik zelf heb gelezen)
En ook dit is belangrijk: “[woman] is half of the human race, without whose cooperation the whole enterprise would collapse.” (pagina 76)

En zo is het. Het lijkt dan ook tijd dat het universele beeld wordt bijgesteld en dat we als mondiale samenleving beter gaan zien hoe belangrijk liefdevolle zorg voor onze kleinsten is. We weten tegenwoordig meer over de invloed van de vroege levensfase dan in de tijd van De Beauvoir en van (dit artikel van) Ortner en deze kennis hoort onderdeel te zijn van voorlichting en begeleiding.
De moeder die ik zag, mag gewoon de tijd nemen om te groeien in die (letterlijk en figuurlijk) voedende rol die ze bij de geboorte van haar kind heeft gekregen. Bij gelukkige, gezonde, verantwoordelijke kinderen vaart iedereen wel!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten